Zorgverzekeringswet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen
te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk
is dat de gehele bevolking onder voor ieder gelijke sociale
voorwaarden verzekerd is tegen de gevolgen van behoefte aan
geneeskundige zorg;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1 Algemene bepaling
Artikel 1
{Begripsbepalingen}
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.verzekeraar: een verzekeringsonderneming als bedoeld in de richtlijn solvabiliteit II;
b.zorgverzekeraar: een verzekeraar, voor zover deze
zorgverzekeringen aanbiedt of uitvoert;
c.verzekeringnemer: een persoon die met een zorgverzekeraar een
zorgverzekering heeft gesloten;
d.zorgverzekering: een tussen een zorgverzekeraar en een
verzekeringnemer ten behoeve van een verzekeringsplichtige
gesloten schadeverzekering, die voldoet aan hetgeen daarover bij
of krachtens deze wet is geregeld, en waarvan de verzekerde
prestaties het bij of krachtens deze wet geregelde niet te boven gaan;
e.verzekeringsplichtige: degene die op grond van artikel 2
verplicht is zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of
te laten verzekeren;
f.verzekerde: degene wiens risico van behoefte aan zorg of overige diensten, als bedoeld in artikel 10, door een zorgverzekering wordt gedekt;
g.verplicht eigen risico:
een bedrag aan kosten van zorg of overige diensten als bedoeld bij of
krachtens artikel 11, dat voor rekening van de verzekerde
blijft;
h.vrijwillig eigen risico: een door de verzekeringnemer met de
zorgverzekeraar als onderdeel van de zorgverzekering
overeengekomen bedrag aan kosten van zorg of overige diensten
als bedoeld bij of krachtens artikel 11, dat de verzekerde voor
zijn rekening zal nemen;
i.zorgpolis: de akte waarin de tussen een verzekeringnemer en
een zorgverzekeraar gesloten zorgverzekering is vastgelegd;
j.modelovereenkomst: model van een
zorgverzekering, waarin een overzicht wordt gegeven van de rechten en
plichten die de verzekeringnemer, de verzekerde en de zorgverzekeraar
jegens elkaar zullen hebben indien een overeenkomst volgens het
desbetreffende model wordt
gesloten;
k.Zvw-pgb: een gemaximeerde vergoeding voor de kosten die de verzekerde maakt voor het betrekken van zorg of een andere dienst;
l.inhoudingsplichtige: de inhoudingsplichtige in de zin van de
Wet op de loonbelasting 1964 dan wel de werkgever in de zin van
de Wet financiering sociale verzekeringen;
m.instelling:
1°.een instelling in de zin van de Wet toelating zorginstellingen;
2°.een organisatorisch verband dat gevestigd is buiten het grondgebied van het Europese deel van Nederland en overeenkomstig de daar geldende wetgeving rechtmatig gezondheidszorg verstrekt als bedoeld bij en krachtens artikel 11;
n.Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
o.zorgautoriteit: de Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet
marktordening
gezondheidszorg;
p.Zorginstituut: het Zorginstituut Nederland, genoemd in artikel 58, eerste lid;
q.Zorgverzekeringsfonds: het fonds, genoemd in artikel 39;
r.richtlijn solvabiliteit II: richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335);
s.
Wlz-uitvoerder: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg;
t.loontijdvak:
het loontijdvak, bedoeld in artikel 25, eerste en vierde lid, van de
Wet op de loonbelasting 1964;
u.inspecteur: de
functionaris van de rijksbelastingdienst die als zodanig bij regeling
van Onze Minister van Financiën is
aangewezen;
v.burgerservicenummer:
het nummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene
bepalingen
burgerservicenummer;
w.premie: de
premie, bedoeld in afdeling 3.3.1;
x.bestuursrechtelijke
premie: de premie, bedoeld in de
artikelen 18d en
18e;
y.door verlettering vervallen;
z.kwaliteitsstandaard: richtlijn, module, norm, zorgstandaard dan wel organisatiebeschrijving, die:
1°.betrekking heeft op het gehele zorgproces of een deel van een zorgproces,
2°.vastlegt wat noodzakelijk is om vanuit het perspectief van de cliënt goede zorg te verlenen, en
3°.overeenkomstig artikel 66b in een openbaar register is opgenomen;
aa.
meetinstrument: een middel waarmee een indicatie kan worden verkregen van de kwaliteit van de geleverde zorg;
bb.het CAK:
het CAK, genoemd in artikel 6.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg.
Hoofdstuk 2 De plicht tot het sluiten van een zorgverzekering
Paragraaf 2.1 De verzekeringsplicht
Artikel 2
{Zorgverzekering, verzekeringsplicht}
1.
Degene die ingevolge de Wet langdurige zorg
en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is,
is verplicht zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of
te laten verzekeren tegen het in artikel 10 bedoelde risico.
2.
In afwijking van het eerste lid is niet verzekeringsplichtig:
a.de militaire ambtenaar in werkelijke dienst als bedoeld in
artikel 1, eerste
lid, onderdeel a juncto onderdeel b, van de Militaire ambtenarenwet
1931, alsmede de militair aan wie
buitengewoon verlof met behoud van militaire inkomsten is verleend;
b.de natuurlijke persoon die op grond van artikel 64, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen is
ontheven van de verplichtingen, opgelegd op grond van de Wet langdurige zorg.
3.
Degene die het gezag over een minderjarige, jonger dan
achttien jaar, uitoefent, een curator, een bewindvoerder of een
mentor als bedoeld in de titels 16, 19 of 20 van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek, zorgt ervoor dat de minderjarige
verzekeringsplichtige, dan wel de onder curatele, bewind of
mentorschap gestelde verzekeringsplichtige krachtens een
zorgverzekering verzekerd is.
Paragraaf 2.2 De acceptatieplicht
Artikel 3
{Zorgverzekeraar, acceptatieplicht}
1.
Een zorgverzekeraar is verplicht met of ten behoeve van iedere
verzekeringsplichtige die in zijn werkgebied woont alsmede met
of ten behoeve van iedere verzekeringsplichtige die in het
buitenland woont, desgevraagd een zorgverzekering te sluiten.
2.
Indien een zorgverzekeraar in een provincie verschillende
varianten van de zorgverzekering aanbiedt, kan voor iedere in
die provincie wonende verzekeringsplichtige uit alle varianten
worden gekozen.
3.
De zorgverzekeraar stelt alle varianten van de zorgverzekering
die hij in een provincie aanbiedt, in de vorm van
modelovereenkomsten ter beschikking aan personen die overwegen
ten behoeve van een in die provincie wonende
verzekeringsplichtige een zorgverzekering met die verzekeraar te
sluiten, alsmede, indien de zorgverzekeraar varianten toevoegt
of wijzigt, aan de verzekeringnemers die ten behoeve van een in
die provincie wonende verzekeringsplichtige een zorgverzekering
met hem hebben gesloten.
4. In
afwijking van het eerste lid is een zorgverzekeraar niet verplicht een
zorgverzekering te sluiten met of ten behoeve van een
verzekeringsplichtige:
a.die
reeds krachtens een zorgverzekering verzekerd is,
of
b.wiens eerdere
zorgverzekering hij of de verzekeringnemer binnen een periode van vijf
jaar, gelegen onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek tot het sluiten
van de verzekering, heeft opgezegd of ontbonden
wegens:
1°.opzettelijke
misleiding door de verzekeringnemer of de verzekerde,
of
2°.het niet
betalen van de premie, bedoeld in artikel 17, vijfde
lid.
5.
In afwijking van het tweede lid kan ten behoeve van een in het
buitenland wonende verzekeringsplichtige worden gekozen tussen
alle varianten van de zorgverzekering die een zorgverzekeraar in
Nederland aanbiedt.
6.
In afwijking van het derde lid worden degene die ten behoeve
van een in het buitenland wonende verzekeringsplichtige een
zorgverzekering wenst te sluiten alle modelovereenkomsten die de
zorgverzekeraar in Nederland hanteert ter beschikking gesteld,
en worden, indien eenmaal een zorgverzekering is gesloten, de
verzekeringnemer alle toegevoegde of gewijzigde varianten die
die zorgverzekeraar aanbiedt ter beschikking gesteld.
Artikel 4
{Zorgverzekering, aanvraag}
1.
Degene die een zorgverzekering wenst te sluiten, vermeldt bij het verzoek daartoe het burgerservicenummer van de te verzekeren persoon, indien deze persoon daarover beschikt.
2.
De zorgverzekeraar stelt, voor zover dat redelijkerwijs nodig
is voor de uitvoering van de zorgverzekering en van deze wet, de
identiteit van de te verzekeren persoon vast.
3.
De in het tweede lid bedoelde vaststelling geschiedt aan de
hand van documenten als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht, die de verzekeringnemer of de te verzekeren
persoon hem desgevraagd ter inzage geeft.
4.
De zorgverzekeraar neemt aard en nummer van de in het derde
lid bedoelde documenten in zijn administratie op.
5.
De zorgverzekeraar verlangt van de vreemdeling, bedoeld in de
Vreemdelingenwet 2000, voor wie hem wordt verzocht een
zorgverzekering te sluiten, een kopie van het document of de
schriftelijke verklaring, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van
die wet, dat wordt aangemerkt als een bescheid als bedoeld in
artikel 4:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 4a
{Zorgverzekering, gegevensverstrekking bij aanvraag}
1.
Degene die een zorgverzekering wenst te sluiten, vermeldt bij het verzoek daartoe zijn adres, en indien hij niet de te verzekeren persoon is, het adres van de te verzekeren persoon.
2.
De zorgverzekeraar sluit de verzekering niet zolang het verstrekte adres van de persoon of personen, bedoeld in het eerste lid, niet in de basisregistratie personen voorkomt of afwijkt van het adres waaronder deze persoon of personen in die administratie als ingezetene staat of staan ingeschreven.
3.
In afwijking van het tweede lid wordt de te verzekeren persoon ingeschreven:
a.indien degene die de zorgverzekering wenst te sluiten een verklaring van de werkgever of een salarisafschrift heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de te verzekeren persoon, onder vermelding van de ingangsdatum van de dienstbetrekking, ter zake van in Nederland of op het continentaal plat als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg, in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen, mits die verklaring of het salarisafschrift niet ouder zijn dan één maand;
b.indien degene die de zorgverzekering wenst te sluiten een verklaring van de Sociale Verzekeringsbank heeft overgelegd waaruit blijkt dat de te verzekeren persoon verzekerd is ingevolge de Wet langdurige zorg; of
c.indien de persoon of de personen, bedoeld in het tweede lid, van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
Paragraaf 2.3 Begin en einde van de zorgverzekering
Artikel 5
{Zorgverzekering, ingangsdatum}
1.
De zorgverzekering gaat in op de dag waarop de zorgverzekeraar
het verzoek, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en, indien het
tweede of vijfde lid van dat artikel van toepassing is, de
aanduiding van de variant waar de verzekeringnemer voor kiest,
heeft ontvangen.
2.
Indien de zorgverzekeraar op basis van het in het eerste lid
bedoelde verzoek niet vast kan stellen of hij verplicht is voor
de te verzekeren persoon een zorgverzekering te sluiten, en hij
de persoon die de verzekering wenst te sluiten in verband
daarmee uitnodigt de voor deze vaststelling noodzakelijke
gegevens te verschaffen, gaat de zorgverzekering, in afwijking
van het eerste lid, in op de dag waarop laatstbedoelde persoon
aan dit verzoek heeft voldaan.
3.
De zorgverzekeraar verstrekt degene die het verzoek, bedoeld
in het eerste lid, doet en, indien dit een ander is dan degene
ten behoeve van wiens verzekering het verzoek is gedaan,
laatstbedoelde persoon onverwijld:
a.een bewijs van het verzoek, bedoeld in het eerste lid,
waarop de datum van ontvangst is vermeld;
b.een bewijs van de ontvangst van gegevens, bedoeld in het
tweede lid, waarop de datum van de ontvangst is vermeld.
4.
Indien degene ten behoeve van wie de zorgverzekering wordt
gesloten op de dag waarop de zorgverzekeraar het verzoek,
bedoeld in het eerste lid, ontvangt reeds op grond van een
zorgverzekering verzekerd is, en de verzekeringnemer aangeeft de
zorgverzekering te willen laten ingaan op een door hem
aangegeven, latere dag dan de dag, bedoeld in het eerste of
tweede lid, gaat de verzekering op die latere dag in.
5. De
zorgverzekering werkt, zonodig in afwijking van artikel 925, eerste
lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek,
terug:
a.indien zij ingaat binnen vier maanden nadat de
verzekeringsplicht is ontstaan, tot en met de dag waarop die plicht
ontstond;
b.indien zij ingaat binnen
een maand nadat een eerdere zorgverzekering met ingang van
1 januari van een kalenderjaar of wegens wijziging van de
voorwaarden met toepassing van artikel 940, vierde lid, van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek is geëindigd door opzegging, tot en met
de dag na die waarop de eerdere zorgverzekering is
geëindigd.
Artikel 6
{Zorgverzekering, beëindiging van rechtswege}
1.
De zorgverzekering eindigt van rechtswege met ingang van de
dag volgende op de dag waarop:
a.de verzekeraar ten gevolge van wijziging of intrekking van
zijn vergunning tot uitoefening van het
schadeverzekeringsbedrijf, geen zorgverzekeringen meer mag
aanbieden;
b.de verzekerde ten gevolge van wijziging van het werkgebied
buiten het werkgebied van de zorgverzekeraar komt te wonen;
c.de verzekerde overlijdt;
d.de verzekeringsplicht van de verzekerde eindigt.
2.
De zorgverzekering eindigt van rechtswege met ingang van de
eerste dag van de tweede maand volgende op de dag waarop de
verzekerde, zonder dat zijn verzekeringsplicht eindigt, ten
gevolge van verhuizing komt te wonen buiten een provincie waarin
zijn zorgverzekeraar de ten behoeve van hem gesloten variant van
de zorgverzekering aanbiedt of uitvoert.
3.
De zorgverzekeraar stelt de verzekeringnemer uiterlijk twee
maanden voordat een zorgverzekering op grond van het eerste lid,
onderdeel a of b, eindigt, van dit einde op de hoogte, onder
vermelding van de reden daarvan en de datum waarop de
verzekering eindigt.
4.
De verzekeringnemer stelt de zorgverzekeraar onverwijld op de
hoogte van alle feiten en omstandigheden over de verzekerde die
op grond van het eerste lid, onderdeel c of d, dan wel het
tweede lid tot het einde van de zorgverzekering hebben geleid of
kunnen leiden.
5.
Indien de zorgverzekeraar op grond van de in het vierde lid
bedoelde gegevens tot de conclusie komt dat de zorgverzekering
zal eindigen of geëindigd is, deelt hij dit, onder vermelding
van de reden daarvan en de datum waarop de verzekering eindigt
of geëindigd is, onverwijld aan de verzekeringnemer mede.
Artikel 7
{Zorgverzekering, opzegging door verzekeringnemer}
1.
De verzekeringnemer kan de zorgverzekering uiterlijk
31 december van ieder jaar met ingang van 1 januari van het volgende
kalenderjaar opzeggen.
2.
De verzekeringnemer die een ander dan zichzelf heeft
verzekerd, kan de zorgverzekering opzeggen indien de verzekerde
krachtens een andere zorgverzekering verzekerd wordt.
3. In afwijking van
artikel 940, vierde lid, van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek kan de
verzekeringnemer niet opzeggen indien een wijziging in de verzekerde
prestaties ten nadele van de verzekeringnemer of de verzekerde
rechtstreeks voortvloeit uit een wijziging van de bij of krachtens de artikelen 11 tot en met 14a
gestelde regels.
4.
Een verzekeringnemer kan zijn zorgverzekering opzeggen binnen zes weken nadat hij een mededeling als bedoeld in artikel 78c, tweede lid, of artikel 92, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg over zijn zorgverzekeraar heeft ontvangen.
5.
De opzegging, bedoeld in het tweede of vierde lid, gaat in op de eerste dag van de tweede kalendermaand volgende op de dag waarop de verzekeringnemer heeft opgezegd.
6.
In afwijking van het vierde of vijfde lid gaat een opzegging, bedoeld in
het tweede lid, in met ingang van de dag waarop de verzekerde
krachtens de andere zorgverzekering verzekerd wordt, indien die
opzegging voorafgaande aan laatstbedoelde dag door de
zorgverzekeraar is ontvangen.
Artikel 8
{Zorgverzekering, opzegging/ontbinding door verzekeraar}
1.
Aan een opzegging of ontbinding van de zorgverzekering wegens
het niet betalen van de verschuldigde premie, wordt geen
terugwerkende kracht verleend,
noch wordt daaraan een verplichting verbonden tot ongedaanmaking of
vergoeding van hetgeen partijen reeds ter nakoming van de
zorgverzekering jegens elkaar hebben
verricht.
2.
Een zorgverzekeraar mag de zorgverzekering gedurende de
periode, bedoeld in artikel 24, niet opzeggen of ontbinden.
3. Artikel
934 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is tevens van toepassing met
betrekking tot de eerste premie die een verzekeringnemer voor een
zorgverzekering verschuldigd
is.
Artikel 8a
{Zorgverzekering, geen opzegging bij betalingsachterstand}
1. Nadat
de zorgverzekeraar de verzekeringnemer heeft aangemaand tot betaling
van een of meer vervallen termijnen van de verschuldigde premie, kan de
verzekeringnemer gedurende de tijd dat de verschuldigde premie, rente
en incassokosten niet zijn voldaan, de zorgverzekering niet opzeggen,
tenzij de zorgverzekeraar de zorgverzekering of de dekking daarvan
heeft geschorst of
opgeschort.
2. Het eerste lid lijdt
uitzondering indien de zorgverzekeraar de verzekeringnemer binnen twee
weken te kennen geeft de opzegging te
bevestigen.
Artikel 9
{Zorgpolis, verstrekking}
1.
De zorgverzekeraar verstrekt de verzekeringnemer en, indien
deze een ander is dan de verzekeringnemer, de verzekerde zo
spoedig mogelijk na het sluiten van de zorgverzekering en
vervolgens voorafgaande aan ieder kalenderjaar een zorgpolis.
{Zorgverzekering, einde}
2.
Indien de zorgverzekering eindigt, verstrekt de
zorgverzekeraar de verzekeringnemer en, indien deze een ander is
dan de verzekeringnemer, de verzekerde een bewijs van het einde
van de zorgverzekering, waarop worden aangetekend:
a.naam, adres, woonplaats en burgerservicenummer van de verzekerde;
b.naam, adres en woonplaats van de verzekeringnemer;
c.naam, adres en woonplaats van de zorgverzekeraar;
d.de dag waarop de zorgverzekering eindigt;
e.of voor de verzekerde op die dag een vrijwillig eigen risico gold en
zo ja, met welke ingangsdatum, voor welk bedrag en met welke
in verband daarmee verleende korting.
3.
Indien de zorgverzekering eindigt om de in artikel 6, eerste
lid, onderdeel d, genoemde reden, wordt dat op het in het tweede
lid bedoelde bewijs aangetekend.
Paragraaf 2.4 Maatregelen
gericht op verzekering van onverzekerden
Artikel 9a
{Onverzekerden}
1. Het CAK gaat op basis van vergelijking van bij
ministeriële regeling aan te wijzen bestanden na welke
verzekeringsplichtigen in weerwil van hun verzekeringsplicht niet
krachtens een zorgverzekering verzekerd zijn.
{Onverzekerde, aanmaning}
2. Het CAK zendt een verzekeringsplichtige als bedoeld
in het eerste lid een schriftelijke aanmaning om zich binnen een
termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van verzending van
de aanmaning, alsnog op grond van zo'n verzekering te verzekeren of te
laten verzekeren.
3. De
aanmaning bevat een overzicht van de gevolgen indien betrokkene niet
binnen de in het tweede lid genoemde termijn verzekerd zal
zijn.
4.
Het CAK is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de verzekeringsplichtige, bedoeld in het eerste lid, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze paragraaf.
5.
Het CAK is de verantwoordelijke, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens, voor de verwerking, bedoeld in het vierde lid.
Artikel 9b
{Onverzekerde, bestuurlijke boete}
1. Indien
een verzekeringsplichtige aan wie een aanmaning als bedoeld in artikel
9a is verzonden, niet binnen drie maanden na verzending daarvan
verzekerd is, legt het CAK hem dan wel, indien de
verzekeringsplichtige minderjarig is, degene die het gezag over hem
uitoefent, een bestuurlijke boete op.
2. De hoogte
van de boete is gelijk aan driemaal de tot een maandbedrag herleide
standaardpremie, bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag.
3. Artikel
5:53, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geldt niet
voor de oplegging van de boete, bedoeld in het eerste lid.
4. Het
CAK kan de boete bij dwangbevel
invorderen.
5. Tegelijk
met de oplegging van de boete deelt het CAK mee
wat de gevolgen zullen zijn indien de verzekeringsplichtige niet binnen
een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de dag van verzending
van de beschikking tot oplegging van de boete, alsnog verzekerd zal
zijn.
Artikel 9c
{Onverzekerde, tweede boete met last}
1. Indien
een verzekeringsplichtige aan wie de boete, bedoeld in artikel 9b, is
opgelegd, niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 9b, vijfde lid,
alsnog verzekerd is, legt het CAK hem dan wel,
indien hij minderjarig is, degene die het gezag over hem uitoefent
nogmaals een bestuurlijke boete op.
2. Artikel
9b, tweede tot en met vierde lid, zijn van toepassing.
3. De
boetebeschikking, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een
last, inhoudende dat de verzekeringsplichtige binnen drie maanden na de
verzending van de last alsnog krachtens een zorgverzekering verzekerd
dient te zijn, bij gebreke waarvan het CAK
artikel 9d zal toepassen.
4.
De in dit artikel en in artikel 9b bedoelde boeten worden in ’s Rijks kas gestort.
Artikel 9d
{Onverzekerde, sluiting verzekering door CAK}
1. Indien
een verzekeringsplichtige aan wie de bestuurlijke boete en de last,
bedoeld in artikel 9c, is opgelegd, niet binnen drie maanden na
verzending van de beschikking tot oplegging daarvan alsnog verzekerd
is, sluit het CAK namens hem een zorgverzekering
waarin hij hem verzekert.
{Verdeling over verzekeraars}
2. Het
CAK kiest de zorgverzekeraar waarmee een
zorgverzekering als bedoeld in het eerste lid wordt gesloten, met dien
verstande dat het zorgt voor een spreiding van zorgverzekeringen als
bedoeld in dat lid over alle zorgverzekeraars, naar evenredigheid van
het aantal verzekerden bij iedere zorgverzekeraar.
{Hoogte premie}
3. Indien
een zorgverzekeraar verschillende varianten van de zorgverzekering
aanbiedt, sluit het CAK een zorgverzekering
overeenkomstig de variant met de laagste premie, maar zonder
collectiviteitskorting als bedoeld in artikel 18 en zonder vrijwillig
eigen risico.
4. Op de
last, bedoeld in artikel 9c, derde lid, en op het uitvoeren van de last
als bedoeld in het eerste lid, is afdeling 5.3.1 van de Algemene wet
bestuursrecht, met uitzondering van de artikelen 5:25 en 5:27 tot en
met 5:30 van die wet, van overeenkomstige toepassing.
{Vernietiging na bewijs}
5. Degene
die op grond van het eerste lid door het CAK
verzekerd is, kan de desbetreffende verzekering gedurende een periode
van twee weken, te rekenen vanaf de datum waarop het CAK hem
daarvan mededeling heeft gedaan, vernietigen, indien hij jegens het CAK alsmede jegens de zorgverzekeraar bij wie die zorgverzekering
is gesloten, aantoont in de periode, bedoeld in dat lid, reeds
krachtens een andere zorgverzekering verzekerd te zijn
geraakt.
{Dwaling}
6. In
afwijking van artikel 931 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is een
zorgverzekeraar bevoegd een met hem gesloten verzekeringsovereenkomst
wegens dwaling te vernietigen, indien achteraf blijkt dat degene die
het CAK bij hem verzekerde op dat moment niet
verzekeringsplichtig was.
7. Zonodig
in afwijking van artikel 7, kan, tenzij het derde lid van dat artikel
van toepassing is, een verzekeringnemer een zorgverzekering als bedoeld
in het eerste lid niet opzeggen gedurende de eerste twaalf maanden
waarover deze
loopt.
Hoofdstuk 3 De inhoud van de zorgverzekering
Paragraaf 3.1 Het te verzekeren risico
Artikel 10
{Risico dat verzekerd wordt}
Het krachtens de zorgverzekering te verzekeren risico is de
behoefte aan:
a.geneeskundige zorg, waaronder de integrale eerstelijnszorg
zoals die door huisartsen en verloskundigen pleegt te geschieden;
b.mondzorg;
c.farmaceutische zorg;
d.hulpmiddelenzorg;
e.verpleging;
f.verzorging, waaronder de kraamzorg;
g.verblijf in verband met geneeskundige zorg;
h.vervoer in verband met het ontvangen van zorg of diensten
als bedoeld in de onderdelen a tot en met g, dan wel in
verband met een recht op zorg op grond van de Wet langdurige zorg.
Paragraaf 3.2 De te verzekeren prestaties
Artikel 11
{Zorgplicht; recht
op prestaties}
1.
De zorgverzekeraar heeft jegens zijn verzekerden een
zorgplicht die zodanig wordt vormgegeven, dat de verzekerde bij
wie het verzekerde risico zich voordoet, krachtens de
zorgverzekering recht heeft op prestaties bestaande uit:
a.de zorg of de overige diensten waaraan hij behoefte heeft, of
b.vergoeding van de kosten van deze zorg of overige diensten
alsmede, desgevraagd, activiteiten gericht op het verkrijgen
van deze zorg of diensten.
2.
In de zorgverzekering kunnen combinaties van verzekerde
prestaties als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b,
worden opgenomen.
{Nadere regels, inhoud en omvang }
3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden de inhoud en omvang
van de in het eerste lid bedoelde prestaties nader geregeld en
kan voor bij die maatregel aan te wijzen vormen van zorg of
overige diensten worden bepaald dat een deel van de kosten voor
rekening van de verzekerde komt.
4. In de algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bij ministeriële regeling:
a.vormen van zorg of overige diensten kunnen worden
uitgezonderd van de in het eerste lid bedoelde of in de
maatregel nader omschreven prestaties;
b.de inhoud en omvang van de prestaties bestaande uit zorg
als bedoeld in artikel 10, onderdelen a, c en d, nader wordt geregeld;
c.nadere regels kunnen worden gesteld over het deel van de kosten dat voor rekening
van de verzekerde komt.
5.
Een zorgverzekeraar kan modelovereenkomsten aanbieden waarin,
in geringe afwijking van het bepaalde bij of krachtens het
eerste en derde lid, bepaalde om ethische of
levensbeschouwelijke redenen controversiële prestaties buiten de
dekking van de zorgverzekering blijven.
Artikel 11a
Vervallen
Artikel 12
{Nadere regels, aanvullende verzekering}
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter bescherming van
het algemeen belang vormen van zorg of overige diensten worden
aangewezen die de zorgverzekeraar slechts verstrekt of vergoedt
indien tussen hem en de aanbieder van de desbetreffende zorg of
dienst een overeenkomst over de te leveren zorg of dienst en de
daarvoor in rekening te brengen prijs is gesloten, dan wel
indien de aanbieder bij hem in dienst is.
2.
Bij deze algemene maatregel van bestuur kunnen tevens vormen
van zorg of overige diensten worden aangewezen waarvoor de
zorgverzekeraar met iedere instelling die binnen zijn werkgebied
is gelegen of waarvan zijn verzekerden naar verwachting
regelmatig gebruik zullen maken, op haar verzoek een
overeenkomst als bedoeld in het eerste lid sluit.
3.
Een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, onder
1°, die voor een in het tweede lid bedoelde vorm van zorg of
dienst een overeenkomst met een zorgverzekeraar heeft gesloten,
is verplicht desgevraagd met een andere zorgverzekeraar een
gelijke overeenkomst te sluiten.
4.
Het tweede en het derde lid gelden niet indien de
zorgverzekeraar respectievelijk instelling ernstige bezwaren
heeft tegen het sluiten van een overeenkomst met de instelling
respectievelijk zorgverzekeraar die om die overeenkomst vraagt.
Artikel 13
{Zorgverzekering, vergoeding zorg niet-gecontracteerde aanbieder}
1.
Indien een verzekerde krachtens zijn zorgverzekering een
bepaalde vorm van zorg of een andere dienst dient te betrekken
van een aanbieder met wie zijn zorgverzekeraar een overeenkomst
over deze zorg of dienst en de daarvoor in rekening te brengen
prijs heeft gesloten of van een aanbieder die bij zijn
zorgverzekeraar in dienst is, en hij deze zorg of andere dienst
desalniettemin betrekt van een andere aanbieder, heeft hij recht
op een door de zorgverzekeraar te bepalen vergoeding van de voor
deze zorg of dienst gemaakte kosten.
2.
De zorgverzekeraar neemt de wijze waarop hij de vergoeding
berekent in de modelovereenkomst op.
{Zorgverzekering, verrekening eigen risico}
3.
Indien bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 11, is bepaald dat een deel van de kosten van
een bepaalde vorm van zorg of van een bepaalde andere dienst
voor rekening van de verzekerde komt, verwerkt de
zorgverzekeraar dit in de wijze waarop hij de vergoeding voor de
desbetreffende vorm van zorg of dienst berekent.
{Zorgverzekering, geen discriminatie bij berekening vergoeding}
4.
De wijze waarop de vergoeding wordt berekend is voor alle
verzekerden, bedoeld in het eerste lid, die in een zelfde
situatie een zelfde vorm van zorg of dienst behoeven, gelijk.
5. Indien een
overeenkomst tussen een zorgverzekeraar en een aanbieder als bedoeld in
het eerste lid wordt beëindigd, houdt een verzekerde die op het
moment van beëindiging van de overeenkomst zorg ontvangt van
deze aanbieder, recht op zorgverlening door die aanbieder voor rekening
van deze
zorgverzekeraar.
Artikel 13a
{Zvw-pgb}
1.
De zorgverzekeraar neemt in zijn modelovereenkomst op dat de verzekerde die behoefte heeft aan verpleging en verzorging die niet gepaard gaat met verblijf in verband met geneeskundige zorg, desgevraagd altijd in aanmerking komt voor een passende vergoeding in de vorm van een Zvw-pgb. De zorgverzekeraar stelt de verzekerde met deze vergoeding in staat in de praktijk zorg of een andere dienst te betrekken, die is afgestemd op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden.
2.
De zorgverzekeraar treedt, na de in het eerste lid bedoelde aanvraag en voorafgaand aan het verstrekken van het Zvw-pgb, in contact met de verzekerde. De zorgverzekeraar informeert de verzekerde over de in het derde lid en andere bij of krachtens deze wet gestelde voorwaarden of beperkingen en beoordeelt de geschiktheid van verzekerde om in aanmerking te komen voor een Zvw-pgb.
3.
De zorgverzekeraar neemt in zijn modelovereenkomst de voorwaarden op waaronder de verzekerde in aanmerking komt voor een Zvw-pgb.
4.
De zorgverzekeraar neemt in zijn modelovereenkomst op dat de verzekerde ook in aanmerking kan komen voor een Zvw-pgb indien de kosten die de verzekerde maakt voor het betrekken van de desbetreffende zorg of andere dienst hoger zijn dan de vergoeding in de vorm van het Zvw-pgb, mits het verschil voor rekening van de verzekerde komt.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de voorwaarden die aan de verzekerde of diens vertegenwoordiger worden gesteld om in aanmerking te komen voor een Zvw-pgb.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
a.de inhoud van de zorg waarvoor een Zvw-pgb wordt verstrekt;
b.het uitzonderen van vormen van zorg of overige diensten van het Zvw-pgb;
c.het met een Zvw-pgb vergoeden van andere vormen van zorg of overige diensten die onmiddellijk samenhangen met verpleging en verzorging die niet gepaard gaat met verblijf in verband met geneeskundige zorg;
d.de mate van vergoeding die de zorgverzekeraar de verzekerde ten minste moet of ten hoogste mag bieden.
7.
De zorgverzekeraar wijst de verzekerde bij de aanvraag op het recht op cliëntondersteuning, bedoeld in artikel 2.2.4, eerste lid, onder a, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
{Nadere regels, aanstelling rechtspersoon voor cliëntondersteuning}
8.
Bij ministeriële regeling kan een publiekrechtelijke rechtspersoon worden aangewezen die de verzekerde met een Zvw-pgb op diens verzoek ondersteunt bij het verkrijgen van de vergoeding van zijn zorgverzekeraar voor en zijn werkgeverstaken of opdrachtgeverschap in verband met de door verzekerde betrokken zorg of diensten.
9.
In de ministeriële regeling, bedoeld in het achtste lid, kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van de ondersteuning en over de verstrekking van een jaarlijkse rijksbijdrage voor de uitvoering van de ondersteuning.
Artikel 14
{Behoefte
bepaald a.h.v.
zorginhoudelijke
criteria}
1.
De vraag of een verzekerde behoefte heeft aan een bepaalde
vorm van zorg of een bepaalde andere dienst, wordt slechts op
basis van zorginhoudelijke criteria beantwoord.
2. De
zorgverzekeraar neemt in zijn modelovereenkomst op dat geneeskundige
zorg zoals medisch-specialisten die plegen te bieden, met uitzondering
van acute zorg, slechts toegankelijk is na verwijzing door in die
overeenkomst aangewezen categorieën zorgaanbieders, waaronder in
ieder geval de huisarts.
3.
De zorgverzekeraar draagt er zorg voor dat zijn modelovereenkomst aansluit bij de afspraken, bedoeld in artikel 2.7, vierde lid, van de Jeugdwet.
4.
De zorgverzekeraar stemt de wijze waarop hij zijn verantwoordelijkheden op grond van deze wet uitvoert, af met de colleges van burgemeester en wethouders met het oog op de wettelijke verantwoordelijkheden van die laatsten.
5. Voor
zover een verzekerde ingevolge zijn zorgverzekering
toestemming behoeft van de zorgverzekeraar dan wel een
verwijzing of een recept van een deskundige is vereist voor het
verkrijgen van de verzekerde prestaties, en de verzekerde in het bezit
is van deze toestemming, deze verwijzing of dit recept, geldt die
toestemming, die verwijzing of dat recept als titel voor het verkrijgen
van de verzekerde prestaties gedurende de periode waarvoor de
toestemming is verleend of de verwijzing of het recept geldig is, en
verlangt een nieuwe verzekeraar niet dat nogmaals toestemming wordt gevraagd of dat een verwijzing of recept wordt
overgelegd.
Artikel 14a
{Wet maatschappelijke ondersteuning}
1.
De zorgverzekeraar zorgt dat zijn modelovereenkomst aansluit bij de gemaakte afspraken, bedoeld in artikel 5.4.1, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
2.
De zorgverzekeraar stemt de wijze waarop hij zijn taken op grond van deze wet uitvoert af met de colleges van burgemeester en wethouders, met het oog op de wettelijke taken van die laatsten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 15
{Werkingssfeer Boek 7 BW}
1.
De artikelen 941, eerste lid, en 957 van Boek 7
van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing.
2.
Zonodig in afwijking van artikel 952 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek is de zorgverzekeraar niet bevoegd een
verzekerde prestatie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien
het intreden van het verzekerde risico aan de verzekerde is te wijten.
Paragraaf 3.3 De premie, de gevolgen van het niet
betalen van de premie en de bestuursrechtelijke
premie
Afdeling 3.3.1 De
premie
Artikel 16
{Zorgpremie, verschuldigdheid}
1.
Krachtens de zorgverzekering is de verzekeringnemer premie verschuldigd.
{Zorgpremie, minderjarigen/toepasselijkheid Boek 7 BW}
2.
In
afwijking van artikel 925 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en van
het eerste
lid:
a.is
geen premie verschuldigd tot de eerste dag van de kalendermaand
volgende op de kalendermaand waarin een verzekerde de leeftijd van
achttien jaren heeft
bereikt;
b.is geen
premie verschuldigd over de periode, bedoeld in artikel 18d of 18e.
Artikel 17
{Zorgpremie, vaststelling grondslag/kortingen}
1.
De zorgverzekeraar stelt voor iedere variant van de
zorgverzekering die hij aanbiedt, de grondslag van de premie en
de bij die variant behorende premiekorting of premiekortingen
vast en neemt deze in de modelovereenkomst op.
2.
De grondslag van de premie is gelijk voor varianten die wat
betreft de te verzekeren prestaties als bedoeld in artikel 11,
eerste lid, of de keuzemogelijkheden tussen aanbieders van zorg
of van overige diensten als bedoeld in dat lid, niet van elkaar verschillen.
3.
Indien de zorgverzekeraar gebruik maakt van zijn bevoegdheid,
bedoeld in artikel 11, vijfde
lid, is de grondslag van de premie
gelijk aan de grondslag die hij heeft of zou hebben vastgesteld
voor een modelovereenkomst met volledige dekking.
4.
De grondslag van de premie is de premie indien geen
premiekorting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, of artikel
20 geldt of zou gelden.
5.
De verschuldigde premie is gelijk aan de grondslag van de
premie behorende bij de variant van de zorgverzekering die de
verzekeringnemer gekozen heeft, verminderd met de
premiekortingen, bedoeld in de artikelen 18, vierde lid, of 20,
indien deze van toepassing zijn.
6.
De zorgverzekeraar geeft de wijze waarop de verschuldigde
premie van de grondslag van de premie wordt afgeleid in de
modelovereenkomst weer, en neemt de wijze waarop de door de
verzekeringnemer verschuldigde premie van de grondslag van de
premie is afgeleid in de zorgpolis op.
7.
Een
wijziging in de grondslag van de premie treedt niet eerder in werking
dan zeven weken na de dag waarop deze aan de verzekeringnemer is
medegedeeld.
Artikel 18
{Zorgpremie, korting collectieve verzekering}
1.
De zorgverzekeraar kan met een werkgever overeenkomen dat hij
een geldelijk voordeel verstrekt indien diens werknemers,
voormalige werknemers of hun
gezinsleden
verzekerd worden op basis van een in die overeenkomst aan te
wijzen modelovereenkomst.
2.
Het voordeel bedraagt, per persoon die op basis van de
desbetreffende modelovereenkomst verzekerd wordt, niet meer dan
10% van de grondslag van de bij die modelovereenkomst behorende premie.
3.
In de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt ten
minste bepaald:
a.de hoogte van het voordeel, waarbij die hoogte mag
variëren al naar gelang het aantal volgens de desbetreffende
modelovereenkomst verzekerde personen;
b.de verdeling van het voordeel over de werkgever en de
volgens de desbetreffende modelovereenkomst verzekerde personen.
4.
Indien het voordeel of een deel daarvan aan de
verzekeringnemer wordt verstrekt, geschiedt dit in de vorm van
een korting op de grondslag van de premie.
5.
Het eerste tot en met vierde lid zijn tevens van toepassing
ten aanzien van een rechtspersoon, niet zijnde een werkgever,
met betrekking tot de verzekering van natuurlijke personen wier
belangen die rechtspersoon behartigt.
{Nadere regels}
6.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, om te voorkomen dat
afbreuk wordt gedaan aan het sociale karakter van de
verzekering, nadere en zonodig afwijkende regels worden gesteld.
Afdeling 3.3.2 De gevolgen van het niet betalen van
de premie en de bestuursrechtelijke
premie
Artikel 18a
{Betalingsregeling bij premieachterstand}
1.
Uiterlijk
tien werkdagen nadat ten aanzien van een zorgverzekering een
achterstand in de betaling van de verschuldigde premie ter hoogte van
twee maandpremies is geconstateerd, doet de zorgverzekeraar de
verzekeringnemer een aanbod tot het treffen van een
betalingsregeling.
2.
De
betalingsregeling bestaat ten minste uit de volgende
elementen:
a.een
machtiging van de verzekeringnemer aan de zorgverzekeraar tot
maandelijkse automatische incasso van nieuw vervallende termijnen van
de premie dan wel een opdracht aan een derde van wie de
verzekeringnemer periodieke betalingen ontvangt, om namens hem en onder
inhouding van de desbetreffende bedragen op deze betalingen, periodiek
rechtstreeks aan de zorgverzekeraar het bedrag van nieuw vervallende
termijnen van de premie te
betalen,
b.afspraken
inzake de afwikkeling van de uit de zorgverzekering voortvloeiende
schulden van de verzekeringnemer aan de zorgverzekeraar, inclusief
rente en incassokosten, en de termijnen waarbinnen betaling zal
plaatsvinden, en
c.een
toezegging van de zorgverzekeraar, inhoudende dat hij de
zorgverzekering of de dekking daarvan gedurende de looptijd van de
betalingsregeling niet om reden van het bestaan van de schulden,
bedoeld in onderdeel b, zal beëindigen, schorsen of opschorten,
zolang de verzekeringnemer de machtiging of de opdracht, bedoeld in
onderdeel a, niet intrekt en de afspraken, bedoeld in onderdeel b,
nakomt.
3.
Indien de
verzekeringnemer een ander heeft verzekerd en ten aan zien van diens
verzekering een premie-achterstand als bedoeld in het eerste lid is
ontstaan, omvat het aanbod, bedoeld in het eerste lid, tevens een
bereidverklaring opzegging van deze verzekering met ingang van de dag
waarop de betalingsregeling van kracht wordt, te aanvaarden,
mits:
a.de
verzekerde zichzelf uiterlijk met ingang van dezelfde dag krachtens een
andere zorgverzekering verzekerd heeft,
en
b.deze, indien deze
zorgverzekering bij dezelfde zorgverzekeraar is gesloten, terzake van
de premie voor deze verzekering een volmacht of opdracht als bedoeld in
het tweede lid, onderdeel a, heeft gegeven.
4.
Tegelijk
met het aanbod deelt de zorgverzekeraar de verzekeringnemer
schriftelijk mee dat deze een termijn van vier weken heeft om het te
aanvaarden, waarbij de verzekeraar bovendien aangeeft wat de gevolgen
zullen zijn indien het aanbod niet wordt aanvaard en de premieschuld,
rente en incassokosten buiten beschouwing gelaten, tot zes of meer
maandpremies zal zijn opgelopen, en wijst hij de verzekeringnemer op de
mogelijkheid van schuldhulpverlening, waarbij hij tevens informatie
verstrekt over de vormen hiervan en wijze waarop deze kan worden
verzocht.
5.
Indien
het derde lid van toepassing is, zendt de zorgverzekeraar de verzekerde
tegelijk met de verzending van de in het eerste tot en met vierde lid
bedoelde stukken aan de verzekeringnemer, afschriften van deze
stukken.
Artikel 18aa
{Betaling zorgtoeslag aan zorgverzekeraar}
1.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in daarbij aan te wijzen gevallen een aan de verzekeringnemer of zijn partner uit te betalen zorgtoeslag als bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag of een voorschot daarop, in afwijking van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, als tegemoetkoming in de premie en, voor zover de zorgtoeslag of het voorschot daarop dan nog toereikend is, het eigen risico, geheel of gedeeltelijk, direct of door tussenkomst van het CAK aan de zorgverzekeraar wordt uitbetaald indien ten aanzien van een zorgverzekering, rente en incassokosten buiten beschouwing latend, een achterstand in de betaling van de verschuldigde premie ter hoogte van drie maandpremies is ontstaan.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.
Artikel 18b
{Kennisgeving van voorgenomen melding}
1.
Zo
spoedig mogelijk nadat ten aanzien van een zorgverzekering, rente en
incassokosten buiten beschouwing latend, een achterstand in de betaling
van de verschuldigde premie ter hoogte van vier maandpremies is
geconstateerd, deelt de zorgverzekeraar de verzekeringnemer en, indien
deze een ander is dan de verzekeringnemer, de verzekerde mee dat hij
voornemens is over te gaan tot de melding, bedoeld in artikel 18c,
zodra de premieschuld de daar bedoelde hoogte zal hebben bereikt,
tenzij de verzekeringnemer of de verzekerde hem uiterlijk vier weken na
ontvangst van de mededeling heeft laten weten, het bestaan van de
schuld of de hoogte ervan te betwisten.
2.
Ingeval
van tijdige betwisting als bedoeld in het eerste lid deelt de
zorgverzekeraar, indien deze na onderzoek zijn standpunt handhaaft, de
verzekeringnemer en, indien deze een ander is dan de verzekeringnemer,
de verzekerde mee dat hij het voornemen tot melding tot uitvoering zal
brengen zodra de premieschuld de in artikel 18c, eerste lid, bedoelde
hoogte zal hebben bereikt, tenzij de verzekeringnemer of de verzekerde
binnen een termijn van vier weken na ontvangst van de in dit lid
bedoelde mededeling een geschil hierover heeft voorgelegd aan een
onafhankelijke instantie als bedoeld in artikel 114 of aan de
burgerlijke rechter.
3.
Indien
een betalingsregeling als bedoeld in artikel 18a ingaat nadat ten
aanzien van de zorgverzekering, rente en incassokosten buiten
beschouwing latend, een achterstand in de betaling van de verschuldigde
premie ter hoogte van vier maandpremies is ontstaan, laat de
zorgverzekeraar de in het eerste lid bedoelde melding achterwege zolang
de nieuw vervallende termijnen van de premie worden
voldaan.
Artikel 18c
{Aanmelding bij College zorgverzekeringen}
1.
Indien
ten aanzien van een zorgverzekering, rente en incassokosten buiten
beschouwing latend, een premieschuld ter hoogte van zes of meer
maandpremies is ontstaan, meldt de zorgverzekeraar dit, onder
vermelding van de voor de heffing van de bestuursrechtelijke premie
alsmede voor de uitvoering van artikel 34a noodzakelijke
persoonsgegevens van de verzekeringnemer en de verzekerde, aan het CAK, de verzekeringnemer en, indien deze een
ander is dan de verzekeringnemer, aan de verzekerde.
2.
De
melding geschiedt
niet:
a.in
geval van tijdige betwisting als bedoeld in artikel 18b, eerste lid,
zolang de zorgverzekeraar zijn standpunt dienaangaande niet aan de
verzekeringnemer en, indien dit een ander dan de verzekeringnemer is,
aan de verzekerde heeft kenbaar
gemaakt;
b.gedurende
de termijn, genoemd in artikel 18b, tweede
lid;
c.ingeval van
tijdige voorlegging van het geschil aan een onafhankelijke instantie of
aan de burgerlijke rechter als bedoeld in artikel 18b, tweede lid,
zolang op het geschil niet onherroepelijk is
beslist;
d.ingeval de
verzekeringnemer zich heeft aangemeld bij een schuldhulpverlener als
bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet en aantoont
dat hij in het kader daarvan een schriftelijke overeenkomst tot
stabilisatie van zijn schulden heeft gesloten;
e.ingeval het adres van de verzekeringnemer en, indien dit een ander is dan de verzekeringnemer, de verzekerde, niet in de basisregistratie personen voorkomt of het adres zoals dat is opgenomen in de administratie van de zorgverzekeraar afwijkt van het adres waaronder deze persoon of personen in de basisregistratie personen als ingezetene staat of staan ingeschreven, tenzij deze afwijking het gevolg is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 4a, derde lid, onderdeel a tot en met c.
3.
Onderdeel
van de melding vormt een verklaring van de zorgverzekeraar, inhoudende
dat hij artikel 18b en het tweede lid in acht heeft
genomen.
Artikel 18d
{Bestuursrechtelijke premie}
1.
De verzekeringnemer is vanaf de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin het CAK de melding, bedoeld in artikel 18c, heeft ontvangen aan het CAK een bij ministeriële regeling te bepalen, bestuursrechtelijke premie van ten minste 110% en ten hoogste 130% van de gemiddelde premie verschuldigd.
2.
De premie, bedoeld in het eerste lid, is niet meer verschuldigd met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin:
a.de uit de zorgverzekering voortvloeiende schulden zijn of zullen zijn afgelost of tenietgaan,
b.de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in de Faillissementswet, op de verzekeringnemer van toepassing wordt,
c.door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet een overeenkomst als bedoeld in artikel 18c, tweede lid, onderdeel d, is gesloten, door diens tussenkomst een buitengerechtelijke schuldregeling tot stand is gekomen waarin, naast de verzekeringnemer, ten minste zijn zorgverzekeraar deelneemt, of de zorgverzekeraar met de verzekeringnemer een betalingsregeling is overeengekomen, of
d.de verzekeringnemer aan bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden voldoet.
3.
Ten behoeve van de toepassing van het tweede lid stelt de zorgverzekeraar het CAK, de verzekeringnemer en, indien deze een ander is dan de verzekeringnemer, de verzekerde, onverwijld op de hoogte van de datum waarop een situatie als bedoeld in onderdeel a, b of c van dat lid van toepassing wordt.
4.
In afwijking van het eerste en tweede lid is de verzekeringnemer wederom aan het CAK bestuursrechtelijke premie verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand volgende op de maand:
a.waarin de toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op grond van artikel 350, derde lid, onderdeel c, d, e, f, of g, van de Faillissementwet, is beëindigd,
b.waarin hij zich, blijkens een melding van zijn zorgverzekeraar, aan deelname aan een op hem van toepassing zijnde overeenkomst of regeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, heeft onttrokken voordat hij de in de desbetreffende overeenkomst of regeling neergelegde afspraken jegens zijn zorgverzekeraar volledig is nagekomen of
c.waarin hij niet meer voldoet aan bij de ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, te bepalen voorwaarden.
5.
Indien in het in het vierde lid, onderdeel b, bedoeld geval een door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, tot stand gekomen overeenkomst of regeling betreft, dient de melding, bedoeld in dat onderdeel mede door een schuldhulpverlener te zijn ondertekend.
6.
Bij ministeriële regeling wordt bepaald hoe de gemiddelde premie, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend.
Artikel 18e
{Bestuursrechtelijke premie}
1. Gedurende de eerste twaalf maanden waarover een
verzekering als bedoeld in artikel 9d loopt, is de verzekeringnemer
vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin
hij de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt aan het CAK een bestuursrechtelijke premie verschuldigd.
2.
De hoogte van de bestuursrechtelijke premie wordt bij ministeriële regeling vastgesteld op een percentage van de gemiddelde premie.
3.
Artikel 18d, zesde lid, is van toepassing.
Artikel 18f
{Loonbeslag}
1.
Het
CAK heft en int de bestuursrechtelijke
premie.
2.
In
opdracht van het CAK houdt de inhoudingsplichtige
de bestuursrechtelijke premie geheel of voor een door het CAK te
bepalen gedeelte in op door hem aan de verzekeringnemer verschuldigd
loon als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, waarna hij het
ingehouden bedrag aan het CAK afdraagt.
3.
De
inhouding geschiedt onmiddellijk nadat de krachtens een ander wettelijk
voorschrift of krachtens een arbeidsovereenkomst verplicht in te houden
belastingen, premies of andere bijdragen zijn ingehouden, met dien
verstande dat bij ministeriële regeling op
socialezekerheidsuitkeringen te verrichten inhoudingen of verrekeningen
kunnen worden aangewezen waarvoor een andere volgorde geldt.
4.
Een
inhoudingsplichtige die het door het CAK aan te
geven bedrag niet of niet geheel heeft ingehouden, is gehouden het
gehele bedrag aan het CAK af te dragen, zonder dat het niet
ingehouden bedrag alsnog op de verzekeringnemer kan worden
verhaald.
5.
Indien op
loon waarop bestuursrechtelijke premie is ingehouden tevens
derdenbeslag ligt, is het bedrag dat de inhoudingsplichtige ten minste
aan de verzekeringnemer uitbetaalt gelijk aan de beslagvrije voet,
bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering, verminderd met het in opdracht van het CAK ingehouden bedrag.
6.
In
opdracht van het CAK wordt een aan de
verzekeringnemer of zijn partner uit te betalen zorgtoeslag als bedoeld
in de Wet op de zorgtoeslag of een voorschot daarop, in afwijking van
artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen, als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan het
CAK uitbetaald.
7.
Het
CAK kan de bestuursrechtelijke premie of het door
de werkgever af te dragen bedrag, bedoeld in het vierde lid, bij
dwangbevel invorderen.
8.
Het
CAK heeft terzake van de bestuursrechtelijke
premie die op andere wijze dan bij wege van inhouding wordt geïnd,
een voorrecht op alle goederen van de verzekeringnemer, welk voorrecht
onmiddellijk na het voorrecht, bedoeld in artikel 21 van de
Invorderingswet 1990, kan worden uitgeoefend.
9.
Indien het CAK ter zake van de inning van de bestuursrechtelijke premie beslag laat leggen onder een derde die de verzekeringnemer periodieke betalingen, niet zijnde periodieke betalingen ter zake van het levensonderhoud van diens kinderen, verschuldigd is, is de derde-beslagene verplicht om, zolang het CAK dit verlangt, het door het CAK aangegeven achterstallige bedrag en telkens de nieuw vervallende termijnen van de bestuursrechtelijke premie of door het CAK te bepalen gedeelten daarvan, tot welker verhaal het beslag is gelegd, aan het CAK uit te betalen, tenzij onder hem beslag gelegd mocht worden wegens vorderingen van hogere of gelijke rang.
10.
Indien
een beslag als bedoeld in het negende lid is gelegd op een vordering
tot een periodieke betaling als bedoeld in artikel 475c van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering, wordt de beslagvrije voet, bedoeld in
artikel 475d van die wet, louter ten aanzien van de vordering van het
CAK ter zake waarvan het beslag is gelegd, in
aanvulling op het vijfde lid, onderdeel a, van laatstgenoemd artikel
verlaagd met het verschil tussen de bestuursrechtelijke premie en het
reeds ingehouden bedrag van die premie.
11.
De derde
die meer aan het CAK heeft betaald dan waarop
deze recht heeft, is jegens de verzekeringnemer bevrijd, voor zover dat
voortvloeit uit artikel 34 van Boek 6 van het Burgerlijk
Wetboek.
Artikel 18g
{BSN}
1.
Het
CAK gebruikt het burgerservicenummer van de in de artikelen 18c,
eerste lid, en 18e bedoelde personen, met het doel te waarborgen dat de in het
kader van de uitvoering van deze afdeling en artikel 34a te verwerken
persoonsgegevens op die personen betrekking hebben.
2.
Bij
gegevensuitwisseling tussen het CAK en de in de
artikelen 18f, 88 en 89 bedoelde personen en instanties wordt, voor de
uitvoering van deze afdeling en voor zover die personen en instanties
tot gebruik van dat nummer bevoegd zijn, het burgerservicenummer gebruikt.
3.
Het CAK is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de in de artikelen 18c, eerste lid, en 18e bedoelde personen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze afdeling en artikel 34a.
4.
Het CAK is de verantwoordelijke, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens, voor de verwerking, bedoeld in het derde lid.
5.
Het
CAK is bevoegd schulden ter zake van de
bestuursrechtelijke premie die hem nog niet zijn voldaan nadat artikel
18d of 18e niet meer op de verzekeringnemer van toepassing is, kwijt te
schelden.
6.
Bij
ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze
waarop het CAK de bestuursrechtelijke premie int en wordt bepaald welk gedeelte van de geïnde bestuursrechtelijke premie door het CAK in ’s Rijks kas wordt gestort.
Paragraaf 3.4 Het eigen risico
Artikel 19
{Eigen risico, bedrag}
1. Iedere verzekerde van achttien jaar of ouder heeft een verplicht eigen risico van € 385 per kalenderjaar.
{Nadere regels}
2. Het bedrag, genoemd
in het eerste lid, wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig
het verschil in geraamde uitgaven voor de zorg en overige diensten,
bedoeld in artikel 11, tussen het kalenderjaar waarop het verplicht
eigen risico betrekking zal hebben en vergelijkbare uitgaven voor het
jaar voorafgaand aan dat kalenderjaar.
3. Indien het geïndexeerde bedrag naar beneden
afgerond € 5 of een veelvoud daarvan verschilt van het in het
eerste lid genoemde bedrag, wordt dit bedrag bij ministeriële
regeling gewijzigd, waarna het in die regeling genoemde bedrag in de
plaats treedt van het in het eerste lid genoemde
bedrag.
4. Rekeningen voor kosten van
zorg of overige diensten worden slechts op het verplicht eigen risico
in mindering gebracht, indien deze door de zorgverzekeraar zijn
ontvangen voor een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen dag
van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het verplicht
eigen risico betrekking heeft.
5. Bij
algemene maatregel van bestuur wordt bepaald op welke wijze het
verplicht eigen risico in mindering wordt
gebracht.
Artikel 20
{Eigen risico, premiekorting}
1.
De zorgverzekeraar biedt van iedere zorgverzekering met een
bepaalde combinatie van te verzekeren prestaties als bedoeld in
artikel 11, eerste lid, een variant zonder vrijwillig eigen risico aan.
2.
De zorgverzekeraar kan voor de verzekering van een persoon van
achttien jaar of ouder varianten van de zorgverzekering
aanbieden met een vrijwillig eigen risico van € 100, € 200, € 300, € 400 of
€ 500 per kalenderjaar, waartegenover hij een korting op de
grondslag van de premie verleent.
3. De korting mag
afhangen
van:
a.de omvang van het voor de verzekerde gekozen vrijwillig eigen
risico;
b.het aantal kalenderjaren
waarvoor een vrijwillig eigen risico voor de verzekerde gegolden
heeft.
4. De
zorgverzekeraar neemt in zijn modelovereenkomst op welke premiekorting
bij welk vrijwillig eigen risico voor welk aantal kalenderjaren
geldt.
5. Indien de zorgverzekeraar
een of meer van de door hem aangeboden vrijwillige eigen risico’s laat
vervallen, geeft de zorgverzekeraar de verzekeringnemers die een
zorgverzekering met zo’n vrijwillig eigen risico hebben afgesloten, de
mogelijkheid om te kiezen voor een zorgverzekering met een lager of
zonder vrijwillig eigen
risico.
Artikel 21
{Nadere regels}
1. Het percentage van de kosten van zorg of
overige diensten dat ten laste gaat van het verplicht eigen risico,
wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen bij
algemene maatregel van bestuur vormen van zorg of overige diensten
worden aangewezen waarvoor de kosten geheel, gedeeltelijk of in het
geheel niet onder het verplicht eigen risico vallen.
3. In afwijking van het eerste lid kunnen bij
algemene maatregel van bestuur vormen van zorg of overige diensten
worden aangewezen waarvan de zorgverzekeraar, onder bij die maatregel
te bepalen voorwaarden, kan bepalen dat de kosten geheel of
gedeeltelijk buiten het verplicht eigen risico vallen.
4. De zorgverzekeraar kan vormen van zorg of overige
diensten aanwijzen waarvan de kosten niet onder het vrijwillig eigen
risico vallen, met dien verstande dat bij algemene maatregel van
bestuur vormen van zorg of overige diensten kunnen worden aangewezen
waarvan de kosten geheel of gedeeltelijk buiten het vrijwillig eigen
risico vallen.
Artikel 22
{ Eigen risico, wijziging gedurende kalenderjaar}
1.
Indien een zorgverzekering niet op 1 januari van een
kalenderjaar ingaat of eindigt, is het in dat kalenderjaar voor
die overeenkomst geldende bedrag van het verplicht eigen risico en
indien dat van toepassing is, vrijwillig eigen
risico gelijk aan
het voor het gehele kalenderjaar geldende bedrag,
vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan
het aantal dagen in dat kalenderjaar waarover de zorgverzekering
zal lopen of heeft gelopen, en de noemer aan het aantal dagen in
het desbetreffende kalenderjaar.
2.
In afwijking van het eerste lid wordt het in het kalenderjaar
geldende bedrag van het vrijwillig eigen risico indien dat gedurende het
kalenderjaar wijzigt en de verzekeringnemer onmiddellijk
voorafgaande aan die wijziging reeds een zorgverzekering met de
zorgverzekeraar had gesloten, als volgt berekend:
a.ieder bedrag aan vrijwillig eigen risico dat in het desbetreffende
kalenderjaar heeft gegolden of zal gelden, wordt
vermenigvuldigd met het aantal in dat jaar gelegen dagen
waarvoor dat risico gold of zal gelden;
b.de op grond van onderdeel a berekende bedragen worden bij
elkaar opgeteld;
c.het op grond van onderdeel b berekende bedrag wordt
gedeeld door het aantal dagen in het kalenderjaar.
3.
Het op grond van het eerste of tweede lid berekende bedrag
wordt afgerond op hele euro’s.
Paragraaf 3.5 Vervallen
Paragraaf 3.6 Overige bepalingen
Artikel 23
{Zorgkosten, eigen betalingen/no-claimteruggave/eigen risico}
1.
Kosten van zorg of een andere dienst worden toegerekend aan
het kalenderjaar waarin de zorg of dienst is genoten, met dien
verstande dat de kosten van zorg of een andere dienst die in
twee achtereenvolgende kalenderjaren is genoten en door de
zorgaanbieder of andere dienstverlener in één bedrag in rekening
zijn gebracht, worden toegerekend aan het kalenderjaar waarin de
zorg of dienst is aangevangen.
2. Bedragen
als bedoeld in artikel 11, derde of vierde lid, die voor rekening van
de verzekerde komen, of kosten als bedoeld in artikel 13, eerste lid,
voor zover zij voor rekening van de verzekerde blijven, worden bij de
beantwoording van de vraag of een voor zijn verzekering geldend
verplicht of vrijwillig eigen risico wordt overschreden, buiten
aanmerking
gelaten.
3. Een
zorgverzekeraar brengt kosten van zorg of overige diensten die zowel
ten laste van het verplicht als het vrijwillig eigen risico kunnen
komen, eerst ten laste van het verplicht eigen
risico.
Artikel 24
{Zorgverzekering, opschorting rechten en plichten gedurende detentie}
1.
De rechten en plichten uit de zorgverzekering zijn van
rechtswege opgeschort gedurende de periode waarover Onze
Minister van Justitie in het kader van de uitvoering van een
rechterlijke uitspraak verantwoordelijk is voor de verstrekking
van geneeskundige zorg aan een verzekerde.
2.
De rechten en plichten uit de zorgverzekering zijn eveneens van rechtswege opgeschort gedurende de periode dat een verzekerde blijkens een verklaring van de Minister van Buitenlandse Zaken of een verklaring van Reclassering Nederland buiten Nederland in detentie is genomen.
3.
De verzekeringnemer, de verzekerde, of de gemachtigde van de verzekeringnemer of verzekerde meldt de zorgverzekeraar de dag waarop de periode, bedoeld in het eerste of tweede lid, aanvangt, waarbij hij indien het tweede lid van toepassing is, tevens de daar bedoelde verklaring aan de zorgverzekeraar overlegt.
Hoofdstuk 4 De zorgverzekeraars
Paragraaf 4.1 De aanmelding, de statuten en het werkgebied
Artikel 25
{Zorgverzekeraar, aanmelding bij College toezicht}
1.
Een verzekeraar meldt het voornemen zorgverzekeringen aan te
bieden en uit te voeren schriftelijk aan de
zorgautoriteit,
onder vermelding van de dag met ingang waarvan hij
zorgverzekeringen zal aanbieden.
2.
De verzekeraar voegt bij de melding alle modelovereenkomsten
volgens welke hij zorgverzekeringen wenst aan te bieden.
3.
Een zorgverzekeraar legt wijzigingen in zijn
modelovereenkomsten of nieuwe modelovereenkomsten voordat deze
ingaan aan de
zorgautoriteit over.
Artikel 26
{Zorgverzekeraar, verwerking aanmelding door College toezicht}
1.
De
zorgautoriteit tekent de datum van ontvangst aan op het
geschrift waarmee de melding, bedoeld in artikel 25, eerste lid,
is gedaan, alsmede op de modelovereenkomsten of wijzigingen
daarvan, bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid.
2.
De
zorgautoriteit zendt de verzekeraar onverwijld een
bewijs van ontvangst, waarin die datum is vermeld.
3.
De
zorgautoriteit zendt het Zorginstituut
onverwijld een afschrift van de melding, de modelovereenkomsten
of de wijzigingen in de modelovereenkomsten, onder vermelding
van de datum van ontvangst ervan.
4. De zorgautoriteit zendt de beheerder van het register van zorgverzekeraars, bedoeld in artikel 14 van de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg, onverwijld een afschrift van de melding onder vermelding van de datum van ontvangst ervan.
Artikel 27
{Zorgverzekeraar, schadevergoeding bij onterechte aanbieding verzekering}
Een verzekeraar die ten onrechte een verzekering als
zorgverzekering aanbiedt of uitvoert, is gehouden de schade die
een verzekeringsplichtige of degene die hem heeft verzekerd
dientengevolge lijdt, te vergoeden.
Artikel 28
{Zorgverzekeraar, statuten}
1.
De statuten van een zorgverzekeraar:
a.voorzien in toezicht op het beleid van het bestuur en op
de algemene gang van zaken in de rechtspersoon en de daarmee
verbonden onderneming,
b.bieden waarborgen voor een redelijke mate van invloed van
de verzekerden op het beleid, en
c.sluiten iedere verplichting van de verzekeringnemers,
verzekerden, gewezen verzekeringnemers of gewezen
verzekerden tot het doen van een bijdrage in tekorten van de
rechtspersoon uit.
{Nadere regels}
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de mate van invloed die verzekerden ten minste op
het beleid van een zorgverzekeraar dienen te hebben.
Artikel 29
{Zorgverzekeraar, werkgebied}
1.
Het werkgebied van een zorgverzekeraar is Nederland.
2.
In afwijking van het eerste lid kan een zorgverzekeraar zijn
werkgebied tot een of meer gehele provincies van Nederland
beperken zolang bij hem minder dan 850 000 verzekerden op basis
van een zorgverzekering verzekerd zijn.
3.
Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in het
tweede lid, wordt uitgegaan van het gemiddelde aantal
verzekerden in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar
waarvoor de bepaling geschiedt.
{Nadere regels}
4.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
wijze waarop het aantal verzekerden wordt bepaald indien de
zorgverzekeraar in het tweede of eerste jaar voorafgaande aan
het jaar waarvoor de bepaling geschiedt, rechtsopvolger is
geweest van, gefuseerd is met, of afgesplitst is van een andere
zorgverzekeraar dan wel indien deze verzekeraar
zorgverzekeringen van een andere zorgverzekeraar heeft overgenomen.
Artikel 30
{Zorgverzekeraar, melding beëindiging zorgverzekering}
1.
Een zorgverzekeraar die geen zorgverzekeringen meer wenst aan
te bieden of uit te voeren, meldt het voornemen hiertoe
schriftelijk aan de
zorgautoriteit, onder vermelding van de
dag met ingang waarvan hij geen zorgverzekeringen meer zal uitvoeren.
{Schakelbepaling}
2.
Artikel 26 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 31
{Zorgverzekeraar, garantie bij noodregeling/faillissement}
1. Indien jegens een
zorgverzekeraar of een voormalige zorgverzekeraar de noodregeling is
uitgesproken krachtens afdeling 3.5.5 van de Wet op het financieel
toezicht of een voormalige zorgverzekeraar failliet is verklaard,
voldoet het Zorginstituut aan de verzekerden jegens die
zorgverzekeraar of voormalige zorgverzekeraar bestaande vorderingen ter
zake van een recht op vergoeding als bedoeld in artikel 11, eerste lid,
onderdeel b, of artikel
13.
2.
De vorderingen, bedoeld in het eerste lid, gaan bij wijze van
subrogatie op het Zorginstituut over voor zover dat
instituut deze heeft voldaan.
3.
Het Rijk is tegenover het Zorginstituut
aansprakelijk voor de betalingen, bedoeld in het eerste lid.
Paragraaf 4.2 De
vereveningsbijdrage en de bijdrage voor het verzekerd houden van
verzekerden voor wier verzekering bestuursrechtelijke premie
verschuldigd is
Artikel 32
{Vereveningsbijdrage, toekenning}
1.
Het Zorginstituut kent een zorgverzekeraar die
voldaan heeft aan zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 25,
voor ieder kalenderjaar waarin hij zorgverzekeringen aanbiedt en
uitvoert een vereveningsbijdrage toe.
{Nadere regels}
2.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels omtrent de
berekening van de vereveningsbijdragen gesteld.
3.
De regels, bedoeld in het tweede lid, bepalen ten minste dat
de hoogte van de vereveningsbijdrage wordt berekend op basis van bij die
maatregel te bepalen, voor alle zorgverzekeraars gelijke
criteria, waaronder in ieder geval het aantal verzekerden bij
een zorgverzekeraar en een aantal verzekerdenkenmerken.
4.
Bij ministeriële regeling:
a.wordt voor 1 oktober van ieder jaar bepaald welk bedrag in
totaal voor het daaropvolgende kalenderjaar aan de
zorgverzekeraars kan worden toegekend;
b.kan worden bepaald dat in aanvulling op de criteria,
bedoeld in het derde lid, voor de berekening van de hoogte
van de vereveningsbijdragen eenmalig rekening wordt gehouden met een
bij die regeling te bepalen, voor alle zorgverzekeraars
gelijk criterium;
c.wordt statistisch onderbouwd aan elk criterium als bedoeld
in het derde lid of aan een criterium als bedoeld in
onderdeel b een bijdrage gekoppeld;
d.worden nadere regels omtrent de berekening van de
vereveningsbijdragen gesteld en wordt geregeld hoe de op grond van het
eerste lid toegekende vereveningsbijdragen door het Zorginstituut worden betaald.
5.
Het Zorginstituut stelt jaarlijks voor 15 oktober
beleidsregels vast waarin wordt aangegeven op welke wijze
toepassing wordt gegeven aan de in het vierde lid bedoelde regels.
6.
De toekenning, bedoeld in het eerste lid, geschiedt voor
1 november van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de
vereveningsbijdrage wordt gegeven.
7.
De beleidsregels, bedoeld in het vijfde lid, behoeven de
goedkeuring van Onze Minister.
Artikel 33
{Vereveningsbijdrage, catastrofe}
1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
a.
catastrofe: een natuurramp, een pandemie, een kernexplosie of een bij ministeriële regeling aan te wijzen andere buitengewone gebeurtenis;
b.
catastrofejaar: het kalenderjaar waarin een catastrofe optreedt;
c.
gemiddelde vereveningsbijdrage: de toegekende vereveningsbijdrage per verzekerde, die wordt berekend door de som van de op grond van artikel 32 met betrekking tot het catastrofejaar aan alle zorgverzekeraars toegekende vereveningsbijdragen te delen door het op het moment van toekenning van die bijdragen verwachte totaalaantal verzekerden in dat jaar.
2.
Indien de kosten voor de op grond van de zorgverzekeringen verzekerde zorg of andere diensten ten gevolge van een catastrofe naar verwachting van het Zorginstituut in het catastrofejaar en het daaropvolgende kalenderjaar tezamen, voor een zorgverzekeraar hoger zullen zijn dan 4% van het product van de gemiddelde vereveningsbijdrage en het op het moment van de toekenning van de vereveningsbijdrage over het catastrofejaar verwachte aantal verzekerden bij die verzekeraar, kent het Zorginstituut de verzekeraar die daar om verzoekt naast de hem voor het catastrofejaar toegekende vereveningsbijdrage een extra bijdrage toe.
3.
Een zorgverzekeraar aan wie een extra bijdrage als bedoeld in het tweede lid is toegekend, houdt een afzonderlijke administratie bij van de in het catastrofejaar en het daaropvolgende kalenderjaar ten gevolge van de catastrofe optredende kosten van verzekerde zorg en andere diensten.
4.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de berekening van de bijdragen en kunnen regels worden gesteld over de administratie, bedoeld in het derde lid, en de wijze waarop de toegekende bijdragen door het Zorginstituut worden betaald.
5.
Artikel 32, vijfde en zevende lid, zijn, met uitzondering van de in dat vijfde lid opgenomen verplichting de beleidsregels jaarlijks voor 15 oktober vast te stellen, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 34
{Vereveningsbijdrage, vaststelling}
1.
Uiterlijk op 1 april van het vierde jaar volgende op het kalenderjaar
waarvoor de bijdragen, bedoeld in artikel 32 en 33, zijn
toegekend, stelt het Zorginstituut de bijdragen vast.
2.
De vaststelling van een vereveningsbijdrage als bedoeld in artikel 32,
houdt in ieder geval in een herberekening van de vereveningsbijdrage op
basis van het werkelijke aantal verzekerden dat de
zorgverzekeraar in het desbetreffende jaar had en de werkelijke
verdeling van de verzekerdenkenmerken als bedoeld in artikel 32,
derde lid, over die verzekerden, voor zover de daartoe benodigde
gegevens tijdig bij het Zorginstituut zijn aangeleverd.
{Nadere regels}
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere
regels omtrent de berekening van de bijdragen gesteld.
4.
Het Zorginstituut stelt beleidsregels op waarin
wordt aangegeven op welke wijze toepassing wordt gegeven aan de
in het derde lid bedoelde regels en op welke wijze een
vergoeding voor rentekosten wordt verleend respectievelijk in
rekening wordt gebracht.
5.
Indien de vastgestelde bijdrage hoger is dan de toegekende
bijdrage betaalt het Zorginstituut de
zorgverzekeraar of diens rechtsopvolger het verschil,
vermeerderd met de rentekosten, en indien de vastgestelde
bijdrage lager is dan de toegekende bijdrage vordert het Zorginstituut het verschil, vermeerderd met de rentekosten,
van de zorgverzekeraar of diens rechtsopvolger terug.
6.
Het Zorginstituut is bevoegd het bedrag dat na
toepassing van het eerste en vijfde lid aan de zorgverzekeraar
dient te worden betaald respectievelijk van de zorgverzekeraar
dient te worden teruggevorderd, te verrekenen met een toekenning
van een bijdrage als bedoeld in artikel 32 of 33 over een later jaar.
Artikel 34a
{Bijdrage Zorginstituut}
1.
Het CAK verstrekt een zorgverzekeraar een bijdrage
indien hij verzekerden voor wier zorgverzekering de bestuursrechtelijke
premie verschuldigd is, onverminderd onder de dekking van de
zorgverzekering heeft gehouden.
2.
De
bijdrage wordt voor het verzekerd houden van wanbetalers slechts
verstrekt indien de
zorgverzekeraar:
a.zich
heeft gehouden aan zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 18a, 18b en
18c, tweede en derde
lid,
b.voorafgaande
aan de melding, bedoeld in artikel 18c, ook naast de op incasso
gerichte inspanningen, bedoeld in de artikelen 18a en 18b, voldoende
inspanningen tot inning van de premie heeft geleverd,
en
c.zich houdt aan
zijn verplichting, bedoeld in artikel 18d, derde lid, en desgevraagd
voldoende medewerking verleent aan activiteiten van de verzekeringnemer
of derden, gericht op aflossing van de jegens de zorgverzekeraar
bestaande, uit de zorgverzekering voortvloeiende
schuld.
3.
Bij ministeriële regeling wordt bepaald wanneer sprake is van het verrichten van voldoende inspanningen en van voldoende medewerking als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, en worden de periode waarover de bijdrage wordt verstrekt, de hoogte ervan, alsmede de wijze waarop deze wordt verstrekt, bepaald.
Artikel 35
{Vereveningsbijdrage, verzekerdenadministratie door Zorginstituut}
1.
Het Zorginstituut draagt zorg voor het inrichten
en in stand houden van een administratie, waarin van iedere
verzekerde wordt opgenomen:
a.het burgerservicenummer;
b.de zorgverzekeraar waarbij de verzekerde verzekerd is;
c.de persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens
betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming
persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor de berekening
van aan de zorgverzekeraar toekomende bijdragen als bedoeld
in de artikelen 32 tot en met 34.
2.
De zorgverzekeraar meldt het Zorginstituut, onder
vermelding van de ingangsdatum ervan, iedere door hem gesloten
zorgverzekering, alsmede, indien de zorgverzekering is
geëindigd, de datum waarop deze eindigde.
3.
Indien het Zorginstituut constateert dat een
verzekerde bij twee of meer zorgverzekeraars verzekerd is, stelt
hij de betrokken zorgverzekeraars daarvan, onder vermelding van
de namen van alle zorgverzekeraars waarbij de verzekerde
verzekerd is, terstond op de hoogte.
{Nadere regels}
4.
Bij ministeriële regeling kunnen:
a.regels worden gesteld over de in de administratie van het
Zorginstituut op te nemen persoonsgegevens als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel c;
b.regels worden gesteld over de inrichting van de
administratie van het Zorginstituut, bedoeld in
het eerste lid.
5.
Het CAK verwerkt uit de administratie, bedoeld in het eerste lid, het burgerservicenummer van een verzekerde en de zorgverzekeraar waarbij die verzekerde verzekerd is, ten behoeve van de uitvoering van de in paragraaf 2.4 en paragraaf 3.3 aan hem opgedragen taken.
Artikel 36
{Vereveningsbijdrage, toepasselijkheid titel 4.2 Awb}
Op rechten of verplichtingen die voortvloeien uit hetgeen in
deze paragraaf geregeld is, is titel 4.2 van de Algemene wet
bestuursrecht niet van toepassing.
Paragraaf 4.3 De verslaglegging
Artikel 37
{Zorgverzekeraar, jaarrekening/jaarverslag}
1.
De zorgverzekeraar zendt binnen zes maanden na afloop van het
boekjaar twee exemplaren van zijn jaarrekening en van zijn
jaarverslag aan de
zorgautoriteit.
2.
Een zorgverzekeraar die artikel 403 van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek toepast, zendt de jaarrekening, het
jaarverslag en de geconsolideerde jaarrekening onverwijld na de
neerlegging van het jaarverslag en de geconsolideerde
jaarrekening ten kantore van het handelsregister, in tweevoud
aan de
zorgautoriteit.
3. De
zorgverzekeraar voegt bij de stukken, bedoeld in het eerste of tweede
lid, twee afschriften van de accountantsverklaring die hij op grond van
het Burgerlijk Wetboek of de Wet op het financieel toezicht over deze
stukken dient te laten
opstellen.
4.
De
zorgautoriteit zendt het CAK en het Zorginstituut
onverwijld één exemplaar van de in het eerste tot en met derde
lid bedoelde stukken.
Artikel 38
{Zorgverzekeraar, uitvoeringsverslag}
1.
De zorgverzekeraar zendt voor 1 juli aan de
zorgautoriteit
in tweevoud een uitvoeringsverslag waarin hij:
a.rapporteert over de uitvoering van deze wet in het
voorafgaande kalenderjaar, en
b.een overzicht geeft van zijn voornemens met betrekking tot
de uitvoering van deze wet in het lopende kalenderjaar en
het daaropvolgende kalenderjaar.
{Nadere regels}
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden
gesteld omtrent de inhoud van het uitvoeringsverslag.
3.
De voorschriften, bedoeld in het tweede lid, kunnen in het
bijzonder betrekking hebben op naleving van een in de regeling
aan te wijzen gedragscode.
4.
De zorgverzekeraar voegt bij het uitvoeringsverslag twee
exemplaren van een verslag met bevindingen van een accountant
als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
over de vraag of:
a.het uitvoeringsverslag overeenkomstig de daarvoor geldende
regels is opgesteld;
b.de uitvoering is geschied overeenkomstig de verplichtingen
die bij of krachtens deze wet in het voorafgaande
kalenderjaar op de zorgverzekeraar rustten.
{Schakelbepaling}
5.
Artikel 37, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 5 Het Zorgverzekeringsfonds, de inkomensafhankelijke bijdrage,
de rijksbijdragen en de belasting van gemoedsbezwaarden
Paragraaf 5.1 Het Zorgverzekeringsfonds
Artikel 39
{Zorgverzekeringsfonds, instelling}
1.
Er is een Zorgverzekeringsfonds.
{Zorgverzekeringsfonds, inkomsten}
2.
Ten gunste van het Zorgverzekeringsfonds komen:
a.de inkomensafhankelijke bijdragen, bedoeld in paragraaf 5.2 en de bijdragevervangende belasting, bedoeld in artikel 57, tweede lid;
b.de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 54;
bb.de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 54a;
c.een rijksbijdrage als bedoeld in de artikelen 55 of 56;
d.een bedrag van iedere rekening, bedoeld in artikel 70, gelijk aan:
1°.voor iedere tot een huishouding als bedoeld in artikel 70, tweede lid, behorende gemoedsbezwaarde, die zich na bereiken van de leeftijd van 18 jaar heeft laten registreren als gemoedsbezwaarde en die daarna alsnog verzekeringsplichtig wordt: het saldo van de rekening gedeeld door het aantal tot de huishouding behorende gemoedsbezwaarden;
2°.indien de rekening met toepassing van artikel 70, zevende lid, wordt opgeheven: het saldo van de rekening;
e.aan het Zorginstituut betaalde bedragen ter
gehele of gedeeltelijke voldoening van vorderingen als
bedoeld in artikel 31, tweede lid;
f.de
bijdragen en bestuurlijke boeten, bedoeld in artikel
69;
g.met uitzondering van het gedeelte, bedoeld in artikel 18g, vierde lid, de bestuursrechtelijke premies, bedoeld in de artikelen 18d en
18e;
h.de inkomsten die in verband met deze wet voortvloeien uit
internationale overeenkomsten;
i.de door de zorgautoriteit
van verzekeraars op grond van artikel 83 van de Wet marktordening
gezondheidszorg geïnde dwangsommen en de ingevorderde bestuurlijke
boeten, bedoeld in de artikelen 86 tot en met 89 van die
wet;
j.de
bijdrage, bedoeld in artikel 87a van de Wet financiering sociale
verzekeringen;
k.door
zorgaanbieders ingevolge een regel van de zorgautoriteit op grond van
artikel 37, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet marktordening
gezondheidszorg dan wel op aanwijzing van de zorgautoriteit op grond
van artikel 76, tweede lid, van die wet afgedragen bedragen en door de
zorgautoriteit van zorgaanbieders op grond van artikel 81, eerste lid,
onder c, van die wet ingevorderde bedragen, voor zover die bedragen
niet worden afgedragen aan het Fonds langdurige zorg
of aan derden.
{Zorgverzekeringsfonds, uitgaven}
3.
Ten laste van het Zorgverzekeringsfonds komen:
a.de bijdragen, bedoeld in de artikelen 32, 33, 34 en 34a;
b.vervallen;
c.door het Zorginstituut voldane vorderingen als
bedoeld in artikel 31, eerste lid;
d.uitgaven in verband met molest als bedoeld in artikel 55,
inclusief vergoedingen als bedoeld in het derde lid van dat artikel;
e.de uitgaven die in verband met deze wet voortvloeien uit
internationale overeenkomsten;
f.bedragen
als bedoeld in artikel 56a van de Wet marktordening
gezondheidszorg;
g.de
door het Zorginstituut op grond van een ministeriële
regeling vastgestelde verdeelbedragen, zijnde aan de relevante
zorgverzekeraars toegekende delen van de bedragen bedoeld in onderdeel
k van het tweede
lid;
h.bijdragen als bedoeld in de artikelen 70a en 70b;
i.de vergoedingen, bedoeld in artikel 123, vijfde lid, voor zover het zorg en andere diensten uit hoofde van deze wet betreft.
{Nadere regels}
4.
Uit het Zorgverzekeringsfonds kunnen, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels,
middelen worden gebruikt voor het vormen en
in stand houden van een voor de doelstelling van het fonds
noodzakelijke reserve.
Artikel 40
{Zorgverzekeringsfonds, beheer/administratie}
1.
Het Zorginstituut beheert en administreert
afzonderlijk het Zorgverzekeringsfonds.
{Zorgverzekeringsfonds, beheer financiële middelen}
2.
Het Zorginstituut houdt de financiële middelen die
deel uitmaken van het Zorgverzekeringsfonds, in rekening-courant
bij Onze Minister van Financiën.
3.
Het Zorginstituut kan, voor de uitvoering van zijn
wettelijke taken, beschikken over de financiële middelen die hij
in rekening-courant bij Onze Minister van Financiën aanhoudt.
4.
In afwijking van het tweede lid kan het Zorginstituut een deel van de in dat lid bedoelde financiële
middelen buiten de in dat lid bedoelde rekening-courant houden.
5.
Onze Minister stelt in
overeenstemming met Onze Minister van
Financiën, na overleg met het Zorginstituut, de
omvang van het in het vierde lid bedoelde deel van de financiële
middelen vast.
6.
Bij een tekort aan financiële middelen maakt het Zorginstituut uitsluitend gebruik van de kredietfaciliteiten
die door Onze Minister van Financiën worden verleend.
7.
Onze Minister van Financiën informeert dagelijks het Zorginstituut ten aanzien van de rekening-courant, in elk
geval met betrekking tot:
a.de slotstanden per dag;
b.alle dagelijks geboekte mutaties of transacties in de rekening-courant.
8.
Het Zorginstituut informeert Onze Minister van
Financiën ten aanzien van de rekening-courant in elk geval met
betrekking tot de prognoses van de saldi van de rekening-courant.
9.
Onze Minister van Financiën brengt voor het beheer van de
rekening-courant geen kosten in rekening.
{Nadere regels}
10.
Onze Minister stelt in
overeenstemming met Onze Minister van
Financiën, na overleg met het Zorginstituut, regels
omtrent de rente die over de saldi van de in het tweede lid
bedoelde rekening-courant wordt vergoed onderscheidenlijk in
rekening wordt gebracht.
11.
Onze Minister
kan in overeenstemming met Onze Minister van
Financiën, na overleg met het Zorginstituut, regels
stellen omtrent het tweede, zevende en achtste lid.
Paragraaf 5.2 De inkomensafhankelijke bijdrage
Artikel 41
{Inkomensafhankelijke bijdrage}
De inhoudingsplichtige en de verzekeringsplichtige
zijn een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd.
Artikel 42
{Heffingsgrondslag}
1.
De
inhoudingsplichtige is een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd
over het door hem verstrekte loon overeenkomstig de Wet op de
loonbelasting 1964
uit:
a.tegenwoordige
dienstbetrekking als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 van de
verzekeringsplichtige of van degene, bedoeld in artikel 2, tweede lid,
onderdeel b, van deze wet, met uitzondering
van:
1°.de
eindheffingsbestanddelen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen
b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting
1964;
2°.het in
artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 bedoelde voordeel,
voor zover dit voordeel door middel van een aan de werknemer opgelegde
naheffingsaanslag in aanmerking is
genomen;
3°.het
loon van degene, bedoeld in artikel 4, onderdeel f, van de Wet op de
loonbelasting
1964;
4°.het loon
van de directeur-grootaandeelhouder, bedoeld in artikel 6, eerste lid,
onderdeel d, van de
Ziektewet;
b.vroegere
arbeid als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 van de
verzekeringsplichtige of van degene, bedoeld in artikel 2, tweede lid,
onderdeel b, tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip, met uitzondering van
bij ministeriële regeling aan te wijzen bestanddelen van het
loon.
2.
Het loon
waarover de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge het eerste lid
wordt geheven, wordt ten minste gesteld op nihil en wordt bij dezelfde
inhoudingsplichtige tot geen hoger bedrag in aanmerking genomen dan het
door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën, met betrekking tot een kalenderjaar vastgestelde bedrag.
3.
Het
bedrag, bedoeld in het tweede lid, wordt vastgesteld voor
loontijdvakken waarin loon als bedoeld in het eerste lid wordt genoten
waarvoor Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dit nodig acht.
4.
Voor de
herleiding naar een ander loontijdvak van het bedrag, bedoeld in het
derde lid, is artikel 25, eerste en vierde lid, van de Wet op de
loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing.
5.
De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per loontijdvak berekend over het verschil tussen het loon dat de werknemer in het kalenderjaar heeft genoten tot en met dat loontijdvak en het loon dat de werknemer in dat kalenderjaar heeft genoten tot en met het aan dat loontijdvak voorafgaande loontijdvak, met dien verstande dat van het bij eenzelfde inhoudingsplichtige genoten loon buiten aanmerking blijft het gedeelte dat meer bedraagt dan het met toepassing van het derde of vierde lid vastgestelde bedrag per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken van het kalenderjaar.
6.
Het
tweede, derde en vierde lid zijn niet van toepassing in de gevallen, bedoeld
in artikel 26b, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting
1964.
7.
De
inhoudingsplichtige mag de door hem verschuldigde inkomensafhankelijke
bijdrage niet verhalen op de verzekeringsplichtige of op degene,
bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b. Elk beding waarbij van
de eerste volzin wordt afgeweken, is nietig.
8.
De
rijksbelastingdienst stort de inkomensafhankelijke bijdrage die is
geheven over het loon van degene, bedoeld in artikel 2, tweede lid,
onderdeel b, van deze wet op de rekening, bedoeld in artikel 70, eerste
dan wel tweede
lid.
Artikel 43
{Bijdrage van verzekeringsplichtige}
1.
De
verzekeringsplichtige is een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd
over het in een kalenderjaar genoten bijdrage-inkomen.
2.
Het
bijdrage-inkomen is het gezamenlijke bedrag van hetgeen door de
verzekeringsplichtige is genoten
aan:
a.loon
overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd
met:
en vermeerderd met loon,
bepaald volgens de regels van artikel 3.82 van de Wet
inkomstenbelasting
2001;
1°.het
loon waarop artikel 42 van toepassing
is;
2°.de
eindheffingsbestanddelen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen
b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting
1964;
b.belastbare
winst uit onderneming, bepaald volgens de regels van afdeling 3.2 van
de Wet inkomstenbelasting
2001;
c.belastbaar
resultaat uit overige werkzaamheden, bepaald volgens de regels van
afdeling 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met uitzondering van
de in artikel 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en artikel 3.92 van
de Wet inkomstenbelasting 2001 bedoelde
werkzaamheden;
d.belastbare
periodieke uitkeringen en verstrekkingen, bepaald volgens de regels van
afdeling 3.5 van de Wet inkomstenbelasting
2001.
3.
Het
bijdrage-inkomen wordt ten minste op nihil gesteld en wordt tot geen
hoger bedrag in aanmerking genomen dan het bij regeling van Onze
Minister, in overeenstemming met Onze Ministers van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en van Financiën, met betrekking tot een kalenderjaar vastgestelde bedrag.
4.
Ingeval
de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge artikel 49, tweede lid, bij
wijze van inhouding wordt geheven, is artikel 42, tweede tot en met
zesde lid, van overeenkomstige
toepassing.
5.
Ingeval
de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge artikel 49, derde lid, bij
wege van aanslag wordt geheven, wordt daarbij als bijdrage-inkomen ten
hoogste in aanmerking genomen een bedrag gelijk aan het in het derde
lid bedoelde bedrag, verminderd met het loon, bedoeld in artikel 42,
van de verzekeringsplichtige en met het door de verzekeringsplichtige
van een inhoudingsplichtige genoten loon, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel a.
Artikel 44
Vervallen
Artikel 45
{Percentage inhoudingsplichtige}
1.
De
door de inhoudingsplichtige verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage
bedraagt een percentage van het loon, bedoeld in artikel 42, eerste
lid.
2.
De
door de verzekeringsplichtige verschuldigde inkomensafhankelijke
bijdrage bedraagt een percentage van het
bijdrage-inkomen.
3.
De
in het eerste en tweede lid bedoelde bijdragepercentages worden
vastgesteld bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze
Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën,
waarbij voor daarbij aan te geven bestanddelen van het loon of het
bijdrage-inkomen een afwijkend percentage kan worden
vastgesteld.
4.
De bijdragepercentages worden zodanig vastgesteld, dat de som
van de inkomensafhankelijke bijdragen gelijk is aan 50% van de
som van bij ministeriële regeling te bepalen, ten gunste van het
Zorgverzekeringsfonds of van de zorgverzekeraars komende inkomsten.
{Verrekening}
5.
Na afloop van het kalenderjaar vastgestelde verschillen tussen
de bedragen van de inkomsten die in de ministeriële regeling,
bedoeld in het vierde lid, in aanmerking waren genomen en de
werkelijke bedragen van die inkomsten, worden verrekend bij de
vaststelling van het bijdragepercentage in een volgend jaar.
6.
Indien een wijziging van het bijdragepercentage ingaat op een
ander tijdstip dan 1 januari, vindt de vaststelling plaats in
overeenstemming met Onze Minister van Financiën en kunnen
daarbij regels worden gesteld omtrent de wijze van berekening
van de bijdrage over het gehele kalenderjaar.
Artikel 46
Vervallen
Artikel 47
{Nadere regels}
Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze
Minister van Financiën en Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot deze paragraaf.
Paragraaf 5.3 De heffing en invordering van de inkomensafhankelijke bijdrage
Artikel 48
{Heffing}
De rijksbelastingdienst heft de inkomensafhankelijke bijdrage.
Artikel 49
{Overeenkomstig loonbelasting}
1.
De door
de inhoudingsplichtige verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage
wordt geheven met overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van
loonbelasting geldende regels.
2.
Voor
zover het bijdrage-inkomen bestaat uit loon als bedoeld in artikel 43,
tweede lid, onderdeel a, dat van een inhoudingsplichtige wordt genoten,
wordt de inkomensafhankelijke bijdrage bij wijze van inhouding geheven
met overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van loonbelasting
geldende regels.
3.
Voor
zover het bijdrage-inkomen bestaat uit andere dan de in het tweede lid
bedoelde bestanddelen, wordt de inkomensafhankelijke bijdrage bij wege
van aanslag geheven met overeenkomstige toepassing van de voor de
heffing van de inkomstenbelasting geldende regels, met uitzondering van
artikel 3 154 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
4.
Artikel
13bis, vijftiende en negentiende
lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is van
overeenkomstige
toepassing.
Artikel 50
{Teruggaaf}
1.
De
inspecteur verleent bij voor bezwaar vatbare beschikking aan de
verzekeringsplichtige een teruggaaf van de op het loon ingehouden
inkomensafhankelijke bijdrage voor zover het loon van de
verzekeringsplichtige waarover inkomensafhankelijke bijdrage is geheven
hoger is dan het in artikel 43, derde lid, bedoelde bedrag.
2.
Een
teruggaaf wordt niet verleend indien het met toepassing van het eerste
lid berekende bedrag niet meer bedraagt dan het in artikel 9.4, vijfde
lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 genoemde bedrag.
3.
Bij
ministeriële regeling worden regels gesteld ter zake van het
verlenen van een voorschot op het bij de beschikking, bedoeld in het
eerste lid, vast te stellen bedrag.
4.
Ingeval
een teruggaaf of een voorschot ten onrechte of tot een te hoog bedrag
is verleend, kan de inspecteur het te veel betaalde bedrag bij voor
bezwaar vatbare beschikking terugvorderen. De bevoegdheid tot
terugvordering vervalt door verloop van vijf jaren na afloop van het
kalenderjaar waarop de teruggaaf of het voorschot, bedoeld in de eerste
volzin, betrekking heeft. Bij de invordering van het ingevolge de
eerste volzin terug te vorderen bedrag zijn de regels die gelden voor
de invordering van inkomstenbelasting van overeenkomstige
toepassing.
{Rentevergoeding}
5.
In
afwijking van de artikelen 30h en 30ha van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen wordt bij de voor bezwaar vatbare beschikking, bedoeld
in het eerste lid, en de voor bezwaar vatbare beschikking, bedoeld in
het vierde lid, uitsluitend belastingrente vergoed, onderscheidenlijk
in rekening gebracht, indien de dagtekening van de beschikking ligt na
het verstrijken van een periode van zes maanden na afloop van het
kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft. De belastingrente
wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na
het verstrijken van een periode van zes maanden na het einde van het
kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft en eindigt 14 dagen na
de dagtekening van de
beschikking.
Artikel 51
{Invordering}
1.
De rijksbelastingdienst vordert de inkomensafhankelijke
bijdrage in.
2.
Bij
de invordering van de bijdrage zijn, naar gelang artikel 49, eerste of
tweede, dan wel derde lid, van toepassing is, de regels geldende voor
de invordering van loonbelasting, onderscheidenlijk de
inkomstenbelasting van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 52
{Nadere regels}
Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Financiën
worden regels gesteld met betrekking tot de afdracht van de
inkomensafhankelijke bijdragen alsmede van de daarmee verband
houdende bestuurlijke boeten en renten door de
rijksbelastingdienst aan het Zorgverzekeringsfonds.
Artikel 53
{Nadere regels}
Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze
Minister van Financiën en Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot deze paragraaf.
Paragraaf 5.4 De rijksbijdragen aan het Zorgverzekeringsfonds
Artikel 54
{Zorgverzekeringsfonds, rijksbijdrage voor minderjarigen}
1.
Onze Minister verleent jaarlijks aan het Zorgverzekeringsfonds
een bijdrage in de financiering van de zorgverzekering voor
verzekerden jonger dan achttien jaar.
2.
De bijdrage is gelijk aan het bedrag dat daarvoor in de wet
tot vaststelling van de begroting van zijn ministerie voor dat
jaar is toegestaan.
3.
De bijdrage wordt betaald in gelijke maandelijkse delen.
Artikel 54a
{Bijdrage afwikkeling AWBZ}
1.
Onze Minister verleent over de kalenderjaren 2015 tot en met 2018 aan het Zorgverzekeringsfonds een bijdrage in de financiering van de verzekeringsdekking van zorg die tot 1 januari 2015 op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verzekerd was.
2.
De bijdrage voor het jaar 2015 is gelijk aan het bedrag dat daarvoor in de wet tot vaststelling van de begroting van zijn ministerie voor dat jaar is toegestaan, en de bijdragen voor de jaren 2016, 2017 en 2018 bedragen respectievelijk 75, 50 en 25% van de bijdrage voor het jaar 2015.
3.
De bijdrage wordt betaald in gelijke maandelijkse delen.
4.
Dit artikel en artikel 39, tweede lid, onderdeel bb, vervallen met ingang van 1 januari 2019.
Artikel 55
{Zorgverzekeringsfonds, rijksbijdrage bij molest}
1.
Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van
Financiën, een bijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds verlenen
ter gehele of gedeeltelijke betaling van zorg of overige
diensten als bedoeld in artikel 10, in geval de behoefte aan die
zorg of diensten is veroorzaakt door of ontstaan uit gewapend
conflict, burgeroorlog, opstand, binnenlandse onlusten, oproer,
muiterij of terrorisme.
{Nadere regels}
2.
Bij ministeriële regeling wordt bepaald:
a.welke vormen van zorg of overige diensten voor welk
gedeelte met de bijdrage worden betaald;
b.ten behoeve van welke personen de bijdrage wordt
betaald;
c.onder welke voorwaarden en op welke wijze deze zorg of
overige diensten door het Zorginstituut worden betaald.
3.
In een regeling als bedoeld in het tweede lid kan worden
bepaald dat zorgverzekeraars het Zorginstituut
bijstand verlenen bij het uitvoeren van de ministeriële
regeling, bedoeld in het tweede lid, en welke vergoeding daar
voor de zorgverzekeraars tegenover staat.
Artikel 56
{Zorgverzekeringsfonds, rijksbijdrage bij betalingsonmacht zorgverzekeraar}
Indien de situatie, bedoeld in artikel 31, eerste lid, zich
heeft voorgedaan, verstrekt Onze Minister een bijdrage aan het
Zorgverzekeringsfonds ter hoogte van het verschil tussen het
bedrag aan voldane vorderingen, als bedoeld in artikel 31, eerste
lid, en het bedrag dat het Zorginstituut ter zake van
de vorderingen, bedoeld in artikel 31, tweede lid, heeft ontvangen.
Paragraaf 5.5 De bijdragevervangende belasting gemoedsbezwaarden
Artikel 57
{Gemoedsbezwaarden, bijdragevervangende belasting}
1.
Van de
persoon die op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, niet
verzekeringsplichtig is, wordt bijdragevervangende belasting geheven,
tot het bedrag van de in artikel 43, eerste lid, bedoelde inkomensafhankelijke bijdrage dat deze persoon verschuldigd zou zijn als hij
verzekeringsplichtig zou zijn.
2.
In
afwijking in zoverre van artikel 43 wordt van de persoon aan wie met
toepassing van artikel 64 van de Wet financiering sociale verzekeringen
een ontheffing is verleend in het kader van één of meer
volksverzekeringen anders dan die volgens de Wet langdurige zorg, geen inkomensafhankelijke bijdrage geheven maar een
bijdragevervangende belasting, tot het bedrag van de
inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 43, tweede
lid.
3.
De
heffing van de bijdragevervangende belasting vindt plaats met
overeenkomstige toepassing van artikel 49, tweede, derde en vierde
lid.
4.
De
rijksbelastingdienst stort de belasting, bedoeld in het eerste lid, op
de rekening, bedoeld in artikel 70, eerste dan wel tweede
lid.
Hoofdstuk 6 Zorginstituut en overige taken en bevoegdheden van het CAK
Paragraaf 6.1 Algemene bepalingen
Artikel 58
{Zorginstituut, instelling/taakomschrijving}
1.
Er is een Zorginstituut Nederland, dat rechtspersoonlijkheid bezit.
2.
Het Zorginstituut is gevestigd in een door Onze
Minister te bepalen plaats.
3.
Het Zorginstituut is belast met de taken die hem
bij of krachtens wet of internationale overeenkomst zijn opgedragen.
4.
Het Zorginstituut wordt in en buiten rechte
vertegenwoordigd door de voorzitter.
5.
De
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is op het Zorginstituut van
toepassing.
Artikel 59
{Samenstelling Zorginstituut}
1.
Het Zorginstituut bestaat uit ten hoogste drie leden, onder wie de voorzitter.
2.
Benoeming vindt plaats op grond van de deskundigheid die nodig
is voor de uitoefening van de taken van het Zorginstituut alsmede op grond van maatschappelijke kennis
en ervaring.
3.
De leden worden benoemd voor ten hoogste vier jaar.
Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden.
Artikel 59a
{Voorbereidingscommissie Zorginstituut}
1. Het
Zorginstituut heeft een commissie die rapporten of signalen
als bedoeld in artikel 66 voorbereidt.
2.
De commissie bestaat uit een oneven aantal van ten hoogste negen leden die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het Zorginstituut.
3.
De leden maken op persoonlijke titel deel uit van de commissie.
4.
De benoeming van de leden van de commissie vindt plaats op grond van de deskundigheid die nodig is voor de uitoefening van de taken van de commissie en op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.
5.
De leden worden benoemd voor ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan eenmaal en voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden.
6.
Het lidmaatschap eindigt tussentijds door overlijden, ontslag op eigen verzoek of ontslag om zwaarwichtige redenen door het Zorginstituut.
7.
Bij ministeriële regeling worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen aan de leden van de commissie vastgesteld.
8.
Het lidmaatschap van de commissie, bedoeld in het eerste lid, is onverenigbaar met het lidmaatschap van het Zorginstituut en van de commissie, bedoeld in artikel 59b.
Artikel 59b
{Adviescommissie Kwaliteit}
1.
Het Zorginstituut kent een Adviescommissie Kwaliteit.
2.
De Adviescommissie Kwaliteit bestaat uit een oneven aantal van ten hoogste vijftien leden die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het Zorginstituut.
3.
Artikel 59a, derde tot en met achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 60
{Zorginstituut, bestuursreglement}
1.
Het Zorginstituut stelt een bestuursreglement vast.
{Zorginstituut, openbaarheid vergaderingen}
2.
Vergaderingen van het Zorginstituut
zijn niet openbaar, behoudens voor zover in het bestuursreglement
anders is bepaald.
{Zorginstituut, toepasselijkheid art. 3:2 Awb}
3.
In het
bestuursreglement legt het Zorginstituut in ieder geval
vast hoe hij voldoet aan de verplichting ingevolge artikel 3:2 van de
Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 61
Vervallen
Artikel 62
Vervallen
Artikel 63
Vervallen
Paragraaf 6.2 Taken en bevoegdheden van het Zorginstituut, voor zover niet elders geregeld en overige taken en bevoegdheden van het CAK
Artikel 64
{Zorginstituut, uitleg over verzekeringspakket}
1.
Het Zorginstituut bevordert de eenduidige uitleg
van de aard, inhoud en omvang van de prestaties, bedoeld in
artikel 11.
2.
Het Zorginstituut kan de zorgverzekeraars met het
oog hierop richtlijnen geven.
Artikel 65
{Zorginstituut, voorlichting over verzekeringspakket}
Het Zorginstituut geeft aan zorgverzekeraars, aan
zorgaanbieders en aan burgers voorlichting over de aard, inhoud en
omvang van de prestaties, bedoeld in artikel 11.
Artikel 66
{Zorginstituut, rapportage over verzekeringspakket}
1.
Het Zorginstituut rapporteert Onze Minister
desgevraagd over voorgenomen beleid inzake aard, inhoud en
omvang van de prestaties, bedoeld in artikel 11.
2.
Het Zorginstituut signaleert gevraagd en
ongevraagd aan Onze Minister feitelijke ontwikkelingen die
aanleiding kunnen geven tot wijzigingen van de aard, inhoud en
omvang van de prestaties, bedoeld in artikel 11.
Artikel 66a
{Zorg}
Onder zorg in de artikelen 66b tot en met 66e wordt verstaan:
1°.zorg of dienst als omschreven bij of krachtens deze wet of de Wet langdurige zorg;
2°.handelingen op het gebied van de gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, die niet zijn begrepen onder 1°, ook indien die handelingen een andere strekking hebben dan het bevorderen of bewaken van de gezondheid van de cliënt.
Artikel 66b
{Zorginstituut, openbaar register}
1.
Het Zorginstituut houdt een openbaar register bij waarin op voordracht van organisaties van cliënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars gezamenlijk dan wel van de Adviescommissie Kwaliteit een kwaliteitsstandaard of een meetinstrument wordt opgenomen.
2.
Het Zorginstituut stelt een beleidsregel vast op basis waarvan wordt beoordeeld of een overeenkomstig het eerste lid voorgedragen kwaliteitsstandaard of meetinstrument kan worden aangemerkt als een verantwoorde beschrijving van de kwaliteit van een zorgproces respectievelijk als een verantwoord middel om te meten of goede zorg is geleverd.
3.
Het Zorginstituut neemt een overeenkomstig het eerste lid voorgedragen kwaliteitsstandaard of meetinstrument niet op in het openbaar register indien deze niet voldoet aan de beleidsregel, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 66c
{Zorginstituut, kwaliteitsstandaard en meetinstrumenten}
1.
Het Zorginstituut stelt vast voor welke vormen van zorg een kwaliteitsstandaard of een meetinstrument nodig is dan wel een overeenkomstig artikel 66b in het openbaar register opgenomen kwaliteitsstandaard of meetinstrument wijziging behoeft. Hierbij bevordert het Zorginstituut de verspreiding van goede voorbeelden op het gebied van patiëntveiligheid.
2.
Het Zorginstituut stelt het een tijdstip vast waarop de kwaliteitsstandaard of het meetinstrument, bedoeld in het eerste lid, moet zijn opgesteld onderscheidenlijk aangepast.
3.
Indien op het in het tweede lid bedoelde tijdstip geen kwaliteitsstandaard of meetinstrument is opgesteld onderscheidenlijk aangepast, kan het Zorginstituut de Adviescommissie Kwaliteit verzoeken binnen een nader te bepalen termijn hiervoor zorg te dragen en over de aldus opgestelde onderscheidenlijk aangepaste kwaliteitsstandaard overleg te plegen met relevante organisaties van cliënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars.
Artikel 66d
{Zorginstituut, informatie over kwaliteit}
1.
Het Zorginstituut draagt zorg voor het verzamelen, samenvoegen en beschikbaar maken van informatie over de kwaliteit van verleende zorg:
a.met het oog op het recht van de cliënt een weloverwogen keuze te kunnen maken tussen verschillende zorgaanbieders, en
b.ten behoeve van het toezicht door de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
2.
Zorgaanbieders zijn verplicht de informatie, bedoeld in het eerste lid, te rapporteren op basis van de overeenkomstig artikel 66b in het openbaar register opgenomen meetinstrumenten.
3.
Bij regeling van Onze Minister wordt de instantie aangewezen waar zorgaanbieders de in het tweede lid bedoelde informatie aanleveren.
Artikel 66e
{Zorginstituut, kwaliteitsstandaard}
1.
De Adviescommissie Kwaliteit stelt op een verzoek van het Zorginstituut als bedoeld in artikel 66c, derde lid, een kwaliteitsstandaard of een meetinstrument op.
2.
De Adviescommissie Kwaliteit heeft tot taak het Zorginstituut te adviseren over aangelegenheden betreffende de kwaliteit van de zorgverlening, waaronder:
a.de meerjarenagenda en het werkprogramma van het Zorginstituut,
b.de samenhang tussen kwaliteitsstandaarden en de bekostiging van de zorg, en
c.het inzichtelijk maken van informatie over de kwaliteit van zorg.
3.
De Adviescommissie Kwaliteit kan ten behoeve van de uitvoering van haar werkzaamheden een of meer deskundigen op het gebied van een specifieke vorm van zorg inschakelen.
Artikel 66f
{Zorginstituut, rapportage en signalering}
1.
Het Zorginstituut rapporteert desgevraagd aan Onze Minister omtrent de uitvoerbaarheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van voorgenomen beleid in verband met vernieuwingen en verbeteringen in de structuur van beroepen en opleidingen in de gezondheidszorg.
2.
Het Zorginstituut signaleert gevraagd en ongevraagd aan Onze Minister feitelijke ontwikkelingen inzake vernieuwingen en verbeteringen in de structuur van beroepen en opleidingen in de gezondheidzorg.
Artikel 67
{Zorginstituut, afstemming met overige sociale verzekeringen}
Het Zorginstituut bevordert de afstemming van de uitvoering:
a.van en tussen de zorgverzekering en de verzekering langdurige zorg, en
b.van deze verzekeringen met de uitvoering van het beleid op
andere terreinen van de volksgezondheid en op andere terreinen
van sociale zekerheid.
Artikel 68
Vervallen
Artikel 69
{CAK, inning/administratie bijdrage personen in buitenland}
1.
In het buitenland wonende personen die met toepassing van een Verordening van
de Raad van de Europese Gemeenschappen dan wel toepassing van
zodanige verordening krachtens de overeenkomst betreffende de
Europese Economische Ruimte of een verdrag inzake sociale
zekerheid in geval van behoefte aan zorg recht hebben op zorg of vergoeding van
de kosten daarvan, zoals voorzien in de wetgeving over de
verzekering voor zorg van hun woonland, melden
zich, tenzij zij op grond van deze wet verzekeringsplichtig
zijn, bij het CAK aan.
{Nadere regels}
2.
De personen, bedoeld in het eerste, zeventiende en achttiende lid, zijn een bij ministeriële regeling te bepalen bijdrage verschuldigd.
3.
Bij de vaststelling van de bijdrage, bedoeld in het tweede lid, wordt rekening gehouden met een bij ministeriële regeling te bepalen verhouding tussen de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon in het woonland van de rechthebbende ten laste van de sociale zorgverzekeringen in dat land en de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon in Nederland uit hoofde van deze wet en de Wet langdurige zorg.
4.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald:
a.over welk jaar het inkomen bij wijze van grondslag voor de bijdrage, bedoeld in het tweede lid, wordt berekend en onder welke omstandigheden van dat jaar kan worden afgeweken;
b.welk deel van de bijdrage, bedoeld in het tweede lid, voor de toepassing van de Wet op de zorgtoeslag als premie voor een zorgverzekering wordt beschouwd.
5.
De bijdrage van een persoon, bedoeld in het eerste lid, van 18 jaar of ouder die ingevolge de verordening, de overeenkomst of het verdrag, bedoeld in het eerste lid, als gezinslid wordt aangemerkt is verschuldigd door degene van wie het recht op zorg van dat gezinslid ingevolge die verordening, die overeenkomst of dat verdrag is afgeleid.
6.
Voor zover een pensioen- of renteverstrekkend orgaan aan een in het eerste lid bedoelde persoon loon als bedoeld in artikel 42 verstrekt, is dat orgaan een bij ministeriële regeling te bepalen bijdrage verschuldigd.
7.
Het CAK is belast met de administratie voortvloeiend uit het eerste, zeventiende en achttiende lid en de daar genoemde
internationale regels, alsmede met het nemen van
beschikkingen over de heffing en de inning van de bijdragen, bedoeld in het tweede en zesde lid.
8.
Indien tegen een door het CAK op grond van dit artikel genomen beschikking bezwaar wordt gemaakt, beslist het CAK, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen dertien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
9. Het
CAK gebruikt voor de uitvoering van dit artikel
het burgerservicenummer van de in het eerste lid bedoelde
personen.
10.
Het CAK is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de personen, bedoeld in eerste, veertiende en vijftiende lid, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit artikel.
11.
Het CAK is de verantwoordelijke, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens, voor de verwerking, bedoeld in het zevende lid.
12.
Bij ministeriële regeling:
a.kan worden bepaald dat organen die pensioen of rente verschuldigd zijn of werkgevers in opdracht van het CAK werkzaamheden verrichten ter voorbereiding of uitvoering van beschikkingen als bedoeld in het zevende lid, waarbij kan worden bepaald dat die organen of werkgevers de bijdragen die de personen, bedoeld in het eerste lid, verschuldigd zijn, inhouden op een pensioen of een rente dan wel, indien het eerste lid van toepassing is op gezinsleden van een verzekeringsplichtige, op het loon, het pensioen of de rente van die verzekeringsplichtige;
b.kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het
CAK zijn taak, bedoeld in het zevende lid, uitoefent of de organen of werkgevers, bedoeld in onderdeel a, de in
dat onderdeel bedoelde werkzaamheden uitvoeren;
c.kan, voor gevallen waarin een persoon als bedoeld in het eerste lid van meer dan één orgaan pensioen of rente ontvangt, worden bepaald dat het CAK één orgaan aanwijst dat de bijdrage van die persoon en de bijdragen van de gezinsleden van die persoon inhoudt op door dat orgaan aan die persoon verschuldigde pensioen of rente, of indien het in te houden bedrag groter is dan dat pensioen of die rente, twee of meer organen aanwijst die elk een deel van dat bedrag inhouden. Daarbij kan worden bepaald dat een deel van het pensioen of de rente wordt vrijgesteld van inhouding door het aangewezen orgaan.
13.
Artikel 18f, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
14.
Indien de melding, bedoeld in het eerste lid, niet is geschied binnen vier maanden nadat het recht, bedoeld in het eerste lid, is ontstaan, legt het CAK degene die de melding had moeten doen een bestuurlijke boete op ter hoogte van driemaal de tot een maandbedrag herleide standaardpremie, bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag.
15.
Het CAK kan de bijdrage, bedoeld in het tweede of zesde lid, of een boete als bedoeld in het veertiende lid bij dwangbevel invorderen.
16. Artikel
5:53, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geldt niet
voor de oplegging van de boete, bedoeld in het veertiende lid.
17.
Voor de toepassing van Verordening (EG) Nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004, betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels (Pb EU 2004, L 166) wordt de in het eerste lid bedoelde persoon die op de laatste dag van de maand voorafgaande aan die waarin hij de 65-jarige leeftijd bereikt een pensioen of uitkering ontvangt dat op grond van bijlage XI bij die verordening is gelijkgesteld met op grond van de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen, tot aan de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet aangemerkt als een aanvrager van een pensioen.
18.
Voor de toepassing van een in het eerste lid bedoeld verdrag wordt de in het eerste lid bedoelde persoon die op de laatste dag van de maand voorafgaande aan die waarin hij de 65-jarige leeftijd bereikt een pensioen of uitkering ontvangt dat op grond van het verdrag is gelijkgesteld met op grond van de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen, tot aan de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet aangemerkt als een rechthebbende op een pensioen.
Artikel 69a
{Zorginstituut, bevordering uitvoering van internationale socialezekerheidsregelingen}
1.
Het Zorginstituut bevordert de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de verordeningen, de overeenkomsten en de verdragen, bedoeld in artikel 69, eerste lid.
2.
Het Zorginstituut kan met het oog hierop richtlijnen geven.
Artikel 69b
{Zorginstituut is nationaal contactpunt (NCP)}
1.
Het Zorginstituut is het nationale contactpunt, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PbEU 2011, L 88).
2.
Het Zorginstituut draagt zorg voor de uitvoering van de taken die bij de richtlijn, bedoeld in het eerste lid, zijn toebedeeld aan het nationale contactpunt.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van de taken, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 70
{CAK, opening/instandhouding rekening bijdragevervangende belasting gemoedsbezwaarden}
1.
Het CAK opent voor iedere
gemoedsbezwaarde, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b,
een rekening, waarop de geheven inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42, achtste lid, en de bijdragevervangende belasting, bedoeld in artikel 57, eerste lid, worden gestort.
2.
In afwijking van het eerste lid opent of houdt het CAK één rekening in stand indien twee of meer
gemoedsbezwaarden als bedoeld in artikel 2, tweede lid,
onderdeel b, een gezamenlijke huishouding voeren, en worden op
die rekening de bijdragen en belastingen van ieder van deze gemoedsbezwaarden gestort.
3.
Tot de rekening is geen ander begunstigd dan het CAK.
4.
Het saldo wordt door het CAK gebruikt
voor het doen van:
a.uitkeringen ter vergoeding van kosten van zorg of overige
diensten als bedoeld in artikel 11, voor zover deze zijn
verleend aan een gemoedsbezwaarde voor wie de rekening in
stand wordt gehouden, of aan een tot zijn huishouding
behorend kind, jonger dan achttien jaar;
b.uitkeringen als bedoeld in artikel 39, tweede lid,
onderdeel d.
5.
Uitkeringen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, worden
slechts op verzoek van een gemoedsbezwaarde voor wie de rekening
in stand wordt gehouden, gedaan.
6.
De kosten van zorg of overige diensten worden niet vergoed
voor zover deze voor een verzekerde op grond van de regels,
gesteld bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur,
bedoeld in artikel 11, derde of vierde lid, voor eigen rekening blijven.
7.
Het CAK heft een rekening op indien alle
gemoedsbezwaarden voor wie de rekening in stand werd gehouden,
verzekeringsplichtig zijn geworden dan wel zijn overleden.
8.
Indien een gemoedsbezwaarde een gezamenlijke huishouding is
gaan vormen met een andere gemoedsbezwaarde, heft het CAK een van de twee rekeningen op, onder
overmaking van het saldo naar de overblijvende rekening.
9.
Het CAK zorgt per gemoedsbezwaarde of
huishouding, bedoeld in het tweede lid, voor een ordentelijke
administratie van de stortingen op en de uitkeringen ten laste
van de rekening.
{Nadere regels}
10.
Bij ministeriële regeling kunnen ter zake van het bepaalde in
het eerste tot en met negende
lid nadere regels en
uitvoeringsregels worden gegeven.
11.
Het CAK is bevoegd de werkzaamheden,
bedoeld bij of krachtens het eerste tot en met tiende
lid, onder
vergoeding van de daarmee gepaard gaande kosten, uit te besteden
aan een of meer zorgverzekeraars.
12. Het CAK gebruikt voor de uitvoering van dit artikel het
burgerservicenummer van de
gemoedsbezwaarde.
13.
Het CAK is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de gemoedsbezwaarde, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit artikel.
14.
Het CAK is de verantwoordelijke, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens, voor de verwerking, bedoeld in het dertiende lid.
Artikel 70a
{Nadere regels psychische problematiek}
1.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het Zorginstituut een subsidie verstrekt aan zorgaanbieders ten behoeve van kosten van geneeskundige zorg zoals medisch-specialisten en klinisch-psychologen die plegen te bieden voor zover het gaat om kortdurende generalistische behandeling van een persoon met lichte tot matig ernstige psychische problematiek, inclusief de daarbij behorende diagnostiek of toegeleiding naar die zorg, die niet in rekening te brengen zijn bij de zorgverzekeraar of de individuele verzekerde, omdat de identiteit van de verzekerde niet kan worden vastgesteld.
2.
In de regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorwaarden opgenomen worden ten aanzien van de subsidie en kan jaarlijks een subsidieplafond worden vastgesteld.
Artikel 70b
{Nadere regels gedetineerden}
1.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het Zorginstituut uitkeringen verstrekt ter vergoeding van kosten van zorg en andere diensten, bedoeld bij en krachtens artikel 11, verleend door zorgaanbieders aan personen die zijn opgenomen in het stelsel van Bewaken & Beveiligen van het Openbaar Ministerie.
2.
In de regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorwaarden opgenomen worden ten aanzien van de in dat lid bedoelde uitkeringen en ten aanzien van de uitvoering van de in dat lid bedoelde taak van het Zorginstituut.
Paragraaf 6.3 Planning, verslaglegging en financiering
Artikel 71
{Zorginstituut, jaarplan}
1.
Het
Zorginstituut zendt jaarlijks voor 1 oktober tegelijk
met de begroting een werkprogramma voor het volgende kalenderjaar aan
Onze Minister met een beschrijving van de activiteiten die het Zorginstituut voornemens is ter uitvoering van zijn taken te
verrichten.
2.
Tegelijk met de begroting, bedoeld in het eerste lid, zendt het Zorginstituut voor de uitvoering van de taken op het gebied van de kwaliteit van de zorg eveneens een meerjarenagenda voor de volgende vier kalenderjaren aan Onze Minister.
3.
Onverminderd
artikel 27 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bevat de
begroting een meerjarenraming van de beheerskosten voor de vier
kalenderjaren, volgend op het
begrotingsjaar.
4.
In het werkprogramma, bedoeld in het eerste lid, wordt onderscheid gemaakt naar gelang het gaat om de uitvoering van taken op het gebied van de kwaliteit van de zorg en van de taken, bedoeld in artikel 66f, dan wel om andere taken van het Zorginstituut.
Artikel 72
{Zorginstituut, budget}
1.
Onze Minister stelt jaarlijks voor 1 december het budget voor
de beheerskosten van het Zorginstituut voor het
volgende kalenderjaar vast.
2.
Onze Minister kan besluiten het budget voor de beheerskosten
van het Zorginstituut te wijzigen.
3.
Het Zorginstituut gaat met betrekking tot de
beheerskosten geen verplichtingen aan en doet geen uitgaven die
leiden tot overschrijding van het vastgestelde budget voor de beheerskosten.
4.
Indien het budget voor de beheerskosten niet is vastgesteld
voor 1 januari van het kalenderjaar waarop de begroting
betrekking heeft, is het Zorginstituut bevoegd,
teneinde zijn activiteiten gaande te houden, te beschikken over
ten hoogste een derde gedeelte van het budget dat laatstelijk
voor hem voor een geheel jaar is vastgesteld.
5.
Onze Minister kan besluiten dat het Zorginstituut
in een geval als bedoeld in het vierde lid, kan beschikken over
meer dan een derde gedeelte van het budget dat laatstelijk voor
hem voor een geheel jaar is vastgesteld.
6.
Het door Onze Minister vastgestelde budget voor de
beheerskosten van het Zorginstituut wordt gedekt uit
’s Rijks kas.
Artikel 73
{Zorginstituut, beheerskosten}
1.
De in
artikel 26 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bedoelde
begroting heeft betrekking op de beheerskosten van het Zorginstituut.
2.
De in
artikel 34 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bedoelde
jaarrekening van het Zorginstituut heeft betrekking op de
beheerskosten van het Zorginstituut.
3.
Het in
artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bedoelde
jaarverslag van het Zorginstituut heeft wat betreft de
uitvoering van artikel 122a uitsluitend betrekking op de
bedrijfsvoering ter zake.
4.
Onverminderd
artikel 35, vierde lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
doet de accountant tevens verslag van zijn bevindingen over de vraag of
het beheer en de organisatie van het Zorginstituut voldoen
aan de eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid en
controleerbaarheid.
Artikel 73a
{Zorginstituut, financieel verslag uitvoeringstaken}
1.
Het Zorginstituut zendt jaarlijks voor 15 april aan Onze Minister:
a.een zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ingericht financieel verslag uitvoeringstaken over het afgelopen kalenderjaar, met een financiële verantwoording over bij ministeriële regeling aan te wijzen, op die uitvoeringstaken betrekking hebbende geldstromen, alsmede het verslag van bevindingen, waarin per geldstroom de bevindingen worden aangegeven;
b.een verantwoording over de vaststelling van de bijdrage, bedoeld in artikel 34, verstrekt ten behoeve van het vierde kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de verantwoording wordt afgelegd, alsmede een assurance report.
2.
Het financieel verslag uitvoeringstaken gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid.
3.
Het verslag van bevindingen en het assurance report geven aan of het beheer en de organisatie voldoen aan eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid, controleerbaarheid en doelmatigheid.
4.
De verklaring omtrent getrouwheid, het verslag van bevindingen en het assurance report worden opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die bereid is Onze Minister desgevraagd inzicht te geven in zijn controlewerkzaamheden.
Artikel 74
{Zorginstituut, jaarrekening Zorgverzekeringsfonds}
1.
Het Zorginstituut zendt jaarlijks voor 31 december
aan Onze Minister met betrekking tot het Zorgverzekeringsfonds
een jaarrekening over het afgelopen kalenderjaar, alsmede het
verslag van bevindingen, bedoeld in het vijfde lid.
2.
Het Zorginstituut legt in de jaarrekening, die zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt ingericht, rekening en verantwoording af over:
a.de baten en lasten van het Zorgverzekeringsfonds,
b.de geldstromen, bedoeld in artikel 73a eerste lid, onderdeel a,
c.de rechtmatigheid en doelmatigheid van het beheer van het Zorgverzekeringsfonds,
d.de toestand van het Zorgverzekeringsfonds per 31 december van het voorafgaande kalenderjaar.
3.
De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de
getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in
artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die bereid is
Onze Minister desgevraagd inzicht te geven in zijn controlewerkzaamheden.
4.
De verklaring heeft mede betrekking op de rechtmatige
verkrijging en besteding van de middelen van het Zorgverzekeringsfonds.
5.
De accountant voegt bij de verklaring een verslag van zijn
bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie
voldoen aan eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid,
controleerbaarheid en doelmatigheid.
Artikel 75
{Zorginstituut, goedkeuring stukken door minister}
1.
Het werkprogramma, bedoeld in artikel 71, het financieel verslag uitvoeringstaken en de verantwoordingen, bedoeld in artikel 73a, eerste lid, onderdelen a en b, de jaarrekening, bedoeld in artikel 74, en de begroting, bedoeld in artikel 122a, zevende lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
2.
In afwijking van het eerste lid en van artikel 29,
eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, behoeven
wijzigingen in een goedgekeurde begroting geen goedkeuring van Onze
Minister, mits:
a.de totale omvang van de begroting geen wijziging
ondergaat, en
b.de wijziging per groep van kostensoorten en baten,
gerekend over het desbetreffende begrotingsjaar, een bedrag
van 5 procent van het in artikel 72 bedoelde budget niet te
boven gaat.
{Nadere regels}
3.
Bij
ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld
over:
a.de
inhoud en de inrichting van het werkprogramma, bedoeld in artikel
71, eerste lid, en de meerjarenagenda, bedoeld in artikel 71, tweede lid;
b.de inhoud en de
inrichting van de begrotingen, bedoeld in artikel 122a, zevende lid,
alsmede in artikel 26 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen;
c.de inhoud en inrichting van het financieel verslag uitvoeringstaken en van de verantwoording, bedoeld in artikel 73a, eerste lid, onderdeel a;
d.de inhoud en inrichting van de verantwoording, bedoeld in artikel 73a, eerste lid, onderdeel b, en van het in dat onderdeel bedoelde assurance report;
e.de inhoud en inrichting van de jaarrekening, bedoeld in artikel 74, alsmede in artikel 34 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;
f.de accountantscontrole van het financieel verslag uitvoeringstaken, bedoeld in artikel 73a, eerste lid, onderdeel a, en van de jaarrekeningen, bedoeld in artikel 74 en artikel 34 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, en van de verantwoordingen, bedoeld in artikel 73a, eerste lid, onderdeel a, van het Zorginstituut;
g.de bij het financieel verslag uitvoeringstaken, bedoeld in artikel 73a, eerste lid, onderdeel a, en de jaarrekeningen, bedoeld in artikel 74 en artikel 34 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, behorende verslagen van bevindingen alsmede het assurance report, bedoeld in artikel 73a, eerste lid, onderdeel b;
h.de inhoud en de inrichting van de jaarverslagen, bedoeld in artikel 122a, tiende lid, alsmede in artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;
i.de omvang van de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 33 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
4.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze
waarop en de voorwaarden waaronder het budget, bedoeld in
artikel 72, wordt vastgesteld.
Artikel 76
{Zorginstituut, openbaring jaarrekening en financieel verslag}
Na de goedkeuring, bedoeld in artikel 75, eerste
lid, en de goedkeuring, bedoeld in de artikelen 29, eerste lid, en 34,
tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, stelt het Zorginstituut de in artikel 75, derde lid, onder a, b, c, e en h, genoemde stukken algemeen verkrijgbaar.
Artikel 77
Vervallen
Artikel 78
Vervallen
Artikel 79
Vervallen
Artikel 80
Vervallen
Artikel 81
Vervallen
Artikel 82
Vervallen
Artikel 83
Vervallen
Artikel 84
Vervallen
Artikel 85
Vervallen
Hoofdstuk 7 Gegevensverstrekking
Artikel 86
{Zorgverzekeraar, gebruik burgerservicenummer/sociaal-fiscaalnummer verzekerde}
1.
Tenzij
de verzekerde daarover niet beschikt, neemt de zorgverzekeraar met het
oog op de uitvoering van de zorgverzekering en van deze wet het
burgerservicenummer van zijn verzekerde en, gedurende zeven jaren na
het einde van de verzekering, van zijn gewezen verzekerde in zijn
administratie
op.
2. De zorgverzekeraar stelt bij de eerste opname in zijn administratie en vervolgens indien daartoe aanleiding is het burgerservicenummer van de verzekerde vast met overeenkomstige toepassing van artikel 7 van de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg.
3. De zorgverzekeraar gebruikt het burgerservicenummer van de verzekerde met het doel te waarborgen dat de in het kader van de verzekering van zorg te verwerken persoonsgegevens op die verzekerde betrekking hebben.
4.
Bij gegevensuitwisseling tussen de zorgverzekeraars en de in de artikelen 88 en 89 genoemde personen en instanties wordt, voor zover die personen en instanties tot gebruik van dat nummer bevoegd zijn, het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer gebruikt.
5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de gegevensuitwisseling tussen de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders, indicatieorganen en zorgverzekeraars in de zin van de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg die niet in de artikelen 88 en 89 zijn genoemd.
{Nadere regels}
6.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.
7. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald aan welke beveiligingseisen de gegevensverwerking, bedoeld in het eerste, vierde en vijfde lid, voldoet.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden over de bij de gegevensuitwisseling, bedoeld in het vierde en vijfde lid, te verwerken feiten of gegevens met betrekking tot verzekerden van wie het vaststellen van het burgerservicenummer onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost. Bij of krachtens die maatregel kan worden bepaald aan welke beveiligingseisen de verwerking van die feiten of gegevens voldoet.
9. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen vormen van zorg of andere diensten als bedoeld in artikel 11, alsmede categorieën van zorgverzekeraars en van in de artikelen 88 en 89 genoemde personen en instanties worden uitgezonderd van de toepassing van het bepaalde bij of krachtens het eerste tot en met het achtste lid.
Artikel 87
{Zorgaanbieder, verstrekking gezondheidsgegevens verzekerde}
1.
Een zorgaanbieder die aan een verzekerde zorg of andere
diensten, bedoeld in artikel 11, heeft verleend, en die de kosten
daarvan krachtens een door hem met de zorgverzekeraar gesloten
overeenkomst rechtstreeks bij die zorgverzekeraar in rekening
brengt, verstrekt die zorgverzekeraar of een door die
zorgverzekeraar aangewezen persoon de persoonsgegevens van de
verzekerde, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid
als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverzekering of van
deze wet, dan wel stelt hem deze gegevens voor dit doel voor
inzage of het nemen van afschrift ter beschikking.
2.
Een zorgaanbieder die aan een verzekerde zorg of andere
diensten, bedoeld in artikel 11, heeft verleend en die de kosten
daarvan bij de verzekerde in rekening brengt, verstrekt hem de
persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende zijn
gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, die
voor zijn zorgverzekeraar noodzakelijk zijn voor de uitvoering van
de zorgverzekering of van deze wet.
3.
De zorgaanbieder, bedoeld in het eerste of tweede lid, verstrekt
een door Onze Minister aangewezen persoon kosteloos bij
ministeriële regeling omschreven, voor de uitvoering van deze wet
noodzakelijke persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens
betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens.
4.
Personen werkzaam ten behoeve van een zorgaanbieder als bedoeld
in het eerste of tweede lid, verstrekken die zorgaanbieder de
persoonsgegevens die hij nodig heeft om te kunnen voldoen aan zijn
verplichtingen bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.
5.
Personen werkzaam bij de zorgverzekeraar, bij een door de
zorgverzekeraar aangewezen persoon als bedoeld in het eerste lid,
of bij de door Onze Minister aangewezen persoon als bedoeld in het
derde lid, voor wie niet reeds uit hoofde van ambt of beroep een
geheimhoudingplicht geldt, zijn verplicht tot geheimhouding van de
gegevens als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen
mededeling toestaat.
{Nadere regels}
6. Bij ministeriële regeling kan
worden
bepaald:
a.tot welke gegevens de verplichting, bedoeld in het
eerste of tweede lid, zich in ieder geval uitstrekt;
b.op welke wijze gegevens, bedoeld in het eerste of
tweede lid, worden verwerkt;
c.volgens
welke technische standaarden gegevensverwerking
plaatsvindt;
d.aan welke
beveiligingseisen gegevensverwerking voldoet;
e.in welke gevallen gegevens, bedoeld in het eerste
of tweede lid, verder worden verwerkt met het oog op de uitvoering van
de zorgverzekering of een aanvullende ziektekostenverzekering, voor
zover deze gegevens niet worden gebruikt voor het beoordelen en
accepteren van een aspirant-verzekerde voor een aanvullende verzekering
en bovendien noodzakelijk zijn
voor:
1°.de betaling aan een zorgaanbieder of de
vergoeding van zorgkosten aan een verzekerde;
2°.de vaststelling van eigen
bijdragen of nog openstaand verplicht of vrijwillig eigen
risico;
3°.het uitoefenen
van het verhaalsrecht; of
4°.het verrichten van controle of
fraudeonderzoek.
Artikel 88
{Zorgverzekering, gegevensverstrekking door verzekerde/werkgever}
1.
Een ieder verstrekt op verzoek aan de zorgverzekeraars, het
Zorginstituut, de
zorgautoriteit, Onze Minister, de
rijksbelastingdienst, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, het college van burgemeester en wethouders, het CAK, of aan een daartoe door of vanwege een van deze
zorgverzekeraars of instanties aangewezen persoon kosteloos alle
inlichtingen en gegevens, waaronder persoonsgegevens als bedoeld
in de Wet bescherming persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor
de uitvoering van de zorgverzekeringen of van deze wet.
2.
De in het eerste lid bedoelde gegevens en inlichtingen worden op
verzoek verstrekt in schriftelijke vorm of in een andere vorm die
redelijkerwijs kan worden verlangd, binnen een termijn die
schriftelijk wordt gesteld bij het in het eerste lid bedoelde verzoek.
3.
Een ieder geeft op verzoek van een rechtspersoon als bedoeld in
het eerste lid, inzage in alle bescheiden en andere
gegevensdragers, stelt deze op verzoek ter beschikking voor het
nemen van afschrift en verleent de terzake verlangde medewerking,
voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet
door de desbetreffende zorgverzekeraars of instanties.
{Nadere regels}
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot het eerste, tweede of derde lid.
Artikel 89
{Zorgverzekering, gegevensuitwisseling zorgverzekeraars/publiekrechtelijke uitvoerders}
1.
De in artikel 88, eerste lid, bedoelde zorgverzekeraars en
instanties, alsmede de Wlz-uitvoerders, zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek
binnen een bij dat verzoek genoemde termijn, uit de onder hun
verantwoordelijkheid gevoerde administratie, aan elkaar, aan een
daartoe door of vanwege hen aangewezen persoon of aan een door
Onze Minister aangewezen persoon, kosteloos, de gegevens,
waaronder persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming
persoonsgegevens, te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverzekeringen of van deze wet, of voor de onderlinge afstemming van op grond van de zorgverzekering verzekerde zorg en zorg die is verzekerd op grond van de Wet langdurige zorg.
2.
Een zorgverzekeraar verleent op verzoek van het Zorginstituut, het CAK dan wel van de zorgautoriteit aan door het desbetreffende
bestuursorgaan aangewezen personen inzage in alle
bescheiden en andere gegevensdragers, stelt deze op verzoek ter
beschikking voor het nemen van afschrift en verleent de terzake
verlangde medewerking, voor zover het desbetreffende
bestuursorgaan dit
nodig acht voor de uitoefening van zijn taak.
3.
Alle ambtenaren tot afgifte van uittreksels uit registers van
burgerlijke stand bevoegd, zijn verplicht aan een in artikel 88,
eerste lid, bedoelde zorgverzekeraar of instantie de door deze
gevraagde uittreksels uit de registers kosteloos toe te zenden.
4.
Griffiers van colleges, geheel of ten dele met rechtspraak
belast, verstrekken op verzoek, kosteloos, aan een
zorgverzekeraar, aan het CAK, aan het Zorginstituut of aan de
zorgautoriteit alle gegevens, inlichtingen en uittreksels uit of
afschriften van uitspraken, registers en andere stukken, die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet door de
zorgverzekeraar of het desbetreffende
bestuursorgaan.
{Nadere regels}
5. Bij algemene
maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de verstrekking
van gegevens door de rijksbelastingdienst aan de
zorgverzekeraars.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot het eerste of tweede lid.
Artikel 90
{Zorgverzekeraar, periodieke gegevensverstrekking aan College toezicht/Zorginstituut}
1.
De
zorgautoriteit, onderscheidenlijk het Zorginstituut kan na overleg met het Zorginstituut, onderscheidenlijk de
zorgautoriteit bij
regeling bepalen welke gegevens en inlichtingen regelmatig door de
zorgverzekeraars moeten worden verstrekt.
2.
De regels kunnen mede omvatten het tijdstip en de wijze waarop
de gegevens en inlichtingen moeten worden verstrekt, alsmede dat
een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek de juistheid van de verstrekte gegevens en
inlichtingen bevestigt.
{Nadere regels}
3.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald welke statistische
gegevens de zorgverzekeraars verzamelen betreffende vormen van
zorg en andere diensten.
Artikel 91
{Zorgverzekering, gegevensverstrekking door Colleges}
1.
Het CAK, het Zorginstituut en de zorgautoriteit
verstrekken Onze Minister uit eigen beweging inlichtingen over
ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat ten behoeve
van verzekerden niet vrij kan worden gekozen tussen
zorgverzekeraars en de door hen aangeboden varianten van de
zorgverzekering of die een rechtmatige en volledige uitvoering van
zorgverzekeringen jegens de verzekeringnemers of verzekerden in
gevaar kunnen brengen.
2.
Het Zorginstituut en de zorgautoriteit
verstrekken desgevraagd aan het het College sanering,
bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen, de voor de
uitoefening van hun taak benodigde inlichtingen en gegevens.
3.
Het Zorginstituut en de zorgautoriteit verlenen
aan door een bestuursorgaan, bedoeld in het
tweede lid, aangewezen personen toegang tot en inzage in zakelijke
gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van hun
taak redelijkerwijs nodig is.
Artikel 92
{Zorgverzekeraar, gebruik elektronische infrastructuur voor gegevensuitwisseling}
1.
Een zorgverzekeraar maakt voor de verstrekking of ontvangst van
gegevens aan of van personen, aan te wijzen door het Zorginstituut of het CAK, gebruik van een elektronische infrastructuur.
{Nadere regels}
2.
Het Zorginstituut kan met betrekking tot het eerste
lid regels stellen over:
a.de aard en omvang van de gegevens en de voorschriften
waaraan de verstrekking of ontvangst ten minste moet voldoen;
b.de wijze waarop de verstrekking of ontvangst van gegevens
plaatsvindt, waaronder begrepen de aansluiting van
zorgverzekeraars op de infrastructuur;
c.de wijze waarop het gebruik van de infrastructuur wordt
georganiseerd en beheerd, waaronder begrepen de inrichting en
instandhouding van een gemeenschappelijke database;
d.de financiering van het gebruik van de infrastructuur en de
wijze waarop de kosten ervan worden verdeeld.
Artikel 93
{Zorgverzekeraar, geheimhoudingsplicht door toezichthouders van vertrouwelijke gegevens}
1.
Het is een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet
of van krachtens deze wet genomen besluiten enige taak vervult of
heeft vervuld, verboden van vertrouwelijke gegevens of
inlichtingen die ingevolge deze wet dan wel ingevolge titel
5.2
van de Algemene wet bestuursrecht zijn verstrekt of verkregen of
van De Nederlandsche Bank N.V. of de Stichting
Autoriteit Financiële Markten zijn ontvangen, verder of anders
gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven
dan voor de uitvoering van zijn taak of bij of krachtens deze wet
wordt geëist.
2.
In afwijking van het eerste lid kunnen de zorgautoriteit, het CAK en het Zorginstituut met gebruikmaking van vertrouwelijke
gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitvoering van hun taken
op grond van deze wet, mededelingen doen, indien deze niet kunnen
worden herleid tot afzonderlijke personen of ondernemingen.
3.
In afwijking van het eerste lid en in overeenstemming met artikel 1:89 van de
Wet op het financieel toezicht zijn de zorgautoriteit, het CAK, het Zorginstituut, De Nederlandsche Bank N.V. en
de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voor zover dat voor
hun taakuitoefening noodzakelijk is, bevoegd aan elkaar en aan
Onze Minister vertrouwelijke gegevens of inlichtingen omtrent
afzonderlijke verzekeraars te verschaffen.
4.
Het eerste lid laat, ten aanzien van degene op wie dat lid van
toepassing is, onverlet:
a.de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van
Strafvordering welke betrekking hebben op het als getuige of
deskundige in strafzaken afleggen van een verklaring omtrent
gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de
ingevolge deze wet opgedragen taak;
b.de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering en van artikel 66 van de
Faillissementswet welke betrekking hebben op het als getuige
of als partij in een comparitie van partijen dan wel als
deskundige in burgerlijke zaken afleggen van een verklaring
omtrent gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling
van zijn ingevolge deze wet opgedragen taak, voor zover het
gaat om gegevens of inlichtingen omtrent een verzekeraar die
in staat van faillissement is verklaard of op grond van een
rechterlijke uitspraak is ontbonden;
c.de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer ingevolge artikel 7.34 van de Comptabiliteitswet 2016, voor zover deze niet bij
artikel 121 zijn beperkt.
5.
Het vierde lid, onderdeel b, geldt niet voor gegevens of
inlichtingen die betrekking hebben op verzekeraars die betrokken
zijn of zijn geweest bij een poging de desbetreffende verzekeraar
in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten.
6.
De Algemene Rekenkamer is bij het doen van mededelingen als
bedoeld in artikelen 7.30, 7.34, negende lid en 7.39 van de Comptabiliteitswet 2016, verplicht tot geheimhouding, voor zover
het betreft gegevens en inlichtingen die haar ingevolge het vierde
lid, onderdeel c, bekend zijn geworden.
Artikel 93a
{Geheimhoudingsplicht}
Een ieder die uit hoofde van de toepassing van artikel 45 van de Wet marktordening gezondheidszorg gegevens of inlichtingen ontvangt ten behoeve van de tijdige signalering van risico’s voor het kunnen voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, is verplicht tot geheimhouding van deze gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht.
Artikel 94
Vervallen
Artikel 95
Vervallen
Artikel 96
Vervallen
Artikel 97
Vervallen
Artikel 98
Vervallen
Artikel 99
Vervallen
Artikel 100
Vervallen
Artikel 101
Vervallen
Artikel 102
Vervallen
Artikel 103
Vervallen
Artikel 104
Vervallen
Artikel 105
Vervallen
Artikel 106
Vervallen
Artikel 107
Vervallen
Artikel 108
Vervallen
Artikel 109
Vervallen
Artikel 110
Vervallen
Artikel 111
Vervallen
Artikel 112
Vervallen
Artikel 113
Vervallen
Hoofdstuk 8 Rechtsbescherming
Artikel 114
{Zorgverzekeraar, onafhankelijke behandeling geschillen/klachten}
1.
De zorgverzekeraar zorgt ervoor dat zijn verzekeringnemers en
verzekerden geschillen over de uitvoering van de zorgverzekering
kunnen voorleggen aan een onafhankelijke instantie.
2.
De onafhankelijke instantie neemt een geschil slechts in
behandeling nadat de verzekeringnemer of de verzekerde de
zorgverzekeraar heeft verzocht zijn beslissing te heroverwegen, en
deze niet binnen redelijke termijn of niet naar tevredenheid van
de verzekeringnemer of verzekerde heeft gereageerd.
3.
De onafhankelijke instantie vraagt advies aan het
Zorginstituut indien het geschil betrekking heeft op
de zorg of de overige diensten, bedoeld in artikel 11, dan wel de
vergoeding van die zorg of diensten.
4. Het Zorginstituut zendt zijn advies binnen vier weken na ontvangst van
de adviesaanvraag aan de onafhankelijke
instantie.
Artikel 115
Vervallen
Artikel 116
Vervallen
Artikel 117
Vervallen
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen
Artikel 118
{Zorgverzekerde, identificatieplicht bij ontvangen zorg/andere diensten}
1.
Een verzekerde die voor rekening van zijn zorgverzekering bij
ministeriële regeling aan te wijzen zorg of andere diensten als
bedoeld in artikel 11 wenst te genieten, verstrekt aan de persoon
of instelling die die zorg of dienst verleent ter inzage een
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet
op de identificatieplicht, of een ander bij ministeriële regeling
aan te wijzen document waarmee zijn identiteit kan worden vastgesteld.
2.
Indien het identiteitsbewijs niet onmiddellijk ter inzage kan
worden verstrekt, kan de persoon of instelling toestaan dat
uiterlijk binnen een termijn van veertien dagen aan deze
verplichting wordt voldaan.
3.
De persoon of instelling stelt aan de hand van het ter inzage
verstrekte document de identiteit vast van degene aan wie de in
het eerste lid bedoelde zorg of dienst wordt verleend, en neemt
het met inachtneming van artikel 7 van de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg vastgestelde burgerservicenummer van de
verzekerde in zijn administratie op.
Artikel 118a
Vervallen
Artikel 119
{Zorgverzekering, beperking reikwijdte aanvullende verzekering bij uitbreiding basispakket}
1.
Een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van
geneeskundige zorg of de kosten daarvan, gesloten voor een
verzekerde met of ten behoeve van wie tevens een zorgverzekering
is gesloten, vervalt met ingang van de dag waarop de bij en
krachtens artikel 11 te verzekeren prestaties worden uitgebreid,
voor zover aan de overeenkomst rechten kunnen worden ontleend,
gelijkwaardig aan die, welke vanaf dat moment uit de
zorgverzekering voortvloeien.
2.
De premie die voor de op grond van het eerste lid geheel of
gedeeltelijk vervallen overeenkomst is vooruitbetaald, wordt door
de verzekeraar al naar gelang van het vervallen gedeelte der
overeenkomst terugbetaald, onder aftrek van ten hoogste 25% van
het terug te betalen bedrag.
Artikel 120
{Dwingend recht}
Een beding van een verzekeraar die een ziektekostenverzekering ter
aanvulling van de zorgverzekering aanbiedt, inhoudende dat de
ziektekostenverzekering eindigt of door de verzekeraar mag worden opgezegd indien met of ten behoeve van de
verzekerde een zorgverzekering met een andere zorgverzekeraar wordt
gesloten, is nietig.
Artikel 121
{Zorgverzekeraar, beperking bevoegdheden Algemene Rekenkamer}
De bevoegdheden die artikel 7.34 van de Comptabiliteitswet 2016 de Algemene Rekenkamer verschaft ten aanzien van rechtspersonen met een wettelijke taak als bedoeld in artikel 7.24, eerste lid, onderdeel b, van die wet gelden niet ten aanzien van de wijze waarop zorgverzekeraars de opbrengst van bij of krachtens deze wet ingestelde heffingen aanwenden.
Artikel 122
{Zorgverzekeraar, toepassing Mededingingswet}
Een zorgverzekeraar wordt, voor zover deze niet kan worden
aangemerkt als onderneming in de zin van artikel 81 van het Verdrag
tot oprichting van de Europese Gemeenschap, voor de toepassing van
de Mededingingswet aangemerkt als onderneming in de zin van artikel
1 van die wet.
Artikel 122a
{Medisch noodzakelijke zorg vreemdeling, inkomstenderving zorgaanbieder}
1.
Het CAK verstrekt bijdragen aan zorgaanbieders die inkomsten derven ten gevolge van het verlenen van medisch noodzakelijke zorg aan:
a.vreemdelingen
als bedoeld in artikel 8, onderdelen f of h, van de Vreemdelingenwet
2000, voor zover het betreft vreemdelingen die in afwachting zijn van
een beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van die wet, dan wel
vreemdelingen die in afwachting zijn van een beslissing op een
bezwaarschrift of een beroepschrift naar aanleiding van een beslissing
als hiervoor bedoeld en deze procedure krachtens de Vreemdelingenwet
2000 of op grond van een rechterlijke beslissing in Nederland mogen
afwachten,
en
b.vreemdelingen als
bedoeld in artikel 10 van de Vreemdelingenwet
2000.
2.
Onder
medisch noodzakelijke zorg wordt verstaan zorg of overige diensten als
bedoeld in artikel 11 van deze wet of in artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg, met uitzondering van bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur aan te wijzen vormen van zorg of diensten, en
slechts voor zover de zorgaanbieder verstrekking ervan, gezien de aard
van de prestaties en de verwachte duur van het verblijf van de
vreemdeling, medisch noodzakelijk
acht.
3.
Geen
bijdrage wordt verstrekt voor zover de kosten voor de verleende
zorg:
a.op
de vreemdeling of een verzekeraar van de vreemdeling kunnen worden
verhaald,
b.op grond
van een andere wettelijke bepaling kunnen worden vergoed,
of
c.hoger zijn dan in
de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend
is.
4.
Indien zorg is verleend die aan verzekerden doorgaans zonder verwijzing of recept wordt verleend, bedraagt de bijdrage:
a.100%
van de kosten die verband houden met zwangerschap en bevalling,
en
b.80% van de kosten
in de overige gevallen,
voor zover deze kosten
niet op grond van het derde lid zijn of kunnen worden betaald of buiten
beschouwing dienen te blijven.
5.
In
bijdragen als bedoeld in het eerste lid voor andere zorg dan de zorg,
bedoeld in het vierde lid, wordt voorzien door middel van met het oog
op verlening van die zorg tussen het CAK en
zorgaanbieders gesloten
overeenkomsten.
6.
Indien
een zorgaanbieder zowel in zorg als bedoeld in het vierde lid als in
zorg als bedoeld in het vijfde lid kan voorzien, kan een overeenkomst
als bedoeld in het vijfde lid zich tevens uitstrekken over de in het
vierde lid bedoelde zorg en kunnen in die overeenkomst van het vierde
lid afwijkende afspraken worden
gemaakt.
7.
Het
CAK zendt jaarlijks voor 1 oktober aan Onze
Minister een begroting van de kosten van de bijdragen, bedoeld in het
eerste lid, voor het volgende
kalenderjaar. Indien gedurende het jaar
aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de
werkelijke en de begrote baten en lasten, doet het CAK daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister,
onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
8.
Het
voor de bijdragen in een kalenderjaar beschikbare bedrag wordt voor
1 december van het daaraan voorafgaande jaar door Onze Minister
vastgesteld.
9.
Het
bedrag, bedoeld in het achtste lid, wordt gedekt uit ’s Rijks
kas en wordt door het CAK afzonderlijk beheerd en
geadministreerd.
10.
De
zorgaanbieder die in aanmerking wenst te komen voor een bijdrage als
bedoeld in dit artikel, verstrekt het CAK of door het CAK aangewezen, bij de uitvoering van dit artikel betrokken
personen, bij ministeriële regeling te bepalen gegevens die
noodzakelijk zijn om het recht op en de omvang van een bijdrage te
kunnen vaststellen, dan wel stelt hem deze gegevens voor dit doel voor
inzage of het nemen van afschrift ter
beschikking.
Artikel 123
{Begripsbepalingen}
1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
a.
orgaan van de woonplaats: rechtspersoon die door Onze Minister is aangewezen als orgaan van de woonplaats in de zin van de Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004, betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166), of, voor zover het zorg betreft, een verdrag inzake sociale zekerheid waarbij Nederland partij is;
b.
orgaan van de verblijfplaats: rechtspersoon die door Onze Minister is aangewezen als orgaan van de verblijfplaats in de zin van de Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004, betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166), of, voor zover het zorg betreft, een verdrag inzake sociale zekerheid waarbij Nederland partij is;
c.
verdragsrecht: recht van een in Nederland wonende of tijdelijk verblijvende persoon op zorg of andere diensten in de zin van deze wet of de Wet langdurige zorg uit hoofde van een verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen dan wel toepassing van zodanige verordening krachtens een overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of een verdrag inzake sociale zekerheid waarbij Nederland partij is;
d.
verdragsgerechtigde: persoon met een verdragsrecht.
{Verdragsgerechtigden, juiste en volledige registratie}
2.
Voor een juiste en volledige registratie van verdragsgerechtigden ter beoordeling van het voortbestaan van het verdragsrecht:
a.doet het orgaan van de woonplaats periodiek opgave van de bij hem geregistreerde verdragsgerechtigden aan de Sociale verzekeringsbank, waarbij het orgaan gebruik kan maken van het burgerservicenummer;
b.stelt de Sociale verzekeringsbank het orgaan van de woonplaats in kennis van de verschillen tussen de opgave, bedoeld onder a, en de vermelding van deze personen in het bestand van personen die verzekerd zijn op grond van de Wet langdurige zorg.
3.
Het orgaan van de woonplaats rapporteert aan het CAK over de uitvoering van het tweede lid.
4.
Het CAK kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop het tweede en derde lid worden uitgevoerd.
5.
Het CAK verstrekt aan het orgaan van de woonplaats een vergoeding voor:
a.de kosten die het orgaan van de woonplaats heeft betaald voor het doen verlenen van zorg of andere diensten in de zin van deze wet of de Wet langdurige zorg ten behoeve van een persoon die geen verdragsrecht meer heeft en het orgaan van de woonplaats daar niet tijdig over heeft geïnformeerd;
b.de incassokosten voor het verhalen van de kosten, bedoeld onder a, op de persoon, bedoeld onder a.
6.
Geen vergoeding wordt verstrekt voor zover:
a.de kosten op de persoon, bedoeld in het vijfde lid, kunnen worden verhaald;
b.het orgaan van de woonplaats, onder meer uit hoofde van de uitvoering van het tweede lid, wist of behoorde te weten dat de persoon, bedoeld in het vijfde lid, behoorde te zijn uitgeschreven.
7.
De vergoeding wordt op aanvraag verstrekt.
8.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het verstrekken van de vergoeding.
Artikel 123a
Vervallen
Hoofdstuk 10 Slotbepalingen
Artikel 124
{Zorgverzekering, voorhangprocedure AMvB}
1. De voordracht voor een krachtens de artikelen 11, derde of vierde
lid, 13a, vijfde lid of zesde lid, 18aa, eerste lid 19, vierde en vijfde lid, 21 en 32, tweede lid, vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is
overgelegd.
2.
Het ontwerp voor een krachtens artikel 18aa, eerste of tweede lid, of artikel 18d, tweede lid, onderdeel d, vast te stellen ministeriële regeling wordt aan beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp.
Artikel 125
{Zorgverzekeringswet, evaluatie}
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van
deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 126
{Nadere regels}
Voor de uitvoering van deze wet kunnen bij algemene maatregel van
bestuur nadere regels worden gesteld.
Artikel 127
{Inwerkingtreding}
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 128
{Citeertitel}
Deze wet wordt aangehaald als: Zorgverzekeringswet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ’s-Gravenhage
16 juni 2005
Beatrix
De
Minister
van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
,
Hoogervorst
de veertiende
juli 2005
De
Minister
van
Justitie
,
Donner