Wet openbaarheid van bestuur
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen,
saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het,
mede gelet op artikel 110 van de
Grondwet, met het oog op een goede en
democratische bestuursvoering wenselijk is gebleken de
regelen met betrekking tot de openheid en openbaarheid van
bestuur aan te passen en deze zoveel mogelijk in de wet op
te nemen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I Definities
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
a.document: een bij een bestuursorgaan berustend
schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat;
b.bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die
betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan,
daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan;
c.intern beraad: het beraad over een bestuurlijke
aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen
een kring van bestuursorganen in het kader van de
gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid;
d.niet-ambtelijke adviescommissie: een van overheidswege
ingestelde instantie, met als taak het adviseren van een
of meer bestuursorganen en waarvan geen ambtenaren lid
zijn, die het bestuursorgaan waaronder zij ressorteren
adviseren over de onderwerpen die aan de instantie zijn
voorgelegd. Ambtenaren, die secretaris of adviserend lid
zijn van een adviesinstantie, worden voor de toepassing
van deze bepaling niet als leden daarvan beschouwd;
e.ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie: een
instantie, met als taak het adviseren van één of meer
bestuursorganen, die geheel of gedeeltelijk is
samengesteld uit ambtenaren, tot wier functie behoort
het adviseren van het bestuursorgaan waaronder zij
ressorteren over de onderwerpen die aan de instantie
zijn voorgelegd;
f.persoonlijke beleidsopvatting: een opvatting, voorstel,
aanbeveling of conclusie van een of meer personen over
een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen
aangevoerde argumenten;
g.milieu-informatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a
van de Wet milieubeheer.
Artikel 1a
{Toepassing}
1.
Deze wet is van toepassing op de volgende bestuursorganen:
a.Onze Ministers;
b.de bestuursorganen van provincies, gemeenten, waterschappen en
publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie;
c.bestuursorganen die onder de verantwoordelijkheid van
de onder a en
b genoemde organen werkzaam zijn;
d.andere bestuursorganen, voor zover niet bij algemene maatregel van
bestuur uitgezonderd.
2.
In afwijking van het eerste lid, onder d, is deze wet op de krachtens
die bepaling uitgezonderde bestuursorganen van toepassing voorzover het gaat
om het verstrekken van milieu-informatie.
Hoofdstuk II Openbaarheid
Artikel 2
{Wettelijk vooronderstelde openbaarheid van overheidsinformatie}
1. Een bestuursorgaan verstrekt bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd
het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij
uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
2. Het
bestuursorgaan draagt er zo veel mogelijk zorg voor dat de informatie
die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en
vergelijkbaar
is.
Hoofdstuk III Informatie op verzoek
Artikel 3
{Informatie op verzoek}
1.
Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in
documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot
een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een
bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
{Vermelding bestuurlijke aangelegenheid}
2.
De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de bestuurlijke
aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document,
waarover hij informatie wenst te ontvangen.
3.
De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
4.
Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan
de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem
daarbij behulpzaam.
5.
Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met
inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en
11.
Artikel 4
{Verwijzing naar ander bestuursorgaan}
Indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten
die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het
verzoek is ingediend, wordt de verzoeker zo nodig naar dat
orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt
het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
Artikel 5
{Verzoek om informatie}
1.
De beslissing op een verzoek om informatie wordt mondeling
of schriftelijk genomen.
2.
Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een schriftelijk
verzoek om informatie vindt schriftelijk plaats. In geval
van een mondeling verzoek vindt een afwijzing schriftelijk
plaats, indien de verzoeker daarom vraagt. De verzoeker
wordt op deze mogelijkheid gewezen.
3.
De beslissing wordt eveneens schriftelijk genomen indien
het verzoek om informatie een derde betreft en deze daarom
heeft verzocht. In dat geval wordt tevens aan de derde de op
hem betrekking hebbende informatie toegezonden.
Artikel 6
{Termijnen van beslissen}
1.
Het
bestuursorgaan beslist op het verzoek om informatie zo spoedig
mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die
waarop het verzoek is ontvangen.
2.
Het
bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen.
Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn
schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.
3.
Onverminderd
artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de termijn voor
het geven van een beschikking opgeschort gerekend vanaf de dag na die
waarop het bestuursorgaan de verzoeker meedeelt dat toepassing is
gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, tot de dag
waarop door de belanghebbende of belanghebbenden een zienswijze naar
voren is gebracht of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is
verstreken.
4.
Indien de
opschorting, bedoeld in het derde lid, eindigt, doet het bestuursorgaan
daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan de verzoeker, onder
vermelding van de termijn binnen welke de beschikking alsnog moet
worden gegeven.
5.
Indien
het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken, wordt de
informatie verstrekt tegelijk met de bekendmaking van het besluit,
tenzij naar verwachting een belanghebbende bezwaar daar tegen heeft, in
welk geval de informatie niet eerder wordt verstrekt dan twee weken
nadat de beslissing is bekendgemaakt.
{Milieu-informatie}
6.
Voor
zover het verzoek betrekking heeft op het verstrekken van
milieu-informatie:
a.bedraagt
de uiterste beslistermijn in afwijking van het eerste lid twee weken
indien het bestuursorgaan voornemens is de milieu-informatie te
verstrekken terwijl naar verwachting een belanghebbende daar bezwaar
tegen heeft;
b.kan de
beslissing slechts worden verdaagd op grond van het tweede lid, indien
de omvang of de gecompliceerdheid van de milieu-informatie een
verlenging
rechtvaardigt;
c.zijn
het derde en vierde lid niet van
toepassing.
Artikel 7
{Wijze van informatieverstrekking}
1.
Het bestuursorgaan verstrekt de informatie met betrekking
tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a.kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan
in andere vorm te verstrekken,
b.kennisneming van de inhoud toe te staan,
c.een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te
geven, of
d.inlichtingen daaruit te verschaffen.
{Voorkeur verzoeker}
2.
Het bestuursorgaan verstrekt de informatie in de door de verzoeker verzochte
vorm, tenzij:
a.het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd
kan worden;
b.de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk
toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar
is.
3. Indien het verzoek betrekking heeft op
milieu-informatie als bedoeld in artikel 19.1a, eerste lid, onder b,
van de Wet milieubeheer, verstrekt het bestuursorgaan, zo nodig, en
indien deze informatie voorhanden is, tevens informatie over de
methoden die zijn gebruikt bij het samenstellen van eerstbedoelde
informatie.
Hoofdstuk IV Informatie uit eigen beweging
Artikel 8
{Informatie uit eigen beweging/voorlichting}
1.
Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, verschaft
uit eigen beweging informatie over het beleid, de
voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, zodra dat
in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering.
2.
Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de informatie
wordt verschaft in begrijpelijke vorm, op zodanige wijze,
dat belanghebbende en belangstellende burgers zoveel
mogelijk worden bereikt en op zodanige tijdstippen, dat deze
hun inzichten tijdig ter kennis van het bestuursorgaan
kunnen brengen.
Artikel 9
{Openbaarheid van adviezen van niet-ambtelijke adviescommissies}
1.
Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat draagt zorg
voor het openbaar maken, zo nodig en mogelijk met
toelichting, van door niet-ambtelijke adviescommissies aan
het orgaan uitgebrachte adviezen met het oog op het te
vormen beleid, tezamen met de door het orgaan aan de
commissies voorgelegde adviesaanvragen en voorstellen.
2.
Uiterlijk binnen vier weken nadat de adviezen zijn
ontvangen heeft openbaarmaking plaats en wordt daarvan
mededeling gedaan in de Staatscourant of een andere vanwege de
overheid algemeen verkrijgbaar gestelde periodiek. Van een
gehele of gedeeltelijke niet-openbaarmaking wordt op gelijke
wijze mededeling gedaan.
3.
De in het eerste lid bedoelde stukken kunnen worden
openbaar gemaakt door deze:
a.op te nemen in een algemeen verkrijgbare uitgave,
b.afzonderlijk uit te geven en algemeen verkrijgbaar
te stellen, of
c.ter inzage te leggen, in kopie te verstrekken of uit
te lenen.
Hoofdstuk V Uitzonderingsgronden en beperkingen
Artikel 10
{Geen informatieverstrekking, uitzonderingsgronden}
1.
Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft
achterwege voor zover dit:
a.de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b.de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c.bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door
natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk
aan de overheid zijn meegedeeld;
d.persoonsgegevens betreft als bedoeld in
de artikelen 9, 10 en 87 van de Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de
verstrekking kennelijk geen inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer maakt.
{Relatieve uitzonderingsgronden}
2.
Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft
eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet
opweegt tegen de volgende belangen:
a.de betrekkingen van Nederland met andere staten en
met internationale organisaties;
b.de economische of financiële belangen van de Staat,
de andere publiekrechtelijke lichamen of de in
artikel 1a, onder c en
d, bedoelde bestuursorganen;
c.de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d.inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e.de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f.het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als
eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
g.het voorkomen van onevenredige bevoordeling of
benadeling van bij de aangelegenheid betrokken
natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
3.
Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de
betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking.
{Milieu-informatie}
4.
Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef
en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van
toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft
op emissies in het milieu.
Voorts blijft in afwijking van het
eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie
uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt
tegen het daar genoemde belang.
5.
Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het
verstrekken van milieu-informatie voor zover deze
handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.
6.
Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken
van milieu-informatie.
7.
Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens
achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a.de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
b.de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.
8.
Voorzover het
vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het
toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in
aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies
in het milieu.
Artikel 11
{Beperkingen van de openbaarheid}
1.
In geval van een verzoek om informatie uit documenten,
opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen
informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2.
Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een
goede en democratische bestuursvoering informatie worden
verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien
degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter
heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in
tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3.
Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd
samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van
informatie over de daarin opgenomen persoonlijke
beleidsopvattingen plaatsvinden, indien het voornemen
daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat
aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun
werkzaamheden kenbaar is gemaakt.
4.
In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang
van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen
het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen
kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid,
tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk V-A Vervallen
Artikel 11a
Vervallen
Artikel 11b
Vervallen
Artikel 11c
Vervallen
Artikel 11d
Vervallen
Artikel 11e
Vervallen
Artikel 11f
Vervallen
Artikel 11g
Vervallen
Artikel 11h
Vervallen
Artikel 11i
Vervallen
Hoofdstuk VI Overige bepalingen
Artikel 12
{Nadere regeling van de kosten}
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor de
centrale overheid regels worden gesteld met betrekking tot in
rekening te brengen vergoedingen voor het ingevolge een verzoek
om informatie vervaardigen van kopieën van documenten en
uittreksels of samenvattingen van de inhoud daarvan.
Artikel 13
Vervallen
Artikel 14
{Nadere uitvoeringsregelingen}
Nadere regels omtrent de uitvoering van het bij of krachtens
deze wet bepaalde kunnen worden gesteld:
a.voor de centrale overheid bij of krachtens een besluit
van Onze Minister-President in overeenstemming met het
gevoelen van de ministerraad;
b.voor de provincies, gemeenten, waterschappen en de
andere in artikel 1a, onder c en
d, bedoelde bestuursorganen door hun besturen.
Artikel 15
{Uitgesloten toepassing Awb}
Paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op besluiten op grond van deze wet en op beslissingen op bezwaar tegen deze besluiten.
Artikel 15a
{Bezwaar}
1.
In afwijking van artikel 7:1, eerste lid, onderdeel f, van de Algemene wet bestuursrecht kan degene aan wie het recht is toegekend beroep bij de bestuursrechter in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet, alvorens beroep in te stellen bezwaar maken.
2.
Het bezwaarschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Artikel 6:12, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
3.
Artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in het eerste lid van dat artikel bedoelde verplichting niet geldt gedurende de periode dat het bezwaar aanhangig is.
4.
De vergoeding van kosten op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht blijft achterwege, indien:
a.de indiener van het bezwaarschrift, gelet op de omvang van het verzoek, kennelijk onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, of
b.het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.
Artikel 15b
{Gegrond beroep}
1.
In geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
2.
Indien de bestuursrechter oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een langere termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
3.
De bestuursrechter kan artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien de indiener van het beroepschrift, gelet op de omvang van het verzoek, onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over:
a.een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, of
b.verder uitstel van de beslistermijn als bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, onderdeel a of b, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.
De bestuursrechter kan eveneens artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien hij oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.
Artikel 16
Vervallen
Artikel 17
{Verslag}
Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, en Onze
Minister van Binnenlandse Zaken zenden binnen vijf jaar na het
in werking treden van deze wet aan de Staten-Generaal een
verslag over de wijze waarop zij is toegepast.
Hoofdstuk VII Wijziging van enige wetten
Artikel 18
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel 19
{RvS}
Voor adviezen, voordrachten en andere voorstellen van de Raad
van State, uitgebracht voor het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet, blijven de op de dag voor de inwerkingtreding
geldende wettelijke bepalingen van kracht.
Artikel 20
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel 21
{Toepassing Archiefwet}
Op verzoeken op grond van de Archiefwet 1962
(Stb. 1962, 313) tot raadpleging
of gebruik van vóór de inwerkingtreding van deze wet in een
archiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden blijven de voor
de inwerkingtreding van deze wet gestelde beperkingen ten
aanzien van de openbaarheid van kracht.
Artikel 22
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel 23
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel 24
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Hoofdstuk VIII Slotbepalingen
Artikel 25
De Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1978, 581) wordt ingetrokken.
Artikel 26
{Inwerkingtreding}
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip.
Artikel 27
{Citeertitel}
Deze wet kan worden aangehaald als Wet openbaarheid van bestuur.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie
zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage
31 oktober 1991
Beatrix
De Minister-President,
R. F. M. Lubbers
De Minister van Binnenlandse Zaken,
C. I. Dales
de eenendertigste december 1991
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin