Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen,
saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het
wenselijk is om in verband met de intrekking van de
Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet een regeling te
treffen met betrekking tot een
arbeidsongeschiktheidsverzekering alsmede om een regeling
te treffen ter zake van een uitkering in verband met
bevalling voor personen die als zelfstandige werkzaam zijn,
voor beroepsbeoefenaren en voor meewerkende echtgenoten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Algemene begrippen
{Begripsbepalingen}
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt
verstaan onder:
a.Onze Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b.Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
c.verzekerde: de persoon, bedoeld in artikel 3;
d.arbeidsongeschiktheidsuitkering: een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze
wet;
e.dienstbetrekking: een dienstbetrekking in de zin van
de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering;
f.winst uit onderneming: de belastbare winst uit
onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de
Wet inkomstenbelasting
2001, vermeerderd met de
ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van
die wet en de MKB-winstvrijstelling bedoeld in
paragraaf 3.2.5 van die wet;
g.winst uit Nederlandse onderneming: de belastbare
winst uit Nederlandse onderneming, bedoeld in
afdeling 7.2 van de Wet
inkomstenbelasting 2001,
vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in
paragraaf 3.2.4 van die wet en de MKB-winstvrijstelling bedoeld in
paragraaf 3.2.5 van die wet;
h.aanmerkelijk belang: aanmerkelijk belang als bedoeld
in hoofdstuk 4 van de Wet
inkomstenbelasting 2001;
i.inkomsten uit tegenwoordige arbeid: het gezamenlijke
bedrag van:
1°.het belastbaar loon uit tegenwoordige
arbeid, bedoeld in afdeling 3.3 van
de Wet inkomstenbelasting 2001;
2°.het belastbaar loon ter zake van het in
Nederland verrichten van arbeid, bedoeld in
afdeling 7.2 van
de Wet inkomstenbelasting 2001;
3°.het belastbaar resultaat uit overige
werkzaamheden, bedoeld in afdeling 3.4 van
de Wet inkomstenbelasting
2001, behoudens voorzover
het een werkzaamheid betreft als bedoeld in
de artikelen 3.91,
eerste lid, onderdelen a en
b, en 3.92 van de Wet
inkomstenbelasting
2001, en
4°.het belastbaar resultaat uit overige
werkzaamheden in Nederland, bedoeld in
afdeling 7.2 van
de Wet inkomstenbelasting
2001, behoudens voorzover
het een werkzaamheid betreft als bedoeld in
de artikelen 3.91,
eerste lid, onderdelen a en
b, en 3.92 van de Wet
inkomstenbelasting 2001.
j.vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de
Vreemdelingenwet
2000;
k.rechtens zijn vrijheid is ontnomen: rechtens zijn
vrijheid is ontnomen, behoudens de gevallen, bedoeld
in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen en in artikel 37, eerste lid,
van het Wetboek van Strafrecht;
l.justitiële inrichting: een penitentiaire inrichting,
een inrichting voor verpleging van ter beschikking
gestelden, of een inrichting
als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële
jeugdinrichtingen;
m.reïntegratiebedrijf:
een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon die in het kader van de
uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de
arbeid bevordert;
n.resterende
verdiencapaciteit: datgene dat de persoon, die recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet nog met arbeid
kan verdienen en dat bij of krachtens artikel 2 is
vastgesteld;
o.vrijheidsstraf
of vrijheidsbenemende
maatregel: een bij onherroepelijk
geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende
maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de
gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van
Strafrecht;
p.uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die is geplaatst op de lijst van organisaties, bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
2.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt
gelijkgesteld met:
a.echtgenoot: geregistreerde partner;
b.echtgenoten: geregistreerde partners;
c.gehuwd: als partner geregistreerd.
3.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
a.als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de
ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde
meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert,
tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste
graad;
b.als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam
gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd
is.
4.
Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee
personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij
blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het
leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan
wel anderszins.
5.
Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig
geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in
dezelfde woning en:
a.zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de
toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b.uit hun relatie een kind is geboren of erkenning
heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de
ander;
c.zij zich wederzijds verplicht hebben tot een
bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend
samenlevingscontract; of
d.zij op grond van een registratie worden aangemerkt
als een gezamenlijke huishouding die naar aard en
strekking overeenkomt met de gezamenlijke
huishouding, bedoeld in het vierde lid.
6.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke
registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking
worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid,
onderdeel d.
7.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het
blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in
het vierde lid.
8.
Onder
bloedverwant in de eerste graad als bedoeld in het derde lid, onderdeel
a, wordt mede verstaan een meerderjarig aangehuwd kind of een
meerderjarig voormalig pleegkind van de ongehuwde
meerderjarige.
9.
Onder
voormalig pleegkind als bedoeld in het achtste lid wordt verstaan een
pleegkind voor wie de ongehuwde meerderjarige een pleegvergoeding
ontving of ontvangt op grond van de Wet op de jeugdzorg of de Jeugdwet, of
kinderbijslag ontving op grond van de Algemene
Kinderbijslagwet.
Artikel 2 Begrip arbeidsongeschiktheid
{Begrip arbeidsongeschiktheid}
1.
Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, is de persoon
die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen
gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling
geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te
verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke
opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht
of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan,
met arbeid gewoonlijk verdienen.
{Vaststelling arbeidsongeschiktheid}
2.
De verzekerde die op en sedert het tijdstip dat zijn
verzekering een aanvang neemt, reeds gedeeltelijk
arbeidsongeschikt is in de zin van het eerste lid, wordt
voor wat de door hem aan deze wet te ontlenen aanspraken
betreft als geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt
aangemerkt, indien hij als rechtstreeks en objectief
medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken,
zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in
staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen soortgelijke
personen, die in dezelfde mate arbeidsongeschikt zijn in de
zin van het eerste lid, ter plaatse waar hij arbeid verricht
of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan,
met arbeid gewoonlijk verdienen.
3.
Indien de bij de aanvang van de verzekering aanwezige
arbeidsongeschiktheid in de zin van het eerste lid
naderhand is afgenomen vindt het tweede lid vervolgens
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de
aanvang van de verzekering in de plaats treedt het tijdstip
waarop de arbeidsongeschiktheid in de zin van het eerste
lid is afgenomen.
4.
Onder de in het eerste en tweede lid eerstgenoemde arbeid
wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe
de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
5.
Bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid
wordt buiten beschouwing gelaten of de verzekerde de arbeid
feitelijk kan verkrijgen.
6.
Bij de toepassing van dit artikel wordt buiten beschouwing
gelaten, hetgeen wordt of kan worden ontvangen voor arbeid
verricht bij wijze van sociale werkvoorziening.
{Nadere regels}
7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met
betrekking tot het eerste tot en met zesde lid nadere en
zonodig afwijkende regels worden gesteld.
8.
De
voordracht voor een krachtens het zevende lid vast te stellen algemene
maatregel van bestuur, dan wel de vaststelling van een
ministeriële regeling op basis van een dergelijke algemene
maatregel van bestuur, wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de
Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is
geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is
geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te
brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de
beide kamers van de Staten-Generaal
overgelegd.
9.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen
regels worden gesteld omtrent een afwijkende wijze van
vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid in
gevallen waarin recht bestaat op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering en een uitkering inzake
arbeidsongeschiktheid op grond van een andere wettelijke
regeling ter verzekering tegen geldelijke
gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid.
10. Bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid als
bedoeld in deze wet maakt de verzekeringsarts zo veel mogelijk gebruik
van wetenschappelijke
inzichten die de beoordeling van arbeidsongeschiktheid kunnen
ondersteunen.
Hoofdstuk 2 Kring van verzekerden
Artikel 3 De verzekerde
{Kring verzekerden}
1.
Verzekerd op grond van deze wet is de persoon die vóór de
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van de Wet einde toegang verzekering
WAZ als zelfstandige, beroepsbeoefenaar of meewerkende echtgenoot arbeidsongeschikt
is geworden:
a.gedurende de periode waarover hij aanspraak maakt op een arbeidsongeschiktheidsuitkering
in verband met die arbeidsongeschiktheid, doch uitsluitend omdat de wachttijd,
bedoeld in artikel 7, tweede lid, op hem van toepassing is, geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft;
b.gedurende vier weken na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel
7, tweede lid, betreffende die arbeidsongeschiktheid, indien hij na afloop
van die wachttijd niet arbeidsongeschikt is, doch dat wel is binnen vier weken
na afloop van die wachttijd;
c.gedurende de periode waarover hij recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering
in verband met die arbeidsongeschiktheid;
d.gedurende de periode waarover hem een toelage als bedoeld in artikel
28 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten is toegekend in verband
met die arbeidsongeschiktheid;
e.gedurende het tijdvak van vier weken, bedoeld in artikel 20, eerste
lid, indien dat tijdvak is aangevangen vóór de inwerkingtreding
van artikel I, onderdeel C, van de Wet einde toegang verzekering WAZ.
2.
Niet verzekerd is de vreemdeling die niet rechtmatig in
Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e
en l, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, uitbreiding dan wel
beperking worden gegeven aan de kring van verzekerden.
4.
Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het
derde lid, kan worden afgeweken van het tweede lid ten
aanzien van:
a.vreemdelingen die rechtmatig in Nederland arbeid
verrichten, dan wel hebben verricht;
b.vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben
gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot
en met e en l, van de Vreemdelingenwet
2000, rechtmatig in Nederland
verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h,
van de Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 3a Afwijking kring verzekerden
{Aanmerking als verzekerde}
Zo nodig in afwijking van artikel 3 en de daarop berustende
bepalingen:
a.wordt als verzekerde aangemerkt de persoon van wie de
verzekering op grond van deze wet voortvloeit uit de
toepassing van bepalingen van een verdrag of van een
besluit van een volkenrechtelijke organisatie;
b.wordt niet als verzekerde aangemerkt de persoon op wie
op grond van een verdrag of een besluit van een
volkenrechtelijke organisatie de wetgeving van een
andere mogendheid van toepassing is.
Artikel 4 Zelfstandige
{Zelfstandige}
Zelfstandige is de persoondie de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt:
a.die in Nederland woont en die winst uit onderneming
geniet, tenzij hij de onderneming niet voor eigen
rekening feitelijk drijft;
b.die niet in Nederland woont en die winst uit Nederlandse
onderneming geniet, tenzij hij de onderneming niet voor
eigen rekening feitelijk drijft.
Artikel 4a Zelfstandigheidsverklaring
{Zelfstandigheidsverklaring}
1.
De beschikking, bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat artikel luidt direct voorafgaand aan het in artikel IX, eerste lid, van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties bedoelde tijdstip, waarin de
voordelen, die de belastingplichtige geniet of zal gaan
genieten uit een arbeidsrelatie of uit arbeidsrelaties
waarin sprake is van hetzelfde soort van werkzaamheden die
onder overeenkomstige condities worden verricht, worden
aangemerkt als winst uit een onderneming, heeft voor de
termijn waarvoor deze beschikking geldt als gevolg dat de
belastingplichtige, met betrekking tot die arbeidsrelaties,
wordt aangemerkt als zelfstandige als bedoeld in artikel 4.
2.
Indien de beschikking, bedoeld in het eerste lid, wordt
herzien, laat dat het in het eerste lid bedoelde gevolg
onverlet, voor de termijn waarvoor die beschikking gold.
Artikel 5 Beroepsbeoefenaar
{Beroepsbeoefenaar}
Beroepsbeoefenaar is de persoondie de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt, die:
a.anders dan uit dienstbetrekking inkomsten uit
tegenwoordige arbeid geniet;
b.anders dan in dienstbetrekking arbeid verricht ten
behoeve van een lichaam waarin hij een aanmerkelijk
belang heeft.
Artikel 6 Meewerkende echtgenoot
{Meewerkende echtgenoot}
Meewerkende echtgenoot is de persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt die
anders dan in dienstbetrekking, als zelfstandige of als
beroepsbeoefenaar, meewerkt in de onderneming van zijn
echtgenoot.
Hoofdstuk 3 De uitkeringen
Afdeling 1 Het recht op en de hoogte van de
uitkering
§ 1 De arbeidsongeschiktheidsuitkering
Artikel 7 Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering
{Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering}
1.
Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft de verzekerde
die arbeidsongeschikt wordt indien hij in de 52 weken
onmiddellijk voorafgaande aan de dag, waarop de
arbeidsongeschiktheid is ingetreden, arbeid in het bedrijfs-
of beroepsleven heeft verricht gericht op het verwerven van
winst of inkomsten. Als eerste dag van de
arbeidsongeschiktheid geldt de eerste werkdag waarop wegens
ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is
gestaakt. Bij ministeriële regeling kunnen nadere en afwijkende
regels worden gesteld in verband met het voor bijzondere gevallen
vaststellen van welke dag als eerste werkdag wordt
aangemerkt.
{Uitkering beginperiode}
2.
Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering gaat niet
eerder in dan nadat de arbeidsongeschiktheid onafgebroken
52 weken heeft geduurd en na afloop van dat tijdvak voortduurt.
{Bepaling tijdvak}
3.
Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in
het tweede lid, worden perioden van arbeidsongeschiktheid
samengeteld, indien zij elkaar met onderbreking van minder
dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan
aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met
zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet
arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid
redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde
oorzaak.
4.
Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de
verzekerde die na afloop van het in het tweede lid bedoelde
tijdvak van 52 weken niet arbeidsongeschikt is, doch ten
aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier
onafgebroken weken na afloop van dat tijdvak.
5.
Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in
het tweede lid, worden steeds in aanmerking genomen
tijdvakken, gedurende welke de verzekerde recht zou hebben
gehad op ziekengeld op grond van de Ziektewet, indien
hij op grond van die wet zou zijn verzekerd.
{Minder dan 25% arbeidsongeschikt}
6.
Voor de toepassing van het eerste tot en met vierde lid
wordt niet als arbeidsongeschikt beschouwd de verzekerde die
minder dan 25% arbeidsongeschikt is alsmede de verzekerde
die een uitkering geniet als bedoeld in het derde lid.
Artikel 7a Geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering bij niet in Nederland wonen
{Geen recht op uitkering in buitenland}
1.
De verzekerde, bedoeld in artikel 7, heeft geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien de dag waarop het
recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan, is
gelegen in een periode dat hij niet in Nederland woont.
{Recht op uitkering o.g.v. verdrag}
2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien de verzekerde
op die dag woont in een land waarin op grond van een verdrag
of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht
op arbeidsongeschiktheidsuitkering kan bestaan.
{Herleving recht op uitkering}
3.
De persoon, die op grond van het eerste lid geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, heeft vanaf de dag:
a.dat hij in Nederland woont; of
b.dat hij in een land woont waarmee een verdrag in werking is getreden
dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden, op grond waarvan recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering kan bestaan;
met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag
arbeidsongeschikt is. Artikel 7, zesde lid, is van
overeenkomstige toepassing.
4.
De persoon, bedoeld in het derde lid, die op de in dat
lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien
van wie dat wel het geval is binnen vier weken na die dag,
heeft met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht
op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering. Artikel 7, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
{Recht op uitkering o.g.v. AMvB}
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten
aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld
ten gunste van:
a.de verzekerde, die tevens werkzaamheden verricht in
het algemeen belang en niet in Nederland woont;
b.de verzekerde, die in Aruba, Curaçao, Sint
Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
woont; of
c.de gezinsleden van de in de onderdelen a of b
bedoelde verzekerde.
6.
Onze Minister deelt mede in welke landen op grond van een verdrag of een
besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering
kan bestaan. In deze mededeling wordt tevens opgenomen:
a.de vindplaats van het desbetreffende verdrag of besluit, en
b.de eventueel in dat verdrag of besluit aanwezige beperkingen.
Artikel 7b Geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering tijdens vrijheidsontneming
{Geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering tijdens vrijheidsontneming}
1.
De verzekerde, bedoeld in artikel 7, heeft geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de dag waarop het
recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan dan wel de
dag na afloop van de toepassing van artikel 7c met betrekking tot dat
recht op uitkering, is
gelegen in een periode dat hem rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
2.
De persoon, die op grond van het eerste lid geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, heeft vanaf de dag
dat hij in vrijheid wordt gesteld met inachtneming van de
bepalingen van deze wet recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag
arbeidsongeschikt is. Artikel 7, zesde lid, is van
overeenkomstige toepassing.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid worden perioden van
vrijheidsontneming samengeteld, indien zij elkaar met een
onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
4.
De persoon, bedoeld in het tweede lid, die op de in dat
lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien
van wie dit wel het geval is binnen vier weken na die dag,
heeft met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht
op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering. Artikel
7, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5.
Het eerste lid is niet van toepassing en het tweede en
vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op bij
algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën
personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of
vrijheidsbenemende maatregel buiten een justitiële
inrichting plaatsvindt.
Artikel 7c Geen
recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering tijdens onttrekking aan
vrijheidsontneming
{Geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering bij onttrekking aan vrijheidsontneming}
De verzekerde,
bedoeld in artikel 7, heeft geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering indien en voor zolang hij zich op de
dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan en
daarna onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of
vrijheidsbenemende
maatregel.
Artikel 7d Geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering voor uitreiziger
1.
De verzekerde, bedoeld in artikel 7, heeft geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering indien hij op de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan, een uitreiziger is.
2.
De persoon, die op grond van het eerste lid geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, heeft vanaf de dag dat niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, met inachtneming van de bepalingen van deze wet, recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is. Artikel 7, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
De persoon, bedoeld in het tweede lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na die dag, heeft met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Artikel 7, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8 Grondslag van de uitkering
{Grondslag uitkering}
1.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt berekend naar de grondslag.
{Zelfstandige}
2.
Voor de verzekerde, bedoeld in artikel 4, is de grondslag:
a.hetgeen hij in het boekjaar, onmiddellijk
voorafgaande aan het intreden van zijn
arbeidsongeschiktheid als zelfstandige gemiddeld per
dag aan winst heeft genoten; of, indien dit leidt
tot een hoger bedrag,
b.hetgeen hij in de vijf boekjaren, onmiddellijk
voorafgaande aan het intreden van zijn
arbeidsongeschiktheid als zelfstandige gemiddeld per
dag aan winst heeft genoten.
{Beroepsbeoefenaar}
3.
Voor de verzekerde, bedoeld in artikel 5, is de grondslag:
a.hetgeen hij in het kalenderjaar onmiddellijk
voorafgaande aan het intreden van zijn
arbeidsongeschiktheid als beroepsbeoefenaar
gemiddeld per dag aan inkomsten heeft genoten; of,
indien dit leidt tot een hoger bedrag,
b.hetgeen hij in de vijf kalenderjaren onmiddellijk
voorafgaande aan het intreden van zijn
arbeidsongeschiktheid als beroepsbeoefenaar
gemiddeld per dag aan inkomsten heeft genoten.
{Meewerkende echtgenoot}
4.
Voor de verzekerde, bedoeld in artikel 6, is de grondslag
hetgeen hij over een tijdvak, gelegen in de in het tweede
lid genoemde perioden, op basis van de geleverde
arbeidsinbreng gemiddeld per dag aan inkomsten geacht kan
worden te hebben genoten.
5.
Indien de verzekerde, bedoeld in artikel 4 en 6, tevens
verzekerde is op grond van artikel 5 wordt de grondslag
bepaald op een bedrag dat de uitkomst vormt van de
samentelling van de gemiddelde winst of inkomsten per dag
als bedoeld in het tweede lid en vierde lid en de
gemiddelde inkomsten per dag als bedoeld in het derde lid.
6.
Voor personen die op grond van artikel 3, derde lid, zijn
verzekerd kan bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur, zonodig in afwijking van het tweede tot en met
vierde lid, een grondslag worden vastgesteld.
{Hoogte grondslag}
7.
De grondslag bedraagt ten hoogste het minimumloon.
8.
Onder het in het zevende lid bedoelde minimumloon wordt
verstaan het minimumloon per maand, bedoeld in
artikel 8, eerste lid, onderdeel
a, van de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag,
gedeeld door 21,75, of, indien het een persoon jonger dan
22 jaar betreft, het minimumloon per maand dat voor zijn
leeftijd geldt op grond van artikel 7, derde lid, en
artikel 8, derde lid, van genoemde wet, gedeeld door 21,75.
9.
Indien het minimumloon wordt herzien wordt de grondslag,
bedoeld in het tweede tot en met zesde lid naar
evenredigheid herzien.
10.
Een
herziening van de uitkering als gevolg van een herziening van de
grondslag van het minimumloon vindt plaats zonder dat dit bij
beschikking is vastgesteld.
11.
Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaalt de herziene
uitkering, bedoeld in het tiende lid, bij de eerstvolgende
uitkeringsbetaling nadat de grondslag van het minimumloon is
herzien.
12.
Indien
de verzekerde die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering
met ingang van dezelfde dag recht heeft op toekenning van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt het bedrag van de
overeenkomstig het tweede tot en met zesde lid vastgestelde grondslag,
doch ten hoogste het door Onze Minister in overeenstemming met Onze
Minister van Financiën bij ministeriële regeling aan te
wijzen bedrag, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het dagloon
dat aan de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering ten grondslag ligt.
13.
Indien
de verzekerde die recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering bij
het intreden van de arbeidsongeschiktheid tevens verzekerde was op
grond van artikel 3, 4 of 5 van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt het bedrag van de
overeenkomstig het tweede tot en met zesde lid vastgestelde grondslag,
doch ten hoogste het door Onze Minister in overeenstemming met Onze
Minister van Financiën bij ministeriële regeling aan te
wijzen bedrag, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het loon dat
hij als werknemer genoot, voor zover dat loon als dagloon aan de
toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ten grondslag ligt of zou
liggen als hij bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid tevens
arbeidsongeschikt is in de zin van die wet dan wel arbeidsongeschikt
zou zijn geworden in de zin van die wet. De eerste zin blijft buiten
toepassing als artikel 59, eerste of tweede lid, van toepassing
is.
14.
Indien
de verzekerde die recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering op de
dag van het intreden van de arbeidsongeschiktheid recht had op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, ziekengeld op grond van de
Ziektewet, uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2,
paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg of een uitkering op grond
van de Werkloosheidswet, wordt het bedrag van de overeenkomstig het
tweede tot en met zesde lid vastgestelde grondslag, doch ten hoogste
het door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van
Financiën bij ministeriële regeling aan te wijzen bedrag,
verminderd met het bedrag van genoemde uitkering op grond van de Wet op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet, de Wet arbeid en
zorg of de Werkloosheidswet waarop hij recht heeft op de dag
voorafgaande aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid. De eerste
zin blijft buiten toepassing als artikel 59, eerste of tweede lid, van
toepassing is.
15.
Indien
het in het twaalfde lid bedoelde dagloon, het in het dertiende lid
bedoelde loon of het in het veertiende lid bedoelde bedrag van de
uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
de Ziektewet, de Wet arbeid en zorg of de Werkloosheidswet, alsmede het
in die leden genoemde bedrag van de overeenkomstig het tweede tot en
met zesde lid vastgestelde grondslag lager is dan het minimumloon,
bedoeld in het achtste lid, bedraagt de grondslag voor de
arbeidsongeschiktheidsuitkering het minimumloon, verminderd met dat
dagloon, loon of bedrag, tenzij de grondslag, berekend op grond van het
tweede tot en met zesde lid tot een lager bedrag leidt, in welk geval
laatstgenoemd bedrag als grondslag geldt.
16.
De
toepassing van het twaalfde, dertiende en veertiende lid geldt
onverminderd het zevende lid.
17.
Voor de
toepassing van het twaalfde tot en met het veertiende lid wordt onder
loon, arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, ziekengeld op grond van de
Ziektewet, uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2,
paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg of uitkering op grond van
de Werkloosheidswet tevens verstaan de vakantie-uitkering waarop uit
hoofde van dat loon of die uitkering recht bestaat, voor zover die
vakantie-uitkering over dezelfde periode is berekend. Voor de
toepassing van het vijftiende lid wordt onder loon,
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, ziekengeld op grond van de
Ziektewet, uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2,
paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg of uitkering op grond van
de Werkloosheidswet niet verstaan de vakantie-uitkering waarop uit
hoofde van dat loon of die uitkering recht bestaat en wordt onder
dagloon verstaan het dagloon maal 100/108.
18.
Het
twaalfde tot en met vijftiende lid is niet van toepassing op de persoon
die een uitkering ontvangt op grond van de vrijwillige verzekering,
bedoeld in hoofdstuk VI van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, hoofdstuk IV van de Ziektewet of
hoofdstuk III van de Werkloosheidswet. Het veertiende en vijftiende lid
is evenmin van toepassing op de persoon die op grond van artikel 3:6,
tweede lid, van de Wet arbeid en zorg een uitkering
ontvangt.
19.
Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zo nodig
afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot de winst, de
inkomsten en de periode waarover de winst en de inkomsten worden
berekend, bedoeld in het tweede tot en met het zesde lid.
20.
Voor de
toepassing van het twaalfde tot en met het vijftiende lid en het
zeventiende lid wordt met een uitkering op grond van de
Werkloosheidswet gelijkgesteld een uitkering ter zake van ontslag of
werkloosheid, onder welke benaming dan ook, met uitzondering van een
uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag of vrijwillig
vervroegd uittreden, uit hoofde van een arbeidsverhouding als bedoeld
in artikel 1, onderdeel l, van de Wet overheidspersoneel onder de
werknemersverzekeringen. Dit lid vervalt op het tijdstip van aanvang
van fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de
werknemersverzekeringen, bedoeld in artikel 54 van die
wet.
Artikel 9 Percentage arbeidsongeschiktheidsuitkering
{Percentage arbeidsongeschiktheidsuitkering}
1.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering bedraagt per dag, de
zaterdagen en zondagen niet meegerekend, bij een
arbeidsongeschiktheid van:
25–35%:
|
21% van de grondslag;
|
35–45%:
|
28% van de grondslag;
|
45–55%:
|
35% van de grondslag;
|
55–65%:
|
42% van de grondslag;
|
65–80%:
|
50,75% van de grondslag;
|
80% of meer:
|
75% van de
grondslag.
|
2.
Bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid
wordt, zoveel doenlijk, rekening gehouden met verkregen
nieuwe bekwaamheden.
Artikel 10 Verhoging arbeidsongeschiktheidsuitkering
{Verhoging uitkering}
Een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een
arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, wordt, indien de
verzekerde verkeert in een althans voorlopig blijvende toestand
van hulpbehoevendheid, die geregeld oppassing en verzorging
nodig maakt, voor de duur van die hulpbehoevendheid tot ten
hoogste zijn grondslag verhoogd. De eerste zin vindt geen
toepassing, indien de verzekerde in een inrichting is opgenomen
en de kosten van verblijf ten laste van een zorgverzekering
of een verzekering inzake
ziektekosten komen.
Artikel 11 Buiten aanmerking laten van arbeidsongeschiktheid
{Buiten aanmerking laten arbeidsongeschiktheid}
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan met
betrekking tot uit deze wet voortvloeiende aanspraken
geheel of ten dele, tijdelijk of blijvend, buiten aanmerking
laten:
a.gehele arbeidsongeschiktheid, die bestond op het
tijdstip, dat de verzekering een aanvang nam;
b.arbeidsongeschiktheid, die binnen een half jaar na
het tijdstip, dat de verzekering een aanvang nam,
is ingetreden, terwijl de gezondheidstoestand van
de verzekerde ten tijde van de aanvang van zijn
verzekering het intreden van arbeidsongeschiktheid
binnen een half jaar kennelijk moest doen
verwachten.
2.
De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bevoegdheid strekt zich mede
uit tot toeneming van de arbeidsongeschiktheid, voor zover
deze toeneming kennelijk is voortgekomen uit dezelfde
oorzaak als de arbeidsongeschiktheid die binnen een half
jaar na de aanvang van de verzekering is ingetreden.
3.
Zolang het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op
grond van het eerste lid arbeidsongeschiktheid buiten
aanmerking laat, vindt artikel 2, tweede lid,
overeenkomstige toepassing met betrekking tot de door de
verzekerde aan deze wet nog te ontlenen aanspraken, met
dien verstande, dat voor de aanvang van de verzekering in de
plaats treedt het tijdstip, met ingang waarvan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
arbeidsongeschiktheid buiten aanmerking laat.
Artikel 12 Herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering
{Herziening}
1.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt herzien wanneer de
verzekerde, aan wie zij is toegekend, op grond van deze wet
voor een hogere of lagere uitkering in aanmerking komt.
2.
Ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid vindt
herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering plaats
met inachtneming van de artikelen 13 tot en met 16.
{Deelname aan scholing}
3.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering van de verzekerde die
deelneemt aan een voor hem gewenste opleiding of scholing,
wordt gedurende deze opleiding of scholing niet herzien in
verband met een daaruit voortvloeiende afneming van de
arbeidsongeschiktheid, tenzij artikel 9, derde lid, van
toepassing is. Indien de verzekerde tijdens de opleiding of
scholing inkomsten uit arbeid verwerft, is artikel 58,
eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13 Herziening bij minder dan 45% arbeidsongeschiktheid
{Herziening bij minder dan 45% arbeidsongeschiktheid}
1.
Ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid vindt
herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering,
berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%,
onverminderd de artikelen 15 en 16, plaats zodra de
toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken 52 weken
heeft geduurd.
2.
De in het eerste lid bedoelde herziening vindt niet plaats,
indien de toeneming kennelijk is voortgekomen uit een
andere oorzaak dan die waaruit de ongeschiktheid ter zake
waarvan uitkering wordt genoten, is voortgekomen.
3.
Indien de uitkeringsgerechtigde bij het intreden van de
toeneming van de arbeidsongeschiktheid of in de 52 weken
onmiddellijk voorafgaande aan de toeneming van de
arbeidsongeschiktheid arbeid verricht of heeft verricht als
bedoeld in artikel 7, eerste lid, vindt de in het eerste lid
bedoelde herziening plaats, ook indien de toeneming
kennelijk is voortgekomen uit een andere oorzaak dan die
waaruit de ongeschiktheid ter zake waarvan uitkering wordt
genoten, is voortgekomen.
{Bepaling tijdvak}
4.
Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in
het eerste lid, worden perioden van toegenomen
arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met
een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij
direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in
verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet
arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de
ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien
uit dezelfde oorzaak. Bij de
vaststelling van het tijdvak van 52
weken blijven perioden, waarin uitkering in
verband met zwangerschap of bevalling op grond van
artikel 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.
Artikel 14 Herziening bij 45%
arbeidsongeschiktheid of meer
{Herziening bij 45% arbeidsongeschiktheid of meer}
1.
Ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid vindt
herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering,
berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%,
onverminderd artikel 15, plaats zodra de toegenomen
arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd.
2.
Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een
arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%, doch minder dan
80%, wegens afneming van de arbeidsongeschiktheid is
herzien naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%,
doch binnen vier weken na de dag, met ingang waarvan die
uitkering is herzien, de arbeidsongeschiktheid weer
toeneemt, is het eerste lid van toepassing, onder afwijking
van artikel 13.
{Bepaling tijdvak}
3.
Voor het bepalen van het tijdvak van vier weken, bedoeld in
het eerste en tweede lid, worden perioden van toegenomen
arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met
een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan
aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met
zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet
arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid
redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde
oorzaak. Bij de
vaststelling van de eerstgenoemde periode van vier
weken blijven perioden,
waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op
grond van artikel 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.
Artikel 15 Herziening uitkering zonder wachttijd
{Herziening uitkering zonder wachttijd}
1.
Ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid vindt
herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering steeds
plaats zodra de toeneming van de arbeidsongeschiktheid
optreedt, indien deze intreedt:
a.binnen vier weken na de dag, met ingang waarvan de
arbeidsongeschiktheidsuitkering werd toegekend;
b.binnen vier weken na de dag, met ingang waarvan de
arbeidsongeschiktheidsuitkering wegens toegenomen
arbeidsongeschiktheid werd herzien;
c.binnen vier weken na de dag, met ingang waarvan de
arbeidsongeschiktheidsuitkering, die voordien was
berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80% of
meer, wegens afneming van de arbeidsongeschiktheid
is herzien naar een arbeidsongeschiktheid van
minder dan 80%;
d.binnen een bij ministeriële regeling aan te geven
tijdvak in daarbij aan te wijzen gevallen.
2.
Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering werd toegekend,
onderscheidenlijk wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid
werd herzien, met toepassing van artikel 36, tweede lid,
onderscheidenlijk artikel 38, tweede lid, geldt met
betrekking tot het eerste lid, onderdeel a en b, als
dag met ingang waarvan de arbeidsongeschiktheidsuitkering
werd toegekend onderscheidenlijk herzien de dag, met ingang
waarvan die uitkering zou zijn toegekend, onderscheidenlijk
zou zijn herzien, indien artikel 36, tweede lid,
onderscheidenlijk artikel 38, tweede lid, geen toepassing
zou hebben gevonden.
3. Ter
zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid vindt herziening van
een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van een herbeoordeling als
bedoeld in artikel 35, zesde lid, plaats met ingang van 22 februari
2007.
{Nadere regels}
4.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor
gevallen waarbij direct herziening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering plaatsvindt. Op grond van
deze regels kan bedoelde herziening slechts plaatsvinden ten
behoeve van de verzekerde die bij hervatting van de arbeid
in het bedrijfs- of beroepsleven winst of inkomsten geniet,
die minder bedragen dan evenredig is aan zijn nog bestaande arbeidsgeschiktheid.
Artikel 16 Herziening bij toeneming
arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar
{Herziening bij toeneming arbeidsongeschiktheid}
1.
Ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid die
intreedt binnen vijf jaar na de datum van toekenning of
herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering en die
voortkomt uit dezelfde oorzaak als die waaruit de
arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan uitkering wordt
genoten, is voortgekomen, vindt herziening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering steeds plaats, zodra de
toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken
heeft geduurd.
{Bepaling tijdvak}
2.
Voor het bepalen van het tijdvak van vier weken, bedoeld in
het eerste lid, worden perioden van toegenomen
arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met
een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan
aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met
zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet
arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid
redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde
oorzaak. Bij de
vaststelling van de eerstgenoemde periode van vier
weken blijven perioden,
waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op
grond van artikel 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.
{Geen toepassing}
3.
Dit artikel vindt geen toepassing, indien recht bestaat op
herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond
van artikel 14 of 15, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of derde
lid.
Artikel 16a Samenloop
met Ziektewet
{Samenloop met Ziektewet}
Indien als gevolg van
de toeneming van de arbeidsongeschiktheid zowel recht op herziening van
de arbeidsongeschiktheidsuitkering bestaat of is ontstaan op grond van
de artikelen 13, 14, 15 en 16, als op ziekengeld op grond van de
Ziektewet, wordt het bedrag waarmee de arbeidsongeschiktheidsuitkering
is of wordt verhoogd uitbetaald voor zover dit het ziekengeld
overtreft, danwel zou overtreffen, indien het ziekengeld op grond van
artikel 45 van de Ziektewet geheel of gedeeltelijk is
geweigerd.
Artikel 17 Grondslagvaststelling bij toeneming
arbeidsongeschiktheid
{Grondslagvaststelling bij toeneming arbeidsongeschiktheid}
1.
Indien wegens toeneming van de arbeidsongeschiktheid
herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft
plaatsgevonden, vindt hernieuwde vaststelling van een
grondslag plaats overeenkomstig artikel 8 en de daarop
berustende bepalingen, mits dat leidt tot een hogere
grondslag dan die, welke laatstelijk aan de
arbeidsongeschiktheidsuitkering ten grondslag werd gelegd.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt in artikel 8 in
plaats van «het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid»
gelezen: de toeneming van zijn arbeidsongeschiktheid.
Artikel 18 Overige gronden voor herziening of intrekking
{Overige gronden voor herziening/intrekking}
1.
Onverminderd hetgeen overigens in deze wet is bepaald ter
zake van herziening of intrekking van een beschikking tot
toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering, alsook ter
zake van een weigering van een zodanige uitkering, herziet
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een
dergelijke beschikking of trekt het deze in:
a.ter uitvoering van een beslissing als bedoeld in
artikel 11;
b.indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een
verplichting op grond van artikel 45, 46 of 70
heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te
hoog bedrag verlenen van een uitkering;
c.indien anderszins de uitkering ten onrechte of tot
een te hoog bedrag is verleend;
d.indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een
verplichting op grond van artikel 45, 46 of 70
ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog
recht op uitkering bestaat.
{Dringende redenen voor afzien van intrekking}
2.
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten
geheel of gedeeltelijk van herziening of
intrekking als bedoeld in het eerste
lid af te
zien.
3. Een besluit tot toekenning van loonsuppletie als
bedoeld in artikel 67a en van inkomenssuppletie als bedoeld in artikel
67b wordt ingetrokken of herzien indien die loonsuppletie of de
inkomenssuppletie ten onrechte of tot een te hoog bedrag is
vastgesteld.
Artikel 19 Einde van het recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering
{Einde recht op uitkering}
1.
Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt:
a.met
ingang van de dag waarop de verzekerde de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,
bereikt;
b.wanneer de arbeidsongeschiktheid is geëindigd, of
beneden 25% is gedaald, met ingang van de dag,
aangegeven in de daartoe strekkende beschikking van
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
{Deelname aan scholing}
2.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering van de verzekerde die
deelneemt aan een voor hem gewenste opleiding of scholing,
wordt gedurende deze opleiding of scholing niet ingetrokken
in verband met een daaruit voortvloeiende afneming van de
arbeidsongeschiktheid, tenzij artikel 9, derde lid, van
toepassing is. Indien de verzekerde tijdens de opleiding of
scholing inkomsten uit arbeid verwerft, is artikel 58,
eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
3.
Indien de intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering
verband houdt met een voltooide scholing of opleiding, gaat
deze intrekking niet eerder in dan een jaar na voltooiing
van die scholing of opleiding. Indien de verzekerde eerder
inkomsten uit arbeid verwerft, is artikel 58, eerste lid,
tot uiterlijk het einde van dat jaar van overeenkomstige toepassing.
{Geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering tijdens vrijheidsontneming}
4.
Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt, indien
de verzekerde rechtens zijn vrijheid is ontnomen, vanaf de
dag dat deze vrijheidsontneming één maand heeft geduurd.
5.
Het
recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt, indien de verzekerde
zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of
vrijheidsbenemende maatregel.
6.
Voor de
verzekerde die op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen
recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van het vijfde
lid, eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, in afwijking
van het vierde lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming
ingaat.
7.
Voor de toepassing van het vierde lid worden perioden van
vrijheidsontneming samengeteld, indien zij elkaar met een
onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
8.
Het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt, indien de verzekerde een uitreiziger is.
Artikel 19a Einde van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering bij niet in
Nederland wonen
{Einde recht op uitkering bij verblijf in buitenland}
1.
Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt indien de verzekerde
niet meer in Nederland woont.
2.
Artikel 7a, tweede, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 20 Toekenning uitkering binnen vijf jaar
na intrekking of niet-toekenning
{Toekenning uitkering binnen vijf jaar na intrekking of niet-toekenning}
1.
Indien de verzekerde:
a.wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering wegens
afneming van arbeidsongeschiktheid op grond van
artikel 19, eerste lid, onderdeel b, is ingetrokken; of
b.die aan het einde van de wachttijd, bedoeld in
artikel 7, tweede lid, ongeschikt is tot het
verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, gebreken,
zwangerschap of bevalling, maar geen recht had op
arbeidsongeschiktheidsuitkering omdat hij niet
arbeidsongeschikt was;
binnen vijf jaar na de datum van die intrekking dan wel
binnen vijf jaar na het bereiken van het einde van die
wachttijd arbeidsongeschikt wordt en deze
arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die
waaruit de arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan de
ingetrokken uitkering werd genoten dan wel als die op grond
waarvan hij ongeschikt was tot het verrichten van zijn
arbeid wegens ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling
voortkomt, vindt toekenning van
arbeidsongeschiktheidsuitkering steeds plaats, zodra die
arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd.
{Bepaling tijdvak}
2.
Voor het bepalen van het tijdvak van vier weken, bedoeld in
het eerste lid, worden perioden van arbeidsongeschiktheid
samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van
minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan
aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met
zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet
arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid
redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde
oorzaak. Bij de vaststelling van
de eerstgenoemde periode van vier
weken blijven perioden, waarin uitkering in verband met
zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.
{Uitzonderingen}
3.
Dit
artikel vindt geen toepassing indien op grond van artikel 21 aanspraak
bestaat op heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering.
{Grondslag}
4.
In de gevallen, waarin dit artikel toepassing vindt wordt de
grondslag van de toe te kennen
arbeidsongeschiktheidsuitkering niet lager gesteld dan de
grondslag die voor de berekening van de laatstelijk
ontvangen arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking
werd genomen, dan wel de grondslag die in aanmerking zou
zijn genomen, indien na het einde van de wachttijd, bedoeld
in artikel 7, eerste lid, recht zou hebben bestaan op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals die sinds de
beëindiging van de uitkering onderscheidenlijk sinds het
einde van die wachttijd op grond van artikel 8 zou zijn herzien.
5.
De artikelen 7b, 7c en 7d en de daarop berustende bepalingen zijn van
overeenkomstige toepassing.
6.
Indien de
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit artikel wordt
toegekend en tevens recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet
bestaat, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaald voor zover
deze het ziekengeld overtreft, danwel zou overtreffen, indien het
ziekengeld op grond van artikel 45 van de Ziektewet geheel of
gedeeltelijk is
geweigerd.
Artikel 21 Heropening van de uitkering
{Heropening uitkering}
1.
De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering,
berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%,
in verband met artikel 19, eerste lid, onderdeel b, is ingetrokken, heeft, indien hij
binnen vier weken na de dag, met ingang waarvan de
uitkering is ingetrokken, weer arbeidsongeschikt wordt,
aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2.
Het eerste lid is mede van toepassing ten aanzien van de
persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend
naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45% in
verband met artikel 19, eerste lid, onderdeel b, is ingetrokken, indien hij weer
arbeidsongeschikt wordt binnen vier weken na de dag, met
ingang waarvan die uitkering, die voordien was berekend
naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%, wegens
afneming van de arbeidsongeschiktheid is herzien naar een
arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%.
3.
De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering,
berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%,
in verband met artikel 19, eerste lid, onderdeel b, is ingetrokken met ingang van een
dag, gelegen binnen vier weken na de dag, met ingang
waarvan die uitkering werd toegekend of wegens toegenomen
arbeidsongeschiktheid werd herzien, heeft, indien hij binnen
die vier weken weer arbeidsongeschikt wordt, aanspraak op
heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Artikel
15, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
4.
De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering,
berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%,
in verband met artikel 19, eerste lid, onderdeel b, is ingetrokken, heeft, onverminderd
het tweede en het derde lid, indien hij binnen vier weken
na de dag, met ingang waarvan de uitkering is ingetrokken,
weer arbeidsongeschikt wordt, niet kennelijk uit een andere
oorzaak dan die, waaruit de arbeidsongeschiktheid, ter zake
waarvan de ingetrokken uitkering werd genoten, is
voortgekomen, aanspraak op heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering.
5. Ten aanzien van
degene wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingetrokken in verband
met artikel 19, eerste lid, onderdeel b, en die weer arbeidsongeschikt
is geworden op grond van een herbeoordeling als bedoeld in artikel 35,
zesde lid, vindt heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering
plaats met ingang van 22 februari
2007.
6.
De heropening vindt plaats naar de mate van
arbeidsongeschiktheid op de dag, waarop de heropening ingaat.
7.
Indien
zowel recht bestaat of is ontstaan op heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit artikel als op
ziekengeld op grond van de Ziektewet, wordt de
arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaald voor zover deze het
ziekengeld overtreft, danwel zou overtreffen, indien het ziekengeld op
grond van artikel 45 van de Ziektewet geheel of gedeeltelijk is
geweigerd.
{Minder dan 25% arbeidsongeschikt}
8.
Voor de toepassing van het eerste tot en met zesde lid
wordt niet als arbeidsongeschikt beschouwd de persoon
die minder dan 25% arbeidsongeschikt is.
9.
De artikelen 7b,
7c en 7d en de daarop berustende bepalingen zijn van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 21a Heropening van de uitkering bij
terugkomst naar Nederland en na de inwerkingtreding van een verdrag
{Heropening uitkering}
1.
De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering in
verband met artikel 19a, eerste lid, is geëindigd, heeft
vanaf de dag:
a.dat hij in Nederland woont; of
b.dat hij in een land woont waarmee een verdrag in werking is getreden dan wel
een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden, op grond waarvan recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering kan bestaan;
met inachtneming van de bepalingen van deze wet aanspraak op
heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien
hij op die dag arbeidsongeschikt is.
2.
Aanspraak op heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de
persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid
bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van
wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.
3.
De artikelen 7, zesde lid, 36 en 37, zijn van
overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak
op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering,
bedoeld in dit artikel.
Artikel 21b Heropening van de uitkering na afloop vrijheidsontneming
{Uitkering na afloop vrijheidsontneming}
1.
De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering in
verband met artikel 19, vierde lid, is geëindigd, heeft
vanaf de dag dat hij in vrijheid wordt gesteld met
inachtneming van de bepalingen van deze wet aanspraak op
heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien
hij op die dag arbeidsongeschikt is. Artikel 7, zevende lid,
is van overeenkomstige toepassing.
2.
Aanspraak op heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de
persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid
bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van
wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.
3.
De artikelen 7, zevende lid, 36 en 37, zijn van
overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak
op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering,
bedoeld in dit artikel.
4.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing
op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een
vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel buiten een
justitiële inrichting plaatsvindt.
Artikel 21c Heropening
van de uitkering na afloop onttrekking vrijheidsontneming
{Heropening uitkering na afloop onttrekking aan vrijheidsontneming}
1.
De
persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met artikel
19, vijfde lid, is geëindigd, heeft vanaf de dag dat hij zich niet
langer onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of
vrijheidsbenemende maatregel met inachtneming van de bepalingen van
deze wet aanspraak op heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag
arbeidsongeschikt is.
2.
Aanspraak
op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de
persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid bedoelde dag
niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval
is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.
3.
De
artikelen 7, zesde lid, 36 en 37 zijn van overeenkomstige toepassing
met betrekking tot de aanspraak op heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit
artikel.
Artikel 21d Heropening van de uitkering na beëindiging deelname aan terroristische organisatie of terugkeer in Nederland
1.
De persoon, wiens arbeidsongeschiktheid in verband met artikel 19, achtste lid, is geëindigd, heeft vanaf de dag dat niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, met inachtneming van de bepalingen van deze wet, aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is.
2.
Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.
3.
De artikelen 7, zesde lid, 36 en 37 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.
§ 2 [Vervallen.]
Artikel 22
Vervallen
Artikel 22a
Vervallen
Artikel 23
Vervallen
Artikel 24
Vervallen
§ 3 Vakantie-uitkering
Artikel 25 Recht op vakantie-uitkering
{Vakantie-uitkering}
De verzekerde die over een maand recht heeft op
arbeidsongeschiktheidsuitkering, heeft over die maand recht op
vakantie-uitkering.
Artikel 26 Hoogte van de vakantie-uitkering
{Hoogte vakantie-uitkering}
1.
De vakantie-uitkering bedraagt acht procent van het bedrag
aan arbeidsongeschiktheidsuitkering, waarop recht bestond in
het tijdvak van twaalf maanden, voorafgaande aan de maand mei.
2.
Indien artikel 16a, 21, zevende lid, 58, 59 of
59a is toegepast, wordt onder het bedrag
aan arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in het eerste
lid, verstaan het bedrag van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering, nadat dat artikel
toepassing heeft gevonden.
3.
Indien het percentage van de vakantiebijslag, bedoeld in
artikel 15, eerste lid, van de
Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag, wordt gewijzigd,
treedt dit gewijzigde percentage in de plaats van het in
het eerste lid genoemde percentage. Het gewijzigde
percentage wordt in aanmerking genomen over de uitkering
waarop recht bestaat over het tijdvak aanvangende met de dag
waarop de wijziging ingaat.
4.
De
vakantie-uitkering wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is
vastgesteld.
Artikel 27 Recht op vakantie-uitkering over
overlijdensuitkering
{Recht op vakantie-uitkering over overlijdensuitkering}
De artikelen 25 en 26, eerste tot en met derde lid, zijn van
overeenkomstige toepassing op de overlijdensuitkering, bedoeld
in artikel 61.
§ 4 Garantie voor oudere arbeidsongeschikten
Artikel 28
Vervallen
Artikel 29 Garantie voor oudere arbeidsongeschikten
{Garantie voor oudere arbeidsongeschikten}
Indien een verzekerde van 45 jaar of ouder die recht heeft op
een arbeidsongeschiktheidsuitkering en die als verzekerde
bedoeld in artikel 3, eerste lid, winst of inkomsten gaat
genieten in verband waarmee zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering
wordt beëindigd, wordt, indien hij binnen vijf jaar na de datum
van aanvang van zijn werkzaamheden opnieuw recht heeft op
toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, de
grondslag van die uitkering niet lager gesteld dan de grondslag
die voor de berekening van de laatstelijk ontvangen
arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking werd genomen,
zoals die sinds de beëindiging van de uitkering op grond van
artikel 8 zou zijn herzien.
Artikel 30
Vervallen
Artikel 31
Vervallen
Artikel 32
Vervallen
Afdeling 2 Het geldend maken van het recht op
uitkering
§ 1 Melding
Artikel 33 Melding gedurende wachttijd
{Melding gedurende wachttijd}
1.
Ten einde een recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering
geldend te kunnen maken meldt de verzekerde zijn
arbeidsongeschiktheid binnen dertien weken na het ontstaan
van de arbeidsongeschiktheid aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
{Bepaling tijdvak}
2.
Voor het bepalen van het tijdvak van dertien weken, bedoeld
in het eerste lid, worden perioden van
arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met
een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij
direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in
verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet
arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de
ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien
uit dezelfde oorzaak. Bij de
vaststelling van het tijdvak van dertien
weken blijven perioden, waarin uitkering in
verband met zwangerschap of bevalling op grond van
artikel 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.
Artikel 34
Vervallen
§ 2 Toekenning
Artikel 35 Toekenning arbeidsongeschiktheidsuitkering
{Toekenning uitkering}
1.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt op aanvraag toegekend.
{Schriftelijke kennisgeving}
2.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt de verzekerde schriftelijk
in kennis van de mogelijkheid van het doen van een aanvraag uiterlijk vier
maanden voor de datum waarop het in artikel 7, tweede lid, genoemde tijdvak
van 52 weken eindigt.
3.
Het tweede lid is
niet van toepassing, indien de verzekerde de melding,
bedoeld in artikel 33, eerste lid, niet of niet tijdig heeft
gedaan. Indien de verzekerde deze melding niet tijdig heeft
gedaan, geldt de in het tweede lid bedoelde verplichting
voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
uiterlijk drie maanden nadat de verzekerde de melding heeft gedaan.
{Aanvraag}
4.
De verzekerde die in aanmerking wenst te komen voor
toekenning van de uitkering, doet zijn
aanvraag binnen negen maanden na aanvang van zijn
arbeidsongeschiktheid.
5.
Onverminderd hetgeen in deze wet terzake van herziening of intrekking
van de arbeidsongeschiktheidsuitkering is bepaald wordt ten aanzien van personen die na 1 juli 1954 zijn geboren, op een bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur bepaald tijdstip door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
bezien of er in verband met wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid
gronden zijn voor herziening of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Het tijdstip kan voor verschillende groepen van personen verschillend worden
vastgesteld. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de
eerste zin niet van toepassing is op bepaalde groepen van personen.
6. Ten
aanzien van personen die na 1 juli 1954 maar voor 2 juli 1959 zijn
geboren en die voor 22 februari 2007 op grond van het vijfde lid zijn
herbeoordeeld, wordt door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen bezien of er per 22 februari 2007 in verband
met een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid gronden zijn
voor herziening, heropening of intrekking van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering. De eerste zin is niet van toepassing
op personen die op 22 februari 2007 reeds in de hoogste
arbeidsongeschiktheidsklasse zijn
ingedeeld.
7. Op grond van de
beoordeling, bedoeld in het zesde lid, wordt de mate van
arbeidsongeschiktheid van de persoon, bedoeld in het zesde lid, die
niet heeft verzocht om een nieuwe medische beoordeling, niet lager
vastgesteld dan de mate van arbeidsongeschiktheid die voor die persoon
gold op 21 februari
2007.
{Tijdige aanvraag}
8.
Een aanvraag is tijdig ingediend, indien het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de
kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, niet heeft gedaan
dan wel indien bij een latere kennisgeving dan bedoeld in
het tweede lid de aanvraag wordt ingediend binnen vier
weken nadat deze kennisgeving is ontvangen.
9.
Indien de toepassing van het vierde lid zou leiden tot
kennelijke hardheid, is het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen bevoegd de uitkering ambtshalve toe
te kennen.
Artikel 36 Ingangsdatum uitkering
{Ingangsdatum uitkering}
1.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering gaat in op de dag, met
ingang waarvan de betrokkene aan de vereisten voor het
recht op toekenning van die uitkering voldoet.
2.
In afwijking van het eerste lid kan de uitkering niet
vroeger ingaan dan een jaar voor de dag, waarop de aanvraag
om toekenning dan wel voortzetting van de uitkering werd
ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
kan voor bijzondere gevallen van de eerste zin afwijken.
3.
Toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering vindt niet
plaats, indien deze zou ingaan op of na de in artikel 19,
eerste lid, onderdeel a,
bedoelde dag.
Artikel 37 Herziening en heropening op aanvraag
of ambtshalve
{Herziening en heropening op aanvraag of ambtshalve}
Herziening dan wel heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering vindt op aanvraag of
ambtshalve plaats.
Artikel 38 Ingangsdatum herziening en heropening uitkering
{Ingangsdatum herziening en heropening uitkering}
1.
De herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering gaat in
op de dag, waarop de verzekerde op grond van deze wet voor
een hogere of lagere uitkering in aanmerking komt.
2.
Met betrekking tot de herziening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering, die een verhoging van die
uitkering tot gevolg heeft, alsmede met betrekking tot de
heropening van de uitkering is artikel 36, tweede lid, van
overeenkomstige toepassing.
3.
De herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering ter
zake van afneming van de arbeidsongeschiktheid gaat in op
de dag, aangegeven in de daartoe strekkende beschikking van
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
4.
Indien de herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering
verband houdt met een voltooide scholing of opleiding, gaat
deze herziening niet eerder in dan een jaar na voltooiing
van die scholing of opleiding.
5.
De heropening van de uitkering, bedoeld in artikel 21, gaat
in op de dag, met ingang waarvan de betrokkene weer
arbeidsongeschikt is geworden.
6.
Heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering vindt niet
plaats, indien deze zou ingaan op of na de in artikel 19,
eerste lid, onderdeel a,
bedoelde dag.
Artikel 39
Vervallen
Artikel 40 Toekenning vakantie-uitkering
{Toekenning vakantie-uitkering}
De vakantie-uitkering wordt ambtshalve of, ingeval artikel 60,
eerste lid, tweede zin, toepassing vindt, op aanvraag door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen toegekend.
Artikel 41 Oproep en onderzoek door of namens het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
{Oproep en onderzoek door of namens UWV}
1. Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan, zo dikwijls hij zulks
nodig oordeelt de verzekerde oproepen of doen oproepen en op een door
of vanwege het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te bepalen
plaats ondervragen of doen ondervragen in verband met de aanspraak op
of het genot van arbeidsongeschiktheidsuitkering of de toekenning of
verstrekking van een reïntegratie-instrument als bedoeld in
hoofdstuk
3A.
2.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de in
het eerste lid bedoelde personen op een door of namens hem
te bepalen plaats door een of meer daartoe door hem
aangewezen deskundigen doen onderzoeken.
3.
De daartoe door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen aangewezen deskundige kan, ook
zonder opdracht van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, de in het eerste lid bedoelde
personen oproepen, ondervragen, doen oproepen, doen
ondervragen en onderzoeken of doen onderzoeken door een of
meer door hem daartoe aangewezen deskundigen.
Artikel 42 Vergoeding kosten en tijdverlies
{Vergoeding kosten en tijdverlies}
Opgeroepenen en, indien hun toestand geleide nodig maakt, mede
hun geleiders, worden reiskosten, verblijfkosten en tijdverlies
vergoed in de gevallen en volgens regels die door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen worden vastgesteld.
Artikel 43 Voorschriften van medische of administratieve
aard
{Voorschriften van medische of administratieve aard}
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de door hem daartoe
aangewezen deskundige kunnen de personen, bedoeld in artikel 41, eerste lid,
voorschriften geven in het belang van een behandeling of van genezing of tot
behoud, herstel en bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van
arbeid.
2.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan voorschrijven dat
de personen, bedoeld in artikel 41, eerste lid, zich
laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen.
Artikel 44 Controlevoorschriften
{Controlevoorschriften}
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan
controlevoorschriften vaststellen. Deze voorschriften mogen niet
verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste
uitvoering van deze wet.
§ 3 Maatregelen en bestuurlijke boeten
Artikel 45 Gevolgen weigeren onderzoek
{Weigeren onderzoek}
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen weigert de
uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk,
indien een verzekerde als bedoeld in artikel 41, eerste lid,
na tijdig te zijn opgeroepen niet is verschenen of heeft geweigerd:
a.vragen te beantwoorden die zijn gesteld door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de
door hem daartoe aangewezen deskundige;
b.zich te laten onderzoeken door de door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen daartoe
aangewezen deskundige; of
c.te voldoen aan het voorschrift, gegeven door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de
door hem daartoe aangewezen deskundige, om zich ter
observatie te doen opnemen of te verblijven in een
aangewezen inrichting.
2.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen handelt
overeenkomstig het eerste lid bij toeneming van de
arbeidsongeschiktheid, voor zover deze toeneming kennelijk
is voortgekomen uit dezelfde oorzaak als de
arbeidsongeschiktheid, ter zake waarvan het niet voldoen
aan de oproeping of de weigering plaatsvond.
Artikel 46 Gevolgen niet-naleving voorschriften
{Niet-naleving voorschriften}
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen handelt overeenkomstig
artikel 45, indien de verzekerde:
a.de door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de door
hem daartoe aangewezen deskundige krachtens artikel 43 in het belang van een
behandeling of genezing of tot behoud, herstel of bevordering van de
mogelijkheid tot het verrichten van arbeid en tot registratie als werkzoekende
bij het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen gegeven voorschriften zonder
deugdelijke grond niet opvolgt;
b.zich niet, zolang als het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen of de door hem daartoe aangewezen deskundige te kennen
heeft gegeven dit noodzakelijk te achten, onder geneeskundige behandeling stelt
of indien hij de voorschriften van de behandelende arts niet opvolgt;
c.zich schuldig maakt aan gedragingen, waardoor zijn genezing wordt
belemmerd of nalaat voldoende mee te werken om aanpassing aan zijn ziekte of
gebrek te verkrijgen;
d.de controlevoorschriften, bedoeld in artikel 44, of de verplichting,
bedoeld in
artikel 55, tweede lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk
is nagekomen of de verplichting, bedoeld in artikel 70, niet binnen de door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen daarvoor vastgestelde termijn is
nagekomen;
e.zijn arbeidsongeschiktheid opzettelijk heeft veroorzaakt;
f.zich niet houdt aan het voorschrift, bedoeld in artikel 35, vierde
lid;
g.zonder redelijke gronden niet meewerkt aan
een scholing of opleiding die wenselijk wordt geacht voor zijn inschakeling in
de arbeid;
h.indien
de belanghebbende zonder redelijke gronden niet meewerkt aan het
opstellen van de reïntegratievisie, bedoeld in artikel 30a,
eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
of het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van
die wet;
i.indien de belanghebbende de
verplichtingen die zijn opgenomen in de reïntegratievisie
bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of in het
reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet
niet of niet behoorlijk is nagekomen;
j.indien de belanghebbende die bij deelname aan een
reïntegratietraject zijn reïntegratieverplichtingen niet
naleeft, de reden daarvan niet onmiddellijk aan het
reïntegratiebedrijf heeft
medegedeeld;
k.zich niet onthoudt van zeer ernstige misdragingen jegens de met de uitvoering van deze wet belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden.
Artikel 47 Afstemming maatregel op ernst gedraging
{Afstemming op ernst gedraging}
1.
Een maatregel als bedoeld in artikel 45 of 46 wordt
afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de
verzekerde de gedraging kan worden verweten. Van het
opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien,
indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
2.
Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan
met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet
tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 70, indien het
niet tijdig nakomen van de verplichting niet heeft geleid tot het ten
onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, of ter zake
van het zich niet houden aan het voorschrift, bedoeld in artikel 35,
vierde lid, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting of het
zich niet houden aan het voorschrift plaatsvindt binnen een periode van
twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de werknemer een
zodanige waarschuwing is gegeven.
3.
Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig
zijn.
4.
Het
opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor dezelfde
gedraging een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 48 wordt
opgelegd.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden
nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste lid.
Artikel 48 Bestuurlijke
boete bij niet-nakoming inlichtingenverplichting
{Bestuurlijke boete}
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 70. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 70, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 70, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2.
In dit artikel wordt onder benadelingsbedrag verstaan het brutobedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 70, ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is ontvangen.
3.
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 70, niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, legt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een bestuurlijke boete op van ten hoogste het bedrag van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 70, in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger een zodanige waarschuwing is gegeven.
5.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 70, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is ontvangen, van ten hoogste 150 procent van het benadelingsbedrag, met overeenkomstige toepassing van het eerste lid, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van het begaan van de overtreding een eerdere bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie is opgelegd wegens een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, die onherroepelijk is geworden.
6.
Onder eenzelfde gedraging als bedoeld in het vijfde lid wordt verstaan het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in de artikelen 70 van deze wet of 12 van de Toeslagenwet, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering of toeslag is verleend.
7.
In afwijking van het vijfde lid is het in dat lid genoemde tijdvak van vijf jaar tien jaar indien wegens de eerdere overtreding, bedoeld in het vijfde lid, de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger is gestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
8.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
9.
Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, is verplicht desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.
{Nadere regels}
10.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete.
11.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.
12.
In afwijking van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter in beroep of hoger beroep het bedrag waarop de bestuurlijke boete is vastgesteld ook ten nadele van de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger wijzigen.
13.
Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 65a, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
14.
Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.
Artikel 49
Vervallen
Artikel 50
Vervallen
Artikel 51
Vervallen
Artikel 52
Vervallen
Artikel 53
Vervallen
Artikel 54 Invordering
bestuurlijke boete
{Invordering bestuurlijke boete}
1.
Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verrekent de bestuurlijke
boete en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 48, vijfde lid, met een uitkering op grond van deze wet, de Werkloosheidswet, de
Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet arbeid en zorg of
een toeslag op grond van de Toeslagenwet, die de persoon aan wie een
bestuurlijke boete is opgelegd ontvangt.
2.
Onverminderd het eerste lid kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de bestuurlijke boete verrekenen met een vordering die degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd op hem heeft.
3.
De
Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk de gemeente betaalt het
bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging
nodig is, op zijn verzoek aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen indien de persoon aan wie een bestuurlijke
boete is opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene
Ouderdomswet, de Algemene nabestaanden wet, de Participatiewet, de
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen.
4.
De in
artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de
raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt gelijkelijk
toe aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Indien het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt van deze
bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking
van artikel 4:123, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door
middel van toezending per post aan de persoon aan wie de boete is
opgelegd.
5.
Zolang de
verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn verplichting,
bedoeld in artikel 48, negende lid, niet of niet behoorlijk
nakomt:
a.is
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in afwijking van
artikel 4:93, vierde
lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd tot
verrekening van de bestuurlijke boete voor zover beslag op de vordering
van de schuldeiser nietig zou
zijn;
b.geldt de
beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van artikel 4:116
van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de invordering van een
bestuurlijke boete bij
dwangbevel.
Artikel 54a
Vervallen
Artikel 54b In
kennisstellen reïntegratiebedrijf van sanctie-oplegging
{Reïntegratiebedrijf informeren over sanctie-oplegging}
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de
verzekerde de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk
heeft geweigerd dan wel hem een bestuurlijke boete heeft opgelegd, stelt het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het
reïntegratiebedrijf dat ten behoeve van die verzekerde
werkzaamheden gericht op vergroting van de mogelijkheden tot het
verrichten van arbeid of op inschakeling in arbeid verricht, van die
beschikking in kennis voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering
van de werkzaamheden door het
reïntegratiebedrijf.
Afdeling 3 De betaling van de uitkering
Artikel 55 Betaalbaarstelling
{Betaalbaarstelling}
1.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt betaalbaar gesteld
door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De
betaling geschiedt als regel in tijdvakken van een maand.
{Opschorting betaling}
2.
Onverminderd het tweede lid, schort het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen de betaling van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering op of schorst het de
betaling, indien het op grond van duidelijke aanwijzingen
van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft dat:
a.het recht op uitkering niet of niet meer bestaat;
b.recht op een lagere uitkering bestaat;
c.de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger
een verplichting als bedoeld in artikel 45, 46 of
70 niet of niet behoorlijk is nagekomen.
3.
Indien
de arbeidsongeschiktheidsuitkering in het buitenland wordt uitbetaald,
geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de
daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt
gecrediteerd.
4.
Wanneer de verzekerde, aan wie een
arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, een ander
machtigt om de uitkering in ontvangst te nemen,
onderscheidenlijk een verleende machtiging intrekt, wordt
daaraan gevolg gegeven met ingang van een betalingstijdvak,
aanvangende na de dag waarop de machtiging wordt ingediend,
onderscheidenlijk waarop van haar intrekking mededeling
wordt gedaan, doch niet later dan de eerste dag van de
tweede maand na de dag van indiening onderscheidenlijk de mededeling.
5. Indien
een reïntegratiebedrijf aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen heeft gemeld dat het gegronde vermoeden bestaat
dat een persoon aan wie een uitkering is toegekend onvoldoende
medewerking verleent aan de op hem betrekking hebbende werkzaamheden
van het reïntegratiebedrijf, neemt het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen een besluit omtrent de gehele of gedeeltelijke
opschorting of schorsing van de betaling van de uitkering aan die
persoon voor de duur van ten hoogste acht weken.
6. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
stelt het reïntegratiebedrijf in kennis van een besluit tot
opschorting of schorsing als bedoeld in het vijfde lid.
Artikel 55a Opschorting en hervatting betaalbaarstelling
{Opschorting betaling uitkering}
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen schort de
betaling van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op indien
de persoon aan wie de uitkering is toegekend een vreemdeling
is die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt als
bedoeld in artikel 8 van de
Vreemdelingenwet 2000.
{Hervatten betaling uitkering}
2.
De betaling van een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt
hervat indien de betrokkene daartoe een aanvraag indient en
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is gebleken
dat hij feitelijk buiten Nederland woont of verblijf houdt.
Artikel 55b Opschorting betaling bij vertrek naar onbekende bestemming
{Opschorting betaling uitkering bij vertrek naar onbekende bestemming}
1.
Is van de ontvanger van een arbeidsongeschiktheidsuitkering bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een adres in Nederland bekend, terwijl in de basisregistratie personen ambtshalve is opgenomen dat hij is vertrokken naar een onbekend land van verblijf, dan verzoekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hem de afwijkende registratie in de basisregistratie personen binnen een redelijke termijn ongedaan te laten maken.
2.
Wanneer na afloop van deze termijn, de afwijkende registratie niet is beëindigd of als uit de basisregistratie personen niet blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente de gegevens over het adres in onderzoek heeft genomen, schort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de betaling van de uitkering aan de persoon, aan wie de arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, op.
3.
De opschorting wordt beëindigd zodra is vastgesteld dat de persoon, bedoeld in het tweede lid, in het buitenland woont of verblijft of dat een adres in Nederland in de basisregistratie personen is opgenomen.
4.
Indien het onderzoek van het college van burgemeester en wethouders is afgerond en de persoon, bedoeld in het tweede lid, in de basisregistratie personen ambtshalve opgenomen blijft met gegevens over het vertrek uit Nederland, schort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de betaling van de uitkering op tot verblijf in het buitenland kan worden vastgesteld of een adres in Nederland in de basisregistratie personen is opgenomen.
Artikel 56
Vervallen
Artikel 57 Betaling aan instellingen
{Betaling aan instellingen}
1.
Indien de verzekerde
aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, aanspraak
heeft op verstrekking of vergoeding van zorg als bedoeld in de Wet langdurige zorg en op grond van die wet een bijdrage voor
die zorg verschuldigd is, is het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen bevoegd de uitkering tot het bedrag van die
bijdrage in plaats van aan de verzekerde zonder diens machtiging uit te
betalen aan het Zorginstituut Nederland, genoemd in artikel 58,
eerste lid, van de
Zorgverzekeringswet.
2.
Indien aan degene aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, bestaande uit beschermd wonen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en hij op grond van die wet hiervoor een bijdrage is verschuldigd, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd die uitkering tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan de verzekerde, aan wie de uitkering is toegekend, zonder diens machtiging uit te betalen aan het CAK, genoemd in artikel 6.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg, dat voor de gemeente de bijdrage int.
3.
Indien de verzekerde, aan wie een
arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, in een
inrichting ter verpleging van geesteszieken of van
zwakzinnigen is opgenomen en het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen van de desbetreffende inrichting of
van het college van
burgemeester en wethouders van de
gemeente die de opnamekosten betaalt, het verzoek
ontvangt om de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan die
inrichting of die gemeente uit te betalen, kan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen dat verzoek
zonder het stellen van andere voorwaarden inwilligen.
4.
Indien het eerste of tweede lid toepassing vindt, heeft de in het derde lid bedoelde bevoegdheid betrekking op het gedeelte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dat niet aan de in het eerste of tweede lid genoemde instantie wordt uitbetaald.
5.
Een
herziening van de uitkering op grond van het eerste of tweede lid als gevolg van
een wijziging van de verschuldigde bijdrage vindt plaats zonder dat dit
bij beschikking is
vastgesteld.
Artikel 58 Inkomsten uit arbeid tijdens uitkering
{Inkomsten uit arbeid tijdens uitkering}
1.
Indien de
verzekerde, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering,
inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, wordt die arbeid
gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt als
arbeid als bedoeld in artikel 2, vierde lid, en wordt de
arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt
de
uitkering:
a.niet
betaald, indien het inkomen zodanig is, dat als die arbeid wel arbeid
als bedoeld in artikel 2, vierde lid, zou zijn, niet langer sprake zou
zijn van arbeidsongeschiktheid van ten minste 25%;
of
b.indien onderdeel
a niet van toepassing is, betaald tot een bedrag ter grootte van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld,
indien die arbeid wel arbeid als bedoeld in artikel 2, vierde lid, zou
zijn.
Na afloop van het in de
aanhef genoemde tijdvak wordt de arbeid aangemerkt als arbeid als
bedoeld in artikel 2, vierde lid.
2.
Indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in dienstbetrekking arbeid als bedoeld in het eerste lid verricht of heeft verricht, wordt het loon geacht te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan.
3.
Het in het eerste lid, aanhef, genoemde tijdvak van vijf jaar vangt aan op de eerste dag waarop het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast. Indien diegene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en ten aanzien van wie het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast andere arbeid gaat verrichten, dan vangt een nieuw tijdvak als bedoeld in het eerste lid aan op de eerste dag dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanwege het verrichten van die andere arbeid wordt vastgesteld door toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b.
4.
Indien op
de laatste dag van het in het eerste lid genoemde tijdvak van vijf jaar
inkomen wordt genoten, maar geen arbeid wordt verricht, wordt dit
tijdvak verlengd tot en met de laatste dag waarop dat inkomen wordt
genoten.
5.
Indien
degene, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomen
geniet, dat bestaat uit loon ingevolge een arbeidsovereenkomst als
bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van de Wet sociale werkvoorziening,
is het eerste lid voor onbeperkte duur van toepassing.
6.
Onze
Minister kan bepalen dat het eerste lid voor onbeperkte duur toepassing
vindt ten aanzien van bepaalde groepen personen.
7.
Bij
ministeriële regeling wordt bepaald wat onder inkomen en loon als bedoeld
in dit artikel wordt verstaan. Daarbij kan tevens worden bepaald dat
nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt
genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of
nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel
volledig wordt
genoten.
8.
Bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste lid, kan loon niet meer dan eenmaal in aanmerking worden genomen.
Artikel 59 Samenloop
met Wet WIA-uitkeringen
{Samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met Wet WIA-uitkeringen}
1. Indien
ter zake van arbeidsongeschiktheid zowel recht ontstaat op herziening
van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met de artikelen 12
tot en met 17 als op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen uit hoofde van een dienstbetrekking die is
aangevangen na het intreden van de arbeidsongeschiktheid op grond
waarvan het recht is ontstaan op eerstbedoelde uitkering wordt de
arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaald voorzover deze de uitkering
op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen overtreft,
doch in elk geval uitbetaald tot de hoogte van het bedrag onmiddellijk
voorafgaande aan de herziening.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder
arbeidsongeschiktheidsuitkering en uitkering op grond van de Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen tevens verstaan de vakantie-uitkering
waarop uit hoofde van die uitkeringen recht bestaat, voorzover die
vakantie-uitkering over dezelfde periode is berekend.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de
persoon die een uitkering ontvangt op grond van de vrijwillige
verzekering als bedoeld in paragraaf 2.2 van de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen.
4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als
arbeidsongeschiktheidsuitkering van de verzekerde op wie
artikel 58 van toepassing is, in aanmerking genomen het bedrag van die
uitkering nadat bedoeld artikel toepassing heeft
gevonden.
5. Bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zo nodig
afwijkende regels worden
gesteld:
a.met betrekking tot het eerste lid;
b.ter voorkoming of beperking van samenloop van
arbeidsongeschiktheidsuitkering met de in het eerste lid bedoelde
uitkeringen in situaties waarin deze leden niet of onvoldoende
voorzien.
Artikel 59a Samenloop met andere uitkeringen
{Samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met andere uitkeringen}
1.
Indien terzake van arbeidsongeschiktheid recht bestaat op:
a.zowel herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband
met de artikelen 12 tot en met 17 als op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering
op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering uit hoofde van
een dienstbetrekking die is aangevangen na het intreden van de arbeidsongeschiktheid
op grond waarvan recht is ontstaan op eerstbedoelde arbeidsongeschiktheidsuitkering;
of
b.zowel toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel
20 als toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond
van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering uit hoofde van een dienstbetrekking
die is aangevangen na het intreden van de arbeidsongeschiktheid op grond waarvan
de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel
a, werd toegekend dan wel tijdens of na de wachttijd, bedoeld in onderdeel
b van dat lid; wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaald voorzover
deze de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
overtreft. In de situatie, bedoeld onder a, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering
in ieder geval uitbetaald tot de hoogte van het bedrag onmiddellijk voorafgaande
aan de herziening.
2.
Indien terzake van arbeidsongeschiktheid recht bestaat op:
a.zowel herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering in verband met de artikelen
36 tot en met 40 van die wet als toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering
uit hoofde van werkzaamheden als verzekerde die zijn aangevangen na het intreden
van de arbeidsongeschiktheid op grond waarvan recht is ontstaan op eerstbedoelde
arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
b.zowel toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel
43a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering als toekenning van
een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van werkzaamheden als verzekerde
die zijn aangevangen na het intreden van de arbeidsongeschiktheid op grond
waarvan de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in artikel 43a, eerste
lid, onderdeel a, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, werd
toegekend dan wel tijdens of na de wachttijd, bedoeld in onderdeel b van dat
lid; wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaald voorzover deze de
herziene of toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering overtreft.
3.
Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder
arbeidsongeschiktheidsuitkering en
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de
Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering tevens
verstaan de vakantie-uitkering waarop uit hoofde van die
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen recht
bestaat, voor zover die vakantie-uitkering over dezelfde
periode is berekend.
4.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de
persoon die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op
grond van de vrijwillige verzekering, bedoeld in
hoofdstuk VI van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering.
5. Voor
de toepassing van het eerste en tweede lid wordt als
arbeidsongeschiktheidsuitkering onderscheidenlijk uitkering op grond
van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van de verzekerde op
wie artikel 58, onderscheidenlijk artikel 44 of 65 van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering van toepassing is, in aanmerking
genomen het bedrag van die uitkeringen nadat bedoelde artikelen
toepassing hebben
gevonden.
{Afwijkende regels}
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen
nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld:
a.met betrekking tot het eerste tot en met derde lid;
b.ter voorkoming of beperking van samenloop van
arbeidsongeschiktheidsuitkering met de in het eerste
tot en met derde lid bedoelde uitkeringen in
situaties waarin deze leden niet of onvoldoende
voorzien;
c.ter voorkoming of beperking van samenloop van
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze
wet met uitkering op grond van andere wetten.
{Beperking samenloop met buitenlandse uitkering}
7.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van
arbeidsongeschiktheidsuitkering met uitkering op grond
van de sociale wetgeving van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, een
vergelijkbare regeling ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en
Saba of
van een andere Mogendheid.
Artikel 60 Betaling van vakantie-uitkering
{Betaling vakantie-uitkering}
1.
De betaling van de vakantie-uitkering vindt eenmaal per jaar
plaats in de maand mei over de aan die maand voorafgaande
maanden, of, indien het recht op uitkering eerder dan in
de maand mei eindigt, in de desbetreffende maand. Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de
vakantie-uitkering op een ander tijdstip betalen, mits die
betaling plaatsvindt over een of meer voorliggende maanden
waarover reeds recht op vakantie-uitkering bestaat.
2.
De artikelen 55, 57 en 61 zijn van overeenkomstige
toepassing ten aanzien van de vakantie-uitkering, voor
zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald.
Artikel 61 Overlijdensuitkering
{Overlijdensuitkering}
1.
Na het overlijden van de verzekerde, aan wie een
arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, wordt met
ingang van de dag na het overlijden, de uitkering in de
vorm van een overlijdensuitkering betaald:
a.aan de langstlevende van de echtgenoten;
b.bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, de
minderjarige kinderen tot wie de overledene in
familierechtelijke betrekking stond;
c.bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen degenen met wie de overledene in
gezinsverband leefde.
2.
De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van de
uitkering over één maand, doch niet over de zaterdagen en
de zondagen, berekend naar de hoogte van die uitkering op
de dag of laatstelijk voor de dag van overlijden van de verzekerde.
3.
In verband met het overlijden van de verzekerde aan wie een
uitkering is toegekend, is artikel 19, eerste lid,
onderdeel a niet van toepassing.
4.
De overlijdensuitkering wordt ambtshalve
of op aanvraag aan de
rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in het eerste lid,
door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaald.
5.
De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens betaald.
6.
Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met
het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat over na
het overlijden gelegen dagen reeds is betaald.
Artikel 62 Verjaringstermijn
{Verjaringstermijn}
Uitkeringen op grond van deze wet die niet in ontvangst zijn
genomen of zijn ingevorderd binnen twee jaren na de dag van
betaalbaarstelling, worden niet meer betaald.
Artikel 63 Terugvordering
{Terugvordering}
1.
De uitkering, de loonsuppletie,
bedoeld in artikel 67a, de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 67b,
en de voorziening, bedoeld in artikel
67c die als gevolg van een besluit als bedoeld in
artikel 18 onverschuldigd is verstrekt, alsmede hetgeen
anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
2.
De uitkering die onverschuldigd aan de werkgever is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van de werkgever teruggevorderd, indien de werkgever de uitkering op grond van artikel 629, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in mindering heeft kunnen brengen op het loon.
3.
In afwijking van het eerste lid kan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen besluiten van terugvordering of van
verdere terugvordering af te zien, indien degene van wie wordt
teruggevorderd:
a.gedurende vijf jaar volledig aan zijn
betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b.gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn
betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het
achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd
met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de
op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog
heeft betaald;
c.gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht
en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment
zal gaan verrichten; of
d.een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de
restsom in één keer aflost.
4.
De in het derde lid, onderdelen a, b en c, genoemde termijn is tien jaar indien de terugvordering het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 70.
5.
De in het derde lid, onder a en b, genoemde termijn is drie
jaar indien:
a.het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die
periode de beslagvrije voet bedoeld in de
artikelen
475c en 475d van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering
niet te boven is gegaan; en
b.de terugvordering niet het gevolg is van het niet of
niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld
in artikel 70.
{Afzien van terugvordering}
6.
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten
geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
{Inlichtingen aan Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen}
7.
De persoon van wie of de instelling waarvan wordt
teruggevorderd is verplicht desgevraagd aan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de inlichtingen
te verstrekken die voor de terugvordering van belang zijn.
8.
In afwijking van het eerste lid kan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, onder voorwaarden die Onze Minister
kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien
het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te
stellen bedrag niet te boven gaat.
Artikel 64 Invordering bij
dwangbevel
{Executoriale titel}
1.
Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de onverschuldigd
betaalde uitkering, bedoeld in artikel 63, eerste en tweede lid, invorderen bij
dwangbevel.
2.
Artikel 54 is van overeenkomstige toepassing, met dien
verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de
belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet
bedoeld in de artikelen 475c
en 475d van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering niet te
boven is gegaan, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen de aflossingsbedragen lager
vaststelt.
Artikel 65 Nadere
regelgeving
{Nadere regels}
Bij ministeriële
regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot:
a.de
wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld
dat onverschuldigd is
betaald;
b.de aanvraag
van loonsuppletie als bedoeld in artikel 67a, van inkomenssuppletie als
bedoeld in artikel 67b, de termijn waarbinnen die aanvraag wordt
ingediend, alsmede de rechtsgevolgen die aan overschrijding van die
termijn zijn verbonden, en de aanvraag van een voorziening als bedoeld
in artikel
67c.
Artikel 65a Schuldregeling
{Schuldregeling}
1.
In
afwijking van artikel 63, eerste lid, kan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, op verzoek van de belanghebbende, besluiten
gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere
terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling,
indien:
a.redelijkerwijs
te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het
betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij
heeft opgehouden te
betalen;
b.redelijkerwijs
te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle
vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van
de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal
komen;
c.een naar het
oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
betrouwbaar voorstel voor een schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van
een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het
consumentenkrediet;
d.aannemelijk
is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend
werkt; en
e.uitdeling
in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel
349 van de Faillissementswet.
2.
Het
eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door
het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in
artikel 70, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 48 is
opgelegd, dan wel indien hiervoor aangifte is gedaan op grond van het
Wetboek van
Strafrecht.
3.
Het
besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering
wordt ingetrokken of ten nadele van belanghebbende gewijzigd
indien:
a.niet
binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een
schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld
in het eerste
lid;
b.de
belanghebbende zijn schuld aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet;
of
c.onjuiste of
onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of
volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben
geleid.
{Nadere regels}
4.
Bij
ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere
regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken
aan schuldregelingen.
Artikel 65b Preferentie
{Preferentie vordering}
Een vordering van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen als bedoeld in artikel 63 en 65a
is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen, bedoeld
in artikel 288
van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek.
Artikel 66 Onvervreemdbaarheid van verstrekkingen
{Onvervreemdbaarheid van verstrekkingen}
1. Onvervreemdbaar
en niet vatbaar voor verpanding en belening
zijn:
a.de arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b.de verhoging van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in artikel 10;
c.de vakantie-uitkering;
d.de loonsuppletie, bedoeld in artikel
67a;
e.de inkomenssuppletie, bedoeld
in artikel 67b.
{Volmacht steeds herroepelijk}
2.
Volmacht tot ontvangst van een uitkering onder welke vorm of
welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
3.
Elk beding, strijdig met dit artikel, is nietig.
Artikel 67 Niet voor beslag vatbare
verstrekkingen
{Niet voor beslag vatbare verstrekkingen }
Niet vatbaar voor beslag zijn:
a.de verhoging, bedoeld in artikel 10; en
b.de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 61.
Hoofdstuk 3A Reïntegratie-instrumenten
Artikel 67a Loonsuppletie
{Loonsuppletie}
1. Het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen kan aan de persoon die recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering en die arbeid in dienstbetrekking
aanvaardt of verricht op aanvraag loonsuppletie toekennen, indien het
loon lager is dan zijn resterende verdiencapaciteit.
2. De loonsuppletie wordt verstrekt over perioden
waarin loon uit dienstbetrekking wordt ontvangen, doch ten hoogste over
een periode van vier jaar te rekenen vanaf de dag met ingang waarvan
voor de eerste maal loonsuppletie is toegekend.
3. Als perioden waarin loon uit dienstbetrekking
wordt ontvangen als bedoeld in het tweede lid worden eveneens
aangemerkt, perioden waarin een uitkering op grond van de Ziektewet of
op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en
zorg wordt ontvangen, tenzij de dienstbetrekking is
geëindigd.
4. De loonsuppletie
wordt voor de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake
premieheffing aangemerkt als een uitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels
worden gesteld met betrekking tot de hoogte van de
loonsuppletie.
Artikel 67b Inkomenssuppletie
{Inkomenssuppletie}
1. Het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen kan aan de persoon die recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering en die arbeid als zelfstandige verricht
of gaat verrichten op aanvraag inkomenssuppletie toekennen, indien zijn
inkomen uit het bedrijf of beroep lager is dan zijn resterende
verdiencapaciteit.
2. De
inkomenssuppletie wordt verstrekt over perioden waarin het bedrijf of
beroep wordt uitgeoefend, doch ten hoogste over een periode van vier
jaar te rekenen vanaf de dag met ingang waarvan voor de eerste maal
inkomenssuppletie is toegekend.
3. De
inkomenssuppletie wordt voor de toepassing van de wettelijke bepalingen
inzake premieheffing aangemerkt als een uitkering op grond van deze
wet.
4. Bij algemene maatregel van
bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte van
de inkomenssuppletie.
Artikel 67c
Vervallen
Artikel 67d Recht op ondersteuning bij
arbeidsinschakeling van Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen
{Recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling}
1. De zelfstandige die recht
heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft recht op
ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, met inachtneming van de
daarvoor geldende wettelijke bepalingen, op de naar het oordeel van het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen noodzakelijk geachte
voorziening gericht op
arbeidsinschakeling.
2. Voor de
toepassing van het eerste lid wordt voor personen die blijkens een
indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking tot de doelgroep
behoren van de Wet sociale werkvoorziening onder een voorziening
gericht op arbeidsinschakeling mede verstaan een voorziening gericht op
het verkrijgen van arbeid in een dienstbetrekking als bedoeld in de
artikelen 2 en 7 van die
wet.
Artikel 67e Proefplaatsing
{Proefplaatsing}
1. Het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen kan, in het kader van de bevordering van de
inschakeling in de arbeid, toestemming verlenen aan de verzekerde, die
recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering om op een
proefplaats bij een werkgever gedurende maximaal zes maanden
onbeloonde werkzaamheden te verrichten.
2. Tijdens het verrichten van werkzaamheden op een
proefplaats als bedoeld in het eerste lid wordt de
arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of
herzien.
3. De onbeloonde
werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in het eerste lid
zijn:
a.werkzaamheden, waartoe de verzekerde, bedoeld in
het eerste lid, met zijn krachten en bekwaamheden in staat
is;
b.werkzaamheden, waarbij de
werkgever, bij wie de proefplaatsing geschiedt, een aansprakelijkheids-
en ongevallenverzekering ten behoeve van de verzekerde, bedoeld in het
eerste lid, heeft afgesloten;
c.werkzaamheden, die de verzekerde, bedoeld in het
eerste lid, niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die
werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht; en
d.werkzaamheden, waarbij er, naar het oordeel van
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, een reëel
uitzicht is op een op de onbeloonde werkzaamheden aansluitende
dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang voor ten minste 6
maanden.
4. Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste
lid, wegens ziekte worden onderbroken, wordt de periode waarin een
uitkering bij ziekte wordt ontvangen, voor de toepassing van dat lid
buiten beschouwing gelaten.
5. Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 67f
Vervallen
Artikel 67g
Vervallen
Artikel 67h
Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de persoon, die recht
heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, en voor wie de kans op
inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog
niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele
werkzaamheden laten verrichten gedurende maximaal twee jaar. Artikel
10a, tweede tot en met tiende lid, van de Participatiewet is van
overeenkomstige
toepassing.
Hoofdstuk 3B Tegemoetkoming arbeidsongeschikten
Artikel 67i Tegemoetkoming arbeidsongeschikten
1.
De persoon die op 1 juli van het kalenderjaar recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft recht op een tegemoetkoming.
2.
De persoon, bedoeld in het eerste lid, ontvangt per kalenderjaar een tegemoetkoming van € 177,68.
3.
Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt jaarlijks per 1 januari gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
4.
In afwijking van het derde lid kan het bedrag, genoemd in het tweede lid, bij algemene maatregel van bestuur met ingang van een bij die maatregel aan te geven datum worden vervangen door een ander bedrag.
5.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt de tegemoetkoming ambtshalve in het derde kwartaal van het kalenderjaar.
6.
De tegemoetkoming is niet vatbaar voor beslag.
7.
De tegemoetkoming blijft buiten beschouwing bij de verlening van op het inkomen of vermogen afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen en verstrekkingen.
8.
De tegemoetkoming is niet vatbaar voor terugvordering of verrekening met openstaande vorderingen in verband met een uitkering op grond van deze wet.
9.
De tegemoetkoming wordt slecht één keer uitgekeerd in het geval er tevens aanspraak gemaakt kan worden op de tegemoetkoming op grond van artikelen 63a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 65l van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of 3:75 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.
10.
De tegemoetkoming en de daarmee gepaard gaande beheerskosten komen ten laste van het Rijk.
Hoofdstuk 4 De invloed van de verzekering op het
burgerlijk recht
Artikel 68 Samenloop aanspraken
{Samenloop aanspraken}
Bij de vaststelling van de schadevergoeding, waarop de
verzekerde naar burgerlijk recht aanspraak kan maken ter zake
van zijn arbeidsongeschiktheid, houdt de rechter rekening met
de aanspraken, die hij op grond van deze wet heeft.
Artikel 69 Regresrecht
{Regresrecht}
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft voor
de op grond van deze wet gemaakte kosten verhaal op de
persoon die in verband met het veroorzaken van
arbeidsongeschiktheid jegens de verzekerde naar burgerlijk
recht tot schadevergoeding is verplicht, doch ten hoogste
tot het bedrag, waarvoor deze bij het ontbreken van de
aanspraken krachtens deze wet naar burgerlijk recht
aansprakelijk zou zijn, verminderd met een bedrag, gelijk
aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan de
aansprakelijke persoon jegens de verzekerde naar burgerlijk
recht is gehouden.
2.
Overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels kan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in plaats van
het bedrag van de periodieke verstrekkingen de contante
waarde daarvan vorderen.
3. De in
het eerste lid bedoelde aansprakelijke is eveneens verplicht tot
vergoeding van de door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
gemaakte redelijke kosten ter nakoming van de verplichtingen tot
inschakeling in de arbeid van de verzekerde, die op het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen rusten op grond van deze
wet en de daarop berustende bepalingen alsmede de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de daarop berustende
bepalingen. De aansprakelijke kan hetzelfde verweer voeren dat hem
jegens de verzekerde ten dienste zou hebben
gestaan.
Hoofdstuk 5 Het verstrekken van inlichtingen
Artikel 70 Verplichting tot verstrekken van inlichtingen
{Verplichting tot verstrekken van inlichtingen}
1.
De verzekerde, diens wettelijke vertegenwoordiger alsmede de
instelling, bedoeld in artikel 57, waaraan
arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt betaald, zijn
verplicht aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, op zijn verzoek of onverwijld uit
eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen,
waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van
invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte
van de uitkering, het geldend maken van het recht op
uitkering of op het bedrag van de uitkering, dat wordt betaald. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
2.
Op de verzekerde die aanspraak maakt op of recht heeft op
vakantie-uitkering alsmede op diens wettelijke
vertegenwoordiger, rusten overeenkomstige verplichtingen als
omschreven in het eerste lid.
3. De
verzekerde aan wie een reïntegratie-instrument als bedoeld in
hoofdstuk 3A is verstrekt of toegekend, of aan wie verstrekking of
toekenning daarvan wordt overwogen, alsmede diens wettelijk
vertegenwoordiger, zijn verplicht aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen op zijn verzoek of onverwijld uit eigen
beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hun
redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op
de verstrekking of toekenning of op de duur of de hoogte van het
reïntegratie-instrument.
Hoofdstuk 6 Vervallen
Artikel 71
Vervallen
Artikel 72
Vervallen
Artikel 72a
Vervallen
Artikel 73
Vervallen
Artikel 74
Vervallen
Artikel 75
Vervallen
Artikel 76
Vervallen
Artikel 77
Vervallen
Artikel 78
Vervallen
Artikel 79
Vervallen
Artikel 80
Vervallen
Hoofdstuk 7 Uitvoering
Artikel 81 Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
{UWV}
1.
De verzekerde, bedoeld in artikel 3, is verzekerd bij het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
2.
In de uitvoering van de in deze wet geregelde verzekering
wordt, behoudens de uitvoering die op grond van enig artikel
van deze wet aan een ander is opgedragen, voorzien door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Artikel 82
Vervallen
Artikel 83
Vervallen
Artikel 84
Vervallen
Artikel 85
Vervallen
Artikel 86 Werkzaamheden verricht door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij heropening
{Heropening arbeidsongeschiktheidsuitkering}
De heropende arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt beschouwd als
een voortzetting van de ingetrokken uitkering. Voor de
toepassing van de artikelen 14, tweede lid, 15, eerste lid,
onderdeel c, en 16 wordt daarbij met herziening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering wegens afneming van de
arbeidsongeschiktheid gelijkgesteld intrekking van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Artikel 87
Vervallen
Artikel 88
Vervallen
Hoofdstuk 8 Vervallen
Artikel 89
Vervallen
Artikel 90
Vervallen
Artikel 91
Vervallen
Artikel 92
Vervallen
Artikel 93
Vervallen
Hoofdstuk 9 Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie
Artikel 94
Vervallen
Artikel 95 Beslistermijnen
{Beslistermijnen}
1.
Onverminderd artikel 95a, worden de
beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende
bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst
van de aanvraag.
2.
De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer
binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen
beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in
het derde of vierde lid is gedaan.
3.
Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken
kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke
termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk
in kennis gesteld.
4.
Indien
in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste
lid een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden
de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die
termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van
deze verlenging schriftelijk in kennis
gesteld.
Artikel 95a Bijzondere beslistermijnen
{Bijzondere beslistermijnen}
1.
Een beschikking over het verzekerd zijn op grond van deze
wet wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
2.
Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid om
andere dan de in het tweede lid bedoelde redenen niet binnen
dertien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager daarvan
schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo
kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel
tegemoet kan worden gezien.
Artikel 95b
Vervallen
Artikel 96 Beslistermijn Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen bij bezwaarschrift
{Beslistermijn}
1.
In afwijking van
artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht beslist het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen binnen dertien weken gerekend
vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het
bezwaarschrift is verstreken.
2.
Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit waaraan een medische of
arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt, beslist het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht, binnen zeventien weken of, indien het advies vraagt aan
een deskundige die niet onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is binnen een
en twintig weken, gerekend
vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het
bezwaarschrift is verstreken.
3.
Indien in
verband met het geven van een beslissing op bezwaar een in het
buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beslissing
op bezwaar niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn gegeven
kan worden, wordt de beslissing, in afwijking van artikel 7:10, derde
lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verdaagd met ten hoogste zes
maanden en wordt de aanvrager van deze verdaging schriftelijk in kennis
gesteld.
Artikel 97 Medische bezwaarschriftprocedure
{Medische bezwaarschriftprocedure}
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld
ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften tegen
besluiten, waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling
ten grondslag ligt.
Artikel 98 Beroep in cassatie
{Beroep in cassatie}
1.
Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan ieder
der partijen beroep in cassatie instellen ter zake van
schending of verkeerde toepassing van de artikelen 1, derde
tot en met zevende lid, 3 tot en met 6 en de op die
artikelen berustende bepalingen.
2.
Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep
in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven inzake
beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing,
waarbij de Centrale Raad van Beroep de plaats inneemt van
een gerechtshof.
Artikel 98a
Vervallen
Hoofdstuk 9A Overgangsbepalingen
Artikel 98b Overgangsrecht intrekking Wet
REA
{Overgangsbepalingen}
1. Een beschikking tot
toekenning van inkomenssuppletie op grond van artikel 29 van de Wet op
de (re)integratie arbeidsgehandicapten, aan de persoon die op de dag
voorafgaande aan de dag waarop dat artikel op grond van artikel 2.10
van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen, vervalt, recht had op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt voor de duur waarvoor
inkomenssuppletie was toegekend aangemerkt als een beschikking tot
toekenning van inkomenssuppletie als bedoeld in artikel
67b.
2. Een beschikking tot
toekenning van loonsuppletie op grond van artikel 32 van de Wet op de
(re)integratie arbeidsgehandicapten, aan de persoon die op de dag
voorafgaande aan de dag waarop dat artikel op grond van artikel 2.10
van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen, vervalt, recht had op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt voor de duur waarvoor die
loonsuppletie was toegekend aangemerkt als een beschikking tot
toekenning van loonsuppletie als bedoeld in artikel
67a.
Hoofdstuk 10 Strafbepalingen
Artikel 99 Strafbepaling
{Strafbaar feit}
Een
gedraging die in strijd is met een krachtens deze wet
uitgevaardigde algemene maatregel van bestuur voor zover
uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel
aangeduid, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een
maand of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 99a
Vervallen
Artikel 99b
Vervallen
Artikel 99c
Vervallen
Artikel 100
Vervallen
Artikel 101 Overtredingen
De in artikel 99 bedoelde strafbare feiten worden als overtredingen beschouwd.
Hoofdstuk 10A Overgangsbepalingen
Artikel 101a Overgangsrecht in verband met de Wet wijziging systematiek herbeoordelingen
arbeidsongeschiktheidswetten
{Uitkering voor onbepaalde tijd}
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die zijn toegekend voor de inwerkingtreding
van de Wet wijziging systematiek herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten
worden geacht te zijn toegekend voor onbepaalde tijd.
Artikel 101b Overgangsrecht
in verband met de Wet beperking export uitkeringen
{Uitkering in buitenland wonende uitkeringsgerechtigden}
1. De
artikelen 7a, 19a, en 21a, zijn niet van toepassing op de persoon
die:
a)op 31 december 1999 op grond van de
artikelen 7 dan wel 22 recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering en op die dag niet in Nederland woont,
en
b)op 19 december 2005 dit
recht op uitkering uitsluitend nog heeft op grond van artikel 2 van de
wet van 9 december 2004, houdende goedkeuring van het voornemen
tot opzegging van het op 28 juni 1962 te Genève
totstandgekomen Verdrag betreffende de gelijkheid van behandeling van
eigen onderdanen en vreemdelingen met betrekking tot de sociale
zekerheid (Verdrag Nr. 118 aangenomen door de Internationale
Arbeidsconferentie in haar zesenveertigste zitting; Trb. 1962, 122 en
Trb. 1964, 23) (Stb. 2004,
715).
2.
Het eerste lid blijft van toepassing zolang deze persoon blijft wonen in hetzelfde land als het land waar hij op 19 december 2005 woonde en blijft voldoen aan de overige voorwaarden voor het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Artikel 101c Overgangsrecht
in verband met artikel 69, derde lid
In gedingen
aangevangen voor het van toepassing worden van artikel 69, derde lid,
bepaalt de rechter op verzoek van een van de partijen of ambtshalve een
termijn waarbinnen partijen de gelegenheid wordt geboden hun stellingen
en conclusies voor zover nodig aan te passen aan artikel 69, derde lid.
Stelt de rechter partijen tot een zodanige aanpassing in de
gelegenheid, dan staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open;
wijst de rechter een daartoe strekkend verzoek af, dan staat een
rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak
open.
Artikel 101d Mogelijkheid
vervallen loonkostensubsidie
1.
Artikel
67f vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.
2.
Artikel
67g vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.
Artikel 101e
Vervallen
Artikel 101f Overgangsrecht
samenloop Ziektewet
1.
De
artikelen 16a en 20, zesde lid, alsmede 21, zevende lid, zoals die zijn
komen te luiden na inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en
vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving, zijn niet van toepassing op
de persoon wiens arbeidsongeschiktheid voor de dag van inwerkingtreding
van die wet is toegenomen als bedoeld in de artikelen 13 tot en met 16,
20 of 21, tot het moment waarop in verband met diezelfde toename van de
arbeidsongeschiktheid geen recht meer bestaat op ziekengeld op grond
van de Ziektewet.
2.
Artikel
20, derde lid, onderdeel b, zoals dat luidde op de dag voor
inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging
socialezekerheidswetgeving blijft van toepassing op de persoon die op
of voor de dag van inwerkingtreding van die wet arbeidsongeschikt werd
als bedoeld in artikel 20, eerste lid.
3.
Dit
artikel vervalt met ingang van de dag gelegen tien jaar na de dag van
inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en
vereenvoudiging.
Artikel 101g Overgangsrecht in verband met opzegging of beëindiging voorlopige toepassing verdragen
1.
De artikelen 7a, 19a en 21a, zijn niet van toepassing op de persoon op wie die artikelen als gevolg van de opzegging van een verdrag, de beëindiging van de voorlopige toepassing van een verdrag dan wel de beëindiging van een daarmee gelijk te stellen situatie van toepassing zouden worden, zolang deze persoon blijft wonen in hetzelfde land als waar hij op de dag voor buitenwerkingtreding als gevolg van die opzegging respectievelijk op de dag voor de beëindiging woonde en blijft voldoen aan de overige voorwaarden voor het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2.
Onze Minister deelt mede ten aanzien van welk land, met inbegrip van de dag waarop, een verdrag als bedoeld in het eerste lid buitenwerking is getreden dan wel de voorlopige toepassing van een verdrag of een daarmee gelijk te stellen situatie als bedoeld in het eerste lid is beëindigd.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen
Artikel 102 Buiten toepassingverklaring van
Algemene termijnenwet
De Algemene
termijnenwet is niet van toepassing op de
tijdvakken van vier weken, genoemd in de artikelen 7, derde en
vierde lid, 13, vierde lid, 14, 15, eerste lid, 16, 20 en 21.
Artikel 102a
Vervallen
Artikel 103 Inwerkingtreding
{Inwerkingtreding}
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 104 Citeertitel
{Citeertitel}
Deze wet wordt aangehaald als: Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie
zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage
24 april 1997
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
F. H. G. de Grave
de negenentwintigste april 1997
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager