Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken, van 12 juli 1990, directoraat-generaal
Openbaar Bestuur, nr. IBI 88/33/U55;
Overwegende, dat het gewenst is nadere regels te
stellen omtrent de naheffingsaanslag, het aanbrengen en
verwijderen van de wielklem alsmede omtrent het wegslepen en
in bewaring stellen van een voertuig met betrekking tot de
gemeentelijke parkeerbelastingen;
Gelet op de artikelen
283a, zevende lid, en
283b, dertiende en
vijftiende lid, van de gemeentewet;
Gezien het advies van de Raad voor de
gemeentefinanciën (advies van 27 april 1990, nr. 63948 RGF 1/187);
De Raad van State gehoord (advies van 6 november
1990, nr. W04.90.0361);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken van 14 november 1990,
directoraat-generaal Openbaar Bestuur, nr. IBI 88/33/U 61;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
{Begripsbepalingen}
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
a.wet: de Gemeentewet;
b.wielklem: het in artikel 235, eerste lid, van de wet
bedoelde mechanisch hulpmiddel waardoor wordt verhinderd
dat het voertuig wordt weggereden;
c.bewaringsregister: het in artikel 235, zesde lid, van de
wet bedoelde register;
d.bewaarder: de in artikel 231, tweede lid,
onderdeel b, van de Gemeentewet
bedoelde gemeenteambtenaar.
Artikel 1a
{Inwerkingstellen van parkeermeter/-automaat}
1.
De voorschriften van het college van burgemeester en
wethouders bedoeld in artikel 234, tweede lid, onder a,
van de wet kunnen inhouden dat het in
werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat
uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden. Het
college gaat daartoe slechts over indien de
belastingplichtigen voldoende praktische middelen voor de
voldoening op aangifte ten dienste staan.
2.
In de situatie, bedoeld in het eerste lid, zal de
belastingplichtige voor de voldoening op aangifte tenminste
moeten kunnen kiezen tussen een rekening-gebonden chipkaart
en een niet-rekening gebonden chipkaart met landelijke
dekking. Voorts dienen in de lokale situatie voldoende
oplaad- en verkooppunten beschikbaar te zijn.
Artikel 2
{Kosten t.z.v. opleggen naheffingsaanslag}
1.
De gemeentelijke kosten ter zake van het opleggen van een
naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 234, vierde lid,
van de wet kunnen ten hoogste bestaan uit de volgende
componenten, voor zover deze rechtstreeks voortvloeien uit
de inning van niet betaalde parkeerbelastingen:
a.vaste informatieverwerkingskosten;
b.variabele informatieverwerkingskosten;
c.kosten van afschrijving;
d.kosten van interest;
e.personeelskosten;
f.overheadkosten, welke ten hoogste 50% van de
personeelskosten mogen bedragen.
2.
Op basis van een raming van het jaarlijkse totaal van deze
kosten stelt de raad, in verhouding tot het geraamde
jaarlijkse aantal aaneengesloten parkeerperioden binnen een
kalenderdag waarover wordt nageheven, het bedrag vast dat
per nageheven aaneengesloten parkeerperiode binnen een
kalenderdag aan de belastingschuldige in rekening wordt gebracht.
Artikel 3
{Maximum voor overbrenging}
1.
Het bedrag, bedoeld in artikel 2, tweede lid, bedraagt met
ingang van 1 januari 1999 ten hoogste € 41 per 1 januari 2019: € 62,70.
2.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
past jaarlijks het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan
overeenkomstig de procentuele wijziging die de consumentenprijsindex over de maand april
van het lopende kalenderjaar heeft ondergaan ten opzichte
van dit prijsindexcijfer over de maand april van het daaraan
voorafgaande jaar. De uitkomst van die berekening wordt afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van 10 eurocent. Het aldus berekende bedrag
wordt door Onze voornoemde Minister voor 1 september in de
Staatscourant bekend gemaakt en geldt voor het daarop
volgende kalenderjaar.
3.
Onder de consumentenprijsindex wordt
verstaan de consumentenprijsindexcijfer
reeks: Alle Huishoudens, totaal, op meest recente tijdsbasis, zoals dat wordt berekend door het Centraal
Bureau voor de Statistiek en gepubliceerd in het Statistisch
bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Artikel 4
{Wielklem/wegslepen}
Het college van burgemeester en wethouders geeft met
inachtneming van dit besluit regels omtrent de wijze waarop het
aanbrengen en verwijderen van een wielklem ingevolge artikel
235, eerste lid, van de wet en de overbrenging en bewaring van
voertuigen ingevolge artikel 235, vijfde lid, van de wet in de
gemeente geschiedt alsmede omtrent hetgeen verder voor de
uitvoering van dat artikel noodzakelijk is.
Artikel 5
{Wielklemkosten}
1.
De gemeentelijke kosten ter zake van het aanbrengen en
verwijderen van een wielklem aan een voertuig kunnen ten
hoogste bestaan uit de volgende componenten, voor zover deze
rechtstreeks voortvloeien uit de inning van niet betaalde
parkeergelden:
a.kosten van afschrijving, huur en onderhoud;
b.personele en materiële kosten;
c.overheadkosten, welke ten hoogste 50% van de
personeelskosten mogen bedragen;
d.kosten van interest;
e.kosten van verzekering ter dekking van de
aansprakelijkheid voor schade als bedoeld in artikel
235, zestiende lid, van de wet.
2.
Op basis van een raming van het jaarlijkse totaal van deze
kosten stelt de raad, in verhouding tot het geraamde
jaarlijkse aantal aangebrachte wielklemmen, het bedrag vast
dat per aanbrenging en verwijdering aan de
belastingschuldige in rekening wordt gebracht.
3.
Voor zover het aanbrengen en verwijderen van een wielklem
aan een voertuig geschiedt op andere wijze dan in eigen
beheer, bedragen de gemeentelijke kosten daar voor ten
hoogste de door degene die het aanbrengen c.q. verwijderen
van een wielklem in opdracht van de in artikel 231, tweede lid,
onderdeel b, van de Gemeentewet
bedoelde gemeenteambtenaar verricht ter zake daarvan in
rekening gebrachte kosten.
Artikel 6
{Inhoud proces-verbaal bewaring voertuig}
Bij het in bewaring stellen van een voertuig wordt aan degene
die met de feitelijke bewaring is belast een proces-verbaal als
bedoeld in artikel 235, vijfde lid, van de wet afgegeven van de
ambtenaar die tot het overbrengen en in bewaring stellen van dat
voertuig is overgegaan. Dit proces-verbaal bevat:
a.een summiere omschrijving van het in bewaring te stellen
voertuig; indien het een kentekenplichtig motorrijtuig
betreft, houdt deze omschrijving in ieder geval in de
vermelding van het merk, de type-aanduiding en het
kenteken van dat motorrijtuig;
b.een opgave van de plaats vanwaar het voertuig is
verwijderd en de datum en het tijdstip waarop de
verwijdering heeft plaatsgevonden;
c.een nauwkeurige beschrijving van de staat waarin het
voertuig zich bevond voordat tot verwijdering werd
overgegaan alsmede een summiere opsomming van de zich
eventueel in het voertuig bevindende losse voorwerpen.
Artikel 7
{Bewaringsregister}
1.
In het bewaringsregister worden zo spoedig mogelijk na het
in bewaring stellen ten minste opgenomen:
a.het proces-verbaal, bedoeld in artikel 235, vijfde
lid, van de wet;
b.een nauwkeurige omschrijving van de staat van het in
bewaring gestelde voertuig;
c.de datum en het tijdstip van het in bewaring stellen.
2.
Indien de bewaring niet door de gemeente in eigen beheer
geschiedt, doet degene die met de feitelijke bewaring is
belast de in het eerste lid bedoelde gegevens en bescheiden
na het in bewaring stellen onverwijld aan de bewaarder
toekomen ter opneming in het bewaringsregister.
Artikel 8
Zodra zulks na het in bewaring stellen van het voertuig mogelijk
is, worden in het bewaringsregister tevens opgenomen:
a.ingeval het een kentekenplichtig motorrijtuig betreft de
tenaamstelling van het kenteken;
b.ingeval het andere voertuigen betreft de naam van de
eigenaar of houder indien deze bekend is.
Artikel 9
{Teruggave}
Indien het voertuig overeenkomstig artikel 235, achtste lid, van
de wet wordt teruggegeven aan de rechthebbende, worden in het
bewaringsregister tevens opgenomen:
a.de datum en het tijdstip waarop het voertuig is afgehaald;
b.de naam en het adres van degene die het voertuig heeft
afgehaald alsmede gegevens waaruit blijkt dat deze tot
het afhalen van het voertuig gerechtigd was;
c.de bedragen van de naheffingsaanslag, van de voor het
aanbrengen en verwijderen van de wielklem verschuldigde
kosten en van de voor het overbrengen en bewaren van het
voertuig verschuldigde kosten die bij het afhalen van
het voertuig zijn voldaan.
Artikel 10
{Kennisgeving van bewaring}
Indien het voertuig binnen 48 uren na het in bewaring stellen
niet is afgehaald, worden behalve de in de artikelen 7 en 8 van
dit besluit bedoelde gegevens, in het bewaringsregister tevens
opgenomen de datum waarop de kennisgeving, bedoeld in artikel
235, negende lid, van de wet, is uitgegaan en de naam en het
adres van degene aan wie die kennisgeving is verzonden.
Artikel 11
{Verkoop/vernietiging}
Ingeval van toepassing van artikel 235, elfde lid, van de wet
worden in het bewaringsregister tevens opgenomen:
a.de datum en het tijdstip van de verkoop, de
eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging;
b.ingeval van verkoop de opbrengst van die verkoop, de
naam en het adres van de koper, het eventuele batige
saldo van die verkoop, bedoeld in artikel 235, twaalfde
lid, van de wet, de naam en het adres van degene aan wie
het eventuele batige saldo is uitgekeerd alsmede
gegevens waaruit blijkt dat deze tot het in ontvangst
nemen van dat eventuele batige saldo gerechtigd was;
c.ingeval van eigendomsoverdracht om niet de naam en het
adres van degene aan wie het voertuig om niet in
eigendom is overgedragen;
d.ingeval van vernietiging de waarde van het voertuig,
bedoeld in artikel 17 van dit besluit.
Artikel 12
{Bewaarplicht}
De in het bewaringsregister opgenomen gegevens blijven daarin
bewaard gedurende vijf jaren na de laatste dag van het
kalenderjaar waarin het voertuig overeenkomstig artikel 235,
achtste lid, van de wet door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b,
van de Gemeentewet bedoelde
gemeenteambtenaar aan de rechthebbende is teruggegeven, dan wel
overeenkomstig artikel 235, elfde lid, van de wet door de in
artikel 231, tweede lid, onderdeel b,
van de Gemeentewet bedoelde
gemeenteambtenaar is verkocht, om niet aan een derde in eigendom
overgedragen of vernietigd.
Artikel 13
{Inlichtingenverstrekking}
De bewaarder verstrekt aan de betrokken autoriteiten en aan
belanghebbenden desgevraagd de benodigde inlichtingen uit het bewaringsregister.
Artikel 14
{Wegsleepkosten (bewaring)}
1.
De gemeentelijke kosten van overbrenging en bewaring van een
voertuig kunnen ten hoogste bestaan uit de volgende
componenten, voor zover deze rechtstreeks voortvloeien uit
de inning van niet betaalde parkeerbelastingen:
a.kosten van afschrijving, huur en onderhoud;
b.personele en materiële kosten;
c.overheadkosten, welke ten hoogste 50% van de
personeelskosten mogen bedragen;
d.kosten van interest;
e.kosten van verzekering ter dekking van de
aansprakelijkheid voor schade als bedoeld in artikel
235, zestiende lid, van de wet;
f.ingeval van toepassing van artikel 235, negende lid,
van de wet de personele en materiële kosten,
verbonden aan het doen uitgaan van de kennisgeving,
waaronder begrepen de kosten van opsporing van
degene aan wie de kennisgeving dient te worden verzonden;
g.ingeval van toepassing van artikel 235, elfde lid,
van de wet de personele en materiële kosten van
verkoop, eigendomsoverdracht om niet of
vernietiging, waaronder begrepen de kosten van
taxatie van het voertuig.
2.
Voor zover de overbrenging en bewaring op andere wijze dan
in eigen beheer geschieden, bedragen de gemeentelijke kosten
daar voor ten hoogste de door degene die de overbrenging
c.q. bewaring in opdracht van de in artikel 231, tweede lid,
onderdeel b, van de Gemeentewet
bedoelde gemeenteambtenaar verricht, ter zake daarvan in
rekening gebrachte kosten.
Artikel 15
{Overbrenging in eigen beheer}
1.
Indien de overbrenging door de gemeente in eigen beheer
geschiedt, wordt voor de vaststelling van de voor het
overbrengen verschuldigde vergoeding uitgegaan van een door
de raad vastgesteld basistarief per overbrenging, waarvan de
hoogte is gerelateerd aan de dag van de week en het tijdstip
van de dag waarop de overbrenging plaatsvindt, de tijdsduur
van de overbrenging en het in het kader van de overbrenging
gereden aantal kilometers.
2.
Indien de bewaring door de gemeente in eigen beheer
geschiedt, wordt voor de vaststelling van de voor het
bewaren verschuldigde vergoeding uitgegaan van een door de
raad vastgesteld tarief per etmaal. Indien de
bewaringsperiode een gedeelte van een etmaal bedraagt, dan
wel indien de bewaringsperiode mede een gedeelte van een
etmaal omvat, wordt voor dat gedeelte van een etmaal het
tarief naar evenredigheid verminderd.
Artikel 16
{Verkoop van voertuig}
Ingeval van toepassing van de in artikel 235, elfde lid, van de
wet vervatte bevoegdheid tot verkoop van een in bewaring gesteld
voertuig wordt van de voor verkoop in aanmerking komende
voertuigen een verkooplijst gemaakt. De verkoop geschiedt bij
wege van inschrijving.
Artikel 17
{Vernietiging van voertuig}
Indien de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b,
van de Gemeentewet bedoelde
gemeenteambtenaar overeenkomstig artikel 235, elfde lid, van de
wet besluit dat een in bewaring gesteld voertuig zal worden
vernietigd, vindt de vernietiging niet plaats dan nadat door een
beëdigd taxateur een taxatierapport met betrekking tot de waarde
van dat voertuig is opgemaakt.
Artikel 18
{Inwerkingtreding}
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip.
Artikel 19
{Citeertitel}
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende
nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
’s-Gravenhage
22 november 1990
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
D. IJ. W. de Graaff-Nauta
de elfde december 1990
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin