Uitvoeringsbeschikking vennootschapsbelasting 1971

Gelet op de artikelen 9, 13, 21, 24 en 29a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Stb. 469);
Besluit:

Artikel 1
{Reikwijdte}
1. Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 9, 10, 13, 13ab, 14a, 14b, 15g, 17, 21, 23c en 25a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
2. Deze regeling verstaat onder de wet: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.


Artikel 2
Vervallen


Artikel 2bis
{Werknemer}
1. Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de wet wordt onder werknemers verstaan werknemers in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
{Jaarloon}
2. Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de wet wordt onder het loon op jaarbasis verstaan het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dat de werknemer heeft genoten in het laatste kalenderjaar dat voor aanvang van het jaar is geëindigd.


Artikel 2a
{Actieve financieringswerkzaamheden}
1. Voor de toepassing van artikel 13, twaalfde lid, onderdeel b, onder 1°, van de wet worden de werkzaamheden van een lichaam als daar bedoeld aangemerkt als actieve financieringswerkzaamheden indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.het lichaam houdt zich anders dan incidenteel bezig met het arrangeren en uitvoeren van financiële transacties ten behoeve van tot het concern behorende lichamen;
b.het feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen bedraagt doorgaans ten minste 20% van de waarde in het economische verkeer van de activa van het lichaam;
c.het lichaam voert niet langer dan 12 maanden achtereen het beheer over overtollige liquiditeiten die meer belopen dan 10% van het gestorte kapitaal van het lichaam, waarbij kortlopende beleggingen welke worden aangehouden met het oog op de verwerving van deelnemingen buiten beschouwing blijven;
d.het lichaam is in zijn bestuur en de dagelijkse bedrijfsvoering, waarbij de normale bemoeienis met de bedrijfsvoering door de aandeelhouder of de concernleiding buiten beschouwing blijft, zelfstandig;
e.het aantal personen in dienstbetrekking tot het lichaam, hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn in overeenstemming met de aard en functie van het lichaam en het lichaam beschikt over een eigen kantoor dat is voorzien van in de financiële sector gebruikelijke faciliteiten; en
f.het lichaam verricht de voor deze regeling relevante transacties via eigen bankrekeningen.
{Minimum vreemd vermogen 20%}
2. Indien het lichaam niet voldoet aan de in het eerste lid, onder b, opgenomen voorwaarde wordt het lichaam geacht aan deze voorwaarde te voldoen indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de behoefte van de tot het concern behorende lichamen waarvoor het lichaam financieringswerkzaamheden verricht, aan feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen minder is dan 20% van de waarde in het economische verkeer van de activa van het lichaam alsmede dat voornoemde tot het concern behorende lichamen, behoudens vanwege specifieke zakelijke redenen, zelf geen vreemd vermogen feitelijk van derden hebben aangetrokken. Specifieke zakelijke redenen als bedoeld in de vorige volzin doen zich in ieder geval voor, voor zover:
a.het lichaam en een ander tot het concern behorend lichaam in verschillende landen zijn gevestigd en de valuta van het vestigingsland van het andere concernlichaam aan dusdanig grote koersschommelingen onderhevig is dat het voor dat andere concernlichaam niet wenselijk was om feitelijk vreemd vermogen van derden aan te trekken in een andere valuta dan die van zijn vestigingsland;
b.het andere concernlichaam kortlopende kredieten heeft verkregen van zijn leveranciers; of
c.door het andere concernlichaam ter financiering van onroerende zaken hypothecaire leningen zijn aangegaan in het land waar deze zaken zijn gelegen.
{Feitelijk aangetrokken vreemd vermogen}
3. Onder feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt mede begrepen vreemd vermogen dat verband houdt met door een ander tot het concern behorend lichaam feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen indien dat andere lichaam om zakelijke redenen het binnen het concern benodigde vreemd vermogen van derden aantrekt.
{Concern}
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt als concern aangemerkt de belastingplichtige tezamen met de met hem verbonden lichamen als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de wet.
{Buitenlandse onderneming}
5. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij de bepaling of, voor de toepassing van artikel 15g, tweede lid, onderdeel a, van de wet, de werkzaamheden van een buitenlandse onderneming als bedoeld in dat artikel, worden aangemerkt als actieve financieringswerkzaamheden, met dien verstande dat:
a.onder lichaam mede een buitenlandse onderneming wordt verstaan, en
b.voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt uitgegaan van het vreemd vermogen is,dat onderscheidenlijk de activa die zijn, toe te rekenen aan de buitenlandse onderneming.


Artikel 2b
{Actieve terbeschikkingstellingswerkzaamheden}
1. Voor de toepassing van artikel 13, twaalfde lid, onderdeel c, onder 1°, van de wet worden de werkzaamheden van een lichaam als daar bedoeld aangemerkt als actieve terbeschikkingstellingswerkzaamheden indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.het lichaam houdt zich anders dan incidenteel bezig met het ter beschikking stellen van bedrijfsmiddelen ten behoeve van tot het concern behorende lichamen;
b.de aanschaffingskosten van de ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen zijn voor ten minste 20% gefinancierd met feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen;
c.het lichaam is in zijn bestuur en de dagelijkse bedrijfsvoering, waarbij de normale bemoeienis met de bedrijfsvoering door de aandeelhouder of de concernleiding buiten beschouwing blijft, zelfstandig in het nemen van beslissingen over:
1°.de aanschaf, het onderhoud, de vervreemding en het beheer, waaronder begrepen beslissingen inzake de voorwaarden waaronder ter beschikking wordt gesteld, van materiële vaste activa;
2°.de aanschaf, het onderhoud, de ontwikkeling en het beheer, waaronder begrepen beslissingen inzake de voorwaarden waaronder ter beschikking wordt gesteld, van immateriële vaste activa;
d.het lichaam heeft de economische eigendom van de ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen;
e.het aantal personen in dienstbetrekking tot het lichaam, hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn in overeenstemming met de aard en functie van het lichaam en het lichaam beschikt over een eigen kantoor dat is voorzien van de gebruikelijke faciliteiten, en
f.het lichaam verricht de voor deze regeling relevante transacties via eigen bankrekeningen.
2. Indien het lichaam niet voldoet aan de in het eerste lid, onderdeel b, opgenomen voorwaarde wordt het lichaam geacht aan deze voorwaarde te voldoen indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het lichaam ten minste in dezelfde mate met feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen is gefinancierd als het concern waarvan het lichaam deel uitmaakt.
3. Onder feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt mede begrepen vreemd vermogen dat verband houdt met door een ander tot het concern behorend lichaam feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen indien dat andere lichaam om zakelijke redenen het binnen het concern benodigde vreemd vermogen van derden aantrekt.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt als concern aangemerkt de belastingplichtige tezamen met de met hem verbonden lichamen, bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de wet.
5. Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij de bepaling of, voor de toepassing van artikel 15g, tweede lid, onderdeel a, van de wet, de werkzaamheden van een buitenlandse onderneming als bedoeld in dat artikel, worden aangemerkt als actieve terbeschikkingstellingswerkzaamheden, met dien verstande dat onder lichaam mede een buitenlandse onderneming wordt verstaan.


Artikel 2c
{EER}
Voor de toepassing van de artikelen 14a, elfde lid, 14b, achtste lid en 23c, derde en vierde lid, van de wet worden van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aangewezen: IJsland, Noorwegen en Liechtenstein.


Artikel 2d
{Geldige zakelijke redenen}
Ingeval de belastingplichtige een relatie legt tussen activiteiten van lichamen binnen een keten is van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b, van de wet in ieder geval sprake indien:
a.ten minste de helft van het totale aantal statutaire en beslissingsbevoegde bestuursleden van de belastingplichtige woont of feitelijk is gevestigd in de staat waarin de belastingplichtige is gevestigd;
b.de in de staat, bedoeld in onderdeel a, wonende of gevestigde bestuursleden beschikken over de benodigde professionele kennis om hun taken naar behoren uit te voeren, tot welke taken ten minste behoort de besluitvorming, op grond van de eigen verantwoordelijkheid van de belastingplichtige en binnen het kader van de normale concernbemoeienis, over door de belastingplichtige af te sluiten transacties, alsmede het zorg dragen voor een goede afhandeling van de afgesloten transacties;
c.de belastingplichtige beschikt over gekwalificeerd personeel voor de adequate uitvoering en registratie van de door de belastingplichtige af te sluiten transacties;
d.in de staat, bedoeld in onderdeel a, de bestuursbesluiten van de belastingplichtige worden genomen;
e.in de staat, bedoeld in onderdeel a, de belangrijkste bankrekeningen van de belastingplichtige worden aangehouden;
f.in de staat, bedoeld in onderdeel a, de boekhouding van de belastingplichtige wordt gevoerd;
g.de belastingplichtige een bedrag aan loonkosten heeft dat een vergoeding vormt voor de werkzaamheden ten behoeve van het leggen van de relatie, bedoeld in de aanhef, en dat ten minste gelijk is aan € 100.000 vermenigvuldigd met de woonlandfactor die ingevolge de bijlage geldt voor de staat waarin de belastingplichtige is gevestigd, en
h.de belastingplichtige gedurende een periode van ten minste 24 maanden een in de staat, bedoeld in onderdeel a, gelegen onroerende zaak of deel van een onroerende zaak ter beschikking heeft waarbij zich in die onroerende zaak, onderscheidenlijk dat deel, een kantoor bevindt dat is voorzien van gebruikelijke faciliteiten voor de uitoefening van de werkzaamheden, bedoeld in onderdeel g, en die werkzaamheden ook daadwerkelijk in dat kantoor worden uitgeoefend.


Artikel 2e
Met overeenkomstige toepassing van artikel 2d wordt bepaald onder welke omstandigheden in ieder geval sprake is van een door een gecontroleerd lichaam uitgeoefende wezenlijke economische activiteit als bedoeld in artikel 13ab, vijfde lid, van de wet. Daarbij wordt gelezen voor:
a.de belastingplichtige: het gecontroleerde lichaam of de vaste inrichting;
b.de werkzaamheden ten behoeve van het leggen van een relatie tussen activiteiten van lichamen binnen een keten: de werkzaamheden van het gecontroleerde lichaam of de vaste inrichting.


Artikel 3
{Voorlopige teruggaaf}
1. Een voorlopige verliesverrekening als bedoeld in artikel 21, derde lid, van de wet kan worden verleend indien het verlies over een kalenderjaar wordt aangegeven door de in de uitnodiging tot het doen van aangifte gevraagde gegevens en bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen en te ondertekenen en de gevraagde bescheiden of andere gegevensdragers in te leveren of toe te zenden.
{Berekening}
2. Bij de berekening van een voorlopige verliesverrekening wordt het vermoedelijke verlies voor tachtig percent in aanmerking genomen.


Artikel 4
Vervallen


Artikel 4a
Vervallen


Artikel 4b
Vervallen


Artikel 5
{Aangifte vennootschapsbelasting}
1. De aangifte als bedoeld in artikel 25a, tweede lid, van de wet wordt gedaan binnen drie jaren na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven.
{Verlenging termijn}
2. Ingeval binnen de in het eerste lid bedoelde termijn van drie jaren hetzij een uitnodiging tot het doen van aangifte is uitgereikt of toegezonden hetzij de inspecteur is verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte, wordt die termijn verlengd tot het einde van de door de inspecteur ingevolge artikel 9, eerste tot en met derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gestelde of verlengde termijn.


Artikel 5a
Vervallen


Artikel 6
{Inwerkingtreding}
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst.
{Citeertitel}
2. Deze regeling kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbeschikking vennootschapsbelasting 1971




‘s-Gravenhage,
1 september 1971.

De Staatssecretaris van Financiën, W. Scholten




Bijlage behorende bij de Uitvoeringsbeschikking vennootschapsbelasting 1971
De woonlandfactor, bedoeld in artikel 2d, onderdeel g, wordt voor andere lidstaten van de Europese Unie, andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland bepaald aan de hand van de volgende tabel:
Staat Woonlandfactor
België 100%
Bulgarije 50%
Cyprus 80%
Denemarken 100%
Duitsland 100%
Estland 70%
Finland 100%
Frankrijk 100%
Griekenland 80%
Hongarije 60%
Ierland 100%
IJsland 100%
Italië 90%
Kroatië 60%
Letland 70%
Liechtenstein 100%
Litouwen 60%
Luxemburg 100%
Malta 80%
Noorwegen 100%
Oostenrijk 100%
Polen 60%
Portugal 80%
Roemenië 50%
Slovenië 80%
Slowakije 70%
Spanje 90%
Tsjechië 60%
Verenigd Koninkrijk 100%
Zweden 100%
Zwitserland 100%
Voor andere staten wordt de woonlandfactor bepaald aan de hand van de tabel die is opgenomen in de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012.