Besluit voorkoming dubbele belasting 2001
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van
Financiën 20 november 2000, nr. IFZ2000/1293M,
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie
Internationale Fiscale Zaken;
Gelet op artikel 38, eerste lid, van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen;
De Raad van State gehoord (advies van 13
december 2000, nr. W06.000541/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris
van Financiën van 19 december 2000, nr. IFZ2000/1397U,
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie
Internationale Fiscale Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1 Reikwijdte en definities
Artikel 1 Reikwijdte
{Reikwijdte}
1.
Dit besluit is van toepassing voor de heffing van de
navolgende belastingen:
a.inkomstenbelasting;
b.loonbelasting;
c.vennootschapsbelasting;
d.erfbelasting;
e.schenkbelasting;
f.kansspelbelasting;
g.bankenbelasting.
2.
Dit besluit vindt slechts toepassing voorzover niet op
andere wijze in het voorkomen van dubbele belasting is voorzien.
Artikel 2 Vaste
inrichting
{Vaste inrichting}
1.
In dit
besluit wordt onder vaste inrichting verstaan een vaste
bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een
onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend. De plaats van
uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of
installatiewerkzaamheden vormt alleen een vaste inrichting indien de
duur ervan twaalf maanden overschrijdt.
2.
In
afwijking in zoverre van het eerste lid, wordt niet als een vaste
inrichting
beschouwd:
a.het
gebruikmaken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of
aflevering van aan de belastingplichtige toebehorende goederen of
koopwaar;
b.het
aanhouden van een voorraad van aan de belastingplichtige toebehorende
goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of
aflevering;
c.het
aanhouden van een voorraad van aan de belastingplichtige toebehorende
goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een
ander;
d.het aanhouden
van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming
goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te
winnen;
e.het
aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting uitsluitend om voor de
onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van
voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid
heeft;
f.het aanhouden
van een vaste bedrijfsinrichting uitsluitend voor een combinatie van de
in de onderdelen a tot en met e genoemde werkzaamheden, mits het totaal
van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze
combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van
hulpwerkzaamheid heeft.
{Vaste vertegenwoordiger}
3.
Indien
een persoon, niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin
van het vierde lid, voor een belastingplichtige werkzaam is, en een
machtiging bezit om namens de belastingplichtige overeenkomsten af te
sluiten en dit recht in een andere Mogendheid gewoonlijk uitoefent, heeft
die belastingplichtige voor de toepassing van dit besluit een vaste
inrichting in die andere Mogendheid met betrekking tot de werkzaamheden die
de persoon voor die belastingplichtige verricht. De vorige volzin is
niet van toepassing indien de werkzaamheden van de persoon beperkt
blijven tot werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid die, indien zij
worden uitgeoefend met behulp van een vaste bedrijfsinrichting, deze
vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet
tot een vaste inrichting zouden maken.
4.
Een
belastingplichtige heeft geen vaste inrichting in een andere Mogendheid
alleen op grond van de omstandigheid dat hij in die Mogendheid zaken doet
door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere
onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale
uitoefening van hun bedrijf
handelen.
Artikel 3 Uitbreiding begrip Mogendheid
{Uitbreiding begrip ‘Mogendheid’}
1. In dit besluit wordt onder Mogendheid mede verstaan: een
bestuurlijke eenheid.
2.
Voor de
toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen worden de
landen van het Koninkrijk der Nederlanden aangemerkt als afzonderlijke
Mogendheden.
Artikel 4 Gebied van een andere Mogendheid
{Gebied andere mogendheid}
In dit besluit wordt onder gebied van een andere Mogendheid
verstaan: het grondgebied van die Mogendheid, daaronder begrepen
het gebied buiten de territoriale zee van die Mogendheid waar
deze in overeenstemming met het internationale recht soevereine
rechten kan uitoefenen.
Artikel 5 Dividenden, interest en royalty's
In dit besluit wordt:
a.onder dividenden verstaan: voordelen uit aandelen, winstbewijzen of
andere rechten, met uitzondering van schuldvorderingen, die aanspraak geven op
een aandeel in de winst van vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of ten
dele in aandelen is verdeeld;
b.onder interest verstaan: voordelen uit overheidsleningen, obligaties
of schuldbewijzen en andere schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet
aanspraak gevende op een aandeel in de winst;
c.onder royalty's verstaan: vergoedingen van welke aard ook
voor:
1°.het gebruik van, of het recht op gebruik van, een auteursrecht op
een werk op het gebied van de wetenschap, een octrooi, een fabrieks- of
handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of
werkwijze;
2°.het gebruik van, of het recht van gebruik van, nijverheids- en
handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting;
3°.inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid,
handel of wetenschap, of
4°.het verlenen van technische diensten in een
ontwikkelingsland.
Artikel 6 Ontwikkelingsland
{Ontwikkelingsland}
1.
Voor de toepassing van dit besluit worden als ontwikkelingslanden aangewezen de Mogendheden die zijn opgenomen in de door het «Development Assistance Committee» van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling meest recent vastgestelde «List of Recipients of Official Development Assistance», met uitzondering van de daarin opgenomen hoge middeninkomenslanden. Deze aanwijzing is voor Mogendheden die in de loop van een kalenderjaar worden aangewezen, van kracht met ingang van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar van bekendmaking van genoemde lijst.
2.
In afwijking van het eerste lid worden eveneens als ontwikkelingsland aangewezen de Mogendheden die:
a.als hoge middeninkomenslanden zijn opgenomen op de lijst, bedoeld in het eerste lid; en
b.als ontwikkelingsland waren aangewezen bij dit artikel zoals dat luidde op 31 december 2016; en
c.worden aangewezen als landen waarop een door Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking krachtens artikel 3 van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken genomen besluit met het oog op het financieren van activiteiten van het midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen, van toepassing is.
De aanwijzing is voor de toepassing van dit besluit voor Mogendheden die in de loop van een kalenderjaar gaan voldoen aan de voorwaarden, genoemd in de onderdelen a, b en c, van kracht met ingang van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin aan de voorwaarden wordt voldaan.
3.
Een Mogendheid die ingevolge het eerste en tweede lid in de loop van een kalenderjaar, ten opzichte van het daaraan voorgaande kalenderjaar ingevolge het eerste of tweede lid niet meer als ontwikkelingsland is aangewezen, wordt voor de toepassing van dit besluit nog als ontwikkelingsland aangemerkt gedurende dat jaar en de daaropvolgende twee kalenderjaren.
{Aanwijzing 2017-2018}
4.
Voorts worden voor de jaren 2017 en 2018 als ontwikkelingsland aangewezen: Belize, Botswana, Costa Rica, Cuba, Dominica, de Dominicaanse Republiek, Ecuador, Fiji, Grenada, Iran, Irak, Jamaica, de Malediven, de Marshall eilanden, Namibië, de Palau-eilanden, St. Vincent and the Grenadines en Tonga.
5.
De termijn, bedoeld in het derde of vierde lid, kan met betrekking tot een Mogendheid bij regeling van Onze Minister van Financiën, na overleg met Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, worden verlengd.
Hoofdstuk 2 Inkomstenbelasting
Afdeling 1 Algemene bepaling
Artikel 7 Te conserveren inkomen
{Te conserveren inkomen}
Voor de toepassing van dit hoofdstuk blijft te conserveren
inkomen en de daarover verschuldigde belasting buiten
beschouwing.
Afdeling 2 Inkomen uit werk en woning
Paragraaf 1 Vrijstelling
Artikel 8 Vrijstelling
{Vrijstelling inkomstenbelasting}
Een binnenlandse belastingplichtige is vrijgesteld van de
inkomstenbelasting die betrekking heeft op buitenlands inkomen
uit werk en woning.
Artikel 9 Buitenlands inkomen uit werk en woning
uit een andere Mogendheid
{Buitenlands inkomen uit werk en woning}
1.
Het buitenlandse inkomen uit werk en woning uit een andere
Mogendheid bestaat uit het gezamenlijke bedrag van hetgeen
de belastingplichtige als bestanddeel van het inkomen uit
werk en woning uit die Mogendheid geniet als:
a.belastbare winst uit buitenlandse
onderneming, zijnde een
onderneming die, of het gedeelte van een onderneming
dat, wordt gedreven met behulp van een vaste
inrichting binnen
het gebied van de andere Mogendheid;
b.belastbaar loon ter zake van het binnen het gebied
van de andere Mogendheid in privaatrechtelijke
dienstbetrekking verrichten of hebben verricht van arbeid;
c.belastbaar loon ter zake van het in
publiekrechtelijke dienstbetrekking tot een binnen
het gebied van de andere Mogendheid gevestigde
publiekrechtelijke rechtspersoon verrichten of
hebben verricht van arbeid, waarbij het loon ten
laste komt van die rechtspersoon of van een door
zulk een rechtspersoon in het leven geroepen fonds;
d.opbrengsten, verminderd met de in aftrek te brengen
kosten, van onroerende zaken die binnen het gebied
van de andere Mogendheid zijn gelegen of van rechten
waaraan deze zijn onderworpen;
e.belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen
op grond van een publiekrechtelijke regeling ten
laste van een binnen het gebied van de andere
Mogendheid gevestigde publiekrechtelijke
rechtspersoon of van een door een zodanige
rechtspersoon in het leven geroepen fonds, voorzover
deze inkomensbestanddelen zijn onderworpen aan een
belasting naar het inkomen die vanwege die andere
Mogendheid wordt geheven.
{Activiteiten buitengaats gas- en olie-exploitatie}
2.
Werkzaamheden die in het kader van een onderneming worden
verricht gedurende een aaneengesloten periode van ten minste
30 dagen in, op of boven het winningsgebied van de andere
Mogendheid, vormen een buitenlandse onderneming. Het
winningsgebied van de andere Mogendheid bestaat uit de
territoriale zee van die Mogendheid alsmede het buiten de
territoriale zee gelegen deel van de zeebodem en de
ondergrond daarvan, voorzover die andere Mogendheid daar op
grond van het internationale recht rechten mag uitoefenen op
het gebied van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen.
{Zelfstandigheidsfictie}
3.
Bij het
bepalen van de winst uit een buitenlandse onderneming worden aan die
buitenlandse onderneming de voordelen toegerekend die deze geacht zou
worden te behalen – in het bijzonder bij haar handelen met
andere onderdelen van de onderneming –, indien zij een
zelfstandige en onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of
soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of
soortgelijke omstandigheden, hierbij in aanmerking nemende de door de
belastingplichtige door middel van de buitenlandse onderneming en
andere delen van de onderneming uitgeoefende functies, gebruikte activa
en gelopen risico’s.
{In het buitenland verrichte arbeid korter dan 30 dagen (onderworpenheidseis)}
4.
Het in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde loon wordt bij
arbeid die korter dan dertig dagen aaneengesloten binnen het
gebied van de andere Mogendheid is verricht, alleen
beschouwd te zijn onderworpen aan een belasting naar het
inkomen die vanwege die Mogendheid wordt geheven indien
blijkt dat ter zake hiervan aan die Mogendheid belasting is betaald.
{Uitzondering}
5.
In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel c, is,
indien het aldaar bedoelde loon wordt genoten ter zake van
het verrichten of verricht hebben van arbeid ten behoeve van
een onderneming, op dit loon het bepaalde in het eerste lid,
onderdeel b, van toepassing.
{Artiest, sporter}
6.
In afwijking in zoverre van het eerste lid behoren door een
belastingplichtige verkregen voordelen en inkomsten uit het
door de belastingplichtige of een ander als artiest of
sportbeoefenaar verrichten van persoonlijke werkzaamheden
binnen het gebied van de andere Mogendheid, niet tot het
buitenlandse inkomen uit werk en woning uit die Mogendheid.
{Geruisloze terugkeer nv/bv}
7.
Indien de belastingplichtige de onderneming van een
vennootschap waarvan hij aandelen of winstbewijzen houdt, in
het kader van de ontbinding van die vennootschap met
toepassing van artikel 14c van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969, voortzet
of mede voortzet, wordt op het tijdstip van voortzetting
mede als winst uit buitenlandse onderneming uit een
Mogendheid aangemerkt 20/45 deel van het aan het aandeel van
de belastingplichtige in de vennootschap toe te rekenen deel
van het volgens artikel 34 zoals dat luidde op 31 december 2011,
vastgestelde bedrag aan winst uit buitenlandse onderneming
uit die Mogendheid van de vennootschap na toepassing van
genoemd artikel 14c, tweede
lid.
{Internationaal zee-, luchtvaart}
8.
In
afwijking in zoverre van het eerste lid wordt tot het buitenlandse
inkomen uit werk en woning uit een andere Mogendheid niet gerekend, het
door een belastingplichtige genoten belastbare loon ter zake van een
dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een zee- of luchtvaartuig in
het internationale verkeer dat wordt geëxploiteerd door een
onderneming waarvan de werkelijke leiding is gevestigd in een andere
Mogendheid.
Artikel 9a Toedeling
ondernemersaftrek
{Toedeling ondernemersaftrek}
1.
Bij het
bepalen van de belastbare winst uit buitenlandse onderneming, bedoeld
in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, wordt de ondernemersaftrek,
bedoeld in artikel 3.74 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in
aanmerking genomen voor een bedrag dat tot de ondernemersaftrek waarop
de belastingplichtige in dat jaar recht heeft, in dezelfde verhouding
staat als de winst uit buitenlandse onderneming, voor aftrek van de
ondernemersaftrek, staat tot de winst, bedoeld in artikel 3.8 van de
Wet inkomstenbelasting 2001.
2.
Indien de
winst, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001,
positief is en de buitenlandse winst negatief, wordt deze laatste voor
de toepassing van het eerste lid op nihil gesteld.
3.
Indien de
buitenlandse winst groter is dan de winst, bedoeld in artikel 3.8 van
de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt de ondernemersaftrek bij de
bepaling van de belastbare winst uit buitenlandse onderneming in zijn
geheel in aanmerking genomen.
4.
Indien de
buitenlandse winst negatief is en de winst, bedoeld in artikel 3.8 van
de Wet inkomstenbelasting 2001, lager is dan de buitenlandse winst
wordt de ondernemersaftrek bij de bepaling van de belastbare winst uit
buitenlandse onderneming voor de helft in aanmerking
genomen.
Artikel 10 Vermindering belasting bij buitenlands
inkomen uit werk en woning
{Vrijstelling buitenlands inkomen uit werk en woning}
1.
De in artikel 8
bedoelde vrijstelling voor buitenlands inkomen uit werk en
woning wordt voor elke Mogendheid waaruit de
belastingplichtige zodanig inkomen geniet afzonderlijk
toegepast door een vermindering te verlenen op de
verschuldigde inkomstenbelasting.
2.
De in het eerste lid bedoelde vermindering is gelijk aan het
bedrag dat tot de belasting die zonder de toepassing van dit
besluit volgens de Wet inkomstenbelasting
2001 over het belastbare inkomen uit werk
en woning verschuldigd zou zijn, in dezelfde verhouding
staat als het buitenlands inkomen uit werk en woning uit een
Mogendheid staat tot het noemerinkomen.
{Maximum vrijstelling}
3.
De vermindering, dan wel, ingeval de belastingplichtige uit
meer dan een Mogendheid buitenlands inkomen uit werk en
woning geniet, het gezamenlijke bedrag van de
verminderingen, kan, met inachtneming van de verminderingen
volgens andere regelen ter voorkoming van dubbele belasting,
niet meer bedragen dan het bedrag van de belasting dat
zonder de toepassing van dit besluit volgens de
Wet inkomstenbelasting
2001 verschuldigd zou zijn over het
belastbare inkomen uit werk en woning.
4.
Onder de belasting die zonder de toepassing van dit besluit
volgens de Wet inkomstenbelasting
2001 verschuldigd zou zijn over het
belastbare inkomen uit werk en woning wordt verstaan: de
over het kalenderjaar berekende belasting op het belastbare
inkomen uit werk en woning, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, aanhef
en onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
{Noemerinkomen}
5. Onder
noemerinkomen wordt verstaan: het inkomen uit werk en woning verminderd
met de – met overeenkomstige toepassing van afdeling
3.13, van de Wet inkomstenbelasting 2001 – te verrekenen
negatieve bedragen aan noemerinkomen uit andere
jaren.
{Persoonsgebonden aftrek}
6. In afwijking
van het vijfde lid wordt het noemerinkomen per Mogendheid vermeerderd
met de op het inkomen uit werk en woning in het jaar in mindering
gebrachte uitgaven voor inkomensvoorzieningen en persoonsgebonden
aftrek voorzover deze bij de belastingheffing in die Mogendheid in
aanmerking zijn genomen.
7. In
afwijking van het vijfde lid, wordt, indien het inkomen van een
belastingplichtige hoofdzakelijk uit een Mogendheid afkomstig is en die
Mogendheid bij de belastingheffing van het inkomen de persoonlijke- en
gezinssituatie van de belastingplichtige volledig in aanmerking neemt,
of op grond van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie
gehouden is deze volledig in aanmerking te nemen, het noemerinkomen,
ook voor de bepaling van de vermindering wegens buitenlands inkomen uit
andere Mogendheden, vermeerderd met de op het inkomen uit werk en
woning in het jaar in mindering gebrachte uitgaven voor
inkomensvoorzieningen en persoonsgebonden aftrek. De vorige volzin is
van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een Mogendheid, niet
zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die als zij een zodanige
lidstaat zou zijn, gehouden zou zijn om op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de persoonlijke- en
gezinssituatie volledig in aanmerking te
nemen.
Artikel 11 Doorschuifregeling
{Doorschuifregeling}
1.
Een bedrag aan in
een jaar vrij te stellen buitenlands inkomen uit werk en woning
– per Mogendheid berekend met inachtneming van de
verrekening volgens artikel 12 – dat door de toepassing
van artikel 10, derde lid, niet leidt tot een vermindering van
belasting over dat jaar, wordt overgebracht naar het volgend
jaar. Deze overbrenging vindt alleen plaats
indien het naar het volgend jaar over te brengen buitenlands
inkomen uit werk en woning door de inspecteur is vastgesteld
bij voor bezwaar vatbare beschikking.
2.
In het jaar waarnaar de overbrenging plaatsvindt, wordt voor
de berekening van de vermindering van artikel 10 het
buitenlands inkomen uit werk en woning verhoogd met het over
te brengen bedrag aan buitenlands inkomen uit werk en
woning. Het noemerinkomen wordt niet verhoogd.
3.
Vervallen.
4.
Indien een binnenlandse belastingplichtige beloningen
geniet als bedoeld in een compensatieregeling voor grensarbeiders in een andere
regeling ter voorkoming van dubbele belasting, zijn het eerste en tweede lid
niet van toepassing.
5.
Bij ministeriële regeling kan onder daarbij te stellen
voorwaarden worden bepaald dat het vierde lid geheel of gedeeltelijk niet van
toepassing is.
Artikel 12 Inhaalregeling
{Inhaalregeling}
Indien het buitenlands inkomen uit werk en woning uit een
Mogendheid – berekend met inachtneming van de overbrenging per
Mogendheid volgens artikel 11 –
negatief is, wordt het voor de toepassing van de vermindering
van artikel 10
aangemerkt als negatief bestanddeel van het buitenlandse inkomen
uit werk en woning van het volgend jaar uit die Mogendheid. De
inspecteur stelt het naar het volgend jaar over te brengen
negatieve buitenlands inkomen uit werk en woning vast bij voor
bezwaar vatbare beschikking.
Paragraaf 2 Verrekening
Artikel 13 Verrekening buitenlandse belasting bij
sporters en artiesten
{Verrekening buitenlandse belasting bij sporters en artiesten}
1.
Aan een binnenlandse belastingplichtige wordt, ter
verrekening van vanwege een andere Mogendheid
geheven belasting naar het inkomen, een vermindering van inkomstenbelasting verleend
voor in het inkomen uit werk en woning begrepen voordelen en
inkomsten uit het door de belastingplichtige of een ander
als artiest of sportbeoefenaar verrichten van persoonlijke
werkzaamheden binnen het gebied van
die andere Mogendheid.
{Bedrag vermindering uit lid 1}
2.
Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is
het laagste van de volgende bedragen:
a.het bedrag van de in het desbetreffende jaar vanwege
andere Mogendheden geheven belasting;
b.het bedrag dat tot de belasting die in het
desbetreffende jaar zonder de toepassing van dit
besluit volgens de Wet inkomstenbelasting
2001 over het belastbare inkomen
uit werk en woning verschuldigd zou zijn, in
dezelfde verhouding staat als het bedrag van de in
dat jaar volgens het eerste lid in aanmerking te
nemen voordelen en inkomsten, verminderd met de
daarmee verband houdende kosten, staat tot het noemerinkomen.
3.
Artikel 10, vierde, vijfde en zevende
lid, is van overeenkomstige toepassing.
{Maximale vermindering}
4.
De vermindering volgens dit artikel bedraagt, met
inachtneming van de verminderingen volgens andere regelen
ter voorkoming van dubbele belasting en volgens
artikel 10, ten
hoogste het bedrag aan berekende belasting over het belastbare inkomen uit werk en
woning.
Artikel 13a Verrekening buitenlandse
belasting bij bemanningsleden van zee- of luchtvaartuigen in het
internationale verkeer
{Bemanningsleden}
1.
Aan een
binnenlandse belastingplichtige wordt, ter verrekening van vanwege een
andere Mogendheid geheven belasting naar het inkomen, een vermindering
van inkomstenbelasting verleend voor het in het inkomen uit werk en
woning begrepen belastbare loon ter zake van een dienstbetrekking
uitgeoefend aan boord van een zee- of luchtvaartuig in het
internationale verkeer dat wordt geëxploiteerd door een
onderneming waarvan de werkelijke leiding is gevestigd in een andere
Mogendheid.
2.
Het
bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is het laagste
van de volgende
bedragen:
a.het
bedrag van de in het desbetreffende jaar vanwege de andere Mogendheid
geheven
belasting;
b.het
bedrag dat tot de belasting die in het desbetreffende jaar zonder de
toepassing van dit besluit volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 over
het belastbare inkomen uit werk en woning verschuldigd zou zijn, in
dezelfde verhouding staat als het bedrag van de in dat jaar volgens het
eerste lid in aanmerking te nemen loon, staat tot het
noemerinkomen.
3.
Artikel
10, vierde, vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige
toepassing.
4.
De
vermindering volgens dit artikel bedraagt, met inachtneming van de
verminderingen volgens andere regelen ter voorkoming van dubbele
belasting en volgens artikel 10, ten hoogste het bedrag aan berekende
belasting over het belastbare inkomen uit werk en
woning.
Artikel 14 Voortwenteling niet verrekende
belasting artiesten en sporters
{Voortwenteling niet verrekende belasting van art. 13}
1. Het bedrag van de in een jaar vanwege andere Mogendheden geheven
belasting, bedoeld in artikel 13, dat door
de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, of het vierde lid van dat artikel, niet leidt tot een vermindering van
inkomstenbelasting over dat jaar, wordt aangemerkt als vanwege
andere Mogendheden geheven belasting van het daaropvolgende
jaar. Deze voortwenteling vindt alleen plaats indien het naar
het volgend jaar over te brengen bedrag door de inspecteur is
vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.
2.
Indien een binnenlandse belastingplichtige beloningen
geniet als bedoeld in een compensatieregeling voor grensarbeiders in een andere
regeling ter voorkoming van dubbele belasting, is het eerste lid niet van
toepassing.
3.
Bij ministeriële regeling kan onder daarbij te stellen
voorwaarden worden bepaald dat het tweede lid geheel of gedeeltelijk niet van
toepassing is.
Artikel 14a Voortwenteling niet
verrekende belasting bij bemanningsleden van zee- of luchtvaartuigen in
het internationale verkeer
{Voortwenteling bij bemanningsleden}
1.
Het
bedrag van de in een jaar vanwege andere Mogendheden
geheven belasting, bedoeld in artikel 13a, dat door de
toepassing van het tweede lid, onderdeel b, of het vierde lid van dat
artikel, niet leidt tot een vermindering van inkomstenbelasting over
dat jaar, wordt aangemerkt als vanwege andere Mogendheden geheven
belasting van het daaropvolgende jaar. Deze voortwenteling vindt alleen
plaats indien het naar het volgend jaar over te brengen bedrag door de
inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare
beschikking.
2.
Artikel
14, tweede en derde lid, is van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 15 Verrekening buitenlandse belasting op
dividenden, interest en royalty's
{Vermindering inkomstenbelasting}
1.
Aan een binnenlandse belastingplichtige wordt, ter
verrekening van vanwege een andere Mogendheid geheven
belasting, een vermindering van inkomstenbelasting verleend
voor in het inkomen uit werk en woning, maar niet in enig in
artikel 9
bedoeld buitenlands inkomen uit werk en woning, begrepen
dividenden, interest en royalty's, indien:
a.de vennootschap die de dividenden uitdeelt of de
schuldenaar van de rente en royalty's in een
ontwikkelingsland is gevestigd of woont, en
b.de dividenden, interest en royalty's zijn
onderworpen aan een belasting naar het inkomen die
vanwege dat ontwikkelingsland, al dan niet aan de bron, wordt geheven.
{Bedrag van vermindering uit lid 1}
2.
Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is
het laagste van de volgende bedragen:
a.het bedrag van de in het desbetreffende jaar vanwege
andere Mogendheden geheven belasting;
b.het bedrag dat tot de belasting die in het
desbetreffende jaar zonder de toepassing van dit
besluit volgens de Wet inkomstenbelasting
2001 over het belastbare inkomen
uit werk en woning verschuldigd zou zijn, in
dezelfde verhouding staat als het bedrag van de in
dat jaar volgens het eerste lid in aanmerking te
nemen dividenden, interest en royalty's staat
tot het noemerinkomen.
{Dividend uit andere mogendheid}
3.
Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, wordt de
belasting die vanwege andere Mogendheden is geheven over
dividenden tot geen hoger bedrag in aanmerking genomen dan
tot 15% van die dividenden.
4.
Bij
de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, worden dividenden,
interest en royalty’s verminderd met de daarmee verband houdende
kosten.
5.
Artikel 10, vierde, vijfde en zevende
lid, is van overeenkomstige toepassing.
{Maximum vermindering}
6.
De vermindering volgens dit artikel bedraagt, met
inachtneming van de verminderingen volgens andere regelen
ter voorkoming van dubbele belasting en volgens
de
artikelen 10, 13 en 13a, ten hoogste het
bedrag aan berekende belasting over het belastbare
inkomen uit werk en woning.
Artikel 16 Uiteindelijk gerechtigde
{Uiteindelijke gerechtigde}
1.
Bij de toepassing van artikel 15 wordt
geen vermindering verleend indien de belastingplichtige niet
de uiteindelijk gerechtigde is tot de dividenden, interest
of royalty's waarop door een andere Mogendheid
belasting is geheven. Niet als uiteindelijk gerechtigde
wordt beschouwd de belastingplichtige die in samenhang met
de ontvangen opbrengst een tegenprestatie heeft verricht als
onderdeel van een samenstel van transacties waarbij
aannemelijk is dat:
a.de opbrengst geheel of gedeeltelijk direct of
indirect ten goede is gekomen aan een natuurlijk
persoon of rechtspersoon die in mindere mate
gerechtigd is tot vermindering van Nederlandse
belasting dan de belastingplichtige die de
tegenprestatie heeft verricht; en
b.deze natuurlijke persoon of rechtspersoon een
positie in rechten waaruit de opbrengst is genoten
op directe of indirecte wijze behoudt of verkrijgt
die vergelijkbaar is met zijn positie in
soortgelijke rechten voorafgaand aan het moment
waarop het samenstel van transacties een aanvang
heeft genomen.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid:
a.kan van een samenstel van transacties eveneens
sprake zijn ingeval transacties zijn aangegaan op
een gereglementeerde effectenbeurs of markt;
b.wordt met een samenstel van transacties
gelijkgesteld een transactie die betrekking heeft op
de enkele verwerving van een of meer
dividendbewijzen of rentetermijnen, of op de
vestiging van kortlopende genotsrechten op rechten.
Artikel 17 Voortwenteling niet verrekende
belasting dividenden, interest en royalty's
{Voortwenteling belasting van art. 15}
Het bedrag van de in een jaar vanwege andere Mogendheden geheven
belasting, bedoeld in artikel 15, dat door
de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, of het vijfde
lid, van dat artikel niet leidt tot een vermindering van
inkomstenbelasting over dat jaar, wordt aangemerkt als vanwege
andere Mogendheden geheven belasting van het daaropvolgende
jaar. Deze voortwenteling vindt alleen plaats indien het naar
het volgend jaar over te brengen bedrag door de inspecteur is
vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 18 Kostenaftrek
{Kostenaftrek}
Op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige blijft
artikel 15 buiten
toepassing voor de in een jaar genoten dividenden, interest en
royalty's, bedoeld in dat artikel en voor de daarover
vanwege ontwikkelingslanden geheven belasting.
Afdeling 3 Inkomen uit aanmerkelijk belang
Artikel 19 Verrekening buitenlandse belasting op dividenden
{Verrekening buitenlandse belasting op dividenden}
1.
Aan een binnenlandse belastingplichtige wordt, ter
verrekening van vanwege een andere Mogendheid geheven
belasting, een vermindering van inkomstenbelasting verleend
voor in het inkomen uit aanmerkelijk belang begrepen
dividenden, indien:
a.de vennootschap die de dividenden uitdeelt in een
ontwikkelingsland is gevestigd, en
b.de dividenden zijn onderworpen aan een belasting
naar het inkomen die vanwege dat ontwikkelingsland, al dan
niet aan de bron, wordt geheven.
{Bedrag van vermindering uit lid 1}
2.
Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is
het laagste van de volgende bedragen:
a.het bedrag van de in het desbetreffende jaar vanwege
andere Mogendheden geheven belasting;
b.het bedrag dat tot de belasting die in het
desbetreffende jaar zonder de toepassing van dit
besluit volgens de Wet inkomstenbelasting
2001 over het belastbare inkomen
uit aanmerkelijk belang verschuldigd zou zijn, in
dezelfde verhouding staat als het bedrag van de in
dat jaar volgens het eerste lid in aanmerking te
nemen dividenden staat tot het noemerinkomen.
3.
Artikel 15, derde en vierde
lid, en artikel 16
vinden overeenkomstige toepassing.
4.
Onder de belasting die zonder de toepassing van dit besluit
volgens de Wet inkomstenbelasting
2001 verschuldigd zou zijn over het
belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang wordt verstaan:
de over het kalenderjaar berekende belasting op het
belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang, bedoeld in
artikel 2.7, eerste lid, aanhef
en onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
{Noemerinkomen}
5. Onder
noemerinkomen wordt verstaan: het belastbare inkomen uit aanmerkelijk
belang.
6. In afwijking
van het vijfde lid, wordt, indien het inkomen van een
belastingplichtige hoofdzakelijk uit een Mogendheid afkomstig is en die
Mogendheid bij de belastingheffing van het inkomen de persoonlijke- en
gezinssituatie van de belastingplichtige volledig in aanmerking neemt,
of op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie
gehouden is de persoonlijke- en gezinssituatie volledig in aanmerking
te nemen, het noemerinkomen vermeerderd met de op het inkomen uit
aanmerkelijk belang in het jaar in mindering gebrachte persoonsgebonden
aftrek. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing met
betrekking tot een Mogendheid, niet zijnde een lidstaat van de Europese
Unie, die als zij een zodanige lidstaat zou zijn, gehouden zou zijn om
op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de
persoonlijke- en gezinssituatie volledig in aanmerking te
nemen.
Artikel 20 Voortwenteling niet verrekende belasting
{Voortwenteling belasting van art. 19}
Het bedrag van de in een jaar vanwege andere Mogendheden geheven
belasting, bedoeld in artikel 19,
dat door de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, van dat
artikel niet leidt tot
een vermindering van inkomstenbelasting over dat jaar, wordt
aangemerkt als vanwege andere Mogendheden geheven belasting van
het daaropvolgende jaar. Deze voortwenteling vindt alleen plaats
indien het naar het volgend jaar over te brengen bedrag door de
inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 21 Kostenaftrek
{Schriftelijk verzoek}
Op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige blijft
artikel 19 buiten
toepassing voor de in een jaar genoten dividenden als bedoeld in
dat artikel en voor de daarover vanwege ontwikkelingslanden
geheven belasting.
Artikel 21a
Vervallen
Afdeling 4 Inkomen uit sparen en beleggen
Paragraaf 1 Vrijstelling
Artikel 22 Vrijstelling
{Vrijstelling inkomstenbelasting bij sparen en beleggen}
Een binnenlandse belastingplichtige is vrijgesteld van de
inkomstenbelasting die betrekking heeft op buitenlands voordeel
uit sparen en beleggen.
Artikel 23 Buitenlands voordeel uit sparen en beleggen
{Buitenlands voordeel uit sparen en beleggen}
1.
Het buitenlandse voordeel uit sparen en beleggen bestaat uit
het gezamenlijke bedrag van hetgeen de belastingplichtige als
bestanddeel van het voordeel uit sparen en beleggen geniet
als voordeel uit de rendementsgrondslag in het buitenland.
{Bezittingen}
2.
De rendementsgrondslag in het buitenland is de waarde aan het begin
van het kalenderjaar (peildatum) van de bezittingen in het buitenland
verminderd met de waarde op de peildatum van de schulden in verband met
die bezittingen. Bezittingen in
het buitenland zijn:
a.binnen het gebied van een andere Mogendheid gelegen
onroerende zaken;
b.rechten die direct of indirect betrekking hebben op
binnen het gebied van een andere Mogendheid gelegen
onroerende zaken, en
c.rechten op aandelen in de winst van een onderneming
waarvan de leiding binnen het gebied van een andere
Mogendheid is gelegen, voorzover zij niet voortkomen
uit effectenbezit of dienstbetrekking.
3.
Bezittingen als bedoeld in het tweede lid behoren alleen tot
de rendementsgrondslag in het buitenland voorzover de
daaruit genoten opbrengsten zijn onderworpen aan een
belasting naar het inkomen die vanwege de andere Mogendheid
waarin de bezittingen zijn gelegen, wordt geheven.
4.
Indien
de in het tweede lid genoemde bezittingen en schulden niet het gehele
jaar tot de rendementsgrondslag van de belastingplichtige behoren,
wordt de naar tijdsgelang herleide waarde op de peildatum hiervan voor
de vaststelling van de rendementsgrondslag in het buitenland in
aanmerking genomen, waarbij gedeelten van kalendermaanden als volle
maand worden beschouwd. Behoort de bezitting of de schuld op de
peildatum niet tot de rendementsgrondslag, dan wordt voor de toepassing
van de eerste volzin uitgegaan van de waarde op het tijdstip waarop de bezitting of de schuld tot de rendementsgrondslag gaat
behoren.
Artikel 24 Vermindering belasting bij buitenlands
voordeel uit sparen en beleggen
{Toepassing vrijstelling uit art. 22}
1.
De in artikel 22
bedoelde vrijstelling voor
buitenlands voordeel uit sparen en beleggen wordt toegepast
door een vermindering te verlenen op de verschuldigde inkomstenbelasting.
{Berekening vermindering}
2.
De in het eerste lid bedoelde vermindering is gelijk aan het
bedrag dat tot de belasting die zonder de toepassing van dit
besluit volgens de Wet inkomstenbelasting
2001 over het belastbare inkomen uit sparen
en beleggen verschuldigd zou zijn, in dezelfde verhouding
staat als het forfaitaire rendement van de rendementsgrondslag
in het buitenland staat tot het noemerinkomen. De vermindering kan, met inachtneming van de
verminderingen volgens andere regelen ter voorkoming van
dubbele belasting, niet meer bedragen dan de belasting die
zonder de toepassing van dit besluit volgens de
Wet inkomstenbelasting
2001 over het belastbare inkomen uit sparen
en beleggen verschuldigd zou zijn.
{Rendementsgrondslag}
3.
Indien de belastingplichtige niet het gehele jaar
binnenlands belastingplichtige is, wordt voor de in het tweede lid
bedoelde vermindering het naar tijdsgelang herleide forfaitaire
rendement, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001,
van de
rendementsgrondslag in het buitenland
over de periode dat hij in Nederland woonde in aanmerking
genomen. Gedeelten van
kalendermaanden worden hierbij verwaarloosd. Als noemerinkomen geldt de
som van het naar tijdsgelang herleide noemerinkomen over de periode dat
de belastingplichtige in Nederland woonde en het naar tijdsgelang
herleide belastbare inkomen uit sparen en beleggen in Nederland over de
periode dat hij niet in Nederland woonde.
4.
Onder de belasting die zonder de toepassing van dit besluit
volgens de Wet inkomstenbelasting
2001 verschuldigd zou zijn over het
belastbare inkomen uit sparen en beleggen wordt verstaan: de
over het kalenderjaar berekende belasting op het belastbare
inkomen uit sparen en beleggen, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, aanhef
en onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
{Forfaitair rendement en Noemerinkomen}
5.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a.het forfaitaire rendement van de rendementsgrondslag in het buitenland: het bedrag dat tot het forfaitaire rendement, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, berekend over de grondslag sparen en beleggen, in dezelfde verhouding staat als de rendementsgrondslag in het buitenland staat tot de grondslag sparen en beleggen;
b.het noemerinkomen: het belastbare inkomen uit sparen en beleggen.
6. In afwijking van het vijfde
lid, wordt, indien het inkomen van een belastingplichtige
hoofdzakelijk uit een Mogendheid afkomstig is en die Mogendheid bij de
belastingheffing van het inkomen de persoonlijke- en gezinssituatie van
de belastingplichtige volledig in aanmerking neemt, of op grond van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese
Unie gehouden is de
persoonlijke- en gezinssituatie volledig in aanmerking te nemen, het
noemerinkomen vermeerderd met de op het belastbaar inkomen uit sparen
en beleggen in het jaar in mindering gebrachte persoonsgebonden aftrek. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing met
betrekking tot een Mogendheid, niet zijnde een lidstaat van de Europese
Unie, die als zij een zodanige lidstaat zou zijn, gehouden zou zijn om
op grond van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese
Unie de
persoonlijke- en gezinssituatie volledig in aanmerking te
nemen.
Artikel 24a Doorschuifregeling
{Doorschuifregeling}
1.
Een
bedrag aan in een jaar vrij te stellen buitenlands voordeel uit sparen
en beleggen dat als gevolg van het in aanmerking nemen van de
persoonsgebonden aftrek en de toepassing van artikel 24, tweede lid,
tweede volzin, niet leidt tot een vermindering van belasting over dat
jaar, wordt overgebracht naar het volgend jaar. Deze overbrenging
bedraagt niet meer dan het bedrag van de persoonsgebonden aftrek
waarmee het voordeel uit sparen en beleggen is verminderd. De
overbrenging vindt alleen plaats indien het naar het volgend jaar over
te brengen buitenlands voordeel uit sparen en beleggen door de
inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare
beschikking.
2.
In
het jaar waarnaar de overbrenging plaatsvindt, wordt voor de berekening
van de vermindering van artikel 24 het buitenlands voordeel uit sparen
en beleggen verhoogd met het over te brengen bedrag aan buitenlands
voordeel uit sparen en beleggen. Het noemerinkomen wordt niet
verhoogd.
Artikel 24b
Vervallen
Paragraaf 2 Verrekening
Artikel 25 Verrekening buitenlandse belasting op
dividenden, interest en royalty's
{Verrekening buitenlandse belasting op dividenden, interest en royalty’s}
1.
Aan een binnenlandse belastingplichtige wordt, ter
verrekening van vanwege een andere Mogendheid geheven
belasting, een vermindering van inkomstenbelasting verleend
in verband met ontvangen dividenden, interest en
royalty's indien:
a.de rechten waaruit de opbrengst is genoten behoren
tot de bezittingen als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet
inkomstenbelasting 2001;
b.de vennootschap die de dividenden uitdeelt of de
schuldenaar van de rente en royalty's in een
ontwikkelingsland is gevestigd of woont, en
c.de dividenden, interest en royalty's zijn
onderworpen aan een belasting naar het inkomen die
vanwege dat ontwikkelingsland, al dan niet aan de bron, wordt geheven.
{Berekening vermindering}
2.
Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is
gelijk aan het bedrag van de in het desbetreffende jaar
vanwege andere Mogendheden geheven belasting. De belasting
die vanwege andere Mogendheden is geheven over dividenden,
interest en royalty's wordt tot geen hoger bedrag in
aanmerking genomen dan tot 15% van de desbetreffende
dividenden, interest en royalty's.
3.
Artikel 16 is
van overeenkomstige toepassing.
4.
De vermindering volgens dit artikel bedraagt, met
inachtneming van de verminderingen volgens andere regelen
ter voorkoming van dubbele belasting en volgens
artikel 24, ten
hoogste het bedrag aan berekende belasting op het belastbaar
inkomen uit sparen en beleggen.
Artikel 25a Voortwenteling niet verrekende belasting
{Voortwenteling}
Het bedrag van de in een jaar vanwege andere Mogendheden geheven
belasting, bedoeld in artikel 25, dat door
de toepassing van het vierde lid van dat artikel niet leidt tot
een vermindering van inkomstenbelasting over dat jaar, wordt
aangemerkt als vanwege andere Mogendheden geheven belasting van
het daaropvolgende jaar. Deze voortwenteling vindt alleen plaats
indien het naar het volgend jaar over te brengen bedrag door de
inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Afdeling 4a Afgezonderd particulier vermogen
Artikel 25b Verrekening buitenlandse belasting in geval van afgezonderd particulier vermogen
{Verrekening buitenlandse belasting bij APV}
1.
Aan een binnenlandse belastingplichtige wordt, ter verrekening van vanwege een andere Mogendheid geheven belasting, een vermindering van inkomstenbelasting verleend voor in het inkomen uit werk en woning, het inkomen uit aanmerkelijk belang of het voordeel uit sparen en beleggen begrepen inkomsten die bij deze belastingplichtige opkomen als gevolg van de toerekening op grond van artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de bezittingen en schulden alsmede opbrengsten en uitgaven van een afgezonderd particulier vermogen, voor zover deze bezittingen en schulden alsmede opbrengsten en uitgaven zijn onderworpen aan een belasting naar het inkomen of de winst die vanwege de Mogendheid waarin het afgezonderd particulier vermogen is gevestigd wordt geheven.
2.
Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is het laagste van de volgende bedragen:
a.het bedrag van de in het desbetreffende jaar vanwege andere Mogendheden geheven belasting als bedoeld in het eerste lid over de aan de belastingplichtige toegerekende bezittingen en schulden alsmede opbrengsten en uitgaven; en
b.het bedrag van de in het desbetreffende jaar, zonder de toepassing van dit besluit, volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 verschuldigde inkomstenbelasting dat betrekking heeft op de inkomsten, bedoeld in het eerste lid, die bij de belastingplichtige opkomen, waarbij dit bedrag wordt verminderd met de verminderingen van de verschuldigde inkomstenbelasting die voor die inkomsten worden verleend op grond van de aan dit artikel voorafgaande artikelen of andere regelingen ter voorkoming van dubbele belasting.
3.
Het bedrag van de in het desbetreffende jaar volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 verschuldigde inkomstenbelasting dat betrekking heeft op de inkomsten, bedoeld in het eerste lid, die bij de belastingplichtige opkomen, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, gesteld op de som van de volgende bedragen:
a.het bedrag dat tot de belasting die in het desbetreffende jaar over het belastbare inkomen uit werk en woning verschuldigd is, in dezelfde verhouding staat als het in het inkomen uit werk en woning begrepen inkomen dat in dat jaar bij de belastingplichtige opkomt op grond van artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 staat tot het noemerinkomen, bedoeld in artikel 10, vijfde en zevende lid;
b.het bedrag dat tot de belasting die in het desbetreffende jaar over het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang verschuldigd is, in dezelfde verhouding staat als het in het inkomen uit aanmerkelijk belang begrepen inkomen dat in dat jaar bij de belastingplichtige opkomt op grond van artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 staat tot het noemerinkomen, bedoeld in artikel 19, vijfde en zesde lid;
c.het bedrag dat tot de belasting die in het desbetreffende jaar over het belastbare inkomen uit sparen en beleggen verschuldigd is, in dezelfde verhouding staat als het in het voordeel uit sparen en beleggen begrepen inkomen dat in dat jaar bij de belastingplichtige opkomt op grond van artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 staat tot het noemerinkomen, bedoeld in artikel 24, vijfde en zesde lid.
4.
De vermindering volgens dit artikel bedraagt, met inachtneming van de verminderingen volgens de aan dit artikel voorafgaande artikelen en volgens andere regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, ten hoogste het bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting over het belastbare inkomen uit werk en woning, het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen.
Artikel 25ba Voortwenteling niet verrekende belasting in geval van afgezonderd particulier vermogen
{Vooruitwenteling}
Het bedrag van de in een jaar vanwege een andere Mogendheid geheven belasting, bedoeld in artikel 25b, dat door toepassing van het tweede lid, onderdeel b, of het vierde lid van dat artikel niet leidt tot een vermindering van inkomstenbelasting over dat jaar, wordt aangemerkt als vanwege die andere Mogendheid geheven belasting van het daaropvolgende jaar. Deze voortwenteling vindt alleen plaats indien het naar het volgend jaar over te brengen bedrag door de inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Afdeling 5 Formele en overige bepalingen
Artikel 26 Beschikkingen doorschuifregeling
{Beschikking doorschuifregeling}
1.
De inspecteur stelt het bedrag van het volgens
artikel 11 naar
een volgend jaar over te brengen buitenlands inkomen uit
werk en woning per Mogendheid
en het bedrag van het volgens artikel 24a naar een volgend jaar over te
brengen buitenlands voordeel uit sparen en beleggen vast bij voor
bezwaar vatbare beschikking. Deze vaststelling gebeurt gelijktijdig met het
vaststellen van de aanslag over dat jaar. Het bedrag van het naar het
volgend jaar over te brengen buitenlands inkomen uit werk en woning en
het bedrag van het naar het volgend jaar over te brengen buitenlands
voordeel uit sparen en beleggen worden op het aanslagbiljet
afzonderlijk vermeld.
2.
Rechtsmiddelen tegen een beschikking als bedoeld in het
eerste lid kunnen uitsluitend betrekking hebben op:
a.de
grootte van het over te brengen bedrag aan buitenlands inkomen uit werk
en woning en van het over te brengen bedrag aan buitenlands voordeel
uit sparen en beleggen, voorzover niet eerder vastgesteld,
en
b.de toepassing van artikel 28a.
{Herziening}
3.
Het bedrag aan buitenlands inkomen uit werk en woning
dat volgens artikel 11, eerste lid, naar het volgend jaar wordt
overgebracht en het bedrag aan buitenlands voordeel uit sparen en
beleggen dat volgens artikel 24a, eerste lid, naar het volgend jaar
wordt overgebracht, kunnen worden herzien of alsnog worden
vastgesteld, indien:
a.een aanslag wordt verminderd wegens de verrekening
van verliezen uit andere jaren;
b.de inspecteur een navorderingsaanslag vaststelt;
c.de inspecteur een beschikking herziet waarin het
bedrag van een verlies wordt vastgesteld;
d.enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het
bedrag van het over te brengen buitenlands inkomen
uit werk en woning te hoog is vastgesteld, waarbij
de herziening alleen kan plaatsvinden voor in de
beschikking opgenomen buitenlands inkomen uit werk
en woning dat is genoten in een van de twaalf
voorafgaande jaren;
e.enig
feit grond oplevert voor het vermoeden dat het bedrag van het over te
brengen buitenlands voordeel uit sparen en beleggen te hoog is
vastgesteld, waarbij de herziening alleen kan plaatsvinden voor in de
beschikking opgenomen buitenlands voordeel uit sparen en beleggen dat
is genoten in een van de twaalf voorafgaande
jaren.
4.
In afwijking in zoverre van artikel 11, eerste lid, tweede volzin, onderscheidenlijk artikel 24a, eerste lid, derde volzin, wordt, indien het derde lid
toepassing vindt, het herziene of het alsnog vastgestelde
bedrag aan buitenlands
inkomen uit werk en woning, onderscheidenlijk het herziene of het
alsnog vastgestelde bedrag aan buitenlands voordeel uit
sparen en beleggen dat naar
het volgend jaar wordt overgebracht, in het volgend jaar in
aanmerking genomen zonder dat dit bedrag vooraf door de
inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking is
vastgesteld. De vorige volzin vindt overeenkomstige
toepassing voorzover de herziening gevolgen heeft voor
bedragen die worden overgebracht naar jaren waarvoor al een
aanslag is vastgesteld.
Artikel 27 Beschikkingen inhaalregeling
{Beschikking inhaalregeling}
1.
De inspecteur stelt het bedrag van het volgens
artikel 12 naar
een volgend jaar over te brengen negatieve buitenlands
inkomen uit werk en woning per Mogendheid vast bij voor
bezwaar vatbare beschikking.
2.
Artikel 26, eerste lid, tweede en
derde volzin, tweede lid, derde lid en vierde
lid is van overeenkomstige toepassing.
3.
Indien het negatieve buitenlands inkomen uit werk en woning
niet bij voor bezwaar vatbare beschikking is vastgesteld,
wordt het bedrag in het volgende jaar toch in aanmerking
genomen als negatief bestanddeel van het buitenlands inkomen
uit werk en woning. Het bedrag wordt niet meer in aanmerking
genomen indien de termijn waarbinnen de inspecteur bevoegd
is om een aanslag vast te stellen over het eerste jaar
waarin een lager naar het volgend jaar over te brengen
bedrag aan negatief buitenlands inkomen uit werk en woning
bij voor bezwaar vatbare beschikking had moeten worden
vastgesteld, met meer dan twee jaar is overschreden.
Artikel 28 Beschikkingen verrekening
{Beschikking verrekening}
1.
De inspecteur stelt de volgens de artikelen 14,
14a, 17, 20 en 25a over te brengen
bedragen aan vanwege andere Mogendheden geheven belasting
per artikel vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.
2.
Artikel 26, eerste lid, tweede en
derde volzin, tweede lid, derde lid en vierde
lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 28a Volgorde
van in aanmerking nemen verminderingen
{Volgorde verminderingen}
Indien een belastingplichtige op grond van enige
bepaling in dit besluit in aanmerking komt voor een vermindering in
verband met uit meer dan een Mogendheid genoten buitenlands inkomen of
vanwege meer dan een Mogendheid geheven belasting en het gezamenlijke
bedrag van de verminderingen ingevolge enig artikel in dit besluit is
beperkt tot het bedrag van de inkomstenbelasting dat zonder toepassing
van dit besluit verschuldigd zou zijn, worden deze verminderingen in
aanmerking genomen met inachtneming van het volgende. Verminderingen
die voortvloeien uit een andere regeling ter voorkoming van dubbele
belasting gaan voor op de verminderingen die uitsluitend voortvloeien
uit dit besluit. Vervolgens worden de verminderingen in aanmerking
genomen in de volgorde die blijkt uit de overige bepalingen van dit
besluit. Ten slotte worden de verminderingen in aanmerking genomen in
volgorde van toenemende grootte.
Ingeval de
verminderingen even groot zijn, wordt van elk een evenredig gedeelte in
aanmerking genomen.
Artikel 29 Emigratie en terugkeer
{Emigratie}
Ingeval de belastingplichtige in een jaar anders dan door
overlijden ophoudt binnenlands belastingplichtige te zijn, en
binnen een termijn van acht jaren na afloop van dit jaar wederom
binnenlands belastingplichtige wordt, worden de over het jaar
voorafgaande aan het jaar waarin de binnenlandse belastingplicht
is geëindigd volgens de artikelen 26,
27 en 28 vastgestelde bedragen
aan over te brengen buitenlands inkomen uit werk en woning,
negatief buitenlands inkomen uit werk en woning en vanwege
andere Mogendheden geheven belasting, aangemerkt als bedragen
die in het jaar voorafgaande aan het opnieuw binnenlands
belastingplichtig worden, zijn vastgesteld.
Hoofdstuk III Loonbelasting
Artikel 30 Vrijstelling van loonbelasting
{Vrijstelling loonbelasting}
Een in Nederland wonende werknemer is vrijgesteld van de
loonbelasting die betrekking heeft op door hem genoten loon
waarop artikel 9, eerste lid, onderdeel
b, van toepassing is, en dat is onderworpen aan
een belasting naar het inkomen die vanwege de andere Mogendheid
als in dat artikel bedoeld wordt geheven.
Hoofdstuk IV Vennootschapsbelasting
Afdeling 1 Vrijstelling
Artikel 31
Vervallen
Artikel 32
Vervallen
Artikel 33
Vervallen
Artikel 34 Overgangsregeling
nog vrij te stellen buitenlandse winsten
{Doorschuifregeling}
Op een volgens artikel 34, zoals dat luidde op 31
december 2011, naar een jaar dat aanvangt op of na 1 januari 2012 over
te brengen bedrag aan vrij te stellen buitenlandse winst uit een Mogendheid,
blijven de regels van dit besluit, zoals die luidden op 31 december
2011, van toepassing. Het naar een later jaar over te brengen bedrag
aan buitenlandse winst wordt hierbij, in afwijking van artikel 34,
eerste lid, zoals dat luidde op 31 december 2011, niet verminderd
met negatieve buitenlandse winst uit die Mogendheid over een boekjaar dat
aanvangt op of na 1 januari
2012.
Artikel 35
Vervallen
Afdeling 2 Verrekening
Artikel 36 Verrekening buitenlandse belasting op
dividenden, interest en royalty's
{Vermindering vennootschapsbelasting}
1.
Aan een binnenlandse belastingplichtige wordt, ter
verrekening van vanwege een andere Mogendheid geheven
belasting, een vermindering van vennootschapsbelasting
verleend voor in de winst, maar niet in de winst uit een andere staat, bedoeld in artikel 15e, tweede lid,
van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, begrepen dividenden, interest
en royalty's, indien:
a.de vennootschap die de dividenden uitdeelt of de
schuldenaar van de rente en royalty's in een
ontwikkelingsland woont of gevestigd is, en
b.de dividenden, interest en royalty's zijn
onderworpen aan een belasting naar de winst die
vanwege dat ontwikkelingsland, al dan niet aan de bron, wordt geheven.
{Berekening vermindering}
2.
Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is
het laagste van de volgende bedragen:
a.het bedrag van de in het desbetreffende jaar vanwege
andere Mogendheden geheven belasting;
b.Het
bedrag van de in dat jaar volgens het eerste lid in aanmerking te nemen
dividenden, interest en royalty’s, vermenigvuldigd met het
percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22 van de Wet op
de vennootschapsbelasting
1969;
3.
Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, wordt de
belasting die vanwege andere Mogendheden is geheven over
dividenden tot geen hoger bedrag in aanmerking genomen dan
tot 15% van die dividenden.
4.
Bij de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, worden
dividenden, royalty’s en interest verminderd met de daarmee
verband houdende kosten. Tot de kosten, bedoeld in de
eerste volzin, behoren ook de kosten die een met de belastingplichtige
verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op
de vennootschapsbelasting 1969 of een met de belastingplichtige
verbonden natuurlijk persoon als bedoeld in artikel 10a, vijfde lid,
van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, heeft gemaakt en die bij
het bepalen van de in Nederland belastbare winst of het in Nederland
belastbare inkomen van dat verbonden lichaam of van die natuurlijke
persoon in aftrek zijn gekomen.
5.
Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing.
6.
De vermindering volgens dit artikel bedraagt, met
inachtneming van de verminderingen volgens andere regelen
ter voorkoming van dubbele belasting, ten
hoogste het bedrag aan belasting dat volgens de
Wet op de vennootschapsbelasting
1969 verschuldigd is.
Artikel 36a Verrekening buitenlandse
belasting op royalty’s. Innovatiebox.
{Royalty’s}
1. In afwijking in zoverre van artikel 36,
eerste lid, wordt aan een binnenlandse belastingplichtige, ter
verrekening van vanwege een andere Mogendheid geheven belasting, een
vermindering van vennootschapsbelasting verleend voor royalty’s
waarop artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van
toepassing is, indien:
a.de
schuldenaar van de royalty’s in een ontwikkelingsland woont of
gevestigd is, en
b.de royalty’s
zijn onderworpen aan een belasting naar de winst die vanwege dat ontwikkelingsland,
al dan niet aan de bron, wordt geheven.
2. Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde
vermindering is het laagste van de volgende bedragen:
a.het bedrag van de in het desbetreffende jaar
vanwege andere Mogendheden geheven
belasting;
b.het
bedrag van de in dat jaar volgens het eerste lid in aanmerking te nemen
royalty’s, vermenigvuldigd met
7/100;
3. Bij de
toepassing van het tweede lid, onderdeel b, worden royalty’s
verminderd met de daarmee verband
houdende kosten.
4. Artikel 16 is van
overeenkomstige toepassing.
5. De
vermindering volgens dit artikel bedraagt, met inachtneming van de
vermindering volgens andere regelen ter voorkoming van dubbele
belasting en volgens artikel 36, ten hoogste het bedrag aan
verschuldigde vennootschapsbelasting.
Artikel 36b Verrekening buitenlandse belasting op royalty’s. Overgangsrecht innovatiebox
{Overgangsrecht innovatiebox}
Artikel 36a is van overeenkomstige toepassing op royalty’s waarop artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals dat luidde op 31 december 2016, toepassing vindt.
Artikel 37 Voortwenteling niet verrekende
belasting dividenden, interest en royalty’s
{Voortwenteling niet verrekende belasting}
Het bedrag van de in een jaar vanwege andere Mogendheden
geheven belasting als bedoeld in artikel 36 en artikel 36a dat door de
toepassing van artikel 36, tweede lid, onderdeel b, of zesde lid,
onderscheidenlijk door de toepassing van artikel 36a, tweede lid,
onderdeel b, of vijfde lid, niet leidt tot een vermindering van
vennootschapsbelasting over dat jaar, wordt aangemerkt als vanwege
andere Mogendheden geheven belasting van het daaropvolgende jaar. Deze
voortwenteling vindt alleen plaats indien het naar het volgende jaar
over te brengen bedrag door de inspecteur is vastgesteld bij voor
bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 38 Kostenaftrek
{Schriftelijk verzoek}
Op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige blijft
artikel 36 buiten
toepassing voor de in een jaar genoten dividenden, interest en
royalty's als bedoeld in dat artikel en voor de daarover
vanwege ontwikkelingslanden geheven belasting.
Artikel 39
Vervallen
Artikel 40
Vervallen
Artikel 41
Vervallen
Afdeling 3 Formele en overige bepalingen
Artikel 42
Vervallen
Artikel 43
Vervallen
Artikel 44 Beschikkingen verrekening
{Beschikking verrekening}
1.
De inspecteur stelt het volgens artikel 37 over
te brengen bedrag aan vanwege andere Mogendheden geheven
belasting vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.
2.
De in het
eerste lid bedoelde vaststelling gebeurt gelijktijdig met het
vaststellen van de aanslag over dat jaar. Het bedrag van de naar het
volgende jaar over te brengen belasting wordt op het aanslagbiljet
afzonderlijk vermeld.
3.
Rechtsmiddelen
tegen een beschikking als bedoeld in het eerste lid kunnen uitsluitend
betrekking hebben
op:
a.de
grootte van het over te brengen bedrag aan belasting voor zover dat
niet eerder is vastgesteld,
en
b.de toepassing van
artikel 44a.
{Herziening}
4.
Het
bedrag aan over te brengen belasting kan worden herzien of alsnog
worden vastgesteld,
indien:
a.een
aanslag wordt verminderd wegens de verrekening van verliezen uit andere
jaren;
b.de inspecteur
een navorderingsaanslag
vaststelt;
c.de
inspecteur een beschikking herziet waarin het bedrag van een verlies
wordt
vastgesteld;
d.enig
feit grond oplevert voor het vermoeden dat het bedrag van de over te
brengen belasting te hoog is vastgesteld, waarbij de herziening alleen
kan plaatsvinden voor in de beschikking opgenomen vanwege een
buitenlandse Mogendheid geheven belasting in een van de twaalf
voorafgaande jaren.
5.
In
afwijking in zoverre van artikel 37, eerste lid, tweede volzin, wordt,
indien het vierde lid toepassing vindt, het herziene of het alsnog
vastgestelde bedrag aan belasting dat naar het volgende jaar wordt
overgebracht, in het volgend jaar in aanmerking genomen zonder dat dit
bedrag vooraf door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking
is vastgesteld. De vorige volzin vindt overeenkomstige toepassing voor
zover de herziening gevolgen heeft voor bedragen die worden
overgebracht naar jaren waarvoor al een aanslag is
vastgesteld.
Artikel 44a Volgorde
van in aanmerking nemen verminderingen
{Volgorde verminderingen}
Indien een belastingplichtige op grond van enige
bepaling in dit besluit in aanmerking komt voor een vermindering in
verband met vanwege meer dan een Mogendheid geheven belasting en het
gezamenlijke bedrag van de verminderingen ingevolge enig artikel in dit
besluit is beperkt tot het bedrag van de vennootschapsbelasting dat
zonder toepassing van dit besluit verschuldigd zou zijn, worden deze
verminderingen in aanmerking genomen met inachtneming van het volgende.
Verminderingen die voortvloeien uit een andere regeling ter voorkoming
van dubbele belasting gaan voor op de verminderingen die uitsluitend
voortvloeien uit dit besluit. Vervolgens worden de verminderingen in
aanmerking genomen in de volgorde die blijkt uit de overige bepalingen
van dit besluit. Ten slotte worden de verminderingen in aanmerking
genomen in volgorde van toenemende grootte. Ingeval de verminderingen
even groot zijn, wordt van elk een evenredig gedeelte in aanmerking
genomen.
Artikel 45 Emigratie en terugkeer
{Emigratie}
Ingeval de belastingplichtige in een jaar anders dan door
liquidatie ophoudt binnenlands belastingplichtige te zijn, en
binnen een termijn van acht jaren na afloop van dit jaar wederom
binnenlands belastingplichtige wordt, worden de over het jaar
voorafgaande aan het jaar waarin de binnenlandse belastingplicht
is geëindigd volgens artikel 44 vastgestelde bedrag aan over te brengen vanwege andere
Mogendheden geheven belasting,
aangemerkt als bedragen die in het jaar voorafgaande aan het
opnieuw binnenlands belastingplichtig worden, zijn vastgesteld.
Artikel 46 Wijziging gerechtigdheid tot lichaam
{Wijziging gerechtigdheid tot lichaam}
1.
Indien
aannemelijk is dat in vergelijking met het begin van het oudste jaar
waarvan een naar het volgende jaar voort te wentelen bedrag aan niet
verrekende vanwege andere Mogendheden geheven belasting bedoeld in
artikel 37 in een later jaar nog niet volledig tot een vermindering
heeft geleid, het uiteindelijke belang in de belastingplichtige in
belangrijke mate is gewijzigd, wordt met ingang van het jaar waarin de
wijziging heeft plaatsgevonden, het voort te wentelen bedrag aan niet
verrekende vanwege andere Mogendheden geheven belasting van het daaraan
voorafgaande jaar niet meer bij de berekening van de vermindering,
bedoeld in artikel 36, onderscheidenlijk 36a, in aanmerking
genomen.
2. Artikel
20a, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, tiende,
elfde en twaalfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is
van overeenkomstige toepassing.
3. Artikel 15ae
van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is van overeenkomstige
toepassing.
Hoofdstuk V Schenk- en
erfbelasting
Artikel 47 Vermindering erfbelasting bij in
Nederland wonende erflater
{Vermindering erfbelasting}
1.
Bij een verkrijging krachtens erfrecht door het overlijden
van iemand die ten tijde van dat overlijden in Nederland
woonde, wordt ter verrekening van vanwege een andere
Mogendheid geheven belasting een vermindering verleend van
de erfbelasting voor de in de verkrijging begrepen
bezittingen behorende tot een door hem gedreven buitenlandse
onderneming als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel
a, en voor de in de verkrijging begrepen
onroerende zaken die binnen het gebied van een andere
Mogendheid zijn gelegen en rechten waaraan deze zijn
onderworpen, voorzover de verkrijging van vorenbedoelde
bezittingen aan een gelijksoortige belasting is onderworpen
die vanwege een andere Mogendheid als daar bedoeld wordt geheven. Deze bepaling geldt niet bij een verkrijging krachtens
erfrecht door het overlijden van iemand die op grond van artikel 3, eerste lid, van de
Successiewet 1956 geacht wordt ten tijde van het overlijden in
Nederland te hebben gewoond.
{Berekening vermindering}
2.
Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is
het laagste van de volgende bedragen:
a.het bedrag van de vanwege de andere Mogendheid
geheven belasting;
b.het bedrag dat tot de erfbelasting
die
volgens de Successiewet
1956 verschuldigd zou zijn zonder
toepassing van dit besluit, in dezelfde verhouding
staat als de gezamenlijke waarde van de in de
verkrijging begrepen, in het eerste lid bedoelde,
bezittingen in de andere Mogendheid staat tot de
waarde van alle verkregen bezittingen.
3.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt:
a.de waarde van de in het eerste lid bedoelde bezittingen
verminderd met de waarde van de schulden in verband met die
bezittingen;
b.de waarde van alle verkregen
bezittingen verminderd met de waarde van alle schulden die op grond van
de Successiewet 1956 in aftrek komen en verminderd met de
vrijstellingen, bedoeld in artikel 32 van de Successiewet 1956,
voorzover belastingplichtige daarvoor in aanmerking
komt.
4. De vermindering volgens dit artikel bedraagt ten
hoogste het bedrag aan erfbelasting dat volgens de Successiewet
1956 verschuldigd zou zijn zonder de toepassing van dit
besluit.
5. Met onroerende zaken als
bedoeld in het eerste lid worden
gelijkgesteld:
a.de
– niet tot een buitenlandse onderneming, als bedoeld in
artikel 9, eerste lid, onderdeel a, behorende –
economische eigendom, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op
belastingen van rechtsverkeer, van de binnen het gebied van een andere
Mogendheid gelegen onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn
onderworpen;
b.aandelen in lichamen en
lidmaatschapsrechten als bedoeld in artikel 4 van de Wet op belastingen
van rechtsverkeer, welke onroerende zaken en in dit artikel daarmee
gelijkgestelde goederen binnen het gebied van een andere Mogendheid
vertegenwoordigen. De waarde van de aandelen en lidmaatschapsrechten is
gelijk aan de waarde van de onroerende zaken en daarmee gelijkgestelde
goederen die door de aandelen en lidmaatschapsrechten middellijk of
onmiddellijk worden vertegenwoordigd, verminderd met de waarde van de
schulden in verband met die zaken en
goederen.
6.
Indien
artikel 12, eerste lid, tweede volzin, van de Successiewet 1956 van
toepassing is op een schenking en deze toepassing tot dubbele belasting
leidt, wordt voor de toepassing van dit artikel de vanwege een andere
Mogendheid geheven belasting ter zake van die schenking geacht
gelijksoortig te zijn aan de
erfbelasting.
7.
Indien
artikel 16 van de Successiewet 1956 van toepassing is op de aldaar
bedoelde bezittingen en schulden en deze toepassing tot dubbele
belasting leidt met betrekking tot die bezittingen en schulden, wordt
voor de toepassing van dit artikel de vanwege een andere Mogendheid
geheven, vervangende erfbelasting ter zake van die bezittingen en
schulden toegerekend aan de erfgenamen van de erflater op basis van
dezelfde verdeling als die in artikel 16 van de Successiewet 1956 en
geacht gelijksoortig te zijn aan de
erfbelasting.
Artikel 48 Vermindering erfbelasting bij
fictief in Nederland wonende erflater
{Vermindering erfbelasting bij fictief in Nederland wonende erflater}
1. Bij een
verkrijging krachtens erfrecht door het overlijden van iemand die op
grond van artikel 3, eerste
lid, van de Successiewet 1956 geacht wordt ten tijde van het overlijden
in Nederland te hebben gewoond, wordt ter verrekening van vanwege een
andere Mogendheid geheven belasting, een vermindering van de erfbelasting verleend voor in die verkrijging begrepen bezittingen,
voorzover ter zake van de verkrijging van die bezittingen vanwege een
andere Mogendheid, waarin de erflater ten tijde van het overlijden zijn
daadwerkelijke woonplaats had, een gelijksoortige belasting is geheven.
Voorts wordt een vermindering van de erfbelasting verleend voor in die verkrijging begrepen
bezittingen, behorende tot een door hem gedreven buitenlandse
onderneming als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, en voor in
de verkrijging begrepen onroerende zaken als bedoeld in artikel 47 die
binnen het gebied van een andere Mogendheid zijn gelegen en rechten
waaraan deze zijn onderworpen, voorzover de verkrijging van
vorenbedoelde bezittingen aan een gelijksoortige belasting is
onderworpen die vanwege een andere Mogendheid als daar bedoeld wordt
geheven.
{Berekening vermindering}
2.
Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is
het laagste van de volgende bedragen:
a.het bedrag van de vanwege de andere Mogendheid
geheven belasting;
b.het bedrag dat tot de erfbelasting
die
volgens de Successiewet
1956 verschuldigd zou zijn zonder
toepassing van dit besluit, in dezelfde verhouding
staat als de gezamenlijke waarde van de in de
verkrijging begrepen, in het eerste lid van dit
artikel bedoelde, bezittingen staat tot de waarde
van alle verkregen bezittingen.
3. Voor de toepassing van het tweede lid
wordt:
a.de waarde van de in het
eerste lid bedoelde bezittingen verminderd met de waarde van alle
schulden;
b.de waarde van alle verkregen
bezittingen verminderd met de waarde van alle verkregen schulden en
verminderd met de vrijstellingen, bedoeld in artikel 32 van de
Successiewet 1956, voorzover belastingplichtige daarvoor in aanmerking
komt.
4. De vermindering
volgens dit artikel bedraagt ten hoogste het bedrag aan erfbelasting dat volgens de Successiewet 1956 verschuldigd zou zijn zonder
de toepassing van dit
besluit.
5.
Indien
artikel 12, eerste lid, tweede volzin, van de Successiewet 1956 van
toepassing is op een schenking en deze toepassing tot dubbele belasting
leidt, wordt voor de toepassing van dit artikel de vanwege een andere
Mogendheid geheven belasting ter zake van die schenking geacht
gelijksoortig te zijn aan de
erfbelasting.
6.
Indien
artikel 16 van de Successiewet 1956 van toepassing is op de aldaar
bedoelde bezittingen en schulden en deze toepassing tot dubbele
belasting leidt met betrekking tot die bezittingen en schulden, wordt
voor de toepassing van dit artikel de vanwege een andere Mogendheid
geheven, vervangende erfbelasting ter zake van die bezittingen en
schulden toegerekend aan de erfgenamen van de erflater op basis van
dezelfde verdeling als die in artikel 16 van de Successiewet 1956 en
geacht gelijksoortig te zijn aan de
erfbelasting.
Artikel 49 Buitenlandse gelijksoortige belasting als
boedelschuld
{Buitenlandse gelijksoortige belasting}
Indien een verkrijging van een erflater die ten tijde van het overlijden
in Nederland woonde, bezittingen omvat welke zich binnen het gebied van een
andere Mogendheid bevinden en niet op grond van de
artikelen 47 en
48 aanspraak
bestaat op een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting, wordt bij het
bepalen van de waarde van die verkrijging een vanwege die andere Mogendheid
over deze bezittingen geheven gelijksoortige belasting in mindering gebracht op
die verkrijging.
Artikel 50 Vermindering per verkrijger
{Vermindering per verkrijger}
De verminderingen bedoeld in de artikelen 47 tot en met
49 worden per verkrijger berekend.
Artikel 51 Schenkbelasting
{Schenkbelasting}
1.
De
artikelen 47 tot en met 50 vinden overeenkomstige toepassing met
betrekking tot de schenkbelasting, met dien verstande
dat:
a.voor
de overeenkomstige toepassing van artikel 47, tweede lid, onderdeel b,
en artikel 48, tweede lid, onderdeel b, de waarde van alle verkregen
bezittingen tevens wordt verminderd met de vrijstellingen, bedoeld in
artikel 33 van de Successiewet
1956;
b.artikel 47,
zevende lid, en artikel 48, zesde lid, van overeenkomstige toepassing
zijn, indien artikel 17 van de Successiewet 1956 van toepassing
is.
2.
Artikel 48 is
van overeenkomstige toepassing op schenkingen door een
schenker die op grond van artikel 3, tweede lid, van de
Successiewet 1956 geacht wordt ten
tijde van de schenking in Nederland te hebben gewoond.
Hoofdstuk VI Kansspelbelasting
Artikel 52 Vrijstelling kansspelbelasting
{Vrijstelling kansspelbelasting}
1.
Een in Nederland wonende of gevestigde gerechtigde tot een
prijs van een buitenlands kansspel is vrijgesteld van de
daarop betrekking hebbende kansspelbelasting, indien die
prijs is onderworpen aan een gelijksoortige belasting, die
vanwege een andere Mogendheid wordt geheven.
{Uitzondering}
2.
Het eerste lid vindt geen toepassing, indien de prijs als
winst uit onderneming moet worden aangemerkt.
Hoofdstuk VIa Bankenbelasting
Artikel 53 Verrekening bankenbelasting bij dochtermaatschappijen
{Verrekening bankenbelasting bij dochtermaatschappijen}
1.
Aan een belastingplichtige waarvan de financiële gegevens zijn opgenomen in een geconsolideerde jaarrekening die is opgesteld door een in een andere Mogendheid gevestigd lichaam wordt, ter verrekening van vanwege die andere Mogendheid geheven belasting, een vermindering van bankenbelasting verleend indien de activa of passiva van de belastingplichtige in aanmerking zijn genomen bij de vanwege die andere Mogendheid geheven, aan de bankenbelasting soortgelijke, belasting.
2.
Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is gelijk aan het bedrag van de in het kalenderjaar vanwege die andere Mogendheid geheven, aan de bankenbelasting soortgelijke, belasting dat toerekenbaar is aan de bij die heffing in aanmerking genomen activa of passiva van de belastingplichtige. De vermindering volgens dit artikel bedraagt ten hoogste het bedrag aan belasting dat volgens de Wet bankenbelasting verschuldigd is.
3.
Het eerste lid vindt alleen toepassing indien de aldaar bedoelde andere Mogendheid een overeenkomstige verrekening van Nederlandse bankenbelasting geeft aan een in die Mogendheid gevestigd lichaam dat aldaar is onderworpen aan een soortgelijke belasting en waarvan de financiële gegevens zijn opgenomen in een geconsolideerde jaarrekening die is opgesteld door een in Nederland gevestigd lichaam dat belastingplichtig is voor de bankenbelasting.
4.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de bepaling van het gedeelte van de door een andere Mogendheid geheven soortgelijke belasting dat toerekenbaar is aan de bij die heffing in aanmerking genomen activa of passiva van de belastingplichtige.
Artikel 54 Verrekening bankenbelasting bij bijkantoren
{Verrekening bankenbelasting bij bijkantoren}
1.
Aan een belastingplichtige met zetel in een andere Mogendheid en met een bijkantoor in Nederland wordt, ter verrekening van vanwege die andere Mogendheid geheven belasting, een vermindering van bankenbelasting verleend indien de aan het bijkantoor toe te rekenen activa of passiva van de belastingplichtige in aanmerking zijn genomen bij de vanwege die andere Mogendheid geheven, aan de bankenbelasting soortgelijke, belasting.
2.
Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is gelijk aan het bedrag van de in het kalenderjaar vanwege die andere Mogendheid geheven, aan de bankenbelasting soortgelijke, belasting dat toerekenbaar is aan de bij die heffing in aanmerking genomen aan het bijkantoor in Nederland toe te rekenen activa of passiva van de belastingplichtige. De vermindering volgens dit artikel bedraagt ten hoogste het bedrag aan belasting dat volgens de Wet bankenbelasting verschuldigd is.
3.
Het eerste lid vindt alleen toepassing indien de aldaar bedoelde andere Mogendheid een overeenkomstige verrekening van Nederlandse bankenbelasting geeft aan een in Nederland gevestigde belastingplichtige met een bijkantoor in die Mogendheid die aldaar is onderworpen aan een soortgelijke belasting.
4.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de bepaling van het gedeelte van de door een andere Mogendheid geheven soortgelijke belasting dat toerekenbaar is aan de bij die heffing in aanmerking genomen aan het bijkantoor in Nederland toe te rekenen activa of passiva van de belastingplichtige.
Artikel 55 Overeenkomstige verrekening van Nederlandse bankenbelasting
{Verrekening bankenbelasting}
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald in welke gevallen aan de in artikel 53, derde lid, onderscheidenlijk artikel 54, derde lid, gestelde voorwaarden in ieder geval wordt voldaan.
Hoofdstuk VII Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 56
Vervallen
Artikel 57
Vervallen
Artikel 58
Vervallen
Artikel 59 Intrekking Besluit voorkoming dubbele
belasting 1989
{Intrekking BvdB 1989}
1.
Het Besluit voorkoming dubbele
belasting 1989 wordt ingetrokken.
2.
Het in het eerste lid genoemde besluit vindt voor de
toepassing van de vennootschapsbelasting nog toepassing op
het jaar dat is aangevangen voor 1 januari 2001 en dat na
die datum eindigt.
Artikel 60 Inwerkingtreding
{Inwerkingtreding}
1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.
2.
Voor de heffing van de vennootschapsbelasting vindt dit
besluit voor het eerst toepassing met ingang van het jaar
dat met of in 2001 aanvangt.
3.
Voor de heffing van de
schenk- en
erfbelasting vindt dit besluit toepassing, indien het
overlijden, de schenking of de in artikel 45, derde lid, tweede
zin, of de in artikel 53, eerste lid, van de
Successiewet 1956 bedoelde gebeurtenis
plaatsvindt op of na het tijdstip van de inwerkingtreding
van dit besluit, zomede indien op of na dat tijdstip
krachtens schenking wordt verkregen ten gevolge van de
vervulling van een voorwaarde.
Artikel 61 Citeertitel
{Citeertitel}
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorkoming dubbele
belasting 2001.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende
nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
21 december 2000
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën,
W. J. Bos
de achtentwintigste december 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals