Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van
Financiën van 17 maart 1989, nr. WDB89/106,
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving
Directe Belastingen;
Gelet op de artikelen 25, derde
lid, 28, tweede lid,
en 36, tweede lid, van de
Invorderingswet 1990 (Stb. 221);
De Raad van State gehoord (advies van 19 juli
1989, nr. W06.89 0153);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris
van Financiën van 18 mei 1990, nr. WDB 90/273,
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving
Directe Belastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Algemeen
Artikel 1
{Reikwijdte}
1.
Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 15, 28,
36 en 36b van de Invorderingswet 1990.
{Wet}
2.
Dit besluit verstaat hierna onder wet: de Invorderingswet 1990.
Hoofdstuk I Versnelde
tenuitvoerlegging dwangbevel
Artikel 2
{Versnelde tenuitvoerlegging dwangbevel}
Artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van
de wet vindt
toepassing:
a.met
betrekking tot een naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 9, achtste
lid, van de wet, ingeval een dwangbevel terstond na het opleggen van
die aanslag wordt
uitgevaardigd;
b.in
situaties als bedoeld in artikel 10 van de wet indien in het kader van
een actie gericht op de toepassing en handhaving van de wet of de
belastingwet, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, op de uren en dagen, bedoeld in
artikel 64, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering:
1°.bekend
wordt dat een belastingaanslag aan de belastingschuldige wordt opgelegd
ter zake waarvan terstond een dwangbevel wordt uitgevaardigd,
of
2°.een
vermogensbestanddeel van de belastingschuldige aan wie reeds een
dwangbevel is betekend, wordt
aangetroffen.
Artikel 3
Vervallen
Artikel 4
Vervallen
Artikel 5
Vervallen
Hoofdstuk II Renteberekening
Artikel 6
{Tijdvak berekening invorderingsrente}
1.
Indien
het krachtens artikel 25, vijfde of achtste lid, van de wet
verleende uitstel wordt beëindigd, wordt invorderingsrente berekend met ingang van de dag waarop zes
weken zijn verstreken na de eerste dag van het jaar volgend op het jaar
waarin zich de handeling of gebeurtenis voordoet op grond waarvan het
uitstel wordt beëindigd.
2.
Indien
het krachtens artikel 25,
negende, elfde of zeventiende tot en met negentiende
lid, van de wet
verleende uitstel wordt beëindigd, wordt invorderingsrente berekend met ingang van de dag volgende
op de dag waarop zich de omstandigheid voordoet op grond waarvan het
uitstel wordt
beëindigd.
Hoofdstuk III Meldingsregeling bestuurdersaansprakelijkheid
Artikel 7
{Termijn melding betalingsonmacht}
1.
De mededeling, bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de
wet, wordt gedaan uiterlijk twee weken na de dag waarop de
verschuldigde belasting behoorde te zijn afgedragen of voldaan
ingevolge artikel 19 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
artikel 89, tweede of derde lid, van de Wet
belastingen op milieugrondslag of artikel 21 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.
2.
In geval van betalingsonmacht ter zake van een
naheffingsaanslag die is opgelegd vanwege de omstandigheid
dat de verschuldigde belasting meer beloopt dan die welke
overeenkomstig de aangifte is dan wel had moeten worden
afgedragen of voldaan, kan, voor zover die omstandigheid
niet is te wijten aan opzet of grove schuld van het lichaam,
in afwijking van het eerste lid, de mededeling worden gedaan
uiterlijk twee weken na de vervaldag van die aanslag.
{Inhoud mededeling}
3.
Bij de mededeling wordt inzicht gegeven in de
omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de verschuldigde
belasting niet op aangifte is afgedragen of voldaan of niet
is betaald.
Artikel 7a
{Termijn melding betalingsonmacht aansprakelijkheidsschuld}
1. De mededeling bedoeld in artikel 36b, tweede
lid, in verbinding met artikel 36, tweede lid, van de wet wordt gedaan
uiterlijk twee weken na de dag waarop ingevolge de in artikel 49,
eerste lid, tweede volzin, bedoelde beschikking de
aansprakelijkheidsschuld had moeten zijn voldaan.
2. Bij de mededeling wordt inzicht gegeven in de
omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de aansprakelijkheidsschuld
niet is voldaan.
Artikel 8
{Informatieverplichting}
Het lichaam dat de mededeling, bedoeld in artikel 7 of artikel 7a, doet, is
gehouden aan de ontvanger:
a.de door deze gevraagde gegevens en inlichtingen te
verstrekken die voor de vaststelling van de oorzaak van
de betalingsonmacht, of voor de bepaling van de
financiële positie van het lichaam van belang kunnen zijn;
b.boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de
inhoud daarvan - zulks ter keuze van de ontvanger -
waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de
vaststelling van de oorzaak van de betalingsonmacht, of
voor de bepaling van de financiële positie van het
lichaam, desgevraagd voor dit doel beschikbaar te stellen.
Artikel 9
{Formele vereisten}
1.
Aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8, dient
binnen een door de ontvanger te stellen redelijke termijn te
worden voldaan.
2.
De gegevens en inlichtingen dienen duidelijk, stellig en
zonder voorbehoud te worden verstrekt, mondeling,
schriftelijk of op andere wijze, zulks ter keuze van de ontvanger.
3.
Toegelaten moet worden, dat kopieën, leesbare afdrukken of
uittreksels worden gemaakt van de voor raadpleging
beschikbaar gestelde gegevensdragers of de inhoud daarvan.
Hoofdstuk IIIa Overgangsbepaling
Artikel 9a
{Renteberekening bij beëindiging uitstel art 70b}
Artikel 6, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing ingeval zich een handeling of gebeurtenis voordoet op grond waarvan het verleende uitstel, bedoeld in artikel 70b van de wet, wordt beëindigd.
Hoofdstuk IV Inwerkingtreding en citeertitel
Artikel 10
{Inwerkingtreding}
1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 1990.
{Citeertitel}
2.
Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit
Invorderingswet 1990.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende
nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
's-Gravenhage
30 mei 1990
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën,
M. J. J. van Amelsvoort
de eenendertigste mei 1990
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin