Wet op de omzetbelasting 1968
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen,
saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de
richtlijnen van de Raad van de Europese Economische
Gemeenschap betreffende de harmonisatie van de wetgevingen
van de Lid-Staten inzake omzetbelasting (Publikatieblad van de Europese
Gemeenschappen van 14 april 1967) aanleiding zijn
de bestaande omzetbelasting volgens het cumulatieve
cascadestelsel te vervangen door een omzetbelasting volgens
het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Artikel 1
{Belastbare feiten}
Onder de naam 'omzetbelasting' wordt een belasting
geheven ter zake van:
a.leveringen van goederen en diensten, welke in Nederland
door een als zodanig handelende
ondernemer onder bezwarende titel worden verricht;
b.intracommunautaire verwervingen van goederen onder bezwarende titel in
Nederland door een als zodanig handelende ondernemer en door rechtspersonen, andere dan ondernemers;
c.intracommunautaire verwervingen onder bezwarende titel, anders dan in de zin
van onderdeel b, van nieuwe
vervoermiddelen in Nederland;
d.invoer van goederen.
Artikel 1a
{Uitgezonderde intracommunautaire verwervingen}
1.
Artikel 1, aanhef en onderdeel
b, is niet van toepassing wanneer het
verworven goed:
a.is geleverd door een ondernemer op wie de in de
artikelen 282 tot en met 292 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde
vrijstellingsregeling van toepassing is;
b.is geleverd in de zin van artikel 3, eerste lid,
onderdeel f;
c.is geleverd met toepassing van artikel 5a, eerste
lid; of
d.is geleverd met toepassing van een van de
in de artikelen 312 tot en met 325 en
333 tot en met 340 van de BTW-richtlijn
2006 bedoelde bijzondere regelingen.
2.
Artikel 1, aanhef en onderdeel
b, is voorts niet van toepassing op
intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan
nieuwe vervoermiddelen en accijnsgoederen, door:
a.ondernemers die uitsluitend leveringen van goederen
of diensten verrichten waarvoor geen recht op aftrek
van belasting bestaat; en
b.rechtspersonen, andere dan ondernemers;
voor zover het totaal van de vergoedingen ter zake van deze
verwervingen in het lopende kalenderjaar niet meer bedraagt
dan € 10 000 , mits het totaal van de vergoedingen ter zake
van dergelijke verwervingen in het voorafgaande kalenderjaar
niet meer heeft bedragen dan € 10 000 .
{Verzoek tot heffing}
3.
De in het tweede lid bedoelde ondernemers en rechtspersonen
kunnen aan de inspecteur verzoeken om dat lid op hen niet
van toepassing te doen zijn. Bij inwilliging van het verzoek
geldt zulks tot wederopzegging door belanghebbende doch ten
minste voor twee kalenderjaren. De inspecteur beslist op het
verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij
ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de
toepassing van dit lid.
Artikel 2
{Aftrek van voorbelasting}
Op de belasting, verschuldigd ter zake van leveringen van
goederen en diensten, wordt in aftrek gebracht de belasting ter
zake van de aan de ondernemer verrichte leveringen van goederen
en verleende diensten, ter zake van de door hem verrichte
intracommunautaire verwervingen van goederen en ter zake van
invoer van voor hem bestemde goederen.
Artikel 2a
{Definities}
1.
In deze wet en in de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:
a.BTW-richtlijn 2006: Richtlijn
2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006
betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de
toegevoegde waarde (PbEU 2006, L 347);
b.lidstaat: een lidstaat van de Europese
Unie;
c.Unie: het geheel van
de grondgebieden van de lidstaten zoals die gebieden zijn omschreven
in artikel 5, onder 2, van de BTW-richtlijn 2006, met dien verstande
dat ook het Vorstendom Monaco en het eiland Man worden behandeld als
gebied van de Franse Republiek respectievelijk het Verenigd Koninkrijk
van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en dat ook de zones
Akrotiri en Dhekelia van Cyprus, die onder de soevereiniteit van het
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
vallen, worden behandeld als gebied van de Republiek
Cyprus;
d.derde-land: elk ander grondgebied dan dat van de Unie;
e.accijnsgoederen: bier, wijn, tussenprodukten, overige
alcoholhoudende produkten, minerale oliën en tabaksprodukten als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de
accijns, kolen als bedoeld
in artikel 32, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag,
alsmede aardgas als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel m, van
de Wet belastingen op milieugrondslag in verbinding met artikel 48,
tweede lid, van die wet, maar met uitzondering
van gas dat wordt geleverd via een op het grondgebied van de
Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem
aangesloten net;
f.nieuwe vervoermiddelen: voor het personen- of goederenvervoer
bestemde schepen met een lengte van meer dan 7,5 m, luchtvaartuigen met een
totaal opstijggewicht van meer dan 1550 kg en landvoertuigen die zijn uitgerust
met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer
dan 7,2 kW, met uitzondering van zeeschepen en luchtvaartuigen als bedoeld in
de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a,
post 3, wanneer op het tijdstip van de levering:
1°.na het tijdstip van eerste ingebruikneming van het landvoertuig
niet meer dan zes maanden, dan wel van het schip of luchtvaartuig niet meer dan
drie maanden, zijn verstreken; of
2°.het vervoermiddel, als het een landvoertuig betreft ten hoogste
6000 km heeft afgelegd, als het een schip betreft ten hoogste 100 uren heeft
gevaren, dan wel als het een luchtvaartuig betreft ten hoogste 40 uren heeft
gevlogen;
g.btw-identificatienummer: het nummer dat ingevolge
artikel 214 van de BTW-richtlijn 2006 door een lidstaat aan een
ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, is toegekend;
h.intracommunautair
goederenvervoer: het vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek
en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee verschillende
lidstaten zijn gelegen;
i.plaats van vertrek: de plaats waar het goederenvervoer
daadwerkelijk aanvangt, zonder rekening te houden met de trajecten die worden
afgelegd om zich naar de plaats te begeven waar de goederen zich bevinden;
j.plaats van aankomst: de plaats waar het goederenvervoer
daadwerkelijk eindigt;
k.wederverkoper: de ondernemer wiens activiteiten geheel of ten dele
bestaan uit de wederverkoop van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen
voor verzamelingen of antiquiteiten;
l.gebruikte goederen: alle roerende lichamelijke zaken die, in de
staat waarin zij verkeren of na herstelling daarvan, opnieuw kunnen worden
gebruikt, andere dan nieuwe vervoermiddelen die worden verzonden of vervoerd
van een lidstaat naar een andere lidstaat, en andere dan bij ministeriële
regeling aan te wijzen edele metalen en edelstenen;
m.kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten: de
bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen;
n.gedeelte van een binnen de Unie verricht passagiersvervoer:
het gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de Unie,
plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het
vervoer van passagiers; in geval het een heen- en terugreis betreft, wordt de
terugreis als een afzonderlijk vervoer beschouwd;
o.plaats van vertrek van een vervoer van passagiers: het eerste punt
in de Unie waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een
tussenstop buiten de Unie;
p.plaats van aankomst van een vervoer van passagiers: het laatste
punt in de Unie waar passagiers die binnen de Unie aan boord zijn
gekomen van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de
Unie;
q.elektronische diensten: langs elektronische weg verrichte diensten,
met
name de in bijlage II van de
BTW-richtlijn 2006 beschreven
diensten;
r.telecommunicatiediensten:
diensten waarmee de transmissie, uitzending of ontvangst van signalen,
geschriften, beelden en geluiden of informatie van allerlei aard per
draad, via radiofrequente straling, langs optische weg of met behulp
van andere elektromagnetische middelen mogelijk wordt gemaakt, met
inbegrip van de daarmee samenhangende overdracht en verlening van
rechten op het gebruik van infrastructuur voor de transmissie,
uitzending of ontvangst, waaronder het bieden van toegang tot
wereldwijde
informatienetten;
s.normale
waarde:
1°.het volledige bedrag, de omzetbelasting
niet daaronder begrepen, dat de afnemer van goederen of diensten, om de
desbetreffende goederen of diensten op dat tijdstip te verkrijgen, in
dezelfde handelsfase als waarin de goederen worden geleverd of de
diensten worden verricht, op het tijdstip van die levering of van die
verrichting en bij vrije mededinging daarvoor zou moeten betalen aan
een zelfstandige leverancier of dienstverrichter in
Nederland;
2°.indien geen
vergelijkbare levering of verrichting als bedoeld onder 1°
voorhanden
is:
–met betrekking tot goederen: een waarde die
niet lager is dan de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke
goederen of, indien er geen aankoopprijs is, dan de kostprijs, berekend
op het tijdstip waarop de levering wordt verricht;
–met betrekking tot diensten: een waarde die
niet lager is dan de door de ondernemer voor het verrichten van de
dienst gemaakte
uitgaven.
2.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze
waarop moet worden aangetoond of een vervoermiddel als nieuw aangemerkt dient
te worden.
Hoofdstuk II Heffing ter zake van leveringen en diensten
Afdeling 1 Belastbaar feit
Artikel 3
{Levering van goederen}
1.
Leveringen van goederen zijn:
a.de
overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te
beschikken;
b.de afgifte van goederen ingevolge een overeenkomst van
huurkoop;
c.de oplevering van onroerende zaken door degene die de zaken heeft
vervaardigd, met uitzondering van andere onbebouwde terreinen dan bouwterreinen
als bedoeld in
artikel 11, vierde lid;
d.de rechtsovergang van goederen tegen betaling van een vergoeding ingevolge een vordering door of
namens de overheid;
e.vervallen;
f.de rechtsovergang van goederen welke het onderwerp uitmaken van een
overeenkomst tot het aanbrengen van die goederen aan een ander goed.
{Zakelijke rechten op onroerende zaken}
2.
Als levering van goederen wordt mede aangemerkt de vestiging,
overdracht, wijziging, afstand en opzegging van rechten waaraan onroerende
zaken zijn onderworpen, met uitzondering van hypotheek en grondrente, tenzij de
vergoeding, vermeerderd met de omzetbelasting, minder bedraagt dan de waarde in
het economische verkeer van die rechten. De waarde in het economische verkeer
bedraagt ten minste de kostprijs, met inbegrip van de omzetbelasting, van de
onroerende zaak waarop het recht betrekking heeft, zoals die zou ontstaan bij
de voortbrenging door een onafhankelijke derde op het tijdstip van de
handeling.
3. Met een levering onder bezwarende titel als
bedoeld in artikel 1, onderdeel a, worden
gelijkgesteld:
a.het door een ondernemer aan zijn bedrijf
onttrekken van een goed dat hij voor eigen privé-doeleinden of
voor privé-doeleinden van zijn personeel bestemt, dat hij om
niet verstrekt of, meer in het algemeen, dat hij voor andere dan
bedrijfsdoeleinden bestemt, ingeval met betrekking tot dat goed of de
bestanddelen daarvan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de
belasting is ontstaan;
b.vervallen;
c.het onder zich hebben van
goederen door een ondernemer of zijn rechthebbenden wanneer hij de
uitoefening van zijn bedrijf beëindigt, ingeval bij de
aanschaffing van die goederen of bij de bestemming ervan overeenkomstig
het bepaalde in onderdeel b, zoals dat luidde op 31 december 2013, recht op volledige of gedeeltelijke aftrek
van de belasting is
ontstaan.
{ABC-transacties}
4.
Indien door meer dan één persoon overeenkomsten worden gesloten met
een verplichting tot levering van een zelfde goed dat vervolgens door de eerste
persoon rechtstreeks aan de laatste afnemer wordt afgeleverd, wordt dat goed
geacht door ieder van die personen te zijn geleverd.
{Veiling}
5.
Goederen welke over een veiling worden verhandeld, worden geacht aan
en vervolgens door de houder van de veiling te zijn geleverd.
{Commissionair}
6.
Goederen welke worden geleverd door tussenkomst van een commissionair
of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order
en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die
ondernemer te zijn geleverd.
{Goederen}
7.
Goederen zijn alle voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke
objecten, alsmede electriciteit, gas, warmte of koude en dergelijke.
{Geschenken geringe waarde}
8. Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a,
worden onttrekkingen van goederen om voor bedrijfsdoeleinden te dienen
als geschenken van geringe waarde of als monster, niet als
een levering onder bezwarende titel beschouwd.
Artikel 3a
{Overbrenging eigen goed naar andere lidstaat}
1.
Met een levering van een goed onder bezwarende titel
als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt
gelijkgesteld de
overbrenging door een ondernemer van een eigen goed van zijn
bedrijf naar een andere lidstaat.
2.
Overbrenging van een goed naar een andere lidstaat is het
verzenden of vervoeren van het goed voor bedrijfsdoeleinden,
door of voor rekening van de ondernemer, voor zover het goed
niet:
a.door de ondernemer wordt geleverd in de zin van
artikel 3, eerste lid,
onderdeel f, of wordt geleverd met toepassing
van artikel 5a, eerste lid;
b.door de ondernemer wordt geleverd met toepassing van
artikel 5, eerste lid,
onderdeel c;
c.door de ondernemer wordt geleverd met toepassing van
artikel 9, tweede lid,
onderdeel b;
d.
vervallen;
e.wordt gebruikt ten behoeve van een aan de ondernemer
verleende dienst, bestaande in deskundigenonderzoeken of werkzaamheden met
betrekking tot dat goed, die feitelijk plaatsvinden
in de lidstaat van aankomst van de verzending of
het vervoer, mits dat goed na de deskundigenonderzoeken of werkzaamheden wordt
verzonden naar de ondernemer in de lidstaat
waarvandaan het oorspronkelijk is verzonden of vervoerd;
f.tijdelijk wordt gebruikt in de lidstaat van
aankomst van de verzending of het vervoer ten
behoeve van een door de ondernemer verrichte dienst;
g.voor een periode van ten hoogste 24 maanden wordt
gebruikt in de lidstaat van aankomst van de
verzending of het vervoer, wanneer de invoer van
hetzelfde goed uit een derde-land met het oog op
tijdelijk gebruik in aanmerking zou komen voor de
regeling voor tijdelijke invoer met volledige
vrijstelling van rechten bij invoer; of
h.bestaat
in gas dat via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd
aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net wordt
geleverd onder de voorwaarden van artikel 5b, in warmte of koude dat
via warmte- of koudenetten onder die voorwaarden wordt geleverd dan wel
in elektriciteit die wordt geleverd onder die
voorwaarden.
{Tijdstip overbrenging}
3.
In geval ten aanzien van een goed als bedoeld in het tweede
lid, aanhef, en onderdelen a tot
en met h, op enig tijdstip niet
meer wordt voldaan aan de in het van toepassing zijnde
onderdeel gestelde voorwaarden, wordt het goed geacht op dat
tijdstip te zijn overgebracht naar een andere lidstaat.
Artikel 4
{Diensten}
1.
Diensten zijn alle prestaties, niet zijnde leveringen van
goederen in de zin van artikel 3.
{Privégebruik zakelijke goederen}
2. Met een dienst
verricht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a,
worden
gelijkgesteld:
a.het gebruiken van een tot het bedrijf behorend
goed voor privé-doeleinden van de ondernemer of van zijn
personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan
bedrijfsdoeleinden, wanneer voor dit goed recht op volledige of
gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan;
b.het om niet verrichten van diensten door de
ondernemer voor eigen privé-doeleinden of voor
privé-doeleinden van zijn personeel, of, meer in het algemeen,
voor andere dan
bedrijfsdoeleinden.
{Verrichtingen in eigen bedrijf}
3.
Ter voorkoming van ernstige verstoring van
concurrentieverhoudingen worden voorts met een dienst verricht onder
bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a,
gelijkgesteld
de bij ministeriële regeling aan te wijzen verrichtingen
door ondernemers binnen hun bedrijf, in gevallen waarin die
ondernemers, indien zij die verrichtingen door andere
ondernemers zouden laten doen, de belasting niet of niet
geheel in aftrek zouden kunnen brengen.
{Commissionair}
4.
Diensten welke worden verleend door tussenkomst van een
commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten
sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een
ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer
te zijn verleend.
Afdeling 1a Plaats van levering
Artikel 5
{Plaats van levering}
1.
De plaats waar een levering wordt verricht, is:
a.ingeval het goed in verband met de levering, anders
dan in de zin van artikel 3, eerste lid,
onderdeel f, wordt verzonden of vervoerd, de
plaats waar de verzending of het vervoer aanvangt;
b.in andere gevallen de plaats waar het goed zich
bevindt op het tijdstip van de levering;
c.in afwijking van onderdeel b, in geval van een levering van
goederen aan boord van een schip, vliegtuig of trein
en tijdens het gedeelte van een binnen de
Unie verricht passagiersvervoer, de plaats
van vertrek van het vervoer van passagiers.
{Plaats van levering bij invoer in de Unie}
2.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, worden, in de gevallen waarin de
plaats van vertrek van de verzending of het vervoer van de
goederen in een derde-land ligt, de plaats waar de levering
wordt verricht alsmede de plaats waar eventuele volgende
leveringen worden verricht, geacht in de lidstaat van
invoer van de goederen te liggen, voor zover de goederen
door de leverancier of in diens opdracht worden ingevoerd.
Artikel 5a
{Afstandsverkopen: plaats van aankomst}
1.
In afwijking van artikel 5, eerste lid, onderdeel
a, wordt de levering van goederen, andere
dan nieuwe vervoermiddelen en andere dan goederen die worden
geleverd met toepassing van een van de in de
artikelen 312 tot en met 325 en 333 tot en met 340 van de BTW-richtlijn
2006 bedoelde bijzondere regelingen,
die, direct of indirect, door of voor rekening van de
ondernemer die de levering verricht worden verzonden of
vervoerd uit een andere lidstaat dan die van aankomst van
de verzending of het vervoer, verricht op de plaats van
aankomst van de verzending of het vervoer.
2.
Het eerste lid is alleen van toepassing op de levering van
goederen aan afnemers als bedoeld in artikel 33, lid 1, onder a, van
de BTW-richtlijn 2006.
{Derde-land}
3.
Indien de in het eerste lid bedoelde goederen worden
verzonden of vervoerd uit een derde-land en door de
ondernemer die de levering verricht worden ingevoerd in een
andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of
het vervoer, worden deze goederen geacht te zijn verzonden
of vervoerd vanuit de lidstaat van invoer. Artikel 5, tweede
lid, is niet van toepassing.
{Drempelbedrag}
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op leveringen van
goederen, andere dan accijnsgoederen, die worden verzonden
of vervoerd naar eenzelfde lidstaat, voor zover het totaal
van de vergoedingen ter zake van deze leveringen in het
lopende kalenderjaar niet meer beloopt dan het bedrag dat
hiervoor bij ministeriële regeling voor die lidstaat is
aangewezen, mits het totaal van de vergoedingen ter zake van
dergelijke leveringen in het voorafgaande kalenderjaar niet
meer heeft belopen dan dit bedrag. Voor goederen die worden
verzonden of vervoerd naar Nederland geldt een drempelbedrag
van € 100 000.
{Optieregeling}
5.
Ondernemers die leveringen verrichten als bedoeld in het
vierde lid kunnen aan de inspecteur verzoeken om dat lid op
hen niet van toepassing te doen zijn. Bij inwilliging van
het verzoek geldt zulks tot wederopzegging door
belanghebbende doch ten minste voor twee kalenderjaren. De
inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare
beschikking. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden
gesteld inzake de toepassing van dit lid.
Artikel 5b
{Plaats van levering gas en elektra}
1. Ingeval de levering van gas via een op het grondgebied van de
Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem
aangesloten net, van warmte of koude via warmte- of
koudenetten of van elektriciteit wordt verricht aan een
ondernemer die wederverkoper is, wordt die levering, in afwijking van
artikel 5, verricht op de plaats waar deze ondernemer is gevestigd of
een vaste inrichting heeft waarvoor de goederen worden geleverd, dan
wel, bij het ontbreken hiervan, op de plaats waar zijn woonplaats of
zijn gebruikelijke verblijfplaats is.
{Wederverkoper}
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt, in
afwijking van artikel 2a, eerste lid, onderdeel k, onder een
wederverkoper verstaan een ondernemer wiens hoofdactiviteit op het
gebied van de aankoop van gas,
warmte of koude of elektriciteit bestaat in het opnieuw
verkopen van die producten en wiens eigen verbruik van die producten
verwaarloosbaar is.
{Levering in andere gevallen}
3. In afwijking
van artikel 5 wordt de levering van gas via een op het
grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een
dergelijk systeem aangesloten net, van warmte of koude via warmte- of
koudenetten of van elektriciteit in andere gevallen dan
bedoeld in het eerste lid verricht op de plaats waar de afnemer het
werkelijke gebruik en verbruik van de goederen heeft. Ingeval het gas, de warmte, de koude of de elektriciteit geheel of ten
dele niet daadwerkelijk door de afnemer wordt verbruikt, worden deze
niet-verbruikte goederen geacht te zijn gebruikt en verbruikt op de
plaats waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste
inrichting heeft gevestigd waarvoor de goederen worden geleverd. Bij
gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting wordt de afnemer
geacht de goederen te hebben gebruikt en verbruikt in zijn woonplaats
of gebruikelijke
verblijfplaats.
Afdeling 1b Plaats van een dienst
Paragraaf 1 Algemene
bepalingen
Artikel 6
{Plaats van dienst aan ondernemer}
1.
De plaats
van een dienst, verricht voor een als zodanig handelende ondernemer, is
de plaats waar die ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening
heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht voor een vaste
inrichting van de ondernemer op een andere plaats dan die waar hij de
zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als
plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt.
Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als
plaats van de dienst de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van
de ondernemer die deze diensten afneemt.
{Plaats van dienst aan consument}
2.
De plaats
van een dienst, verricht voor een andere dan ondernemer, is de plaats
waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft
gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht vanuit een vaste
inrichting van de dienstverrichter, op een andere plaats dan die waar
hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt
als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich
bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting,
geldt als plaats van de diensten de woonplaats of de gebruikelijke
verblijfplaats van de
dienstverrichter.
Paragraaf 2 Bijzondere
bepalingen
Artikel 6a
{Tussenpersoon}
De
plaats van een dienst die voor andere dan ondernemers wordt verricht
door een tussenpersoon die in naam en voor rekening van derden handelt,
is de plaats waar de onderliggende handeling overeenkomstig de
bepalingen van deze wet wordt verricht.
Artikel 6b
{Onroerende zaak}
De
plaats van een dienst die betrekking heeft op een onroerende zaak, met
inbegrip van diensten van experts en makelaars in onroerende zaken, het
verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een
soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn
ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, het verlenen van
gebruiksrechten op een onroerende zaak, alsmede van diensten die erop
gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden of te
coördineren, zoals de diensten verricht door architecten en door
bureaus die toezicht houden op de uitvoering van het werk, is de plaats
waar de onroerende zaak is gelegen.
Artikel 6c
{Vervoersdiensten}
1.
De plaats
van personenvervoerdiensten is de plaats waar het vervoer plaatsvindt,
zulks naar verhouding van de afgelegde
afstanden.
2.
De
plaats van andere goederenvervoerdiensten voor andere dan ondernemers
dan het intracommunautaire goederenvervoer, is de plaats waar het
vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde
afstanden.
3.
De
plaats van intracommunautaire goederenvervoerdiensten voor andere dan
ondernemers, is de plaats van vertrek.
Artikel 6d
{Culturele, wetenschappelijke diensten}
De plaats van een voor een ondernemer verrichte
dienst bestaande in het verlenen van toegang tot culturele, artistieke,
sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of
soortgelijke evenementen, zoals beurzen en tentoonstellingen, en met de
toegangverlening samenhangende diensten, is de plaats waar deze
evenementen daadwerkelijk
plaatsvinden.
Artikel 6e
{Niet-ondernemers}
1.
De plaats
van voor een andere dan ondernemer verrichte diensten en van daarmee
samenhangende diensten, in verband met culturele, artistieke,
sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of
soortgelijke activiteiten, zoals beurzen en tentoonstellingen,
inclusief de dienstverrichtingen van de organisatoren van dergelijke
activiteiten, is de plaats waar die activiteiten daadwerkelijk
plaatsvinden.
2.
De
plaats van de volgende diensten die voor andere dan ondernemers worden
verricht, is de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden
verricht:
a.activiteiten
die met vervoer samenhangen, zoals laden, lossen, intern vervoer en
soortgelijke
activiteiten;
b.deskundigenonderzoeken
en werkzaamheden met betrekking tot roerende lichamelijke
zaken.
Artikel 6f
{Restaurants, catering}
1.
De plaats
van restaurant- en cateringdiensten is de plaats waar die diensten
materieel worden
verricht.
2.
De
plaats van restaurant- en cateringdiensten die materieel worden
verricht aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens het in de
Unie verrichte gedeelte van een passagiersvervoer, is de plaats
van vertrek van het passagiersvervoer.
Artikel 6g
{Kortdurende verhuur vervoermiddel}
1.
De plaats
van dienst van kortdurende verhuur van een vervoermiddel is de plaats
waar dat vervoermiddel daadwerkelijk ter beschikking van de afnemer
wordt
gesteld.
2.
De plaats
van andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel aan een andere
dan ondernemer is de plaats waar de afnemer gevestigd is of zijn
woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.
3.
In
afwijking van het tweede lid is de plaats van andere dan kortdurende
verhuur van een pleziervaartuig aan een andere dan ondernemer de plaats
waar het pleziervaartuig effectief ter beschikking van de afnemer wordt
gesteld, indien deze dienst daadwerkelijk door de dienstverrichter
wordt verricht vanuit de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een
vaste inrichting aldaar.
4.
Voor de
toepassing van dit
artikel wordt onder «kortdurende
verhuur» verstaan: het ononderbroken bezit of gebruik van het
vervoermiddel gedurende een periode van ten hoogste dertig dagen, en
voor schepen ten hoogste negentig dagen.
Artikel 6h
{Elektronische diensten}
1.
De
plaats van dienst van de volgende diensten, die worden verricht voor
een andere dan ondernemer, is de plaats waar deze persoon gevestigd is
of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats
heeft:
a.telecommunicatiediensten;
b.radio-
en
televisieomroepdiensten;
c.elektronische
diensten.
2.
Het feit
dat de dienstverrichter en de afnemer langs elektronische weg berichten
uitwisselen, betekent op zich niet dat de verrichte dienst een
elektronische dienst is.
Artikel 6i
{Bijzondere verrichtingen}
De plaats
van de volgende diensten, verricht voor een andere dan ondernemer die
buiten de Unie gevestigd is of aldaar zijn woonplaats of
gebruikelijke verblijfplaats heeft, is de plaats waar deze persoon
gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats
heeft:
a.de
overdracht en het verlenen van auteursrechten, octrooien,
licentierechten, handelsmerken en soortgelijke
rechten;
b.diensten op
het gebied van de
reclame;
c.diensten
verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus,
advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten, alsmede
gegevensverwerking en
informatieverschaffing;
d.de
verplichting om een beroepsactiviteit of een in dit artikel vermeld
recht geheel of gedeeltelijk niet uit te
oefenen;
e.bank-,
financiële en verzekeringsverrichtingen met inbegrip van
herverzekeringsverrichtingen en met uitzondering van de verhuur van
safeloketten;
f.het
beschikbaar stellen van
personeel;
g.de
verhuur van roerende lichamelijke zaken, met uitzondering van alle
vervoermiddelen;
h.het
bieden van toegang tot een op het grondgebied van de Unie
gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten
net, tot warmte- of koudenetten of tot het elektriciteitssysteem,
alsmede het verrichten van transmissie- of distributiediensten via deze
systemen of netten en het verrichten van andere daarmee rechtstreeks
verbonden
diensten.
Paragraaf 3 Voorkoming van
niet-heffing
Artikel 6j
{Voorkoming van niet-heffing}
De hierna genoemde diensten die worden verricht
door ondernemers die buiten de Unie wonen of zijn gevestigd dan
wel aldaar een vaste inrichting hebben van waaruit de dienst wordt
verricht, of die, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste
inrichting, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten de Unie hebben, en de plaats van die diensten buiten de Unie
is gelegen worden aangemerkt als worden zij in Nederland verricht,
wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in
Nederland
plaatsvinden:
a.diensten,
bestaande in de verhuur van vervoermiddelen, die worden verricht voor
andere dan ondernemers die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel
aldaar een vaste inrichting hebben waarvoor de diensten worden
verricht;
b.diensten
als bedoeld in artikel 6i, onderdelen a tot en met g, die
worden verricht voor in Nederland gevestigde lichamen in de zin van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan
ondernemers.
Afdeling 1c Ondernemer
Artikel 7
{Ondernemer}
1.
Ondernemer is ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent.
{Quasiondernemer}
2.
Waar in deze wet wordt gesproken van bedrijf, wordt daaronder mede
verstaan:
a.beroep;
b.exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst
uit te verkrijgen.
{Publiekrechtelijke lichamen}
3.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald, dat publiekrechtelijke
lichamen die, anders dan als ondernemer, prestaties verrichten welke uit hun
aard ook door ondernemers kunnen worden verricht, met betrekking tot die
prestaties als ondernemer worden aangemerkt.
{Fiscale eenheid}
4.
Natuurlijke personen en lichamen in de zin van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen,
die op grond van het bepaalde in dit artikel ondernemer zijn en die in
Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben en
die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig zijn verweven,
dat zij een eenheid vormen, worden, al dan niet op verzoek van één of meer van
deze natuurlijke personen of lichamen, bij voor bezwaar vatbare beschikking van
de inspecteur als één ondernemer aangemerkt en wel met ingang van de eerste dag
van de maand, volgende op die waarin de inspecteur die beschikking heeft
afgegeven. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter
zake van de vorming, wijziging en beëindiging van de fiscale eenheid.
{Ondernemer op grond van voorwaarden minister}
5.
Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden kunnen lichamen
in de zin van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen
die, anders dan als ondernemer, prestaties verrichten ten behoeve van
ondernemers, die krachtens
artikel 15 ter zake belasting in aftrek
zouden hebben kunnen brengen, indien die prestaties ten behoeve van hen door
een ondernemer zouden zijn verricht, met betrekking tot die prestaties als
ondernemer worden aangemerkt.
{Levering nieuw vervoermiddel}
6.
Degene die, anders dan als ondernemer, een nieuw vervoermiddel levert
welk vervoermiddel wordt verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat, wordt
met betrekking tot die levering als ondernemer aangemerkt.
7.
Voor de
toepassing van de regels betreffende de plaats van dienst in deze wet
en in de daarop gebaseerde bepalingen
wordt:
a.een
ondernemer die ook werkzaamheden of handelingen verricht die niet als
belastbare goederenleveringen of diensten in de zin van artikel 2, lid
1, van BTW-richtlijn 2006 worden beschouwd, met betrekking tot alle
voor hem verrichte diensten als ondernemer
aangemerkt;
b.een
rechtspersoon, andere dan ondernemer, die voor btw-doeleinden is
geïdentificeerd, als ondernemer
aangemerkt.
Afdeling 2 Maatstaf en tarief van heffing
Artikel 8
{Heffingsmaatstaf}
1.
De belasting wordt berekend over de vergoeding.
{Vergoeding}
2.
De vergoeding is het totale bedrag dat - of voor zover de
tegenprestatie niet in een geldsom bestaat, de totale waarde
van de tegenprestatie welke - ter zake van de levering of de
dienst in rekening wordt gebracht, de omzetbelasting niet
daaronder begrepen. Ingeval ter zake van de levering of de
dienst meer wordt voldaan dan hetgeen in rekening is
gebracht, komt in plaats daarvan in aanmerking hetgeen is voldaan.
{Interne prestaties, privégebruik}
3. Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel
3, derde lid, en artikel 3a, eerste lid, wordt de vergoeding gesteld op
de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien
er geen aankoopprijs is, de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop
deze handelingen worden
uitgevoerd.
4.
De
vergoeding wordt gesteld op de normale waarde van de dienst
indien:
a.een auto tegen
een lagere vergoeding dan de normale waarde voor andere dan
bedrijfsdoeleinden in gebruik wordt gegeven aan een verbonden afnemer
die geen volledig recht op aftrek heeft uit hoofde van artikel
15;
b.het gaat om
handelingen als bedoeld in artikel 4, derde
lid.
Voor de toepassing van de
eerste alinea, onderdeel a, wordt onder een verbonden afnemer verstaan
een werknemer, een afnemer die een bestuurlijke verhouding met de
ondernemer heeft en een afnemer waarmee de ondernemer een familiale
band
heeft.
{Korting contante betaling, vracht- en assurantiekosten, zakelijke lasten}
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in
hoever:
a.de korting voor contante betaling, de kosten van
verpakking, de vracht- en assurantiekosten, de
uitschotten van belasting en andere met doorlopende
posten gelijk te stellen bedragen niet tot de
vergoeding behoren;
b.bij met grondrente bezwaarde eigendom, rechten van
erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid of beklemming,
appartementen, lidmaatschapsrechten en dergelijke,
de daaraan verbonden lasten tot de vergoeding behoren;
c.bij eigendom, bezwaard met een recht van erfpacht,
opstal, erfdienstbaarheid of beklemming, de
vergoeding wordt verminderd met de aan die rechten
verbonden lasten;
d.bij levering anders dan met toepassing van
artikel 28b of 28d, van gebruikte
personenauto's, gebruikte motorrijwielen en gebruikte
bestelauto's in de zin van
artikel 10 van de Wet op
de belasting van personenauto’s en
motorrijwielen 1992, de
vergoeding wordt verminderd met de op de voet van
die wet geheven belasting. Voor het
vaststellen van het bedrag van die vermindering worden regels gesteld
met inachtneming van de bepalingen van of ingevolge die
wet.
{Wisselkoers}
6.
Indien gegevens voor het bepalen van de vergoeding zijn
uitgedrukt in een andere munteenheid dan de euro, wordt de
wisselkoers vastgesteld overeenkomstig de laatst genoteerde
verkoopkoers op het tijdstip waarop de belasting
verschuldigd wordt. In plaats van het hiervoor bedoelde wisselkoersmechanisme mag ook gebruik gemaakt worden van de wisselkoers die, op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt, door de Europese Centrale Bank laatstelijk was bekendgemaakt.
{Privégebruik zakelijke goederen}
7. Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel
4, tweede lid, wordt de vergoeding gesteld op de door de ondernemer
voor het verrichten van de diensten gemaakte uitgaven. Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de door de ondernemer voor het verrichten van deze
diensten gemaakte uitgaven.
Artikel 8a
Treedt in werking op nader te bepalen tijdstip
Artikel 9
{Tarief}
1.
De belasting bedraagt 21 percent.
2.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting:
a.6 percent voor leveringen van goederen en diensten,
genoemd in de bij deze wet behorende tabel I;
b.nihil voor leveringen van goederen en diensten,
genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, mits
is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur
vast te stellen voorwaarden.
Artikel 10
Vervallen
Afdeling 3 Vrijstellingen
Artikel 11
{Vrijstellingen}
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen
voorwaarden zijn van de belasting vrijgesteld:
a.de levering van onroerende zaken en van rechten
waaraan deze zijn onderworpen, met uitzondering van:
1°.de levering van een gebouw of een gedeelte
van een gebouw en het erbij behorend terrein
vóór, op of uiterlijk twee jaren na het
tijdstip van eerste ingebruikneming, alsmede
de levering van een bouwterrein;
2°.leveringen, andere dan die bedoeld
onder
1°, aan personen die de
onroerende zaak gebruiken voor doeleinden
waarvoor een volledig of nagenoeg volledig
recht op aftrek van belasting op de voet van
artikel
15 bestaat, mits de
ondernemer die de levering verricht en
degene aan wie wordt geleverd, blijkens de notariële akte van levering daarvoor hebben
gekozen of in andere gevallen gezamenlijk
een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben
gedaan en overigens voldoen aan bij
ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
b.de verhuur (de verpachting daaronder begrepen) van
onroerende zaken, met uitzondering van:
onder verhuur van onroerende zaken wordt mede
verstaan iedere andere vorm waarin onroerende zaken
voor gebruik, anders dan als levering, ter
beschikking worden gesteld;
1°.de verhuur van blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines;
2°.de verhuur binnen het kader van het hotel-,
pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf
aan personen, die daar slechts voor een
korte periode verblijf houden;
3°.de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen
en de verhuur van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen;
4°.de verhuur van safeloketten;
5°.de verhuur van onroerende zaken, andere dan
gebouwen en gedeelten daarvan welke als
woning worden gebruikt, aan personen die de
onroerende zaak gebruiken voor doeleinden
waarvoor een volledig of nagenoeg volledig
recht op aftrek van de belasting op de voet
van artikel
15 bestaat mits de
verhuurder en de huurder blijkens de schriftelijke huurovereenkomst
daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen gezamenlijk een
verzoek daartoe aan de inspecteur hebben
gedaan en overigens voldoen aan bij
ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
c.het verzorgen en het verplegen van in een inrichting
opgenomen personen, alsmede de handelingen die daarmee nauw samenhangen, waaronder
begrepen het verstrekken van spijzen en dranken, geneesmiddelen en
verbandmiddelen aan die
personen;
d.de diensten aan de jeugd en de jeugdleiders door
organisaties voor het algemene jeugdwerk die door de
overheid als zodanig zijn erkend;
e.de diensten door organisaties die zich de beoefening
van sport of de bevordering daarvan ten doel
stellen, aan hun leden, met uitzondering van:
1°.het verlenen van toegang tot wedstrijden,
demonstraties en dergelijke;
2°.het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen die op grond van objectieve kenmerken niet geschikt zijn voor sportbeoefening;
f.de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
leveringen en diensten van sociale of culturele
aard, mits de ondernemer geen winst beoogt en niet
een verstoring van concurrentieverhoudingen
optreedt ten opzichte van ondernemers die winst beogen;
g.1°.de
volgende leveringen en
diensten:
a.de diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor zover deze diensten tot het gebied van deskundigheid van dit beroep behoren en onderdeel vormen van bedoelde opleiding;
b.diensten
die door tandtechnici als zodanig worden verricht; de leveringen van
tandprothesen door tandartsen en tandtechnici; het vervoer van zieken
of gewonden met
ambulance-automobielen;
2°.de verblijfszorg, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onder a, en de zorg, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onder b en c, van de Wet langdurige zorg, alsmede huishoudelijke hulp, voor zover die zorg niet gepaard gaat met verblijf in een instelling en plaatsvindt aan personen ten behoeve van wie in een indicatiebesluit op grond van de Wet langdurige zorg is vastgesteld dat ze op de in die onderdelen bedoelde zorg zijn aangewezen;
3°.de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diensten die deel uitmaken van een voorziening ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, verleend aan personen van wie vaststaat dat zij ingevolge die wet op die diensten zijn aangewezen;
4°.de diensten door ondernemers bestaande in het
verlenen van dagbesteding, arbeidstraining
of dagopvang aan:
a.personen voor wie zij daartoe een
schriftelijke overeenkomst hebben
gesloten met een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg of met
een aanbieder als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
b.personen met wie zij daartoe een
schriftelijke overeenkomst hebben
gesloten en die beschikken over een
persoonsgebonden budget met het oog
op het geldend maken van hun
aanspraken ingevolge de onder a
genoemde wetten;
h.de diensten door lijkbezorgers;
i.de volgende leveringen en diensten:
1°.de handelingen, bemiddeling daaronder
begrepen, betreffende deviezen,
bankbiljetten en munten, welke in enig land
de hoedanigheid van wettig betaalmiddel
bezitten, met uitzondering van bankbiljetten
en munten, welke gewoonlijk niet als wettig
betaalmiddel worden gebruikt of welke een
verzamelwaarde hebben;
2°.de handelingen, bemiddeling daaronder
begrepen doch uitgezonderd bewaring en
beheer, inzake effecten en andere
waardepapieren met uitzondering van
documenten welke goederen vertegenwoordigen;
3°.het beheer van door beleggingsfondsen en
beleggingsmaatschappijen ter collectieve
belegging bijeengebrachte vermogens;
j.de volgende diensten:
1°.het verlenen van en de bemiddeling inzake krediet;
2°.de handelingen, bemiddeling daaronder
begrepen, betreffende giro- en
rekeningcourantverkeer, deposito's,
betalingen, overmakingen, schuldvorderingen,
cheques en andere handelspapieren, met
uitzondering van de invordering van schuldvorderingen;
3°.het aangaan van en het bemiddelen bij
borgtochten en andere zekerheids- en garantieverbintenissen;
k.handelingen ter zake van verzekering en herverzekering met inbegrip van
daarmee samenhangende diensten, verricht door assurantiemakelaars en
verzekeringstussenpersonen;
l.de kansspelen in de zin van artikel 2, eerste lid,
van de Wet op de kansspelbelasting;
m.de
diensten, en de daarmee gepaard gaande leveringen, bedoeld in artikel
16 van de Postwet 2009, die worden verricht door een verlener van de
universele postdienst, bedoeld in die
wet;
n.de niet-commerciële activiteiten van openbare radio-
en televisieorganisaties;
o.het verzorgen van:
1°.onderwijs, met inbegrip van de diensten en
leveringen die daarmee nauw
samenhangen, door daartoe bestemde
scholen en instellingen, als is omschreven bij of
krachtens de wetten tot regeling van het
onderwijs dat krachtens wettelijk
voorschrift is onderworpen aan het toezicht door de Inspectie van het onderwijs of aan een ander
toezicht door de minister die met de zorg
voor het desbetreffende onderwijs is belast;
2°.bij algemene maatregel van bestuur aan te
wijzen onderwijs, met
inbegrip van de diensten en leveringen die daarmee nauw
samenhangen, waarbij kan worden
bepaald, dat de vrijstelling slechts
toepassing vindt ten aanzien van ondernemers
die met dat onderwijs geen winst beogen;
p.de voordrachten en dergelijke diensten in bij
ministeriële regeling aan te wijzen gevallen, mits
tegen een vergoeding die in hoofdzaak strekt tot
dekking van kosten;
q.de diensten door componisten, schrijvers en journalisten;
r.de levering van een roerende zaak die in het bedrijf
van de ondernemer uitsluitend is gebruikt ten
behoeve van vrijgestelde prestaties of voor
doeleinden als zijn bedoeld in artikel
16, ingeval ter zake van de
voorafgaande levering van die zaak geen belasting in
aftrek is gebracht;
s.de levering van menselijke organen, menselijk bloed
en moedermelk;
t.de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen
door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede
door organisaties van politieke, godsdienstige,
vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of
liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair
vastgestelde contributie;
u.bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
diensten welke door zelfstandige groeperingen van
personen of lichamen in de zin van de
Algemene wet inzake
rijksbelastingen, die prestaties
verrichten welke zijn vrijgesteld of waarvoor zij
geen ondernemer zijn, worden verleend aan hun leden
en welke rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten
van voornoemde prestaties, mits die groeperingen van
hun leden slechts terugbetaling vorderen van hun
aandeel in de gezamenlijke uitgaven en geen
verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt;
v.leveringen en diensten van bijkomstige aard door
organisaties waarvan de prestaties overigens op
grond van onderdeel c, d, e, f, o, onder 1°, of t zijn vrijgesteld, voor zover
die leveringen en diensten voortvloeien uit
activiteiten ter verkrijging van financiële steun
voor deze organisaties, mits de ontvangsten ter zake
van leveringen niet meer bedragen dan € 68 067 per
jaar en ter zake van diensten niet meer dan € 22 689
per jaar, met dien verstande dat voor organisaties
als bedoeld in onderdeel e, laatstgenoemd bedrag € 50 000
bedraagt;
w.opvang van kinderen in kinderopvang of gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, indien het betreft kinderopvang in een overeenkomstig die wet geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang door tussenkomst van een overeenkomstig die wet geregistreerd gastouderbureau en overigens wordt voldaan aan de in voormelde wet gestelde eisen, opvang van kinderen als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, onderdeel a, van die wet, alsmede nader bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vormen van kinderopvang.
{Voorwaarden vrijstelling}
2.
De vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen
c, e en t, zijn
slechts van toepassing, indien met de aldaar bedoelde
prestaties geen winst wordt beoogd. Onder het beogen van
winst wordt mede verstaan het behalen van
exploitatieoverschotten, tenzij deze niet worden uitgekeerd,
doch worden aangewend ten dienste van de bedoelde prestaties. De nauw samenhangende
leveringen van goederen en diensten, bedoeld in het eerste lid, aanhef,
onderdelen c, o, onder 1° en 2°, en t, zijn van de
vrijstelling
uitgesloten:
a.wanneer zij niet onontbeerlijk zijn voor het
verrichten van de vrijgestelde handelingen;
b.wanneer zij in hoofdzaak ertoe strekken aan de
instelling extra opbrengsten te verschaffen door de uitvoering van
handelingen welke worden verricht in rechtstreekse mededinging met aan
de heffing van belasting onderworpen handelingen van commerciële
ondernemingen.
{Gebouw}
3.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder 1°:
a.wordt als gebouw beschouwd ieder bouwwerk dat vast
met de grond is verbonden;
b.wordt na de verbouwing van een gebouw de
ingebruikneming als eerste ingebruikneming
aangemerkt, indien door die verbouwing een
vervaardigd goed is voortgebracht;
c.wordt als erbij behorend terrein beschouwd ieder
terrein dat naar maatschappelijke opvattingen
behoort bij dan wel dienstbaar is aan het gebouw.
{Bouwterrein}
4.
Onder een bouwterrein als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt verstaan onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen.
{Privégebruik geen aftrek gebruik}
5. Voor de
toepassing van het eerste lid, onderdelen a, onder 2°, en b,
onder 5°, worden onder het gebruiken voor doeleinden waarvoor
een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de
voet van artikel 15 bestaat, niet begrepen de handelingen, bedoeld in
de artikelen 3, derde lid, en 4, tweede
lid.
6.
Tot de leveringen of diensten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen f, g, onder 2° en onder 3°, t, u of v, behoren niet de bij ministeriële regeling, in verband met het voorkomen van een verstoring van concurrentieverhoudingen, aan te wijzen leveringen of diensten.
Afdeling 4 Wijze van heffing
Artikel 12
{Belastingverschuldigde}
1.
De belasting wordt geheven van de ondernemer die de levering of de
dienst verricht.
{Verlegging}
2. Ingeval de ondernemer die een
levering als bedoeld in artikel 5b of een dienst als bedoeld in artikel
6, eerste lid, verricht, niet in Nederland woont of is gevestigd en
aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit de levering wordt
verricht of de dienst wordt verleend, en aan degene aan wie de levering
wordt verricht of de dienst wordt verleend een btw-identificatienummer
in Nederland is toegekend, wordt de belasting geheven van degene aan
wie de levering wordt verricht of de dienst wordt
verleend.
3.
Ingeval de ondernemer die de levering, niet zijnde een levering waarop
de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a,
post 6, van toepassing is, of een dienst, andere dan bedoeld in het tweede lid,
verricht, niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste
inrichting heeft van waaruit de levering of de dienst wordt verricht, en degene
aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend, een ondernemer
is die in Nederland woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting
heeft, of een in Nederland gevestigd lichaam in de zin van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen
is, wordt de belasting geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of
de dienst wordt verleend.
{Vaste inrichting}
4.
Voor de
toepassing van dit artikel wordt een ondernemer die een vaste
inrichting heeft in Nederland, geacht een niet in Nederland gevestigde
ondernemer te zijn wanneer aan de volgende voorwaarden is
voldaan:
a.hij
verricht in Nederland een belastbare goederenlevering of een
dienst;
b.bij het
verrichten van die goederenlevering of die dienst is de vaste
inrichting in Nederland niet
betrokken.
{Verlegging bij AMvB}
5.
In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen wordt
onder bij of krachtens deze maatregel te stellen regelen de belasting, ten
einde voor de inning daarvan meer waarborgen te scheppen, geheven van degene
aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.
Artikel 12a
Vervallen
Artikel 13
{Tijdstip verschuldigdheid}
1.
De belasting wordt verschuldigd:
a.in gevallen waarin ingevolge de artikelen 34b tot en met 35 een factuur moet worden
uitgereikt, op het tijdstip van de uitreiking of,
indien deze niet tijdig plaatsvindt, het tijdstip
waarop zij uiterlijk had moeten geschieden tenzij sprake is van een
dienst waarover de belasting op grond van artikel 12, tweede lid,
verschuldigd is door de afnemer van deze dienst, in welk geval de
belasting verschuldigd wordt op het tijdstip waarop de dienst wordt
verricht;
b.in andere gevallen op het tijdstip waarop de
levering of de dienst wordt verricht.
2.
In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting
of het desbetreffende gedeelte daarvan uiterlijk
verschuldigd op het tijdstip waarop de vergoeding geheel of
gedeeltelijk wordt ontvangen.
3.
Bij een levering of overbrenging voor bedrijfsdoeleinden van goederen met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, wordt de belasting, in afwijking van het eerste en tweede lid, verschuldigd op het tijdstip van uitreiking van de factuur, of op het tijdstip van het verstrijken van de in artikel 34g, eerste volzin, bedoelde termijn indien er vóór die datum geen factuur is uitgereikt.
4. In afwijking in zoverre van het eerste lid,
onderdeel b, wordt de belasting ter zake van diensten als bedoeld in
artikel 4, tweede lid, verschuldigd op de laatste dag van het
boekjaar waarin die diensten worden verricht. Diensten die op die
dag nog niet zijn voltooid, worden geacht op die dag te zijn voltooid
voorzover zij betrekking hebben op dat
boekjaar. Indien het boekjaar langer is dan een jaar wordt de belasting verschuldigd op de laatste dag van het kalenderjaar waarin de diensten worden verricht met overeenkomstige toepassing van de tweede volzin.
5.
Voor de
toepassing van het eerste lid worden de diensten waarvan
de belasting op grond van artikel 12, tweede lid, verschuldigd is door
de afnemer van deze diensten en die doorlopend worden verricht
gedurende een periode langer dan één jaar geacht bij de
afloop van elk kalenderjaar te zijn voltooid zolang de
dienstverrichting doorloopt en die geen aanleiding geven tot
afrekeningen of betalingen in die
periode.
6.
De goederenleveringen die doorlopend worden verricht gedurende een periode langer dan een kalendermaand, waarbij de goederen onder de voorwaarden van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, worden vervoerd naar een andere lidstaat, worden geacht bij de afloop van elke kalendermaand te zijn voltooid zolang de goederenlevering doorloopt.
7.
Goederenleveringen en diensten, andere dan die bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid, die gedurende een zekere periode doorlopend worden verricht, worden geacht ten minste eenmaal per jaar te zijn voltooid.
Artikel 14
{Heffing door voldoening}
1.
De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op
aangifte worden voldaan.
2.
In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting
die verschuldigd is geworden door ondernemers als bedoeld in
artikel 7, zesde
lid, niet voldaan over een tijdvak.
Artikel 15
{Aftrek van voorbelasting}
1.
De in artikel 2
bedoelde belasting welke de ondernemer in aftrek brengt, is:
a.de belasting welke in het tijdvak van aangifte door
andere ondernemers ter zake van door hen aan de
ondernemer verrichte leveringen en verleende
diensten in rekening is gebracht op een op de
voorgeschreven wijze opgemaakte factuur;
b.de belasting welke in het tijdvak van aangifte is
verschuldigd geworden ter zake van door de
ondernemer verrichte intracommunautaire verwervingen
als bedoeld in artikel 17a, eerste
lid, mits de ondernemer in het
bezit is van een op de voorgeschreven wijze
opgemaakte factuur;
c.de belasting welke in het tijdvak van aangifte is
verschuldigd geworden:
1°.ter zake van invoer van voor de ondernemer
bestemde goederen, mits is voldaan aan bij
ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
2°.op grond van artikel 12,
tweede tot en met vijfde
lid, ter zake van aan de
ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten;
3°.ter zake van verrichtingen als bedoeld in
artikel 4, derde lid;
4°.ter
zake van handelingen en situaties als bedoeld in artikel 17a, derde en
vierde lid;
d.de belasting die is begrepen in de aankoopprijs van
een nieuw vervoermiddel dat met toepassing van
onderdeel a, post 6, van
de bij deze wet behorende tabel II, wordt geleverd
door:
1°.een in artikel 7, zesde
lid, bedoelde ondernemer; of
2°.een wederverkoper;
een en ander voor zover de goederen en de diensten door de
ondernemer worden gebruikt voor belaste
handelingen.
Indien een verzoek om teruggaaf van belasting kan worden
gedaan op de voet van artikel 30, eerste en tweede lid, kan die belasting door de
ondernemer niet in aftrek worden gebracht. Indien een onroerende zaak deel uitmaakt
van het vermogen van het bedrijf van een ondernemer en door de
ondernemer zowel voor de activiteiten van het bedrijf als voor zijn
privégebruik of voor het privégebruik van zijn personeel, of,
meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt
gebruikt, is de belasting over de uitgaven in verband met deze
onroerende zaak slechts aftrekbaar, overeenkomstig de in dit artikel
vervatte beginselen, naar evenredigheid van het gebruik ervan voor de
bedrijfsactiviteiten van de ondernemer. Voor het gebruik van de
onroerende zaak voor privédoeleinden van de ondernemer of van zijn
personeel, of meer in het algemeen voor andere dan bedrijfsdoeleinden
is artikel 4, tweede lid, onderdeel a, niet van
toepassing.
{Aftrek bij vrijgestelde prestaties}
2. De ondernemer
brengt eveneens in aftrek de belasting, bedoeld in het eerste lid,
voorzover de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt
voor:
a.handelingen door de als zodanig handelende
ondernemer buiten Nederland verricht, waarvoor recht op aftrek zou
ontstaan wanneer zij binnen Nederland zouden
plaatsvinden;
b.handelingen die
overeenkomstig de
artikelen 143, onder f, g, h en i, 144 en 146 tot en met 153 van de
BTW-richtlijn 2006 zijn vrijgesteld;
c.handelingen als bedoeld in de artikelen 11, eerste
lid, onderdelen i, j en k, mits de ontvanger buiten de Unie
gevestigd is of wanneer de handelingen rechtstreeks samenhangen met
goederen die bestemd zijn om te worden uitgevoerd uit de
Unie.
{Nieuw vervoermiddel}
3.
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt bij
levering van een nieuw vervoermiddel door een in het eerste
lid, onderdeel d, bedoelde
ondernemer de in het eerste lid bedoelde aftrek beperkt tot
de belasting die in de aankoopprijs is begrepen of die
verschuldigd is geworden ter zake van de intracommunautaire
verwerving of de invoer van het vervoermiddel. De aftrek
bedraagt ten hoogste het bedrag van de belasting dat
verschuldigd zou zijn indien op die levering het tarief van
nihil niet van toepassing zou zijn. Het recht op aftrek
ontstaat op het tijdstip waarop het vervoermiddel wordt
geleverd. Bij ministeriële regeling worden nadere regels
gesteld inzake de toepassing van dit lid en van het eerste
lid, onderdeel d.
{Aftrek overeenkomstig bestemming}
4.
De aftrek van belasting vindt plaats overeenkomstig de
bestemming van de goederen en diensten op het tijdstip
waarop de belasting aan de ondernemer in rekening wordt
gebracht dan wel op het tijdstip waarop de belasting wordt
verschuldigd. Indien op het tijdstip waarop de ondernemer
goederen en diensten gaat gebruiken, blijkt, dat de belasting
ter zake voor een groter of kleiner gedeelte in aftrek is
gebracht dan waartoe de ondernemer op grond van het gebruik
is gerechtigd, wordt hij de te veel afgetrokken belasting op
dat tijdstip verschuldigd. De verschuldigd geworden
belasting wordt op de voet van artikel 14
voldaan. De te weinig afgetrokken belasting wordt aan hem op
zijn verzoek teruggegeven.
{Horecabestedingen}
5.
Geen aftrek vindt plaats van belasting welke in rekening is
gebracht ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken
voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-,
café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf aan
personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden.
{Splitsing voorbelasting}
6.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld
omtrent de aftrek van belasting, ingeval goederen en
diensten door de ondernemer mede worden gebruikt anders dan
voor belaste handelingen of anders dan voor de handelingen, bedoeld in
het tweede lid. Daarbij
wordt tevens rekening gehouden met wijzigingen in het gebruik van
onroerende zaken, bedoeld in het eerste lid, laatste
alinea. Voorts kan daarbij worden
bepaald dat het afstoten van goederen welke de
ondernemer in zijn bedrijf heeft gebruikt, buiten aanmerking
wordt gelaten.
{Verlies en geschenken}
7. Een
herziening van de aftrek vindt niet
plaats:
a.in geval van naar behoren bewezen en aangetoonde
vernietiging, verlies of diefstal van goederen;
b.in geval van onttrekkingen van goederen voor het
verstrekken van geschenken van geringe waarde en van monsters, als
bedoeld in artikel 3, achtste
lid.
Artikel 16
{Uitsluiting aftrek}
1.
Bij koninklijk besluit kan de in artikel 15, eerste
lid, bedoelde aftrek in bepaalde gevallen
geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten, zulks ten einde
te voorkomen, dat op goederen en diensten, welke worden
gebruikt voor het voeren van een zekere staat, voor het
bevredigen van behoeften van anderen dan ondernemers of ten
behoeve van prestaties als zijn bedoeld in artikel 11, de
belasting geheel of gedeeltelijk niet drukt.
2.
Na het tot stand komen van een besluit, door Ons krachtens
het eerste lid genomen, wordt onverwijld een voorstel van
wet tot goedkeuring van dat besluit aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal gezonden.
3.
Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een der
Kamers der Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het
voorstel besluit, wordt Ons besluit onverwijld ingetrokken.
Artikel 16a
{BUA gaat vóór}
Ter zake
van prestaties als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdelen a en c,
en artikel 4, tweede lid, wordt de belasting niet verschuldigd indien het
prestaties betreft als bedoeld in het op artikel 16, eerste lid,
gebaseerde koninklijk besluit.
Artikel 17
{Terugbetaling}
Ingeval de voor aftrek in aanmerking komende belasting meer
bedraagt dan de in het tijdvak verschuldigd geworden belasting,
wordt het verschil aan de ondernemer op zijn verzoek terugbetaald.
Hoofdstuk IIA Heffing ter zake van
intracommunautaire verwervingen
Afdeling 1 Belastbaar feit
Artikel 17a
{Begripsbepaling intracommunautaire verwerving}
1.
Intracommunautaire verwerving van goederen is de verwerving
van goederen ingevolge een levering van deze goederen door een als zodanig handelende
ondernemer, welke
goederen worden verzonden of vervoerd van een lidstaat naar
een andere lidstaat.
{Fictieve verwerving}
2.
Wanneer door rechtspersonen, andere dan ondernemers,
verworven goederen worden verzonden of vervoerd uit een
derde-land en door deze rechtspersonen worden ingevoerd in
een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending
of het vervoer, worden deze goederen geacht te zijn
verzonden of vervoerd vanuit de lidstaat van invoer van de goederen.
{Veredeling}
3.
Met een intracommunautaire
verwerving van goederen onder bezwarende titel als bedoeld in artikel
1, onderdeel b, wordt gelijkgesteld het beschikken voor bedrijfsdoeleinden over een
goed dat door of voor rekening van de ondernemer wordt
verzonden of vervoerd uit een andere lidstaat waar het goed
is vervaardigd, gewonnen, bewerkt, gekocht, onderworpen aan
heffing van belasting ter zake van intracommunautaire
verwerving, of door hem is ingevoerd.
{NAVO}
4.
Met een
intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel als
bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt mede
gelijkgesteld het komen binnen Nederland van goederen die zijn
verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat, waar zij
ter beschikking hebben gestaan zonder dat over deze goederen
aldaar belasting is geheven of voldaan in verband met het
gebruik ervan in het kader van het Verdrag van Londen van 19
juni 1951 tussen de Staten, die partij zijn bij het
Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun
krijgsmachten (Trb. 1951, 114 en
Trb. 1953, 10, Stb. 1953, 438), indien de invoer van
die goederen niet zou zijn vrijgesteld.
Artikel 17b
{Plaats intracommunautaire verwerving}
1.
De plaats waar een intracommunautaire verwerving wordt
verricht, is de plaats van aankomst van de verzending of het vervoer.
{Bewijsregel}
2.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt een
intracommunautaire verwerving verricht in de lidstaat die
aan de afnemer het btw-identificatienummer heeft toegekend
waaronder de verwerving wordt verricht, voor zover de
afnemer niet aantoont dat de belasting is geheven met
toepassing van het eerste lid.
3.
Het
tweede lid is niet van toepassing en de intracommunautaire verwerving
van goederen wordt geacht overeenkomstig het eerste lid aan de heffing
te zijn onderworpen
indien:
a.de afnemer
aantoont de verwerving te hebben verricht met het oog op een
daaropvolgende levering binnen het grondgebied van de overeenkomstig
het eerste lid bepaalde lidstaat, waarvoor degene voor wie deze
levering bestemd is, overeenkomstig artikel 197 van BTW-richtlijn 2006
is aangewezen als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon;
en
b.de afnemer heeft
voldaan aan het bepaalde in artikel
37a.
Afdeling 2 Maatstaf en tarief van heffing
Artikel 17c
{Heffingsmaatstaf}
1.
De belasting wordt berekend over de vergoeding.
2.
Met betrekking tot intracommunautaire verwervingen waarbij
de ondernemer die de goederen levert verplicht is ter zake
van die levering een factuur uit te reiken is
artikel 8, tweede, vijfde en
zesde lid, van overeenkomstige toepassing.
3. Met betrekking tot hetgeen op de voet van artikel
17a, derde en vierde lid, wordt gelijkgesteld met een
intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel als
bedoeld in artikel 1, onderdeel b, is artikel 8, derde en zesde lid,
van overeenkomstige toepassing.
4.
In afwijking van het eerste lid wordt met betrekking tot de
intracommunautaire verwervingen van accijnsgoederen waarbij de voor die goederen in
Nederland verschuldigde of voldane accijns niet in de
vergoeding is begrepen, de belasting berekend over de
vergoeding vermeerderd met die voor de goederen
verschuldigde of voldane accijns.
5.
Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing met
betrekking tot de intracommunautaire verwervingen van
alcoholvrije dranken als bedoeld in artikel 6 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, waarbij de
voor die goederen in Nederland op de voet van die wet
verschuldigde of voldane belasting niet in de vergoeding is begrepen.
Artikel 17d
{Tarieven}
Artikel 9 is van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het tarief
van nihil alleen toepassing kan vinden ten aanzien van
intracommunautaire verwervingen van goederen, genoemd in de bij
deze wet behorende tabel II, onderdeel a, posten 1, 3, 4 en 5.
Afdeling 3 Vrijstellingen
Artikel 17e
{Vrijstelling intracommunautaire verwervingen}
Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van belasting verleend
voor de intracommunautaire verwervingen van goederen waarvoor:
a.de levering in
Nederland in elk geval is vrijgesteld;
b.bij invoer in elk geval een vrijstelling van toepassing
zou zijn;
c.in elk geval recht zou bestaan op volledige teruggaaf daarvan.
Afdeling 4 Wijze van heffing
Artikel 17f
{Belastingplichtige}
De belasting wordt geheven van degene die de intracommunautaire
verwerving verricht.
Artikel 17g
{Tijdstip verschuldigdheid}
1.
De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip van uitreiking van de factuur, of bij het verstrijken van de in artikel 34g, eerste volzin, bedoelde termijn indien er vóór die datum geen factuur is uitgereikt.
2.
Een intracommunautaire verwerving van een goed wordt
verricht op het tijdstip waarop de aan de verwerving ten
grondslag liggende levering van dat goed wordt verricht.
Artikel 17h
{Heffing door voldoening}
1.
De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op
aangifte worden voldaan.
{Nieuw vervoermiddel}
2.
In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting
die verschuldigd is geworden ter zake van intracommunautaire
verwervingen van nieuwe vervoermiddelen door natuurlijke
personen en rechtspersonen aan wie geen
btw-identificatienummer is toegekend, niet voldaan over een tijdvak.
3.
Ingeval naast de belasting die verschuldigd is ter zake van
de in het tweede lid bedoelde intracommunautaire verwerving
van een nieuw vervoermiddel, tevens belasting verschuldigd
is geworden op de voet van de Wet op de belasting van
personenauto’s en motorrijwielen 1992,
is, in afwijking van het eerste en het tweede lid, artikel
6 van die wet van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk III Heffing ter zake van invoer
Afdeling 1 Belastbaar feit
Artikel 18
{Invoer}
1.
Invoer van goederen is:
a.het brengen in Nederland van
goederen die niet voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 28 en 29 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
b.het brengen in Nederland vanuit een derde-land van
andere dan de in onderdeel a bedoelde goederen;
c.het in Nederland beëindigen van, dan wel het in
Nederland onttrekken van goederen aan een douaneregime;
d.de bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen met
goederen welke niet in het vrije verkeer zijn.
{Douaneregeling}
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder douaneregime:
a.tijdelijke opslag als bedoeld in artikel 5, onderdeel 17, van het Douanewetboek van de Unie;
b.douanevervoer als bedoeld in de artikelen 226 en 234 van het Douanewetboek van de Unie;
c.douane-entrepot als bedoeld in artikel 240 van het Douanewetboek van de Unie;
d.tijdelijke invoer als bedoeld in artikel 250 van het Douanewetboek van de Unie, voor zover het betreft een volledige vrijstelling van rechten bij invoer;
e.actieve veredeling als bedoeld in artikel 256 van het Douanewetboek van de Unie; en
f.wederuitvoer als bedoeld in artikel 270 van het Douanewetboek van de Unie.
{Douanegeleide}
3.
Als invoer wordt niet aangemerkt het in Nederland brengen
van goederen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen
a en b, waarop een douaneregime van
toepassing is dan wel waarop aansluitend aan het in
Nederland brengen een douaneregime van toepassing wordt.
Evenmin wordt als invoer aangemerkt het in Nederland
beëindigen van een douaneregime voor zover dit regime wordt
opgevolgd door een douaneregime.
4.
Als invoer wordt voorts niet aangemerkt het in Nederland
beëindigen van, dan wel het in Nederland onttrekken van
goederen aan de regeling intern douanevervoer, bedoeld in artikel 227 van het Douanewetboek van de Unie, indien het vervoer
aanvangt en eindigt in de Unie.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld
inzake de toepassing van dit artikel.
Afdeling 2 Maatstaf en tarief van heffing
Artikel 19
{Heffingsmaatstaf douanewaarde}
1.
De belasting wordt berekend over de douanewaarde.
2.
In de douanewaarde zijn begrepen:
a.de rechten bij invoer, belastingen en heffingen, met
uitzondering van de ter zake van de invoer in
Nederland verschuldigde omzetbelasting;
b.de bijkomende kosten, zoals kosten van commissie,
verpakking, vervoer en verzekering tot de plaats van bestemming.
Artikel 20
{Tarief}
1.
De belasting bedraagt 21 percent.
2.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting:
a.6 percent voor de invoer van goederen, genoemd in de
bij deze wet behorende tabel I, onderdeel a;
b.nihil voor de invoer van goederen, genoemd in de bij
deze wet behorende tabel II, onderdeel a, posten 3, 4 en 5, mits is
voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur vast
te stellen voorwaarden;
c.nihil
voor de invoer van gas via een aardgassysteem of een op een dergelijk
systeem aangesloten net, van gas dat van een gastransportschip in een
aardgassysteem of een upstreampijpleidingnet wordt ingebracht, van
warmte of koude via warmte- of koudenetten of van elektriciteit, mits
de toepasselijkheid van dat tarief uit boeken en bescheiden
blijkt.
Afdeling 3 Vrijstellingen
Artikel 21
{Vrijstellingen}
Bij ministeriële regeling wordt, onder daarbij te stellen
voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van belasting verleend
voor:
a.de invoer van goederen waarvoor aanspraak op
vrijstelling van douanerechten bestaat;
b.de invoer van goederen in de zin van artikel 18, eerste lid,
onderdeel b, indien aanspraak op vrijstelling van
rechten bij invoer zou bestaan indien de goederen zouden
zijn ingevoerd in de zin van artikel 18, eerste lid,
onderdeel a;
c.de invoer van goederen waarvan de levering in
Nederland in elk geval is vrijgesteld;
d.de invoer van goederen die worden verzonden of vervoerd
naar een andere lidstaat wanneer degene die de goederen
heeft ingevoerd deze levert met toepassing van de bij
deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6.
Artikel 21a
{Begripsbepalingen}
Voor de toepassing van artikel
21b wordt verstaan onder:
a.persoonlijke bagage van reizigers: bagage die de reiziger kan
aangeven bij de douaneautoriteiten, alsmede de bagage die hij later aangeeft,
mits hij aannemelijk kan maken dat deze bij zijn vertrek als begeleide bagage
is ingeschreven bij de maatschappij die zijn vervoer heeft verzorgd, met dien
verstande dat brandstof, andere dan die zich in het normale reservoir van een
voertuig bevindt of andere dan een maximale hoeveelheid van tien liter per
voertuig in een draagbaar reservoir, geen persoonlijke bagage is;
b.invoer die geen handelskarakter heeft: invoer die een incidenteel
karakter heeft, waaraan blijkens de aard of de hoeveelheid van de goederen geen
commerciële overwegingen ten grondslag liggen en die uitsluitend betrekking
heeft op goederen, bestemd voor persoonlijk gebruik van de reizigers dan wel
voor het gebruik door hun gezinsleden of bestemd om als geschenk te worden
aangeboden;
c.cigarillo’s: sigaren die per stuk niet meer wegen dan drie
gram;
d.particuliere plezierluchtvaart of plezierzeevaart: het gebruik van
een luchtvaartuig of een zeewaardig vaartuig door de eigenaar daarvan of door
de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het gebruiksrecht daarvan geniet
door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name
voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor
het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van
overheidsinstanties.
Artikel 21b
{Reizigersbagage}
1.
Voor de invoer van goederen wordt vrijstelling verleend indien deze
invoer geen handelskarakter heeft en deze goederen deel uitmaken van de
persoonlijke bagage van reizigers komende uit derde-landen. De vrijstelling
wordt verleend voor:
a.goederen, niet zijnde goederen bedoeld in de onderdelen b tot en
met e, waarvan de totale waarde niet meer dan € 430 per reiziger bedraagt. Voor
de toepassing van dit onderdeel wordt de waarde van een afzonderlijk goed niet
gesplitst;
b.de volgende tabaksproducten per reiziger tot een maximum
van:
–200 sigaretten;
–100 cigarillo’s;
–50 sigaren;
–250 gram rooktabak; of
–een proportioneel assortiment van deze producten;
c.alcohol en alcoholhoudende dranken, niet zijnde niet-mousserende
wijnen en bier, per reiziger tot een maximum van:
–1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een
alcoholgehalte van meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol van
80% vol. en hoger;
–2 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een
alcoholgehalte van maximaal 22% vol.; of een proportioneel assortiment van deze
producten;
d.een maximale hoeveelheid van 4 liter niet-mousserende wijn en
16 liter bier per reiziger;
e.brandstof die zich in het normale reservoir van een voertuig
bevindt, alsmede per voertuig een maximale hoeveelheid van tien liter brandstof
in een draagbaar reservoir.
2.
Het maximumbedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt voor
reizigers in de particuliere plezierluchtvaart of plezierzeevaart beperkt tot
€ 300.
3.
De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c en d,
geldt niet voor reizigers jonger dan zeventien jaar.
4.
De maximale hoeveelheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c
en d, worden voor personeel van vervoermiddelen die worden gebruikt in het
verkeer tussen de Unie en derde-landen beperkt tot de volgende
hoeveelheden:
a.voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b:
–40 sigaretten;
–20 cigarillo’s;
–10 sigaren;
–50 gram rooktabak;
b.voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c:
–1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een
alcoholgehalte van meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol van
80% vol. en hoger;
–1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een
alcoholgehalte van maximaal 22% vol.;
c.voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d:
2 liter niet-mousserende wijn en 8 liter bier.
Afdeling 4 Wijze van heffing
Artikel 22
{Heffingen als in Douanewet}
1.
Ter zake van de belasting bij invoer zijn de wettelijke
bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en
tweede lid, van de Algemene
douanewet, met uitzondering
van het bepaalde in artikel 88 van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie, van
overeenkomstige toepassing.
{Teruggaaf bij invoer}
2.
Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen
voorwaarden en beperkingen, kwijtschelding of teruggaaf van
bij invoer verschuldigde belasting worden verleend in de
gevallen waarin aanspraak op kwijtschelding of terugbetaling
van rechten bij invoer bestaat of zou bestaan indien de
goederen in het douanegebied van de Unie, bedoeld in
artikel 4 van het Douanewetboek van de Unie zouden zijn
ingevoerd of, in andere gevallen, om redenen van billijkheid.
{Bij teruggaaf geen aftrek}
3.
Belasting waarvan krachtens het tweede lid kwijtschelding
of teruggaaf wordt verleend, komt niet voor aftrek op de
voet van artikel 15 in
aanmerking. Heeft de aftrek reeds plaatsgevonden, dan wordt
de ondernemer die de aftrek heeft genoten het in aftrek
gebrachte bedrag als belasting verschuldigd.
Artikel 22a
{Douanegebied van de Unie}
1.
Op goederen als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel
b , die Nederland binnenkomen uit een
derde-land dat deel uitmaakt van het douanegebied van de
Unie, bedoeld in artikel 4 van het Douanewetboek van de Unie zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a.de formaliteiten betreffende het in Nederland
brengen zijn dezelfde als zijn voorzien in de
wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en
tweede lid, van de Algemene
douanewet, ten aanzien van goederen
die in het vrije verkeer worden gebracht in de zin
van die wettelijke bepalingen;
b.indien de plaats van aankomst van de verzending of
het vervoer van de goederen zich buiten de lidstaat
van binnenkomen in de Unie bevindt, zijn de
goederen binnen de Unie in het verkeer onder
de regeling intern douanevervoer
als bedoeld in artikel 18, vierde
lid, indien de goederen bij het
binnenkomen in de Unie onder die regeling
zijn gebracht;
c.indien op de goederen op het tijdstip van
binnenkomen in de Unie een van de
douaneregimes als bedoeld in artikel 18, tweede
lid, zou kunnen worden toegepast
indien zij zouden zijn ingevoerd in de zin van
artikel 18, eerste lid,
onderdeel a, kan dit douaneregime ook op deze
goederen worden toegepast.
2.
Op goederen, andere dan bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel
a , die worden verzonden of vervoerd uit de
Unie naar een derde-land dat deel uitmaakt van het
douanegebied van de Unie als bedoeld in het eerste
lid, aanhef, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a.de formaliteiten betreffende de verzending of het
vervoer naar een derde-land zijn dezelfde als zijn
voorzien in de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene
douanewet, ten aanzien van goederen
die worden uitgevoerd in de zin van die wettelijke bepalingen;
b.op goederen die tijdelijk zijn uitgevoerd uit de
Unie met het oog op hun wederinvoer zijn de
wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene
douanewet, ter zake van de uitvoer
van overeenkomstige toepassing.
Artikel 23
{Verleggen van heffing bij invoer}
1.
In afwijking van artikel 22 wordt
de belasting ter zake van de invoer van goederen, bestemd
voor aangewezen ondernemers en lichamen in de zin van de
Algemene wet inzake
rijksbelastingen, andere dan ondernemers,
geheven van die ondernemers en lichamen. Bij ministeriële
regeling worden onder daarbij te stellen voorwaarden regels
gesteld omtrent de aanwijzing. Daarbij kan worden bepaald
dat op verzoek een aanwijzing kan geschieden door de inspecteur.
{Tijdstip verschuldigdheid}
2.
De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de
goederen worden ingevoerd.
{Heffing door voldoening}
3.
De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op
aangifte worden voldaan.
4.
Paragraaf
4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op
verzoeken tot aanwijzing op grond van bepalingen krachtens het eerste
lid.
Hoofdstuk IV Uitvoer van goederen
Artikel 24
{Teruggaaf aan bepaalde lichamen}
1.
Aan lichamen in de zin van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, andere dan ondernemers,
die goederen in ongebruikte staat uitvoeren uit de
Unie of plaatsen onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie in het kader van hun menslievende, liefdadige
of opvoedkundige werk buiten de Unie, wordt op
verzoek teruggaaf verleend van de voor die goederen betaalde belasting.
{Ontheffing}
2.
Ten behoeve van natuurlijke personen die, anders dan als
ondernemer, goederen uitvoeren uit de Unie, kan op
bij ministeriële regeling te bepalen wijze en onder daarbij
te stellen voorwaarden en beperkingen ontheffing worden
verleend van de belasting die is verschuldigd ter zake van
de levering van die goederen.
Hoofdstuk V Bijzondere regelingen
Afdeling 1 Vermindering van belasting (kleine ondernemers)
Artikel 25
{Kleine ondernemersregeling}
1.
Indien een ondernemer een natuurlijk persoon is die in
Nederland woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste
inrichting heeft en de door hem in een kalenderjaar
verschuldigde belasting na toepassing van de in
artikel 15
bedoelde aftrek niet hoger is dan € 1883, wordt het bedrag
van de belasting verminderd met een bedrag, gelijk aan 2,5
maal het verschil tussen € 1883 en het bedrag van die
belasting. De vermindering bedraagt ten hoogste het bedrag
van de belasting.
{Toerekening aan tijdvakken}
2.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de
toerekening van de in het eerste lid bedoelde vermindering
aan de tijdvakken in het kalenderjaar.
{Ontheffing van verplichtingen}
3.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld volgens
welke een ondernemer die op grond van het eerste lid geen
belasting behoeft te voldoen, op zijn verzoek kan worden
ontheven van verplichtingen, opgelegd bij of krachtens de
artikelen 34 en
34b tot en met 35. De ondernemer
mag alsdan op een factuur op generlei wijze melding maken
van omzetbelasting; teruggaaf op de voet van artikel 17 wordt
aan hem niet verleend. De ontheffing geldt niet met
betrekking tot intracommunautaire verwervingen.
4.
De in het eerste lid bedoelde vermindering wordt niet
toegepast, indien de ondernemer in het desbetreffende
kalenderjaar niet voldoet aan hetgeen bij of krachtens
artikel 34, de artikelen 34b tot en met 35, of het derde lid is voorgeschreven.
{Nieuwe vervoermiddelen}
5.
De vorige leden zijn niet van toepassing op leveringen van
nieuwe vervoermiddelen met toepassing van de bij deze wet
behorende tabel II, onderdeel a,
post 6.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld inzake de toepassing van dit artikel.
Afdeling 2 Voldoening naar ontvangsten
Artikel 26
{Kasstelsel}
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld volgens
welke daarbij aangewezen ondernemers die niet aan ondernemers
plegen te leveren of diensten plegen te bewijzen, de belasting
ter zake van leveringen en diensten worden verschuldigd op het
tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan; alsdan wordt de
belasting berekend over de voldane vergoeding.
Afdeling 3 Vervallen
Artikel 27
Vervallen
Afdeling 4 Accijnsgoederen, andere dan tabaksproducten
Artikel 28
Vervallen
Artikel 28a
{Andere accijnsgoederen}
De heffing van omzetbelasting ter zake van de intracommunautaire
verwerving van accijnsgoederen, andere dan tabaksprodukten,
geschiedt met overeenkomstige toepassing van de voor de accijns
geldende regels, indien de verwerving wordt verricht door
ondernemers of rechtspersonen, andere dan ondernemers, waarvoor
artikel 1a, tweede lid,
toepassing vindt ter zake van intracommunautaire verwervingen
van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsgoederen.
Afdeling 5 Regeling voor gebruikte goederen,
kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten
Artikel 28b
{Margeregeling}
1.
Ingeval een wederverkoper gebruikte goederen, kunstvoorwerpen,
voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten levert, wordt, in afwijking van
artikel 8, eerste lid, de belasting
berekend over de winstmarge. De winstmarge is het verschil tussen de vergoeding
en hetgeen ter zake van de levering van een dergelijk goed aan de wederverkoper
door hem is of moet worden voldaan.
{Situaties vallend onder margeregeling}
2.
Het eerste lid is slechts van toepassing indien het goed aan de
wederverkoper is geleverd door:
a.een ander dan een ondernemer;
b.een ondernemer, met toepassing van
artikel 11, eerste lid, onderdeel r;
c.een ondernemer die ingevolge
artikel 25, derde lid, is ontheven van
de verplichtingen, opgelegd bij of krachtens
de artikelen 34 en
34b tot en met 35, mits het een in zijn bedrijf
gebruikt bedrijfsmiddel betreft;
d.een andere wederverkoper, met toepassing van het eerste lid;
of
e.een ondernemer of een wederverkoper uit een andere lidstaat, mits
het een levering is als bedoeld in
artikel
314, onder b, c of d, van de BTW-richtlijn
2006.
Artikel 28c
{Margeregeling op verzoek}
1.
Op verzoek van de wederverkoper is
artikel 28b, eerste
lid, van overeenkomstige toepassing op de leveringen van:
a.kunstvoorwerpen die hem zijn geleverd met toepassing van de bij deze wet behorende tabel I, onderdeel a, post 29, onderdeel b;
b.kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten die
hij zelf heeft ingevoerd, met dien verstande dat alsdan de winstmarge het
verschil is tussen de vergoeding en de douanewaarde vermeerderd met de ter zake
van de invoer in Nederland verschuldigde omzetbelasting.
{Beschikking}
2.
De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare
beschikking. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks tot wederopzegging
door belanghebbende doch ten minste voor twee kalenderjaren. Een hernieuwd
verzoek kan eerst twee jaren na die wederopzegging worden ingewilligd.
Artikel 28d
{Globalisatieregeling}
1. In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen wordt, in
afwijking in zoverre van de artikelen 28b en 28c, ter zake van leveringen van goederen waarop
een zelfde tarief wordt toegepast, de belasting berekend over de
winstmarge per tijdvak van aangifte. Deze winstmarge is het
verschil tussen de som van de vergoedingen ter zake van die
leveringen in dat tijdvak en de som van hetgeen in dat tijdvak
door de wederverkoper is of moet worden voldaan ter zake van in
artikel 28b, tweede lid, en
28c,
eerste lid, bedoelde leveringen of invoer
van dergelijke goederen.
2.
Paragraaf
4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op
verzoeken op grond van bepalingen krachtens het eerste
lid.
Artikel 28e
{Geen aftrek}
In afwijking van artikel 15 vindt
geen aftrek plaats:
a.ingeval de artikelen 28b, 28c of 28d toepassing vinden, van de belasting
welke begrepen is in het door de wederverkoper in
rekening gebrachte bedrag; en
b.ingeval artikel 28c toepassing vindt, van de belasting
welke aan de wederverkoper in rekening is gebracht ter
zake van de aan hem verrichte levering als bedoeld in
het eerste lid, onderdeel a,
van dat artikel, of van de belasting welke de
wederverkoper verschuldigd is geworden ter zake van de
invoer als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, van dat artikel.
Artikel 28f
{Heffingsmaatstaf}
1.
In afwijking van de artikelen 28b en 28c is de wederverkoper ter zake van elk van
zijn leveringen die voor toepassing van die artikelen in
aanmerking komen, gerechtigd de belasting te berekenen
overeenkomstig artikel 8, eerste lid.
2.
Ingeval het eerste lid toepassing vindt, vindt aftrek
plaats van de belasting die ingevolge artikel 28e, onderdeel b, niet in aftrek is gebracht. Het recht op
aftrek ontstaat op het tijdstip waarop de belasting
verschuldigd wordt ter zake van de levering door de wederverkoper.
Artikel 28g
{Buitenlandse wederverkoper}
Artikel 12, derde
lid, is niet van toepassing ten aanzien van een
wederverkoper die niet in Nederland woont of is gevestigd en
aldaar geen vaste inrichting heeft, die goederen levert met
toepassing van artikel 28b, 28c of 28d.
Artikel 28h
{Vergoeding inclusief omzetbelasting}
1.
Ingeval de wederverkoper goederen levert met toepassing van
artikel 28b, 28c of 28d, wordt voor de toepassing van
artikel 35a, eerste lid, onderdeel h
, de omzetbelasting begrepen onder de vergoeding.
{Omzetbelasting niet op factuur}
2.
Het is de wederverkoper die goederen levert met toepassing
van artikel 28b, 28c of 28d niet toegestaan om de belasting
afzonderlijk te vermelden op de ter zake van die levering
uit te reiken factuur.
3.
Artikel 35a, eerste lid, onderdeel
j
, is niet van toepassing ter zake van
leveringen door wederverkopers met toepassing van
de artikelen 28b, 28c of 28d.
Artikel 28i
{Delegatie}
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld
inzake de toepassing van deze afdeling.
Afdeling 6 Regeling voor beleggingsgoud
Artikel 28j
{Beleggingsgoud}
1.
In deze wet en in de daarop berustende bepalingen wordt
onder beleggingsgoud verstaan:
a.goud, in de vorm van staven of plaatjes met een door
de goudmarkten aanvaard gewicht, met een zuiverheid
van ten minste 995/1000, al dan niet belichaamd in
effecten, doch met uitzondering van bij ministeriële
regeling aan te wijzen kleine staven of plaatjes met
een gewicht van ten hoogste 1 gram;
b.gouden munten die:
1°.een zuiverheid van ten minste 900/1000 hebben;
2°.na 1800 zijn geslagen;
3°.in het land van oorsprong als wettig
betaalmiddel fungeren of hebben gefungeerd;
4°.normaliter verkocht worden voor een prijs
die de openmarktwaarde van het in de munten
vervatte goud niet met meer dan 80% overschrijdt;
c.gouden munten die zijn opgenomen in de lijst die de
Europese Commissie elk jaar publiceert in de C-serie
van het Publicatieblad van de Europese Unie en die daarmee worden geacht aan de
in onderdeel b opgenomen criteria te voldoen
gedurende het hele jaar waarvoor de lijst wordt gepubliceerd.
2.
De in het eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde gouden
munten worden, voor de toepassing van deze wet en de daarop
berustende bepalingen, geacht niet wegens hun numismatische
belang te worden verkocht.
Artikel 28k
{Vrijstelling}
Van de belasting zijn vrijgesteld:
a.de levering, de intracommunautaire verwerving en de
invoer van beleggingsgoud, waaronder begrepen
beleggingsgoud dat belichaamd is in certificaten voor
toegewezen of niet-toegewezen goud of dat verhandeld
wordt op goudrekeningen, en waaronder begrepen, in het
bijzonder, goudleningen en swaps, die een eigendoms- of
vorderingsrecht op beleggingsgoud belichamen, evenals de
handelingen betreffende beleggingsgoud bestaande in
future- en termijncontracten die leiden tot de
overdracht van een eigendoms- of vorderingsrecht met
betrekking tot beleggingsgoud;
b.de diensten door tussenpersonen die handelen in naam en
voor rekening van een ander wanneer zij betrokken zijn
bij de levering van beleggingsgoud voor hun principaal.
Artikel 28l
{Verzoek tot belaste levering}
1.
De ondernemer die beleggingsgoud produceert of goud omzet in
beleggingsgoud kan ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel
a, op hem niet van toepassing te doen zijn
met betrekking tot leveringen van beleggingsgoud aan een
andere ondernemer.
2.
De ondernemer die in het kader van zijn onderneming
normaliter goud levert voor industriële doeleinden, kan
ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel
a, op hem niet van toepassing te doen zijn
met betrekking tot leveringen van beleggingsgoud als bedoeld
in artikel 28j, eerste lid,
onderdeel a, aan een andere ondernemer.
3.
Indien de leverancier het recht om overeenkomstig het eerste
of het tweede lid voor belastingheffing te kiezen heeft
uitgeoefend, kan de tussenpersoon ervoor kiezen
artikel 28k, onderdeel
b, op hem niet van toepassing te doen zijn
met betrekking tot de in dat onderdeel vermelde diensten.
Artikel 28m
{Vooraftrek}
1.
In afwijking in zoverre van artikel 15 heeft
de ondernemer een recht op aftrek van de belasting die in
rekening is gebracht of verschuldigd is geworden met
betrekking tot:
a.beleggingsgoud dat hem is geleverd door een
ondernemer die een in artikel
28l bedoeld keuzerecht heeft uitgeoefend;
b.de levering aan hem of de intracommunautaire
verwerving of de invoer door hem van ander goud dan
beleggingsgoud dat vervolgens door hem of namens hem
wordt omgezet in beleggingsgoud;
c.aan hem verleende diensten bestaande in een
wijziging van de vorm, het gewicht of de zuiverheid
van goud met inbegrip van beleggingsgoud;
indien de latere levering door hem van dat goud ingevolge
deze afdeling is vrijgesteld.
2.
In afwijking in zoverre van artikel 15 heeft
de ondernemer die beleggingsgoud produceert of goud in
beleggingsgoud omzet een recht op aftrek van de belasting
die hem in rekening is gebracht of door hem verschuldigd is
geworden met betrekking tot de levering dan wel de
intracommunautaire verwerving of de invoer van goederen of
diensten die met de productie of de omzetting van dat goud
verband houden alsof de latere levering door hem van het
ingevolge deze afdeling vrijgestelde goud aan de heffing van
belasting was onderworpen.
Artikel 28n
{Administratieplicht}
De ondernemer die handelt in beleggingsgoud dient, met
overeenkomstige toepassing van artikel 34,
aantekening te houden van alle handelingen betreffende
beleggingsgoud waarvoor de vergoeding meer dan € 10 000 bedraagt
en de documenten te bewaren aan de hand waarvan de identiteit
van de cliënt bij dergelijke handelingen kan worden vastgesteld.
Artikel 28o
{Goudwaarde}
In geval een ondernemer een levering of een dienst verricht die
een verwerking omvat van aan een ander toebehorend
beleggingsgoud, waardoor het goud niet langer als beleggingsgoud
is aan te merken, wordt, in afwijking in zoverre van
artikel 8, de
belasting berekend over het door de ondernemer voor die
levering of dienst in rekening gebrachte bedrag – de
omzetbelasting niet daaronder begrepen – vermeerderd met de
normale
waarde van het goud dat in het tot stand gekomen goed voorkomt.
Artikel 28p
{Delegatie}
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld
inzake de toepassing van deze afdeling.
Afdeling 7 Regeling voor niet in de Unie gevestigde ondernemers die
telecommunicatie diensten, omroepdiensten of elektronische
diensten verrichten voor andere dan ondernemers
Artikel 28q
{Definities elektronische diensten}
In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.niet in de Unie gevestigde ondernemers: ondernemers die niet
in de Unie wonen of zijn gevestigd noch aldaar een vaste inrichting
hebben, en ook niet anderszins voor omzetbelastingdoeleinden in de Unie
zijn geïdentificeerd;
b.lidstaat van identificatie: de lidstaat waar de niet in de Unie
gevestigde ondernemer zich identificeert teneinde een nummer van registratie
te verkrijgen vanwege het begin van zijn activiteit als ondernemer op het
grondgebied van de Unie overeenkomstig deze afdeling;
c.lidstaat
van verbruik: de lidstaat waar overeenkomstig artikel 6h
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten
worden verricht;
d.melding
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten: het
elektronische bericht waarin alle gegevens staan die nodig zijn om het
bedrag te bepalen van de in elke lidstaat van verbruik verschuldigde
belasting ter zake van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten die zijn verricht aan andere dan ondernemers die
in de Unie wonen of zijn gevestigd alsmede het bedrag van die
belasting.
Artikel 28r
{Keuze tot heffing in Nederland}
1.
Een niet in de Unie gevestigde ondernemer die telecommunicatiediensten, omroepdiensten
of elektronische diensten
verricht aan anderen dan ondernemers die in de Unie wonen of zijn gevestigd,
kan ten aanzien van de heffing van belasting kiezen voor Nederland als lidstaat
van identificatie.
2.
Ingeval de niet in de Unie gevestigde ondernemer kiest voor Nederland
als lidstaat van identificatie, dient hij onverwijld opgave te doen van het
begin of de beëindiging van het verrichten van telecommunicatiediensten, omroepdiensten
of elektronische diensten,
alsook van wijziging van deze activiteit in die zin dat de in deze afdeling
opgenomen regeling niet langer van toepassing is.
3.
De in het tweede lid bedoelde opgave vindt langs elektronische weg bij
de inspecteur plaats en bevat de volgende gegevens:
a.naam, postadres en elektronische adressen, met inbegrip van websites,
van de ondernemer;
b.het eventuele belastingnummer dat aan de ondernemer is verstrekt door
zijn nationale belastingautoriteit;
c.een verklaring dat de ondernemer niet reeds in de Unie is geïdentificeerd
voor belastingheffing op grond van de BTW-richtlijn 2006.
4.
Indien degene die heeft gekozen voor Nederland als lidstaat van identificatie
niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor identificatie, wordt de
identificatie door de inspecteur geweigerd respectievelijk beëindigd.
De weigering of beëindiging geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 28s
{Melding elektronische diensten}
1.
In afwijking van artikel 14 is de niet in de Unie gevestigde ondernemer
die met toepassing van artikel 28r voor Nederland heeft gekozen als lidstaat
van identificatie, gehouden met betrekking tot de in een tijdvak verschuldigd
geworden belasting een melding
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten bij de inspecteur in
te dienen, onder vermelding van het hem toegekende nummer van registratie.
2.
Het in
het eerste lid bedoelde tijdvak is een kalenderkwartaal. De melding
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten
dient ook te worden ingediend indien in een tijdvak geen
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten zijn
verricht.
3.
De in het
eerste lid bedoelde melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten vindt plaats langs elektronische weg en bevat
ten aanzien van elke lidstaat van verbruik waar belasting is
verschuldigd, het totale bedrag dat ter zake van de
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten in
rekening is gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen,
alsmede het totale bedrag van de daarover verschuldigde belasting.
Voorts worden de in de desbetreffende lidstaten geldende
belastingtarieven en het totale verschuldigde bedrag aan belasting
vermeld.
4.
De in het eerste lid bedoelde melding
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten wordt gedaan
uiterlijk 20 dagen na het einde van het tijdvak waarop die melding betrekking
heeft. De ingevolge de melding verschuldigde
belasting wordt uiterlijk 20 dagen na het einde van het tijdvak waarop
de melding betrekking heeft in euro betaald aan de
ontvanger.
{Naheffingsbevoegdheid}
5.
Indien de belasting die verschuldigd is over in Nederland verrichte telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische
diensten, ongeacht de keuze van lidstaat van identificatie, geheel of gedeeltelijk
niet is betaald, kan de inspecteur met overeenkomstige toepassing van artikel
20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de te weinig geheven belasting
naheffen. De artikelen 30h, 30ha, 67c en
67f van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen
zijn van overeenkomstige toepassing.
6.
In afwijking van artikel 2 vindt geen aftrek van belasting plaats, maar
wordt teruggaaf van belasting verleend overeenkomstig de Dertiende Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting – Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (PbEG 1986, L 326). Artikel 2, tweede en derde
lid, en artikel 4, tweede lid, van deze Richtlijn zijn niet van toepassing
op een verzoek om teruggaaf van belasting dat verband houdt met telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische
diensten waarop de in deze afdeling opgenomen regeling van toepassing is.
{Melding in euro's}
7.
De
bedragen in de melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten worden uitgedrukt in eurobedragen. Indien de
vergoeding voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten is uitgedrukt in een andere munteenheid dan de
euro wordt, in afwijking van artikel 8, zesde lid, voor de bepaling van
de in het derde lid genoemde bedragen de wisselkoers gehanteerd die
gold op de laatste dag van de periode waarop de melding betrekking
heeft. De omrekening vindt plaats volgens de wisselkoersen die de
Europese Centrale Bank voor de desbetreffende dag bekend heeft gemaakt
of, als er op de desbetreffende dag geen bekendmaking heeft
plaatsgevonden, volgens de wisselkoersen op de eerstvolgende dag van
bekendmaking.
8.
Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige
toepassing als ware de betaalde belasting op aangifte voldaan.
Artikel 28t
{Aantekening houden}
1.
In afwijking van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
is een niet in de Unie gevestigde ondernemer die telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten verricht aan anderen dan ondernemers die in de Unie wonen
of zijn gevestigd, gehouden aantekening te houden van alle handelingen die
betrekking hebben op elektronische diensten en waarvan de raadpleging van
belang kan zijn voor de vaststelling van feiten welke van invloed kunnen zijn
op de heffing van belasting in Nederland en in andere lidstaten van verbruik.
{Bewaarplicht}
2.
De in het eerste lid bedoelde ondernemer is verplicht boeken, bescheiden
en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van
de inspecteur – betreffende
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische
diensten te bewaren gedurende
tien jaren na afloop van het jaar waarin de dienst is verricht.
3.
Desgevraagd dienen de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of
de inhoud daarvan langs elektronische weg ter beschikking te worden gesteld
aan de inspecteur, aan de ontvanger, of aan de belastingautoriteit van een
andere lidstaat van verbruik.
Afdeling 8 Regeling voor niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemers die telecommunicatie diensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor andere dan ondernemers
Artikel 28u
{Definities}
1.
In deze
afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
a.lidstaat
van verbruik: de lidstaat waar overeenkomstig artikel 6h
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten
worden
verricht;
b.niet in de
lidstaat van verbruik gevestigde ondernemers: ondernemers die de zetel
van hun bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting op het grondgebied
van de Unie hebben gevestigd, maar in de lidstaat van verbruik
noch de zetel van hun bedrijfsuitoefening, noch een vaste inrichting
hebben;
c.lidstaat van
identificatie: de lidstaat waar de ondernemer de zetel van zijn
bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn
bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd, de lidstaat
waar hij een vaste inrichting
heeft;
d.btw-melding
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten: het
elektronische bericht waarin alle gegevens staan die nodig zijn om het
bedrag te bepalen van de in elke lidstaat van verbruik verschuldigde
belasting ter zake van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten die door niet in de lidstaat van verbruik
gevestigde ondernemers zijn verricht aan andere dan ondernemers die in
de Unie wonen of zijn gevestigd.
2.
Indien de
ondernemer niet in de Unie is gevestigd, maar daarin meer dan
één vaste inrichting heeft, dan is de lidstaat van
identificatie de lidstaat waar zich een vaste inrichting bevindt,
waarin die ondernemer meldt dat hij van deze regeling gebruik maakt. De
ondernemer is gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee
daaropvolgende kalenderjaren aan deze keuze
gebonden.
Artikel 28v
{Mini one-stop shop regeling}
1.
Een niet
in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde ondernemer die
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten
verricht aan andere dan ondernemers die in een lidstaat gevestigd zijn
of er hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben, kan
gebruik maken van deze regeling. Deze regeling is van toepassing op
alle aldus in de Unie verrichte diensten.
2.
Ingeval
de niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde
ondernemer kiest voor deze regeling, dient hij onverwijld opgave te
doen van het begin of de beëindiging van het verrichten van
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten,
alsook van wijziging ervan in die mate dat hij niet langer aan de
voorwaarden voldoet om van deze regeling gebruik te mogen
maken.
3.
De in het
tweede lid bedoelde opgave vindt langs elektronische weg bij de
inspecteur plaats.
4.
De niet
in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde ondernemer
wordt van deze regeling uitgesloten in elk van de volgende
gevallen:
a.hij
meldt dat hij niet langer telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten
verricht;
b.anderszins
kan worden aangenomen dat zijn aan deze regeling onderworpen belastbare
activiteiten beëindigd
zijn;
c.hij vervult
niet langer de voorwaarden om van de regeling gebruik te mogen
maken;
d.hij voldoet
bij voortduring niet aan de voorschriften van de bijzondere
regeling.
5.
De in het
vierde lid bedoelde uitsluiting van deze regeling geschiedt bij voor
bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 28w
{BTW-melding mini one-shop stop}
1.
In
afwijking van artikel 14 is de niet in de lidstaat van verbruik maar in
Nederland gevestigde ondernemer, die met toepassing van artikel 28v
heeft gekozen voor deze regeling, gehouden een btw-melding
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten bij
de inspecteur in te dienen, onder vermelding van het hem toegekende
btw-identificatienummer.
2.
Het in
het eerste lid bedoelde tijdvak is een kalenderkwartaal. De btw-melding
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten
dient ook te worden ingediend indien in een tijdvak geen
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten zijn
verricht.
{Elektronische melding}
3.
De in het
eerste lid bedoelde btw-melding telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten vindt plaats langs
elektronische weg en bevat ten aanzien van elke lidstaat van verbruik
waar belasting is verschuldigd, het totale bedrag dat ter zake van
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten in
rekening is gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen,
alsmede het totale bedrag van de daarover verschuldigde belasting.
Voorts worden de in de desbetreffende lidstaten geldende
belastingtarieven en het totale verschuldigde bedrag aan belasting
vermeld.
{Uitsplitsing over lidstaten}
4.
Indien de
niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde
ondernemer behalve in Nederland in een andere lidstaat een of meer
vaste inrichtingen heeft van waaruit de diensten worden verricht, bevat
de btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten, per lidstaat waar hij een vaste inrichting
heeft gevestigd en uitgesplitst naar lidstaat van verbruik, naast de in
het derde lid bedoelde gegevens, tevens het totale bedrag van de
gedurende het belastingtijdvak verrichte telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten die onder deze regeling
vallen, alsmede het hem toegekende btw-identificatienummer of het
fiscaal registratienummer van de vaste inrichting.
5.
De in het
eerste lid bedoelde btw-melding telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten wordt gedaan uiterlijk 20
dagen na het einde van het tijdvak waarop die melding betrekking heeft.
De ingevolge de btw-melding verschuldigde belasting wordt uiterlijk 20
dagen na het einde van het tijdvak waarop de melding betrekking heeft
in euro betaald aan de ontvanger.
6.
Indien de
belasting die verschuldigd is over in Nederland verrichte
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten,
ongeacht de keuze van lidstaat van identificatie, geheel of
gedeeltelijk niet is betaald, kan de inspecteur met overeenkomstige
toepassing van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
de te weinig geheven belasting naheffen. De artikelen 30h, 30ha, 67c en
67f van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen zijn van overeenkomstige
toepassing.
7.
De niet
in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde ondernemer die
van deze regeling gebruik maakt, past met betrekking tot de
voorbelasting die verband houdt met aan deze regeling onderworpen
activiteiten geen aftrek van belasting uit hoofde van artikel 2 toe.
Niettegenstaande artikel 2, lid 1, en artikel 3 van Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (PbEU 2008, L 44)
kan deze ondernemer daarvoor teruggaaf worden verleend overeenkomstig
die richtlijn. Indien de niet in de lidstaat van verbruik gevestigde
ondernemer die van deze bijzondere regeling gebruik maakt, in de
lidstaat van verbruik ook niet aan deze regeling onderworpen
activiteiten verricht waarvoor hij voor btw-doeleinden
geïdentificeerd moet zijn, kan hij de voorbelasting die verband
houdt met de aan deze bijzondere regeling onderworpen activiteiten bij
de indiening van de in artikel 14 bedoelde aangifte in aftrek
brengen.
8.
De
bedragen in de btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten worden uitgedrukt in eurobedragen. Indien de
vergoeding voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten is uitgedrukt in een andere munteenheid dan de
euro wordt, in afwijking van artikel 8, zesde lid, voor de bepaling van
de in het derde lid en vierde lid genoemde bedragen de wisselkoers
gehanteerd die gold op de laatste dag van de periode waarop de
btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische
diensten betrekking heeft. De omrekening vindt plaats volgens de
wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor de desbetreffende dag
bekend heeft gemaakt of, als er op de desbetreffende dag geen
bekendmaking heeft plaatsgevonden, volgens de wisselkoersen op de
eerstvolgende dag van bekendmaking.
9.
Hoofdstuk
V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige
toepassing als ware de betaalde belasting op aangifte
voldaan.
Artikel 28x
{Administratieve verplichtingen}
1.
Een niet
in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemer die
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten
verricht aan anderen dan ondernemers die in de Unie wonen of
zijn gevestigd, is gehouden aantekening te houden van alle handelingen
die betrekking hebben op telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten en waarvan de raadpleging van belang kan zijn
voor de vaststelling van feiten die van invloed kunnen zijn op de
heffing van belasting in Nederland en in andere lidstaten van
verbruik.
2.
De in het
eerste lid bedoelde ondernemer is verplicht boeken, bescheiden en
andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze
van de inspecteur – betreffende telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten te bewaren gedurende tien
jaren na afloop van het jaar waarin de dienst is verricht.
3.
Desgevraagd
dienen de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud
daarvan langs elektronische weg ter beschikking te worden gesteld aan
de inspecteur, aan de ontvanger, of aan de belastingautoriteit van een
andere lidstaat van
verbruik.
Afdeling 9 Regeling voor vis
Artikel 28y
{Vis-, schaal-, schelp- en weekdieren}
De belasting, verschuldigd ter zake van de invoer
en de levering aan veilingen van vis, schaal-, schelp- en weekdieren
die worden aangebracht per schip dat terugkeert van de visvangst, of
per ventjager, bedraagt
nihil.
Afdeling 10 Regeling voor reisbureaus
Artikel 28z
{Reisbureaus}
1.
Deze
afdeling en de daarop berustende bepalingen zijn van
toepassing op de handelingen van reisbureaus, voor zover de
reisbureaus op eigen naam tegenover de reiziger handelen en zij voor de
totstandbrenging van de reizen gebruikmaken van de leveringen van
goederen en diensten van andere ondernemers.
2.
Voor de
toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen worden
reisorganisatoren (touroperators) als reisbureaus
beschouwd.
Artikel 28za
{Eén enkele dienst}
De onder de voorwaarden van artikel 28z verrichte
handelingen van het reisbureau met het oog op de totstandkoming van de
reis, worden beschouwd als één enkele dienst die het
reisbureau voor de reiziger verricht (reisdienst). De plaats van deze
dienst is de plaats waar het reisbureau de zetel van zijn
bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit
het de dienst heeft verricht.
Artikel 28zb
{Keuzemogelijkheid}
1.
Ter zake
van reisdiensten wordt de belasting naar keuze van het reisbureau
berekend
over:
a.de
winstmarge per tijdvak van aangifte, de omzetbelasting niet daaronder
begrepen, of
b.de
winstmarge per reis, de omzetbelasting niet daaronder
begrepen.
2.
De
winstmarge per tijdvak van aangifte is het verschil tussen de som van
de vergoedingen, de omzetbelasting daaronder begrepen, in dat tijdvak
ter zake van reisdiensten en de som van de in dat tijdvak werkelijk
door het reisbureau gedragen kosten voor goederen en diensten van
andere ondernemers, mits deze goederen en diensten de reiziger
rechtstreeks ten goede komen.
3.
De
winstmarge per reis is het verschil tussen de vergoeding, de
omzetbelasting daaronder begrepen, ter zake van de reisdienst en de
werkelijk door het reisbureau gedragen kosten voor goederen en diensten
van andere ondernemers, mits deze goederen en diensten de reiziger
rechtstreeks ten goede komen.
4.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels ten aanzien van de in
het eerste lid bedoelde keuze en overgangsregels ten aanzien van het
wijzigen van deze keuze worden gesteld.
Artikel 28zc
{Reisbureau als tussenpersoon}
Indien de handelingen waarvoor het reisbureau een
beroep doet op andere ondernemers, door laatstgenoemden buiten de Unie
worden verricht, wordt de dienst van het reisbureau gelijkgesteld met
de in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel b, post 4, genoemde
handeling van een tussenpersoon. Indien de in de eerste volzin bedoelde
handelingen zowel binnen als buiten de Unie worden verricht, mag alleen
het gedeelte van de dienst van het reisbureau betreffende de buiten de
Unie verrichte handelingen als zodanig gelijkgesteld worden
beschouwd.
Artikel 28zd
{Verrekening en saldering}
1.
Ingeval
in een tijdvak van aangifte in een kalenderjaar, het laatste tijdvak
van aangifte in een kalenderjaar uitgezonderd, de winstmarge per
tijdvak van aangifte, de omzetbelasting niet daaronder begrepen,
(tijdvakwinstmarge) negatief is, wordt deze negatieve tijdvakwinstmarge
verrekend met een positieve tijdvakwinstmarge, of opgeteld bij een
negatieve tijdvakwinstmarge, die in het volgende belastingtijdvak wordt
gerealiseerd.
2.
Na afloop
van een kalenderjaar wordt voor dat kalenderjaar de tijdvakwinstmarge
op jaarbasis vastgesteld (jaarsaldo). Ingeval het jaarsaldo negatief
is, wordt dit negatieve jaarsaldo opgeteld bij de ten behoeve van de
vaststelling van het jaarsaldo van het daaropvolgende kalenderjaar op
jaarbasis herrekende som. Ingeval de belasting over dat aldus berekende
jaarsaldo minder bedraagt dan het bedrag aan belasting dat over het
kalenderjaar is of moet worden voldaan ter zake van reisdiensten wordt
het verschil op verzoek aan het reisbureau teruggegeven.
3.
Het
vaststellen van het bedrag van de teruggaaf, bedoeld in het tweede lid,
geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het verzoek wordt
gedaan binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarop het
verzoek betrekking heeft.
Artikel 28ze
{Geen aftrek of teruggave}
De belasting die aan het reisbureau in rekening
wordt gebracht door andere ondernemers voor de in artikel 28z, eerste
lid, bedoelde handelingen welke de reiziger rechtstreeks ten goede
komen, komt niet voor aftrek of teruggaaf in aanmerking.
Artikel 28zf
{OB op factuur}
1.
Ter zake
van de reisdiensten wordt voor de toepassing van artikel 35a, eerste
lid, onderdeel h, de omzetbelasting begrepen onder de
vergoeding.
2.
Het is
het reisbureau niet toegestaan om de belasting afzonderlijk te
vermelden op de ter zake van de reisdienst uit te reiken
factuur.
3.
Artikel
35a, eerste lid, onderdeel j, is niet van toepassing ter zake van
reisdiensten.
Artikel 28zg
{Delegatie}
Bij ministeriële regeling kunnen nadere
regels worden gesteld inzake de toepassing van deze
afdeling.
Hoofdstuk VI Diverse bepalingen
Afdeling 1 Teruggaaf van belasting
Artikel 29
{Recht op teruggaaf voldane belasting}
1.
In geval van annulering, verbreking, ontbinding of gehele of gedeeltelijke niet-betaling, of in geval van prijsvermindering nadat de goederenlevering of dienst is verricht, wordt de maatstaf van heffing dienovereenkomstig verlaagd en ontstaat voor de ondernemer in zoverre recht op teruggaaf van de door hem voldane belasting.
2.
Het recht op teruggaaf ontstaat op het tijdstip waarop de annulering, verbreking, ontbinding, gehele of gedeeltelijke niet-betaling of de prijsvermindering komen vast te staan, met dien verstande dat in geval van gehele of gedeeltelijke niet-betaling van de in rekening gebrachte vergoeding het recht op teruggaaf geacht wordt te zijn ontstaan uiterlijk één jaar na het tijdstip waarop de vergoeding opeisbaar is geworden.
3.
In afwijking van het eerste lid ontstaat bij annulering, verbreking of ontbinding van de overeenkomst tot goederenlevering of dienstverrichting en bij prijsvermindering nadat de goederenlevering of dienst is verricht geen recht op teruggaaf voor de ondernemer voor zover aan de afnemer of diens rechtverkrijgende terugbetaling wordt verricht door een ander dan de ondernemer.
4.
Het bedrag van de teruggaaf wordt in mindering gebracht in de aangifte voor het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.
5.
Voor zover de vergoeding in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, alsnog geheel of gedeeltelijk wordt ontvangen nadat het recht op teruggaaf is ontstaan, wordt de ondernemer de belasting ter zake van de alsnog ontvangen vergoeding verschuldigd op het tijdstip waarop die vergoeding wordt ontvangen. Artikel 14, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
6.
Ingeval een ondernemer zijn vordering ter zake van de levering van goederen of diensten geheel of gedeeltelijk overdraagt aan een andere ondernemer, treedt deze andere ondernemer met betrekking tot die vordering of het overgedragen gedeelte daarvan voor de toepassing van het eerste, tweede, en derde lid op het tijdstip van die overdracht in de plaats van de ondernemer die de vordering overdraagt. Wanneer de andere ondernemer ter zake van de overgenomen vordering een recht op teruggaaf verkrijgt, wordt de teruggaaf in afwijking van het vierde lid op verzoek verleend. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.
7.
De ondernemer die ingevolge artikel 15 belasting in aftrek heeft gebracht ter zake van aan hem verrichte leveringen van goederen en diensten, wordt het afgetrokken bedrag naar evenredigheid als belasting verschuldigd op het tijdstip waarop komt vast te staan dat hij de vergoeding waarop dat bedrag betrekking heeft, niet of niet geheel zal betalen dan wel geheel of gedeeltelijk heeft terugontvangen. De belasting wordt in ieder geval verschuldigd één jaar na het opeisbaar worden van de vergoeding voor zover deze op dat tijdstip nog niet is betaald. Artikel 14, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
8.
Ingeval de ondernemer, bedoeld in het zevende lid, nadat hij de belasting, bedoeld in dat lid, heeft voldaan alsnog de vergoeding geheel of gedeeltelijk betaalt, ontstaat voor hem op dat tijdstip opnieuw recht op aftrek van de ter zake alsnog voldane belasting als ware het belasting bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a. Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing, waarbij voor de toepassing van artikel 15, vierde lid, eerste volzin, de aftrek plaatsvindt overeenkomstig de bestemming van de goederen en diensten op het tijdstip waarop de belasting ter zake van de levering daarvan in rekening is gebracht. Een eventuele herziening van de aftrek ter zake van de belastingtijdvakken tussen het tijdstip waarop het recht op aftrek aanvankelijk en het tijdstip waarop dat opnieuw ontstond, geschiedt in het tijdvak waarin het recht op aftrek opnieuw ontstaat. De toepassing van de tweede en derde volzin geschiedt overeenkomstig de in de desbetreffende tijdvakken geldende wettelijke bepalingen.
9.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waarin het eerste tot en met het vijfde, zevende en achtste lid niet van toepassing worden verklaard op bedragen die niet zijn ontvangen onderscheidenlijk betaald ten gevolge van een korting voor contante betaling.
10.
Het verzoek om teruggaaf, bedoeld in het zesde lid, wordt, in afwijking van artikel 31, eerste en tweede lid, ter zake van elke vordering afzonderlijk ingediend bij de inspecteur. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de vorm en de inhoud van het verzoek en de wijze waarop het verzoek wordt ingediend. Artikel 31, achtste en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 29a
{Teruggaaf i.v.m. intracommunautaire leveringen}
1.
Op verzoek wordt teruggaaf verleend van de belasting ter
zake van intracommunautaire verwerving van goederen, voor
zover de vergoeding wordt terugbetaald omdat een
vermindering van de vergoeding is verleend of omdat de
goederen in ongebruikte staat zijn teruggezonden. De
teruggaaf wordt slechts verleend voor zover de ondernemer de
belasting niet in aftrek heeft gebracht.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld waarin het eerste lid niet van toepassing wordt
verklaard op bedragen welke niet zijn betaald ten gevolge
van een korting voor contante betaling.
Artikel 30
{Teruggaaf i.v.m. intracommunautaire verwerving}
1.
Op verzoek wordt teruggaaf verleend van de belasting ter
zake van intracommunautaire verwerving van goederen in de
gevallen waarin de belasting is geheven met toepassing van
artikel 17b, tweede lid, en
door belanghebbende wordt aangetoond dat ter zake van
dezelfde verwerving belasting is geheven in de lidstaat van
aankomst van de verzending of het vervoer.
2.
Op verzoek wordt naar evenredigheid teruggaaf
verleend van de belasting ter zake van intracommunautaire
verwerving van accijnsgoederen in de gevallen waarin na het
tijdstip waarop die intracommunautaire verwerving van
accijnsgoederen is verricht de in de lidstaat van vertrek
van de verzending of het vervoer van die goederen voldane
accijns door de afnemer is terugontvangen.
3.
Op verzoek wordt teruggaaf verleend van de belasting ter
zake van invoer van goederen door een rechtspersoon, andere
dan ondernemer, welke goederen zijn verzonden of vervoerd
uit een derde-land met als bestemming een andere lidstaat,
indien belanghebbende aantoont dat in die andere lidstaat
ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen
belasting is geheven.
Artikel 31
{Verzoek om teruggaaf}
1.
Een
verzoek om teruggaaf van belasting geschiedt bij de aangifte over het
tijdvak waarin het recht op teruggaaf is
ontstaan.
2.
In
gevallen waarin geen aangifte op de voet van artikel 14 moet worden
ingediend, geschiedt een verzoek om teruggaaf door het doen van
aangifte.
3.
Indien
een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan
door een ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en
aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit zakelijke handelingen
worden verricht, maar die is gevestigd in een andere lidstaat, is het
bepaalde in afdeling 2, paragrafen 1 en 2 mede van
toepassing.
4.
Indien
een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend
door een ondernemer die niet in Nederland en niet in de Unie
woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, dient het
verzoek betrekking te hebben op belasting waarvoor het recht op
teruggaaf is ontstaan in een tijdvak van ten minste drie maanden en ten
hoogste een kalenderjaar. Het tijdvak mag evenwel korter zijn dan drie
maanden indien deze periode het resterende deel van een kalenderjaar
betreft. De verzoeken kunnen mede belasting betreffen waarvoor het
recht op teruggaaf is ontstaan in een ander tijdvak van hetzelfde
kalenderjaar, maar waarvoor eerder geen verzoek om teruggaaf werd
ingediend. Het verzoek moet worden ingediend binnen zes maanden na
afloop van het kalenderjaar waarin het recht op teruggaaf is
ontstaan.
5.
Indien
een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend
door een ander dan een ondernemer genoemd in het derde lid of vierde
lid, dient het verzoek betrekking te hebben op belasting waarvoor het
recht op teruggaaf is ontstaan in een kwartaal en moet het verzoek
worden ingediend binnen drie maanden na afloop van dat
kwartaal.
6.
In
gevallen als bedoeld in het vierde lid, wordt in afwijking van artikel
17 geen teruggaaf verleend indien het verzoek betrekking heeft op een
bedrag aan belasting van minder dan € 400. Betreft een
verzoek om teruggaaf als is bedoeld in het vierde lid evenwel een
kalenderjaar of het resterende gedeelte daarvan, dan moet het bedrag
aan belasting waarop het verzoek betrekking heeft ten minste
€ 50
belopen.
7.
Een
ondernemer die niet in de Unie woont of is gevestigd en in
Nederland geen vaste inrichting heeft, behoeft bij een verzoek om
teruggaaf, in afwijking van artikel 57 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, geen domicilie in Nederland te kiezen. Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent
de wijze waarop deze ondernemers moeten aantonen, dat zij ondernemer
zijn in de zin van artikel
7.
8.
De
inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare
beschikking.
9.
Op de
verzoeken om teruggaaf van belasting, bedoeld in het eerste en tweede
lid, is afdeling 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht van
toepassing.
Afdeling 2 Teruggaaf aan ondernemers die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd
zijn
Paragraaf 1 Algemeen
Artikel 32
{Teruggaaf aan buitenlandse ondernemers}
Voor
de toepassing van deze afdeling en de daarop gebaseerde bepalingen
wordt verstaan
onder:
a.niet
in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer: iedere ondernemer
in de zin van artikel 7, eerste en tweede lid, die niet in de lidstaat
van teruggaaf, maar in een andere lidstaat gevestigd
is;
b.lidstaat van
teruggaaf: de lidstaat waar de belasting aan de niet in de lidstaat van
teruggaaf gevestigde ondernemer in rekening werd gebracht ter zake van
de voor genoemde ondernemer door andere ondernemers in deze lidstaat
verrichte diensten of goederenleveringen, dan wel ter zake van de
invoer van goederen in deze
lidstaat;
c.teruggaaftijdvak:
het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking
heeft;
d.teruggaafverzoek:
het verzoek om teruggaaf van de aan de niet in de lidstaat van
teruggaaf gevestigde ondernemer in rekening gebrachte belasting ter
zake van de voor genoemde ondernemer door andere ondernemers in deze
lidstaat verrichte diensten of goederenleveringen, of ter zake van de
invoer van goederen in deze
lidstaat;
e.aanvrager:
de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer die het
teruggaafverzoek doet.
Artikel 32a
{Teruggaafperiode korter dan 1 jaar}
1.
Betreft
het teruggaafverzoek een teruggaaftijdvak van minder dan één
kalenderjaar, doch van ten minste drie maanden, dan moet het
belastingbedrag waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft ten minste
400 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid
belopen.
2.
Betreft
het teruggaafverzoek een teruggaaftijdvak van een kalenderjaar of het
resterende gedeelte van een kalenderjaar, dan moet het belastingbedrag
ten minste 50 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale
munteenheid
belopen.
Paragraaf 2 Teruggaaf van in
Nederland in rekening gebrachte belasting aan ondernemers uit een
andere lidstaat
Artikel 32b
{Teruggaafverzoek buitenlandse ondernemer}
Een
niet in Nederland gevestigde ondernemer kan een teruggaafverzoek doen
voor in Nederland in rekening gebrachte belasting ter zake van aan hem
door andere ondernemers in Nederland verrichte diensten of
goederenleveringen dan wel ter zake van de invoer, indien hij aan de
volgende voorwaarden
voldoet:
a.tijdens
het tijdvak van teruggaaf heeft hij in Nederland noch de zetel van zijn
bedrijfsuitoefening gehad, noch een vaste inrichting van waaruit
zakelijke handelingen werden verricht, noch, bij gebreke van een
dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn
gebruikelijke
verblijfplaats;
b.tijdens
het tijdvak van teruggaaf heeft hij geen goederenleveringen of diensten
verricht waarvan de plaats geacht wordt in Nederland te zijn gelegen,
met uitzondering van de volgende
handelingen:
1°.vervoerdiensten
en daarmee samenhangende diensten die vrijgesteld zijn krachtens
artikel 39 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dan wel vallen
onder het tarief van nihil krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel
b, en de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel b, post 1, 2, 4
of 5;
2°.goederenleveringen
of dienstverrichtingen waarvan de afnemer krachtens artikel 12, tweede,
derde of vijfde lid, de belasting verschuldigd
is.
Artikel 32c
{Uitzonderingen op regels teruggaaf}
Deze
paragraaf is niet van toepassing ten aanzien
van:
a.ingevolge
deze wet incorrect gefactureerde
belastingbedragen;
b.gefactureerde
belastingbedragen voor goederenleveringen die krachtens artikel 9,
tweede lid, onderdeel b, en de bij deze wet behorende tabel II,
onderdeel a, post 6, onder het tarief van nihil
vallen;
c.gefactureerde
belastingbedragen voor leveringen van goederen die door of voor
rekening van een niet in Nederland gevestigde afnemer worden verzonden
of vervoerd naar een plaats buiten de Unie, welke leveringen
krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel b, en de bij deze wet
behorende bijlage II, onderdeel a, post 2, onder het tarief van nihil
vallen.
Artikel 32d
{Voorwaarden teruggaaf}
1.
De niet
in Nederland gevestigde ondernemer wordt op verzoek teruggaaf verleend
van de belasting die werd geheven ter zake van de aan hem door andere
ondernemers in Nederland verrichte goederenleveringen of diensten, of
ter zake van de invoer van goederen in Nederland, voor zover deze
goederen of diensten worden gebruikt voor de volgende
handelingen:
a.de
handelingen bedoeld in artikel 15, tweede lid, onderdelen a en
b;
b.handelingen,
waarvan de afnemer overeenkomstig artikel 12, tweede tot en
met vijfde lid, tot voldoening van de belasting is
gehouden.
2.
Onverminderd
het bepaalde in artikel 32e wordt voor de toepassing van deze afdeling
het recht op teruggaaf van voorbelasting bepaald overeenkomstig de
daarvoor geldende bepalingen van deze
wet.
Artikel 32e
{Voorwaarden recht op aftrek}
1.
Om in
Nederland recht te hebben op teruggaaf verricht een niet in Nederland
gevestigde ondernemer handelingen die in de lidstaat van vestiging een
recht op aftrek doen
ontstaan.
2.
Wanneer
een niet in Nederland gevestigde ondernemer in de lidstaat waar hij
gevestigd is, zowel handelingen verricht die in die lidstaat een recht
op aftrek doen ontstaan, als handelingen die in die lidstaat geen recht
op aftrek doen ontstaan, kan van het overeenkomstig artikel 32d voor
teruggaaf in aanmerking komende bedrag slechts dat gedeelte van de
belasting door Nederland worden teruggegeven dat overeenkomstig artikel
173 van BTW-richtlijn 2006, zoals toegepast door de lidstaat van
vestiging, aan eerstgenoemde handelingen kan worden
toegerekend.
Artikel 32f
{Digitaal indienen verzoek}
1.
Een niet
in Nederland gevestigde ondernemer die in Nederland teruggaaf van de
belasting wenst te verkrijgen, richt langs elektronische weg een
teruggaafverzoek tot Nederland, dat hij indient bij zijn lidstaat van
vestiging, via de door deze lidstaat ingestelde
portaalsite.
2.
Het
verzoek bevat alle informatie die daartoe bij ministeriële
regeling is voorgeschreven overeenkomstig het bepaalde in de artikelen
8 en 9, lid 1, van Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (PbEU 2008, L 44).
3.
Bij
ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager langs
elektronische weg aanvullende gegevens verstrekt met betrekking tot
iedere in artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2008/9/EG, genoemd in het tweede lid, vermelde code, voor
zover die gegevens noodzakelijk zijn wegens in Nederland geldende
beperkingen van het recht op aftrek of voor de toepassing van een
krachtens artikel 395 of 396 van BTW-richtlijn 2006 aan Nederland
verleende, voor dit geval relevante
afwijking.
4.
Artikel
57 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is niet van toepassing
met betrekking tot ondernemers die een verzoek doen als bedoeld in het
eerste lid.
Artikel 32g
{Aanvullende stukken bij verzoek}
Bij
ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager,
onverminderd de krachtens artikel 32n verlangde gegevens, tezamen met
het teruggaafverzoek langs elektronische weg een afschrift van de
factuur of het invoerdocument overlegt, wanneer de maatstaf van heffing
op de factuur of het invoerdocument 1000 euro of meer beloopt.
Indien de factuur betrekking heeft op brandstof, is dit drempelbedrag
250 euro.
Artikel 32h
{Beroepsactiviteit}
Bij
ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager tezamen
met het teruggaafverzoek zijn beroepsactiviteit omschrijft aan de hand
van de geharmoniseerde codes die worden bepaald volgens artikel 34 bis,
lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 218/92 (PbEU 2003, L 264).
Artikel 32i
{Taal}
Bij
ministeriële regeling wordt bepaald welke taal of talen de
aanvrager kan gebruiken voor het verstrekken van de gegevens in het
teruggaafverzoek of van mogelijke andere aanvullende gegevens die
moeten worden verstrekt.
Artikel 32j
{Correctie ivm wijziging pro-rata}
1.
Indien
het vermelde pro rata voor de toepassing van de aftrek overeenkomstig
artikel 175 van BTW-richtlijn 2006 na de indiening van het
teruggaafverzoek wordt aangepast, corrigeert de aanvrager het bedrag
dat wordt teruggevraagd of dat reeds is
teruggegeven.
2.
De
correctie vindt plaats in een teruggaafverzoek dat gedaan wordt binnen
het kalenderjaar volgend op het desbetreffende teruggaaftijdvak. Mocht
de aanvrager in dat kalenderjaar geen volgend teruggaafverzoek indienen
dan vindt de correctie plaats door toezending van een afzonderlijke
verklaring via de door de lidstaat van vestiging ingestelde
portaalsite.
Artikel 32k
{Reikwijdte teruggaafverzoek}
1.
Het
teruggaafverzoek heeft betrekking
op:
a.verwervingen
van goederen of afnames van diensten die gedurende het teruggaaftijdvak
gefactureerd zijn, mits de belasting vóór of op het tijdstip
van facturatie verschuldigd geworden is, of ten aanzien waarvan de
belasting gedurende het teruggaaftijdvak verschuldigd geworden is, mits
de verwervingen of afnames gefactureerd zijn voordat de belasting
verschuldigd is
geworden;
b.de invoer
van goederen die gedurende het teruggaaftijdvak heeft
plaatsgevonden.
2.
Naast de
in het eerste lid bedoelde transacties kan het teruggaafverzoek ook
betrekking hebben op facturen of invoerdocumenten die niet door eerdere
teruggaafverzoeken werden bestreken en die betrekking hebben op
handelingen die tijdens het kalenderjaar in kwestie werden
verricht.
Artikel 32l
{Indieningstermijn}
Het
teruggaafverzoek moet uiterlijk 30 september van het kalenderjaar
volgend op het teruggaaftijdvak bij de lidstaat van vestiging worden
ingediend.
Artikel 32m
{Ontvangstbevestiging}
1.
De
inspecteur stelt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg in
kennis van de datum van ontvangst van het
verzoek.
2.
De
inspecteur deelt zijn beslissing om het teruggaafverzoek in te willigen
of af te wijzen binnen vier maanden na ontvangst van het verzoek aan de
aanvrager mee bij voor bezwaar vatbare
beschikking.
Artikel 32n
{Verzoek om verdere gegevens}
1.
Ingeval
de inspecteur meent niet alle dienstige informatie te hebben ontvangen
om met betrekking tot het geheel of een deel van het teruggaafverzoek
een beschikking te kunnen nemen, kan hij binnen de in artikel 32m,
tweede lid, genoemde termijn van vier maanden, langs elektronische weg
in het bijzonder de aanvrager of de lidstaat van vestiging om
aanvullende gegevens
verzoeken.
2.
Indien
de aanvullende gegevens worden opgevraagd bij een andere persoon dan de
aanvrager of de bevoegde autoriteiten van een lidstaat kan de
inspecteur alleen langs elektronische weg om gegevens verzoeken indien
de bestemmeling van het verzoek over de desbetreffende apparatuur
beschikt.
3.
Zo
nodig kan de inspecteur om verdere aanvullende gegevens
verzoeken.
4.
De
overeenkomstig de eerste tot en met vierde lid verlangde gegevens
kunnen het overleggen van het origineel of een afschrift van de factuur
of het invoerdocument omvatten wanneer de inspecteur op goede gronden
het bestaan van een bepaalde vordering betwijfelt. In dat geval zijn de
drempelnormen van artikel 32g niet van
toepassing.
5.
De
krachtens de vorige leden gevraagde gegevens moeten binnen een maand na
ontvangst van het verzoek om informatie door de bestemmeling van het
verzoek aan de inspecteur worden
verstrekt.
Artikel 32o
{Beschikking teruggaafverzoek}
1.
Indien de
inspecteur om aanvullende gegevens heeft verzocht, deelt hij zijn
beslissing om het teruggaafverzoek in te willigen of af te wijzen bij
voor bezwaar vatbare beschikking mee aan de aanvrager binnen twee
maanden na ontvangst van de gevraagde gegevens of, indien niet op zijn
verzoek gereageerd is, binnen twee maanden na het verstrijken van de in
artikel 32n, vijfde lid, genoemde termijn. De termijn waarover de
inspecteur vanaf de ontvangst van het teruggaafverzoek beschikt om over
een volledige of gedeeltelijke teruggaaf een beslissing te nemen,
beloopt in ieder geval ten minste zes
maanden.
2.
Wanneer
de inspecteur verdere aanvullende gegevens verlangt, stelt hij binnen
acht maanden nadat het teruggaafverzoek door hem is ontvangen, de
aanvrager bij voor bezwaar vatbare beschikking in kennis van zijn
beslissing over een gehele of gedeeltelijke
teruggaaf.
Artikel 32p
{Betalingstermijn}
1.
Indien de
inspecteur het teruggaafverzoek inwilligt, wordt het goedgekeurde
teruggaafbedrag betaald uiterlijk binnen tien werkdagen na het
verstrijken van de in artikel 32m, tweede lid, genoemde termijn, of,
indien om aanvullende of verdere aanvullende gegevens is verzocht, na
het verstrijken van de overeenkomstige termijnen in artikel
32o.
2.
De
betaling vindt plaats in Nederland, of, indien de aanvrager daarom
verzoekt, in een andere lidstaat. In het laatste geval worden de
bankkosten voor het overmaken in mindering gebracht op het aan de
aanvrager te betalen bedrag.
Artikel 32q
{Beslissing inspecteur na correctie}
1.
Indien de
correctie, bedoeld in artikel 32j, tweede lid, eerste volzin, na
verrekening in het aldaar bedoelde nieuwe teruggaafverzoek leidt
tot:
a.een
bedrag van nihil of een teruggaaf, beslist de inspecteur bij een voor
bezwaar vatbare
beschikking;
b.een te
betalen bedrag, legt de inspecteur hiervoor een naheffingsaanslag
op.
2.
Indien de
correctie, bedoeld in artikel 32j, tweede lid, tweede volzin, leidt
tot:
a.een
teruggaaf, beslist de inspecteur bij een voor bezwaar vatbare
beschikking;
b.een te
betalen bedrag, legt de inspecteur hiervoor een naheffingsaanslag
op.
Artikel 32r
{Rentevergoeding}
1.
Indien de
betaling plaatsvindt na de laatste datum van betaling overeenkomstig
artikel 32p, eerste lid, wordt aan de aanvrager rente betaald over het
aan de aanvrager terug te geven bedrag. De bepalingen van de artikelen
29 en 30 van de Invorderingswet 1990 zijn ter zake van overeenkomstige
toepassing als ware de rente
invorderingsrente.
2.
Het
eerste lid, eerste volzin, is niet van toepassing indien de aanvrager
de gevraagde aanvullende of verdere aanvullende gegevens niet binnen de
voorgeschreven termijn aan de inspecteur heeft verstrekt. Het eerste
lid, eerste volzin, is evenmin van toepassing zolang de inspecteur de
krachtens artikel 32g langs elektronische weg toe te zenden documenten
niet heeft ontvangen.
Artikel 32s
{Renteberekening}
De
rente wordt berekend vanaf de dag volgende op de laatste dag waarop de
teruggaaf volgens artikel 32p, eerste lid, uiterlijk had moeten
plaatsvinden tot de dag waarop de teruggaaf daadwerkelijk
plaatsvindt.
Paragraaf 3 Teruggaafverzoek
voor in andere lidstaten aan Nederlandse ondernemers in rekening
gebrachte belasting
Artikel 33
{Voorwaarden teruggaaf in andere lidstaat }
Een
in Nederland gevestigde ondernemer kan een teruggaafverzoek doen aan
een lidstaat van teruggaaf indien hij aan de volgende voorwaarden
voldoet:
a.tijdens
het tijdvak van teruggaaf heeft hij in de lidstaat van teruggaaf noch
de zetel van zijn bedrijfsuitoefening gehad, noch een vaste inrichting
van waaruit zakelijke handelingen werden verricht, noch, bij gebreke
van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn
gebruikelijke
verblijfplaats;
b.tijdens
het tijdvak van teruggaaf heeft hij geen goederenleveringen of diensten
verricht waarvan de plaats geacht wordt in de lidstaat van teruggaaf te
zijn gelegen, met uitzondering van de volgende
handelingen:
1°.vervoerdiensten
en daarmee samenhangende diensten die in die lidstaat vrijgesteld zijn
krachtens de artikelen 144, 146, 148, 149, 151, 153, 159 of 160
van BTW-richtlijn
2006;
2°.goederenleveringen
of dienstverrichtingen waarvan de afnemer krachtens de artikelen 194
tot en met 197 en artikel 199 van BTW-richtlijn 2006 in die lidstaat de
belasting verschuldigd
is.
Artikel 33a
{Reikwijdte}
Het
teruggaafverzoek heeft betrekking op de belasting die werd geheven ter
zake van de voor de ondernemer door andere ondernemers in de lidstaat
van teruggaaf verrichte goederenleveringen of diensten, of ter zake van
de invoer van goederen in deze lidstaat voor zover deze goederen of
diensten worden gebruikt voor de volgende
handelingen:
a.de
handelingen bedoeld in artikel 169, punten a) en b), van BTW-richtlijn
2006;
b.handelingen,
waarvan de afnemer overeenkomstig de artikelen 194 tot en met 197 en
artikel 199 van BTW-richtlijn 2006, als toegepast in de lidstaat van
teruggaaf, tot voldoening van de belasting is
gehouden.
Artikel 33b
{Voorwaarden}
1.
Om in de
lidstaat van teruggaaf recht te hebben op teruggaaf verricht de in
Nederland gevestigde ondernemer handelingen die in Nederland een recht
op aftrek doen
ontstaan.
2.
Wanneer
de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer in Nederland
gevestigd is, en zowel handelingen verricht die in Nederland een recht
op aftrek doen ontstaan, als handelingen die in Nederland geen recht op
aftrek doen ontstaan, kan van het overeenkomstig artikel 33a voor
teruggaaf in aanmerking komende bedrag slechts dat gedeelte van de
belasting door de lidstaat van teruggaaf in aanmerking worden genomen
dat overeenkomstig artikel 173 van BTW-richtlijn 2006, zoals toegepast
door Nederland, aan eerstgenoemde handelingen kan worden
toegerekend.
Artikel 33c
{Elektronisch teruggaafverzoek}
1.
De in
Nederland gevestigde ondernemer die in de lidstaat van teruggaaf de
belasting terug wil verkrijgen, richt langs elektronische weg een
teruggaafverzoek tot die lidstaat, dat hij indient bij de inspecteur
via een daartoe ingestelde portaalsite.
2.
Het
teruggaafverzoek bevat de volgende
informatie:
a.de
naam en het volledige adres van de
aanvrager;
b.een
elektronisch
adres;
c.een
omschrijving van de beroepsactiviteit van de aanvrager waarvoor de
goederen of diensten worden
afgenomen;
d.het
teruggaaftijdvak waarop het verzoek betrekking
heeft;
e.een
verklaring van de aanvrager dat hij gedurende het teruggaaftijdvak geen
goederenleveringen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht
wordt in de lidstaat van teruggaaf te zijn gelegen, met uitzondering
van de handelingen bedoeld in artikel 33, onderdeel b, onder 1° en
2°;
f.het
btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van de
aanvrager;
g.zijn
bankgegevens (inclusief IBAN en BIC).
3.
Naast de
in het tweede lid bedoelde gegevens worden in het teruggaafverzoek voor
iedere lidstaat van teruggaaf en voor iedere factuur en ieder
invoerdocument de volgende gegevens
vermeld:
a.de
naam en het volledige adres van de leverancier of
dienstverrichter;
b.behalve
in het geval van invoer, het btw-identificatienummer van de leverancier
of dienstverrichter of zijn fiscaal registratienummer, toegekend door
de lidstaat van teruggaaf overeenkomstig artikel 239 en 240 van
BTW-richtlijn
2006;
c.behalve in het
geval van invoer, het landencodenummer van de lidstaat van teruggaaf
overeenkomstig artikel 215 van BTW-richtlijn
2006;
d.de datum en
het nummer van de factuur of het
invoerdocument;
e.de
maatstaf van heffing en het bedrag aan btw, uitgedrukt in de
munteenheid van de lidstaat van
teruggaaf;
f.het
overeenkomstig artikel 33a en artikel 33b, tweede alinea, berekende
bedrag van de aftrekbare belasting, uitgedrukt in de munteenheid van de
lidstaat van
teruggaaf;
g.indien
van toepassing, het overeenkomstig artikel 33b berekende pro rata,
uitgedrukt in
procenten;
h.de aard
van de afgenomen goederen en diensten, aangegeven door middel van de
codes als bepaald in artikel
33d.
Artikel 33d
{Code}
1.
In het
teruggaafverzoek moet de aard van de afgenomen goederen en diensten
door middel van de volgende codes worden
aangegeven:
1.=
brandstof;
2.= verhuur
van
vervoermiddelen;
3.=
uitgaven in verband met vervoermiddelen, andere dan die voor de
goederen en diensten waarnaar wordt verwezen met de codes 1 en
2;
4.= wegentol en
andere heffingen met betrekking tot het gebruik van de
weginfrastructuur;
5.=
reiskosten, zoals taxikosten, kosten van het openbaar
vervoer;
6=
logies;
7.= spijzen,
drank en
restauratie;
8.=
toegang tot beurzen en
tentoonstellingen;
9=
weelde-uitgaven, en uitgaven voor ontspanning en
representatie;
10.=
andere.
Indien code 10 wordt
gebruikt, moet de aard van de afgenomen goederen en diensten worden
aangegeven.
2.
Op
daartoe strekkend verzoek van de lidstaat van teruggaaf verstrekt de
aanvrager bij het verzoek langs elektronische weg aanvullende gegevens
met betrekking tot iedere in het eerste lid vermelde code, voor zover
die gegevens voor die lidstaat noodzakelijk zijn wegens beperkingen van
het recht op aftrek krachtens BTW-richtlijn 2006, als toegepast in die
lidstaat, of voor de toepassing van een krachtens artikel 395
of 396 van die richtlijn aan de lidstaat van teruggaaf verleende,
voor dit geval relevante afwijking.
3.
Op
daartoe strekkend verzoek van de lidstaat van teruggaaf omschrijft de
aanvrager voorts bij het verzoek zijn beroepsactiviteit aan de hand van
de geharmoniseerde codes die worden bepaald volgens artikel 34bis, lid
3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 218/92 (PbEU 2003, L 264).
Artikel 33e
{Termijn teruggaafverzoek}
1.
Het
teruggaafverzoek moet uiterlijk 30 september van het kalenderjaar
volgend op het teruggaaftijdvak bij de door de inspecteur ingestelde
portaalsite worden ingediend. Het teruggaafverzoek geldt alleen als
ingediend indien de aanvrager alle in de artikelen 33c en 33d verlangde
gegevens verstrekt
heeft.
2.
De
inspecteur stuurt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg een
bevestiging van ontvangst.
Artikel 33f
{Doorzending verzoek}
1.
De
inspecteur stuurt het verzoek niet door aan de lidstaat van teruggaaf
wanneer de aanvrager in Nederland gedurende het
teruggaaftijdvak:
a.niet
aan belasting onderworpen
is;
b.slechts
goederenleveringen of diensten verricht die uit hoofde van artikel 11
van belasting vrijgesteld
zijn;
c.valt onder de
in artikel 25 opgenomen regeling voor kleine
ondernemers;
d.valt
onder de in artikel 27, eerste en tweede lid, bedoelde
landbouwregeling.
2.
De
inspecteur stelt de aanvrager langs elektronische weg in kennis van
zijn beslissing uit hoofde van het eerste lid bij voor bezwaar vatbare
beschikking.
Afdeling 3 Fiscaal vertegenwoordiger
Artikel 33g
{Fiscaal vertegenwoordiger}
1.
De ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en
aldaar geen vaste inrichting heeft, kan in Nederland een
fiscaal vertegenwoordiger aanstellen ter zake van zijn
leveringen en diensten waarvoor hij de belasting
verschuldigd is en ter zake van zijn intracommunautaire
verwervingen en invoer. De fiscaal vertegenwoordiger treedt
op namens de ondernemer en treedt in zijn plaats met
betrekking tot alle rechten en verplichtingen die hij heeft
inzake de aangifte en de betaling van de belasting, alsmede
de verplichtingen bedoeld in artikel 37a.
{Verplichte fiscaal vertegenwoordiger}
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in
welke gevallen een ondernemer als bedoeld in het eerste lid
verplicht is een fiscaal vertegenwoordiger aan te stellen.
{Vergunning}
3.
De fiscaal vertegenwoordiger dient in het bezit te zijn van
een daartoe verstrekte vergunning van de inspecteur.
{Verzoek}
4.
Degene die een vergunning als fiscaal vertegenwoordiger wil
verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden
regels gesteld met betrekking tot de gegevens die het
verzoek moet bevatten.
{Verklaring opdrachtgever}
5.
Bij het verzoek dient een verklaring van de in het eerste
lid bedoelde ondernemer te worden overgelegd waaruit blijkt
dat degene die het verzoek indient door de ondernemer is
gemachtigd namens hem op te treden als fiscaal vertegenwoordiger.
6.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering
van de heffing en de invordering, regels worden gesteld met
betrekking tot de voorwaarden waaronder de vergunning wordt
verleend, gewijzigd en ingetrokken. Het verlenen, het
wijzigen en het intrekken van de vergunning geschiedt bij
voor bezwaar vatbare beschikking.
Afdeling 4 Administratieve verplichtingen
Artikel 34
{Boekhoudplicht}
1.
De ondernemer is gehouden, met inachtneming van bij
ministeriële regeling te stellen regels, aantekening te
houden van de door hem en aan hem verrichte leveringen van
goederen en verleende diensten, van de door hem verrichte
intracommunautaire verwervingen van goederen, van de invoer
van goederen in en de uitvoer van goederen uit de
Unie, alsmede van andere gegevens die van belang zijn
met betrekking tot de heffing van de belasting in Nederland
en in andere lidstaten.
{Register}
2.
De ondernemer is tevens, met inachtneming van bij
ministeriële regeling te stellen regels, gehouden:
a.een register bij te houden van de goederen die door
hem of voor zijn rekening zijn verzonden of vervoerd
naar een andere lidstaat om aldaar te worden
gebruikt voor de in artikel 3a, tweede lid, onderdelen
e, f en g, bedoelde doeleinden;
b.afzonderlijk aantekening te houden van de goederen
die vanuit een andere lidstaat naar hem zijn
verzonden of vervoerd door of voor rekening van een
ondernemer aan wie een btw-identificatienummer is
toegekend in een andere lidstaat, ten behoeve van
een dienst als bedoeld in artikel 6e, tweede lid,
onderdeel b.
{Intracommunautaire verwervingen}
3.
De rechtspersoon, andere dan ondernemer, is gehouden, met
inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen
regels, aantekening te houden van de door hem verrichte
intracommunautaire verwervingen van goederen.
4.
De ondernemer die goederen levert met toepassing van
artikel 28b, 28c of 28d, is tevens gehouden, met inachtneming van
bij ministeriële regeling te stellen regels, afzonderlijk
aantekening te houden van de met toepassing van de
onderscheiden artikelen geleverde goederen, alsmede van de
invoer en van de leveringen daarvan aan hem.
Artikel 34a
{Bewaarplicht bij onroerende zaken en rechten}
De ondernemer is verplicht boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van de
inspecteur – betreffende onroerende zaken en rechten waaraan
deze zijn onderworpen gedurende negen jaren, volgende op het
jaar waarin hij het goed is gaan gebruiken, te bewaren.
Artikel 34b
{Factureringsregels lidstaten}
Onverminderd het bepaalde in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 35c is het volgende van toepassing:
a.voor facturering gelden de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de goederenlevering of de dienst geacht wordt te zijn verricht, overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van deze wet;
b.in afwijking van het bepaalde in onderdeel a gelden voor facturering de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar degene die de goederenlevering of de dienst verricht de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit hij de prestatie verricht, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, de lidstaat waar de leverancier of dienstverrichter zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, wanneer:
1°.degene die de belastbare goederenlevering of de dienst verricht, niet gevestigd is in de lidstaat waar de goederenlevering of de dienst overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van deze wet geacht wordt te zijn verricht, of zijn inrichting in die lidstaat niet betrokken is bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst in de zin van artikel 192bis van de BTW-richtlijn 2006, en de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de goederenlevering of de dienst wordt verricht.
Indien de afnemer de factuur uitreikt («self-billing») is het bepaalde in onderdeel a van toepassing;
2°.de goederenlevering of de dienst overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van deze wet niet geacht wordt in de Unie te zijn verricht.
Artikel 34c
{Uitreiking factuur}
1.
Iedere ondernemer zorgt ervoor dat door hemzelf dan wel, in zijn naam en voor zijn rekening, door zijn afnemer of een derde, in de volgende gevallen een factuur wordt uitgereikt ter zake van:
a.de goederenleveringen of diensten die hij heeft verricht voor een andere ondernemer of een rechtspersoon, andere dan ondernemer;
b.de goederenleveringen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid;
c.de goederenleveringen, bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6;
d.de vooruitbetalingen die aan hem worden gedaan voordat een van de in de onderdelen a en b bedoelde goederenleveringen is verricht;
e.de vooruitbetalingen die door een andere ondernemer of een rechtspersoon, andere dan ondernemer, aan hem worden gedaan voordat de dienst is verricht.
2.
Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen zijn ondernemers die uitsluitend vrijgestelde prestaties verrichten, ontheven van de verplichting ingevolge het eerste lid. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de vrijgestelde prestaties van ondernemers die zowel vrijgestelde als belaste prestaties verrichten.
Artikel 34d
{Vereenvoudigde factuur}
1.
In de volgende gevallen kan worden volstaan met een vereenvoudigde factuur:
a.wanneer het bedrag van de factuur niet hoger is dan € 100;
b.wanneer de uitgereikte factuur een document of bericht is dat overeenkomstig artikel 34f als factuur geldt.
2.
Een vereenvoudigde factuur wordt niet uitgereikt indien de factuur moet worden uitgereikt overeenkomstig artikel 34c, eerste lid, onderdelen b en c, of indien de belastbare goederenlevering of de belastbare dienst wordt verricht door een ondernemer die niet is gevestigd in de lidstaat waar de belasting verschuldigd is of van wie geen inrichting op het grondgebied van die lidstaat bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst is betrokken in de zin van artikel 192bis van de BTW-richtlijn 2006, en de tot de voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de goederenlevering of dienst wordt verricht.
Artikel 34e
{Uitreiking factuur}
In afwijking van artikel 34c, eerste lid, draagt een ondernemer die doorgaans levert aan andere ondernemers, er zorg voor dat een factuur wordt uitgereikt ter zake van al zijn leveringen. De vorige volzin is alleen van toepassing ten aanzien van ondernemers of groepen van ondernemers die daartoe bij ministeriële regeling zijn aangewezen.
Artikel 34f
{Aanvullende factuur}
Ieder document of bericht dat wijzigingen aanbrengt in, en specifiek en ondubbelzinnig verwijst naar de oorspronkelijke factuur, geldt als factuur.
Artikel 34g
{Tijdstip uitreiken factuur}
De factuur wordt uitgereikt uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgende op die waarin de goederenlevering of de dienst is verricht. In geval van vooruitbetalingen als bedoeld in artikel 34c, eerste lid, onderdelen d en e, moet de factuur telkens worden uitgereikt vóór het tijdstip van de opeisbaarheid daarvan.
Artikel 35
{Periodieke factuur}
1.
Voor verscheidene afzonderlijke leveringen of diensten kan een periodieke factuur worden opgemaakt, mits de periode waarop de factuur betrekking heeft niet langer is dan een kalendermaand.
{Factuur door afnemer}
2.
Facturen mogen door de afnemer worden opgemaakt voor goederenleveringen of diensten die door een ondernemer voor hem worden verricht, indien beide partijen dat vooraf onderling zijn overeengekomen en op voorwaarde dat iedere factuur het voorwerp uitmaakt van een procedure van aanvaarding door de ondernemer die de goederenleveringen of de diensten verricht.
Artikel 35a
{Inhoud van de factuur}
1.
Op de factuur zijn de volgende vermeldingen verplicht:
a.de datum van uitreiking van de factuur;
b.een opeenvolgend nummer, met één of meer reeksen, waardoor de factuur eenduidig wordt geïdentificeerd;
c.het btw-identificatienummer waaronder de ondernemer de goederenleveringen of de diensten heeft verricht;
d.het btw-identificatienummer van de afnemer waaronder hij een goederenlevering of een dienst heeft afgenomen waarvoor hij tot voldoening van de belasting is gehouden of waaronder hij een goederenlevering als bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, heeft afgenomen;
e.de volledige naam en het volledige adres van de ondernemer en zijn afnemer;
f.de hoeveelheid en de aard van de geleverde goederen of de omvang en de aard van de verrichte diensten;
g.de datum waarop de goederenlevering of de dienst heeft plaatsgevonden of voltooid is of de datum waarop de in artikel 34c, eerste lid, onderdelen d en e, bedoelde vooruitbetaling is gedaan, voor zover die datum vastgesteld is en verschilt van de uitreikingsdatum van de factuur;
h.de vergoeding voor elk tarief of elke vrijstelling, de eenheidsprijs, belasting niet inbegrepen, evenals de eventuele vooruitbetalingskortingen, prijskortingen en -rabatten indien die niet in de eenheidsprijs zijn begrepen;
i.het toegepast tarief van de belasting;
j.het te betalen bedrag van de belasting, tenzij er een bijzondere regeling van toepassing is waarvoor deze wet die vermelding uitsluit;
k.wanneer de afnemer die een prestatie afneemt de factuur uitreikt in plaats van degene die de prestatie verricht, de vermelding «factuur uitgereikt door afnemer»;
l.in geval van een vrijstelling of van leveringen met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, enige aanduiding daarvan;
m.wanneer de afnemer tot voldoening van de belasting is gehouden, de vermelding «btw verlegd»;
n.in geval van levering van een nieuw vervoermiddel onder de in tabel II, onderdeel a, post 6, bedoelde voorwaarden, de gegevens die nodig zijn om te bepalen of een vervoermiddel een nieuw vervoermiddel is;
o.wanneer de bijzondere regeling voor reisbureaus wordt gehanteerd, de vermelding «bijzondere regeling reisbureaus»;
p.wanneer een van de bijzondere regelingen voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten wordt gehanteerd, de vermelding «bijzondere regeling – gebruikte goederen», «bijzondere regeling – kunstvoorwerpen», respectievelijk «bijzondere regeling – voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten»;
q.wanneer de belasting wordt voldaan door een fiscaal vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 33g, het btw-identificatienummer van deze fiscaal vertegenwoordiger, samen met zijn volledige naam en adres.
{Vereenvoudigde factuur}
2.
Op een vereenvoudigde factuur zijn de volgende vermeldingen verplicht:
a.de datum van uitreiking van de factuur;
b.de identiteit van de ondernemer die de goederenlevering of de dienst verricht;
c.de aard van de geleverde goederen of de verrichte diensten;
d.het te betalen bedrag van de belasting of de gegevens aan de hand waarvan dat bedrag kan worden berekend;
e.wanneer de uitgereikte factuur een document of bericht is dat overeenkomstig artikel 34f als factuur geldt, een specifieke en ondubbelzinnige verwijzing naar de oorspronkelijke factuur, met specifieke vermelding van de aangebrachte wijzigingen.
3.
Wanneer de factuur wordt uitgereikt door een ondernemer die niet gevestigd is in de lidstaat waar de belasting verschuldigd is of van wie geen inrichting in die lidstaat bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst is betrokken in de zin van artikel 192bis van BTW-richtlijn 2006 en die goederenleveringen of diensten verricht voor een afnemer die tot voldoening van de belasting is gehouden, kan de ondernemer de in het eerste lid, onderdelen h, i en j, bedoelde vermeldingen weglaten en in plaats daarvan, door de hoeveelheid of de omvang alsook de aard van de geleverde goederen of verrichte diensten te specificeren, de vergoeding voor die goederen of diensten vermelden.
{Munteenheid}
4.
Op een factuur kunnen bedragen in willekeurig welke munteenheid voorkomen, mits het te betalen of te herziene bedrag van de belasting is uitgedrukt in euro’s en daarbij gebruik wordt gemaakt van het in artikel 91 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde wisselkoersmechanisme.
5.
Wanneer zulks uit een oogpunt van controle nodig is, kan de inspecteur een vertaling in het Nederlands eisen van facturen betreffende in Nederland verrichte prestaties, alsmede van facturen die worden ontvangen door in Nederland gevestigde ondernemers.
{Ontheffing verplichtingen}
6.
Bij ministeriële regeling kan voor bepaalde ondernemers of groepen van ondernemers ontheffing worden verleend van bepaalde verplichtingen die zijn opgelegd bij dit artikel wanneer de handels- of administratieve praktijken van de betrokken bedrijfssector of de technische voorwaarden waaronder die facturen worden uitgereikt, de naleving in sterke mate bemoeilijken van alle verplichtingen die zijn opgelegd bij dit artikel.
Artikel 35b
{Mogelijkheid elektronisch factureren}
1.
Elektronische facturering wordt toegepast behoudens aanvaarding door de afnemer.
2.
De authenticiteit van de herkomst, de integriteit van de inhoud, en de leesbaarheid van de factuur, op papier of in elektronisch formaat, worden vanaf het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt tot het einde van de bewaartermijn gewaarborgd. De ondernemer bepaalt zelf hoe de authenticiteit van de herkomst, de integriteit van de inhoud, en de leesbaarheid van de factuur worden gewaarborgd. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van elke bedrijfscontrole die een betrouwbaar controlespoor tussen een factuur en een verrichte prestatie oplevert.
{Definities}
3.
Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:
a.
authenticiteit van de herkomst: de gewaarborgde identiteit van degene die de goederenlevering of de dienst heeft verricht of van degene die de factuur heeft uitgereikt;
b.
integriteit van de inhoud: de krachtens deze wet voorgeschreven inhoud van de factuur die geen wijzigingen heeft ondergaan.
{Waarborgen authenticiteit}
4.
De authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van een elektronische factuur kunnen, behalve door middel van de in het tweede lid bedoelde bedrijfscontroles, bijvoorbeeld ook met de volgende technologieën worden gewaarborgd:
a.een gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257);
b.elektronische uitwisseling van gegevens (Electronic Data Interchange – EDI), zoals gedefinieerd in artikel 2 van bijlage 1 bij Aanbeveling 1994/820/EG van de Commissie van 19 oktober 1994 betreffende de juridische aspecten van de elektronische uitwisseling van gegevens, indien het akkoord betreffende deze uitwisseling voorziet in het gebruik van procedures die de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de gegevens waarborgen.
5.
Bij een reeks elektronische facturen die aan dezelfde afnemer worden verzonden of ter beschikking worden gesteld, hoeven de voor de verschillende facturen gelijke vermeldingen slechts één keer te worden opgenomen, voorzover voor elke factuur alle informatie toegankelijk is.
Artikel 35c
{Bewaarplicht kopieën en opslag}
1.
De ondernemer bewaart kopieën van de door hemzelf dan wel, in zijn
naam en voor zijn rekening, door zijn afnemer of een derde uitgereikte facturen,
en alle door hemzelf ontvangen facturen in zijn administratie.
2.
Wanneer een ondernemer de door hem verzonden of ontvangen facturen elektronisch bewaart, waarbij een online toegang tot de gegevens wordt gewaarborgd, heeft de inspecteur met het oog op de toepassing van deze wet het recht de facturen ter controle in te zien, te downloaden en te gebruiken, indien de ondernemer is gevestigd in Nederland, dan wel de ondernemer de belasting in Nederland verschuldigd is.
3.
Ingeval facturen elektronisch worden opgeslagen, worden de gegevens die
de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud waarborgen,
eveneens opgeslagen.
Artikel 35d
{Definitie elektronische factuur}
In deze wet wordt verstaan onder «elektronische factuur», een factuur die de bij of krachtens deze wet voorgeschreven gegevens bevat, welke in elektronisch formaat is verstrekt en ontvangen.
Artikel 36
{Omkering bewijslast}
De
artikelen 25, derde lid, en 27e, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen vinden overeenkomstige
toepassing, ingeval niet volledig is voldaan aan de
verplichtingen welke zijn opgelegd bij of krachtens de
artikelen 28n,
34 tot en met 35c en 39.
Artikel 37
{Vermelding onverschuldigde omzetbelasting}
Hij die op een factuur op enigerlei wijze melding maakt van
omzetbelasting welke hij, anders dan op grond van dit artikel,
niet verschuldigd is geworden, wordt die belasting verschuldigd
op het tijdstip waarop hij die factuur heeft uitgereikt; hij is
gehouden deze belasting op de voet van artikel 14 te voldoen.
Artikel 37a
{Listing}
1.
De
ondernemer, uitgezonderd die bedoeld in het artikel 7, zesde lid, is
verplicht uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op een
kalendermaand bij de inspecteur op de daartoe opengestelde wijze een
formulier langs elektronische weg in te dienen met een lijst voor dat
tijdvak waarop zijn vermeld de
afnemers:
a.aan
wie goederen zijn geleverd met toepassing van de bij deze wet behorende
Tabel II, onderdeel a, post
6;
b.aan
wie in een andere lidstaat goederen zijn geleverd in aansluiting op de
ingevolge artikel 17b, derde lid, in die lidstaat door de ondernemer
verrichte intracommunautaire
verwervingen;
c.voor wie
hij diensten heeft verricht die met toepassing van artikel 6, eerste
lid, niet belastbaar zijn in Nederland en waarover de belasting
ingevolge artikel 196 van BTW-richtlijn 2006 in de lidstaat van de
afnemer wordt geheven van de afnemer, tenzij het verrichten van die
dienst in die lidstaat is
vrijgesteld.
2.
In de lijst wordt opgave
verlangd van de gegevens, bedoeld in de artikelen 264 en 265 van de
BTW-richtlijn
2006.
3.
In
afwijking in zoverre van het eerste lid geldt als tijdvak in plaats van
een kalendermaand naar keus van de ondernemer een kalenderkwartaal
indien het totaalbedrag van de in het eerste lid, onderdelen a en b
genoemde leveringen noch voor het desbetreffende kalenderkwartaal, noch
in één van de vier daaraan voorafgaande kalenderkwartalen,
hoger is dan het daartoe
bij ministeriële regeling vastgestelde
bedrag. Deze afwijking geldt niet meer
vanaf het einde van de maand waarin dit bedrag wordt overschreden, in
welk geval uiterlijk de volgende maand een lijst moet worden opgesteld
en ingediend voor alle maanden die sinds de aanvang van dat kwartaal
zijn
verlopen.
4.
In
afwijking in zoverre van het eerste lid geldt naar keus van de
ondernemer als tijdvak een kalenderkwartaal indien de ondernemer de
onder het eerste lid onderdeel c genoemde diensten
verricht.
{Elektronische listing}
5. Indien voor het
doen van aangifte voor de omzetbelasting ontheffing is verleend van de
verplichting aangifte langs elektronische weg te doen, geldt deze
ontheffing mede ten aanzien van de verplichting de lijst langs
elektronische weg in te dienen. In dit geval wordt de lijst ingediend
bij de inspecteur door middel van het uitgereikte of toegezonden
formulier.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake
het indienen van de in dit artikel bedoelde gegevens.
Artikel 37b
{Verwerving}
Degene die ter zake van de intracommunautaire verwerving van
goederen valt onder de toepassing van artikel 1a, tweede lid, wordt
niettemin de belasting verschuldigd ter zake van die
intracommunautaire verwerving wanneer in de lidstaat waar de
goederen worden geleverd, belastingheffing plaatsvindt alsof
artikel 1, aanhef en onderdeel
b, van toepassing zou zijn.
Afdeling 5 Bijzondere bepalingen
Artikel 37c
{Vereenvoudigde ABC-transactie}
In afwijking van artikel 1, aanhef en onderdelen
b en c, wordt ter zake van intracommunautaire
verwervingen van goederen die op grond van artikel 17b, eerste lid, in
Nederland worden verricht geen belasting geheven, voor zover:
a.de goederen zijn verworven door een ondernemer die niet
in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste
inrichting heeft en aan wie een btw-identificatienummer
is toegekend in een andere lidstaat;
b.de goederen door deze ondernemer in Nederland worden
geleverd aan een ondernemer die in Nederland woont of is
gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft, of
aan een in Nederland gevestigd lichaam in de zin van de
Algemene wet inzake
rijksbelastingen, en aan welke afnemer
in Nederland een btw-identificatienummer is toegekend; en
c.de goederen rechtstreeks naar de in onderdeel b bedoelde afnemer worden verzonden
of vervoerd vanuit een lidstaat die niet een
btw-identificatienummer heeft toegekend aan de in
onderdeel a bedoelde ondernemer.
Artikel 37d
{Overdracht van een onderneming}
Bij overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid
van goederen, al dan niet tegen vergoeding of in de vorm van een
inbreng in een vennootschap, wordt geacht dat geen leveringen of
diensten plaatsvinden en treedt, tenzij bij ministeriële
regeling anders is bepaald, degene op wie de goederen overgaan
in de plaats van de overdrager.
Artikel 37e
{Plaats van levering (bewijsregel)}
De ondernemer die in Nederland woont of is gevestigd, wordt
geacht zijn leveringen en diensten in Nederland te verrichten,
voor zover hij niet aan de hand van boeken, bescheiden of andere
gegevensdragers het tegendeel aantoont. Deze bepaling is
eveneens van toepassing op de ondernemer die in Nederland een
vaste inrichting heeft, voor zover de leveringen en diensten
vanuit die inrichting worden verricht.
Artikel 38
{Prijzen voor particulieren}
Het is de ondernemer verboden aan anderen dan ondernemers en
publiekrechtelijke lichamen goederen en diensten aan te bieden
tegen prijzen met zodanige aanduidingen dat de omzetbelasting
niet in de prijzen zou zijn begrepen.
Artikel 39
{Delegatie}
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen:
a.nadere regels worden gesteld welke tot
vergemakkelijking van de heffing van belasting kunnen leiden;
b.andere in het kader van de wet passende nadere regels
worden gesteld ter aanvulling van in de wet geregelde onderwerpen.
Hoofdstuk VII Bestuurlijke boete
Artikel 40
{Boete}
1.
Indien de ondernemer de in artikel 28s,
eerste lid, bedoelde melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten of de in
artikel 37a bedoelde lijst
niet of niet tijdig heeft ingediend, dan wel een onvolledige of een onjuiste
lijst of melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten heeft ingediend, vormt dat een verzuim
ter zake waarvan de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.278 kan
opleggen.
2.
De
bevoegdheid tot het opleggen van de in het eerste lid bedoelde boete
vervalt, in afwijking van artikel 5:45, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, door het verloop van vijf jaren na het einde van het
kalenderjaar waarin de in artikel 28s, eerste lid, of artikel 37a,
eerste lid, genoemde verplichting is
ontstaan.
3.
Artikel
67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige
toepassing op het bedrag van de boete, genoemd in het eerste
lid.
Artikel 41
Vervallen
Artikel 41a
Vervallen
Artikel 41b
Vervallen
Artikel 41c
Vervallen
Artikel 41d
Vervallen
Artikel 41e
Vervallen
Artikel 41f
Vervallen
Artikel 41g
Vervallen
Artikel 41h
Vervallen
Artikel 41i
Vervallen
Hoofdstuk VIII Strafbepaling
Artikel 42
{Strafbepaling}
Hij die het in artikel 38 vervatte
verbod overtreedt, wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie.
Hoofdstuk IX Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 43
{Overgangsbepalingen}
1.
Aan een ondernemer die bij de aanvang van 1 januari 1969
goederen, anders dan als bedrijfsmiddel, in ongebruikte
staat hier te lande in voorraad heeft, wordt teruggaaf
verleend van de omzetbelasting - andere dan bedoeld in
artikel I, eerste lid, van de wet van 13 december 1967
(Stb. 614) - voldaan voor
die goederen en voor de bij de voortbrenging van die
goederen verbruikte grondstoffen en hulpstoffen. De
teruggaaf omvat mede de omzetbelasting voldaan voor de bij
de voortbrenging van de in voorraad zijnde goederen
gebezigde bedrijfsmiddelen en diensten, indien de ondernemer
de goederen, ongebruikt en in de staat waarin zij zich bij
de aanvang van 1 januari 1969 bevinden, in dat jaar
uitvoert. Het recht op teruggaaf dient te kunnen worden
aangetoond aan de hand van boeken en bescheiden.
2.
Onze Minister geeft omtrent de teruggaaf nadere regelen,
waarbij zij naar algemene maatstaven kan worden vastgesteld.
3.
De teruggaaf wordt slechts verleend, voor zover de
ondernemer bij levering aan hem van de goederen na 31
december 1968 de ter zake in rekening gebrachte belasting op
de voet van artikel 15 in
aftrek zou kunnen brengen.
4.
De aanspraak op teruggaaf ontstaat:
a.ingeval de gehele teruggaaf niet meer bedraagt dan f
1500, telkens voor een vierde gedeelte aan het einde
van het tweede, derde en vierde kwartaal van het
jaar 1969 en het eerste kwartaal van het jaar 1970;
b.ingeval de gehele teruggaaf meer bedraagt dan f
1500, telkens voor een vierde gedeelte aan het einde
van het tweede, derde en vierde kwartaal van het
jaar 1969 en het vierde kwartaal van het jaar 1970.
5.
De aanspraak op teruggaaf ter zake van de uitvoer van de
goederen ontstaat echter aan het einde van het kwartaal
waarin de uitvoer plaatsvindt.
6.
De omzetbelasting, waarvan de teruggaaf op grond van het
vierde lid, letter b,
plaatsvindt na het einde van het vierde kwartaal van het
jaar 1970, wordt met 6 percent verhoogd als vergoeding voor renteverlies.
7.
Tegen een ingevolge artikel 25 van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen gedane
uitspraak van de inspecteur betreffende de toepassing van de
vorige leden staat, in afwijking in zoverre van
artikel 26, eerste
lid, van genoemde wet, uitsluitend beroep
open bij de Tariefcommissie.
Artikel 44
{Overgangsbepalingen}
1.
Ter zake van de invoer in 1969 van vóór 1 januari 1969 in
Nederland gebrachte goederen, wordt een bijzondere
verbruiksbelasting geheven tot het bedrag, dat bij invoer in
1968 verschuldigd zou zijn geweest uit hoofde van artikel I,
eerste lid, van de wet van 13 december 1967 (Stb. 614).
2.
De Algemene wet inzake de
douane en de accijnzen is van toepassing
als ware de in het eerste lid bedoelde belasting invoerrecht.
Artikel 45
{Overgangsbepalingen}
1.
Met afwijking in zoverre van de artikelen 2 en
15 is, met
betrekking tot goederen welke zijn bestemd om door de
ondernemer als bedrijfsmiddel te worden gebruikt, aftrek
slechts toegestaan van:
a.30 percent van de belasting, ingeval de levering of
de invoer plaatsvindt in 1969 of 1970;
b.60 percent van de belasting, ingeval de levering of
de invoer plaatsvindt in 1971;
c.67 percent van de belasting, ingeval de levering of
de invoer plaatsvindt in 1972.
2.
Het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van:
a.schepen, met uitzondering van woonschepen en van pleziervaartuigen;
b.machines en toestellen voor het vervaardigen en in
het fabricageproces bewerken of afwerken van
produkten in de textielindustrie (met uitzondering
van machines en toestellen voor het spinnen van
synthetische of kunstmatige textielstoffen en met
uitzondering van spindoppen) en de voor of bij deze
machines en toestellen gebezigde meet-, controle-,
regel- en andere hulpapparatuur, alsmede de gebouwen
waarin die goederen worden gebezigd.
3.
In gevallen waarin het eerste lid ten aanzien van een
bedrijfsmiddel toepassing heeft gevonden en de ondernemer
dat bedrijfsmiddel vervolgens levert, wordt onder door Onze
Minister te stellen voorwaarden aan die ondernemer teruggaaf
verleend van 70, onderscheidenlijk 40 of 33 percent van de
ter zake van die levering verschuldigde belasting naar
gelang deze plaatsvindt in de jaren 1969 of 1970, dan wel
1971 of 1972.
4.
Onze Minister kan de in het eerste lid genoemde
percentages, met ingang van een door hem te bepalen
tijdstip, in het algemeen of voor bepaalde groepen van
bedrijfsmiddelen verhogen en de in het derde lid genoemde
percentages daarbij aanpassen.
5.
Na het tot stand komen van een ministeriële regeling, door
Onze Minister krachtens het vierde lid genomen, wordt zo
spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee maanden, een
voorstel van wet tot goedkeuring van die ministeriële
regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden.
Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de
Kamers der Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het
voorstel besluit, wordt de ministeriële regeling onverwijld ingetrokken.
6.
Onze Minister kan met ingang van een door hem te bepalen
tijdstip het eerste lid buiten toepassing verklaren ten
aanzien van machines en toestellen voor het vervaardigen van
schoeisel en voor of bij deze machines en toestellen
gebezigde meet-, controle-, regel- en andere hulpapparatuur,
alsmede gebouwen waarin die goederen worden gebezigd.
Artikel 46
{Overgangsbepalingen dag- en nieuwsbladen}
Gedurende de jaren 1969 tot en met 1979 bedraagt de belasting
ter zake van leveringen en invoer van dagbladen en nieuwsbladen
(niet dagelijks verschijnende kranten), krachtens abonnement, in
afwijking van de artikelen 9 en
20, nihil.
Artikel 47
{Overgangsbepalingen privé-gebruik}
Met
betrekking tot de in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, bedoelde
handelingen blijft de heffing van belasting achterwege indien, met het
oog op die handelingen, de voorbelasting ter zake van het in dat
onderdeel bedoelde goed vóór de inwerkingtreding van die
bepaling niet in aftrek is gebracht ingevolge het bepaalde in artikel
15 dan wel geheel of gedeeltelijk is uitgesloten ingevolge het bepaalde
in artikel 16.
Artikel 48
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel 49
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel 50
Vervallen
Artikel 50a
Vervallen
Artikel 51
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel 52
{Vordering bij lopende contracten}
Hij die ingevolge een vóór de inwerkingtreding van een wijziging
in de wetgeving inzake omzetbelasting gesloten overeenkomst
verplicht is goederen te leveren of een dienst te verlenen, is
bevoegd hetgeen met betrekking tot die goederen of die dienst
wegens omzetbelasting meer is gevorderd dan vóór de
inwerkingtreding van die wijziging had kunnen geschieden, terug
te vorderen van degene aan wie hij de goederen moet leveren of
de dienst moet verlenen. Hiermede strijdige bedingen zijn nietig.
Artikel 53
{Terugvordering bij lopende contracten}
Hij aan wie ingevolge een vóór de inwerkingtreding van een
wijziging in de wetgeving inzake omzetbelasting gesloten
overeenkomst goederen worden geleverd of een dienst wordt
verleend, is bevoegd van hem die verplicht is de goederen te
leveren of de dienst te verlenen, terug te vorderen hetgeen met
betrekking tot die goederen of dienst wegens omzetbelasting
minder is gevorderd dan vóór de inwerkingtreding van die
wijziging had kunnen geschieden. Hiermede strijdige bedingen
zijn nietig.
Artikel 54
{Intrekking oude Wet}
1.
De Wet op de Omzetbelasting 1954 en de wet van 29 december
1966 (Stb. 592) vervallen,
behalve ten aanzien van reeds verrichte leveringen en
diensten en begane strafbare feiten.
2.
Onze Minister is bevoegd nadere bepalingen ter zake van de
overgang vast te stellen.
Artikel 55
{Inwerkingtreding}
1.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1969.
{Citeertitel}
2.
Zij kan worden aangehaald als 'Wet op de
omzetbelasting 1968'.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat
alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en
Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk
28 juni 1968
JULIANA.
De Minister van Financiën,
H. J. WITTEVEEN.
De Staatssecretaris van Financiën,
F. H. M. GRAPPERHAUS.
de eerste juli 1968.
De Minister van Justitie,
C. H. F. POLAK.
Tabel I behorende bij de Wet op de
omzetbelasting 1968
a.1.voedingsmiddelen, te weten:
a.eet- en drinkwaren die plegen te worden
aangewend voor menselijke consumptie;
b.produkten die kennelijk zijn bestemd om
te worden aangewend voor de bereiding
van de onder a bedoelde eet- en
drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;
c.produkten die zijn bestemd om te worden
aangewend als aanvulling op dan wel ter
vervanging van de onder a bedoelde eet- en
drinkwaren; met dien verstande dat tot
de voedingsmiddelen niet worden gerekend
alcoholhoudende dranken;
2.granen en peulvruchten, die niet zijn te
rangschikken onder post 1;
3.pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit;
4.a.rundvee,
schapen, geiten en
varkens;
b.andere
dan de onder a vallende dieren die kennelijk zijn bestemd voor de
voortbrenging of de productie van de in post 1 bedoelde
voedingsmiddelen of die kennelijk zijn bestemd voor gebruik in de
landbouw, alsmede dieren die kennelijk zijn bestemd voor het fokken van
die
dieren;
c.slachtafvallen van de onder a en b vallende dieren;
d.goederen die kennelijk zijn bestemd voor
de voortplanting van de onder a en b
vallende dieren;
5.vervallen;
6.Geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Geneesmiddelenwet waarvoor een handelsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 1, onderdeel lll, van die wet of waarvoor geen handelsvergunning is vereist ingevolge artikel 40, derde lid, onderdelen a tot en met g, van die wet, alsmede voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen, nierdialyseconcentraten en kennelijk voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen;
7.diergeneesmiddelen als zijn bedoeld in de
Wet
dieren,
met uitzondering van diergeneesmiddelen voor in
vitro gebruik;
8.verbandmiddelen zoals watten, windsels, gaas,
hechtmiddelen, pleisters, tampons, spalken en
daarmee gelijk te stellen artikelen die
kennelijk zijn bestemd voor geneeskundige
doeleinden, alsmede gevulde verbanddozen,
damesverband, kraammatrassen en incontinentiematerialen;
9.
vervallen;
10.
vervallen;
11.
vervallen;
12.
vervallen;
13.
vervallen;
14.
vervallen;
15.
vervallen;
16.
vervallen;
17.
vervallen;
18.
vervallen;
19.
vervallen;
20.
vervallen;
21.
vervallen;
22.
vervallen;
23.
vervallen;
24.
vervallen;
25.
vervallen;
26.
vervallen;
27.
vervallen;
28.water;
29.a.kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, voor zover deze worden ingevoerd;
b.kunstvoorwerpen voor zover deze worden geleverd door:
1°.de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel; of
2°.een ondernemer, andere dan een wederverkoper, die ingevolge artikel 15, eerste lid, de belasting ter zake van zijn verkrijging volledig in aftrek brengt;
30.boeken, met
inbegrip van alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud
van een boek is aangebracht; digitale educatieve informatie die is
aangebracht op fysieke dragers en die kennelijk uitsluitend of nagenoeg
uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het
onderwijs; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en
andere tenminste driemaal per jaar periodiek
verschijnende uitgaven;
31.braille-papier, braille-folie, braille-drukwerk,
braille-schrijfmachines,
braille-handschrijfhulpmiddelen en dergelijke
braille-artikelen; uurwerken, optische
leesapparaten, t.v.-leesloepen, leesplateaus,
oriëntatie-hulpmiddelen, steun-, tast- en
herkenningsstokken speciaal ontworpen voor
persoonlijk gebruik door blinden en
slechtzienden; blindengeleidehonden; andere bij
ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen
die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor
het exclusieve en persoonlijke gebruik door
blinden en slechtzienden; leespennen en andere apparatuur
met een vergelijkbare functie, alsmede programmatuur, die speciaal zijn
ontworpen voor gebruik door
dyslectici;
32.vervallen;
33.
vervallen;
34.invalidewagentjes en invalidekrukken;
sta-opstoelen; hooglaagbedden;
35.kunstledematen, te weten: arm-, hand-, been- en
voetprothesen; hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het overnemen van de
fixatiefunctie van een niet of slecht functionerende hand; beenbeugels, breukbanden en
kunstgewrichten; kunstogen, -oren en -nieren;
aangezichts-, borst-, neus- en larynxprothesen;
chirurgische implanteringsprothesen; hart- en
spierstimulatoren; gehoorapparaten en andere bij
ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen
die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor
het exclusieve en persoonlijke gebruik door
doven en slechthorenden; oorapparaten tegen stotteren; hulpmiddelen voor
stomapatiënten; orthopedisch schoeisel;
hulpmiddelen die
speciaal zijn ontworpen voor het uittrekken van therapeutisch
elastische steunkousen; orthopedische maatkorsetten; delen, onderdelen
en toebehoren, kennelijk bestemd voor de
hiervoor genoemde goederen;
36.a.hulpmiddelen die plegen te worden
aangewend voor het onderhuids toedienen
van insuline met uitzondering van
spuiten en naalden die kennelijk mede
voor andere doeleinden zijn geschikt;
b.hulpmiddelen die plegen te worden
aangewend bij de zelfdiagnose van het bloedsuikergehalte;
37.meetapparatuur en toebehoren voor de zelfdiagnose van de stollingstijd
van bloed; medicijnvernevelaars; katheters; urinezakken; allergeenvrije hoezen;
antidecubitusmatrassen; draagbare uitwendige infuuspompen; zuurstofconcentratoren met toebehoren, alsmede speciaal voor
persoonlijk mobiel gebruik ontworpen wagentjes en draagbanden of
-tassen voor een zuurstofcilinder of een zuurstofvat;
computermuis-software, al dan niet langs elektronische weg geleverd,
die speciaal is ontwikkeld voor gebruikers met een
tremor;
38.
vervallen;
39.
vervallen;
40.beetwortelen;
41.land- en tuinbouwzaden voor zover dienende voor
de teelt van de in deze tabel genoemde produkten
en oliehoudende zaden;
42.
vervallen;
43.rondhout;
44.stro en veevoeders;
45.vlas;
46.wol, ruw en ongewassen;
47.
vervallen;
48.sierteeltprodukten, te weten: bloembollen,
bloemen, planten en boomkwekerijprodukten;
49.
vervallen;
50.
vervallen;
b.1.het herstellen van de in de posten a 31 en a 34 tot en met a 37 bedoelde goederen;
2.de
verhuur van de in de post a 30 bedoelde
goederen;
3.het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en baden;
4.het herstellen van fietsen;
5.het herstellen van schoeisel en lederwaren;
6.het herstellen en vermaken van kleding en huishoudlinnen;
7.de diensten die door kappers als zodanig worden verricht;
8.het schilderen en stukadoren van woningen na meer dan twee jaren na het
tijdstip van eerste ingebruikneming;
9.Het vervoer van personen per schip, besloten busvervoer, openbaar vervoer en taxivervoer als bedoeld in artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000, taxivervoer van personen
over de weg anders dan per auto, en het vervoer van personen met luchtvaartuigen indien de plaats van vertrek en de plaats van bestemming in Nederland zijn gelegen voor zover dat vervoer geschiedt met ballonnen of met luchtvaartuigen die zijn ingericht voor het vervoer van zieken of gewonden;
10.het geven van gelegenheid tot kamperen binnen
het kader van het kamp- en
vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar
slechts voor een korte periode verblijf houden;
11.het verstrekken van logies binnen het kader van
het hotel-, pension- en
vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar
slechts voor een korte periode verblijf houden;
12.het verstrekken van voedingsmiddelen als bedoeld
in post a 1, voor gebruik ter plaatse binnen het
kader van het hotel-, café-, restaurant-,
pension- en aanverwant bedrijf;
13.vervallen;
14.het verlenen van toegang tot:
a.circussen;
b.dierentuinen;
c.openbare musea of verzamelingen,
daaronder begrepen nauw daarmee
samenhangende leveringen van goederen,
zoals catalogi, foto’s en fotokopieën;
d.muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera's, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen, met uitzondering van peepshows en andere optredens die primair zijn gericht op erotisch vermaak;
e.bioscopen;
f.sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke;
g.attractieparken, speel- en siertuinen,
en andere dergelijke primair en
permanent voor vermaak en dagrecreatie
ingerichte voorzieningen;
15.de diensten van exploitanten van reizende
inrichtingen voor vermaak op kermissen;
16.de oplevering van roerende zaken als bedoeld in
onderdeel a door
degene die de zaken heeft vervaardigd;
17.het optreden door uitvoerende kunstenaars;
18.vervallen;
19.het
aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal aan vloeren, muren en daken
van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste
ingebruikneming, met uitzondering van materialen die een deel
vertegenwoordigen van de waarde van deze
diensten;
20.het
verrichten van schoonmaakwerkzaamheden binnen
woningen.
Algemene aantekening
Tot tabel I behoren niet pootgoed en land- en tuinbouwzaden die kunnen worden aangewend om planten of vruchtlichamen van schimmels uit voort te laten komen of te doen komen die voorkomen op lijst I of lijst II behorende bij de Opiumwet.
Tabel II behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968
a.1.Van buiten Nederland komende goederen die niet
zijn ingevoerd;
Bijzondere bepalingen.
Goederen welke worden geleverd door de
ondernemer die de goederen invoert of in wiens
opdracht de invoer plaatsvindt of welke worden
geleverd door ondernemers die ten aanzien van de
goederen daaraan volgende leveringen verrichten,
behoren niet tot de post
2.goederen welke door een ondernemer worden:
Bijzondere bepaling
Tot de post behoren niet goederen die in bij
ministeriële regeling aan te wijzen gevallen als
reizigersbagage of als zending waaraan elk
handelskarakter vreemd is, worden uitgevoerd uit
de Unie;
-uitgevoerd uit de Unie, met
uitzondering van goederen welke zijn
bestemd voor de bevoorrading in
Nederland van vervoermiddelen;
-geplaatst onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie;
3.zeeschepen, met uitzondering van
pleziervaartuigen, en luchtvaartuigen welke worden gebruikt door
luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk op het betaalde
internationale vervoer toeleggen;
4.goederen welke zijn bestemd voor de bevoorrading
van uitgaande:
-zeeschepen waarmee enigerlei economische
activiteit wordt verricht, met
uitzondering van schepen voor de kustvisserij;
-reddingsboten, schepen voor
hulpverlening op zee of schepen voor de
kustvisserij, met uitzondering van voor
laatstgenoemde schepen bestemde scheepsproviand;
-oorlogsschepen met als bestemming een
haven of ankerplaats buiten Nederland;
-luchtvaartuigen als zijn bedoeld onder 3;
5.goud bestemd voor centrale banken;
6.goederen die worden vervoerd naar een andere
lidstaat, wanneer deze goederen aldaar zijn
onderworpen aan heffing van belasting ter zake
van intracommunautaire verwerving van die
goederen;
Bijzondere bepaling
Tot de post behoren niet accijnsgoederen die
worden verzonden of vervoerd naar een andere
lidstaat ingevolge een levering aan een afnemer
waarvoor artikel 3, lid 1, van de
BTW-richtlijn 2006 toepassing vindt,
tenzij de verzending of het vervoer van de
accijnsgoederen geschiedt overeenkomstig de artikelen 19 of 34 van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PbEU 2009, L 9);
7.
Bijzondere bepaling
Op verzoek wordt, onder bij ministeriële
regeling te stellen voorwaarden, een
accijnsgoederenplaats voor minerale oliën
aangewezen voor een bijzondere regeling
ingevolge welke de voorwaarden die zijn gesteld
ter zake van de onder a bedoelde leveringen van
accijnsgoederen die zich bevinden in een
accijnsgoederenplaats, niet van toepassing zijn.
Bij de uitslag tot verbruik van die minerale oliën in de zin
van de Wet op de
accijns wordt de belasting
geheven ter zake van de daaraan voorafgaande
levering naar het zonder de toepassing van deze
post geldende tarief. Daarbij wordt de maatstaf
van heffing verhoogd met de ter zake van de
uitslag tot verbruik verschuldigde accijns en de vergoeding
voor de diensten die na die levering met
betrekking tot de minerale oliën met toepassing
van tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De
belasting wordt geheven van de ondernemer aan
wie die levering is verricht en is door deze
verschuldigd op het tijdstip van de uitslag tot verbruik.
a.accijnsgoederen die worden gebracht naar
of zich bevinden in een
accijnsgoederenplaats als bedoeld in de
Wet op de
accijns en die voor die
soort goederen als zodanig is
aangewezen, voor zover die goederen voor
de heffing van de accijns niet zijn uitgeslagen tot verbruik;
b.minerale oliën waarvoor in
artikel 27
van de Wet op de
accijns een
accijnstarief is vastgesteld alsmede
minerale oliën die daarmee op grond van
artikel 28 van die wet worden
gelijkgesteld en die zijn gebracht
buiten een accijnsgoederenplaats en die
niet worden gebracht naar een andere
accijnsgoederenplaats die voor minerale
oliën als zodanig is aangewezen, indien:
1°.het buiten de
accijnsgoederenplaats brengen
van de minerale oliën ingevolge
de Wet
op de
accijns niet
als uitslag tot verbruik is of wordt aangemerkt;
2°.voor het vervoer van de minerale
oliën ingevolge de
Wet
op de
accijns een document is afgegeven als bedoeld in Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns (PbEU 2009, L 197); en
3°.de minerale oliën niet worden
vervoerd naar een andere
lidstaat noch worden uitgevoerd
of opgeslagen in een entrepot;
8.hetgeen onder een niet-plaatsgebonden en onder
een plaatsgebonden entrepot als bedoeld in deze
post wordt verstaan, wordt, onder daarbij te
stellen voorwaarden en beperkingen, vastgesteld
bij ministeriële regeling.
Bijzondere bepaling
Bij het beëindigen van de opslag van de goederen
in het entrepot, bedoeld in deze post, onder
b, wordt de
belasting ter zake van de daaraan voorafgaande
levering geheven naar het zonder de toepassing
van deze post geldende tarief. Daarbij wordt de
maatstaf van heffing verhoogd met de vergoeding
voor de diensten die na die levering met
betrekking tot die goederen met toepassing van
tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De
belasting wordt geheven van de ondernemer aan
wie die levering is verricht en is door deze
verschuldigd op het tijdstip van het beëindigen van de opslag. Bij
ministeriële regeling wordt vastgesteld hetgeen
wordt verstaan onder het beëindigen van de
opslag van goederen in het entrepot, bedoeld in
deze post, onder b.
a.bij ministeriële regeling aan te wijzen
goederen of soorten van goederen die
worden gebracht naar of zich bevinden in
een ander entrepot dan een
douane-entrepot als bedoeld in artikel 157, lid 1,
onder a en b, van de BTW-richtlijn
2006 dat niet-plaatsgebonden is;
b.bij ministeriële regeling aan te wijzen
goederen of soorten van goederen die
zich bevinden in een ander entrepot dan
een douane-entrepot als bedoeld in
artikel 157, lid 1,
onder a en b, van de BTW-richtlijn
2006 dat plaatsgebonden is, niet
zijnde een accijnsgoederenplaats voor
minerale oliën;
b.1.de diensten welke worden verricht ten aanzien
van goederen, als zijn bedoeld onder de post
a.1 tot en met
4, a.7 en a.8;
2.de diensten die betrekking hebben op de invoer
van goederen en waarvan de waarde met toepassing
van artikel 19, tweede lid, onderdeel b, in de
maatstaf van heffing is begrepen;
3.het vervoer van personen door middel van
zeeschepen of luchtvaartuigen, indien de plaats
van bestemming of de plaats van vertrek buiten
Nederland is gelegen;
4.de diensten van tussenpersonen die handelen in
naam en voor rekening van derden, welke
betrekking hebben op niet in de Unie
verrichte prestaties dan wel op prestaties als
zijn bedoeld onder 2 en 3;
5.de diensten, bestaande in werkzaamheden met
betrekking tot roerende zaken welke zijn
ontvangen ten einde die werkzaamheden in
Nederland te ondergaan en naar een plaats buiten
de Unie worden verzonden of vervoerd door
of voor rekening van degene die de dienst heeft
verricht, dan wel degene aan wie de dienst is
verleend, indien deze laatste buiten Nederland
woont of is gevestigd;
6.het intracommunautair goederenvervoer naar of
vanaf de eilanden die de autonome regio’s van de
Azoren en van Madeira vormen, alsmede het
vervoer van goederen tussen deze eilanden.