Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de invoering van de Pensioenwet en enkele daarmee samenhangende onderwerpen te regelen, zulks onder intrekking van de Pensioen- en spaarfondsenwet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1 Definities

Artikel 1 Definities
{Begripsbepalingen}
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Pensioen- en spaarfondsenwet: de Pensioen- en spaarfondsenwet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de peildatum;
peildatum: de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet.
2. De definities van artikel 1 van de Pensioenwet zijn van overeenkomstige toepassing op de artikelen 7, 8, 9, 10, het eerste lid van de artikelen 11 tot en met 17, 18, 20, eerste lid, 21, eerste lid, 22, derde, vijfde, zevende, negende en elfde lid, 23, eerste lid, 24, eerste lid, 24a, eerste lid, 25, eerste en tweede lid, 26, eerste lid, 28, eerste, tweede, derde en vierde lid, 29, eerste en tweede lid, 30, eerste en tweede lid, 32, eerste, tweede en derde lid, 33, het eerste lid van de artikelen 35 tot en met 38, 42, eerste lid, 44, eerste lid, 48, 53, tweede lid, 59, derde en vierde lid, 63, 64 en 66 van deze wet.
3. De definities van artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, zijn van overeenkomstige toepassing op het tweede lid van de artikelen 11 tot en met 16, 17, derde lid, 20, tweede lid, 21, tweede lid, 22, vierde, zesde, achtste, tiende en twaalfde lid, 23, tweede lid, 24, tweede lid, 24a, tweede lid, 25, derde en vierde lid, 26, tweede lid, 28, vijfde, zesde, zevende en achtste lid, 29, derde en vierde lid, 30, derde en vierde lid, 32, vierde, vijfde en zesde lid, het tweede lid van de artikelen 35 tot en met 38, 42, tweede lid, 44, tweede lid en 53, vierde lid van deze wet.


Hoofdstuk 2 Overgangsrecht

Artikel 2 Intrekking van Pensioen- en spaarfondsenwet
{Uitschakelbepaling}
De Pensioen- en spaarfondsenwet wordt ingetrokken.


Artikel 2a Afhandeling verzoeken
{Overgangsrecht, afhandeling verzoeken}
1. Op een verzoek ingediend op grond van de Pensioen- en spaarfondsenwet, ten aanzien waarvan op de peildatum nog geen beslissing is genomen, blijft, in afwijking van artikel 2, de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing, tenzij in deze wet anders wordt bepaald.
2. Op een verzoek ingediend op grond van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde op de peildatum, ten aanzien waarvan op de peildatum nog geen beslissing is genomen, blijft de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde op de peildatum, van toepassing, tenzij in deze wet anders wordt bepaald.


Artikel 3 Ondernemingspensioenfonds
{Overgangsrecht, ondernemingspensioenfonds}
Indien een onderneming die op de peildatum is aangesloten bij een ondernemingspensioenfonds als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet op de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet geen deel uitmaakt van de groep waaraan dit ondernemingspensioenfonds, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, is verbonden, kan dit ondernemingspensioenfonds blijven optreden als pensioenuitvoerder voor deze onderneming.


Artikel 4 Pensioenfonds/eenmansfonds
{Overgangsrecht, pensioenfonds/eenmansfonds}
1. Indien een op de peildatum bestaand bedrijfstakpensioenfonds of ondernemingspensioenfonds als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b onderscheidenlijk c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet op de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet niet voldoet aan de definitie van pensioenfonds, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, omdat het pensioenfonds slechts ten behoeve van één deelnemer, gewezen deelnemer of nabestaande werkzaam is, wordt dit pensioenfonds gelijkgesteld met een pensioenfonds in de zin van de Pensioenwet.
2. In afwijking van het eerste lid wordt het in dat lid bedoelde pensioenfonds een jaar na inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet gelijkgesteld met een pensioenfonds in de zin van de Pensioenwet, indien het pensioenfonds werkzaam is ten behoeve van een directeur-grootaandeelhouder waarop artikel 8, eerste en tweede lid, van deze wet van toepassing is.


Artikel 5 Pensioenfonds/spaarfonds
{Overgangsrecht, pensioenfonds/spaarfonds}
Indien op de peildatum een spaarfonds als bedoeld in artikel 3 van de Pensioen- en spaarfondsenwet werkzaam is, blijft in afwijking van artikel 2 op dit spaarfonds de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing, met dien verstande dat vanaf een jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet geen bijdragen meer aan het spaarfonds kunnen worden gedaan.


Artikel 6 Ouderdoms-, partner-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen
{Overgangsrecht, ouderdoms-/partner-/wezen-/arbeidsongeschiktheidspensioen}
1. Indien een pensioen in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet niet voldoet aan de definitie van ouderdoms-, partner-, wezen- of arbeidsongeschiktheidspensioen, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, omdat er geen sprake is van een geldelijke, vastgestelde uitkering, wordt dit pensioen, indien het is verworven in de periode tot een jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet, gelijkgesteld met een pensioen in de zin van de Pensioenwet.
2. Indien een pensioen in de zin van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, niet voldoet aan de definitie van ouderdoms-, partner-, wezen- of arbeidsongeschiktheidspensioen, bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, omdat er geen sprake is van een geldelijke, vastgestelde uitkering, wordt dit pensioen, indien het is verworven in de periode tot een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet gelijkgesteld met een pensioen in de zin van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
3. Indien op de peildatum een arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, niet voldoet aan de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen, bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, omdat het arbeidsongeschiktheidspensioen is toegekend nadat de arbeidsongeschiktheid minder dan 104 weken heeft geduurd, wordt dit arbeidsongeschiktheidspensioen gelijkgesteld met een arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.


Artikel 7 Werknemer/verbonden aan de onderneming
{Overgangsrecht, werknemer/verbonden aan onderneming}
1. Indien een persoon die op de peildatum verbonden is aan een onderneming en pensioenaanspraken verwerft, op de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet geen werknemer is als bedoeld in de Pensioenwet, wordt hij gelijkgesteld met een werknemer als bedoeld in die wet.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de directeur-grootaandeelhouder, bedoeld in de Pensioenwet.


Artikel 8 Werknemer/ directeur-grootaandeelhouder
{Overgangsrecht, werknemer/directeur-grootaandeelhouder}
1. Indien uiterlijk op de peildatum een pensioentoezegging als bedoeld in artikel 2 van de Pensioen- en spaarfondsenwet is gedaan aan een directeur-grootaandeelhouder, blijft gedurende een jaar na inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet, in afwijking van artikel 2, de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing op deze pensioentoezegging.
2. De directeur-grootaandeelhouder, bedoeld in het eerste lid, wiens pensioentoezegging een jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet is ondergebracht bij een pensioenuitvoerder als pensioen in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet, wordt gelijkgesteld met een werknemer als bedoeld in de Pensioenwet.
3. Indien de pensioentoezegging, bedoeld in het tweede lid, is ondergebracht bij een verzekeraar is er sprake van pensioen in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet indien de directeur-grootaandeelhouder dit als zodanig heeft aangemerkt.
4. De directeur-grootaandeelhouder, bedoeld in het eerste lid, wiens pensioentoezegging een jaar na inwerkingtreding van de Pensioenwet overeenkomstig artikel 2, derde lid, onderdeel c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet niet is ondergebracht bij een pensioenuitvoerder wordt niet gelijkgesteld met een werknemer in de zin van de Pensioenwet.
5. Indien de in het vierde lid bedoelde toezegging mede een toezegging omtrent partnerpensioen omvat en er uiterlijk een jaar na inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet sprake is geweest van een scheiding, blijven, in afwijking van artikel 2, de artikelen 8a en 8c, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing.


Artikel 9 Pensioen/vervroegde uittreding
{Overgangsrecht, vervroegde uittreding}
Indien uiterlijk op de peildatum een geldelijke, vastgestelde uitkering is overeengekomen voor een gewezen werknemer die wordt gedaan bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom in verband met vervroegde uittreding wordt deze gelijkgesteld met een uitkering als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Pensioenwet.


Artikel 10 Pensioen/functioneel leeftijdontslag
{Overgangsrecht, functioneel leeftijdsontslag}
Indien uiterlijk op de peildatum een geldelijke, vastgestelde uitkering is overeengekomen voor een gewezen werknemer die wordt gedaan bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom en deze uitkering is gebaseerd op een regeling die leidt tot uitkeringen vanaf een bepaalde leeftijd aan werknemers die werkzaamheden verrichten die door de werkgever als substantieel bezwarend zijn aangemerkt, wordt deze gelijkgesteld met een uitkering als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de Pensioenwet.


Artikel 11 Karakter pensioenovereenkomst/pensioenregeling
{Overgangsrecht, karakter pensioenovereenkomst/pensioenregeling}
1. Artikel 10 van de Pensioenwet is niet van toepassing op pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 28 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is niet van toepassing op pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 12 Vaststelling uitkering, kapitaal of premie
{Overgangsrecht, vaststelling uitkering, kapitaal of premie}
1. Artikel 11 van de Pensioenwet is niet van toepassing op pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 29 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is niet van toepassing op pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 13 Verlening van toeslagen
{Overgangsrecht, verlening toeslagen}
1. Artikel 13 van de Pensioenwet is niet van toepassing op pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 30 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is niet van toepassing op pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 14 Beperking onderscheid naar leeftijd
{Overgangsrecht, beperking onderscheid naar leeftijd}
1. Werknemers van 21 jaar of ouder die op de peildatum niet in de pensioenregeling van hun werkgever deelnemen, omdat zij jonger zijn dan de op basis van de pensioenregeling gehanteerde toegangsleeftijd, verwerven pensioenaanspraken vanaf de datum van inwerkingtreding van de artikelen 8, vijfde lid, en 14 van de Pensioenwet.
2. Beroepsgenoten van 21 jaar of ouder die op de datum van inwerkingtreding van artikel 22 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet, niet in de pensioenregeling zijn opgenomen, omdat zij jonger zijn dan de op basis van de pensioenregeling gehanteerde toetredingsleeftijd, verwerven pensioenaanspraken vanaf de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 15 Nadere eisen ouderdomspensioen
{Overgangsrecht, nadere eisen ouderdomspensioen}
1. Artikel 15 van de Pensioenwet is niet van toepassing ten aanzien van pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 31 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is niet van toepassing op pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 16 Nadere eisen partnerpensioen
{Overgangsrecht, nadere eisen partnerpensioen }
1. Indien een pensioenovereenkomst op de datum van inwerkingtreding van artikel 16 van de Pensioenwet voorziet in partnerpensioen, waarbij bij de vaststelling van pensioenaanspraken en pensioenrechten op partnerpensioen onderscheid gemaakt wordt tussen een echtgenoot en een geregistreerde partner enerzijds en een andere partner in de zin van de pensioenovereenkomst anderzijds, hebben wijzigingen in rechten en verplichtingen die ontstaan als gevolg van de gelijkstelling, bedoeld in genoemd artikel, uitsluitend betrekking op partnerpensioenaanspraken ten behoeve van een partner van degene die op de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel deelnemer is.
2. Indien een pensioenregeling op de datum van inwerkingtreding van artikel 32 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, voorziet in partnerpensioen, waarbij echter bij de vaststelling van pensioenaanspraken en pensioenrechten op partnerpensioen onderscheid gemaakt wordt tussen een echtgenoot en een geregistreerde partner enerzijds en een andere partner in de zin van de pensioenregeling anderzijds, hebben wijzigingen in rechten en verplichtingen die ontstaan als gevolg van de gelijkstelling, bedoeld in genoemd artikel, uitsluitend betrekking op partnerpensioenaanspraken ten behoeve van een partner van degene die op de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel deelnemer is.


Artikel 17 Startbrief en melding van wijzigingen
{Overgangsrecht, startbrief en melding wijzigingen}
1. Artikel 21, eerste lid, van de Pensioenwet is niet van toepassing op pensioenovereenkomsten die zijn gesloten voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikellid.
2. Tot de datum van inwerkingtreding van artikel 21, eerste lid, van de Pensioenwet blijft, in afwijking van artikel 2, artikel 17, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing. Is de pensioenuitvoerder een verzekeraar dan is artikel 17, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet van overeenkomstige toepassing.
3. Artikel 48, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is niet van toepassing op pensioenregelingen die zijn gesloten voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
4. Tot de datum van inwerkingtreding van artikel 48, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijft artikel 25 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dit luidde op de peildatum, van toepassing.


Artikel 18 Onderbrengingsplicht werkgever
{Overgangsrecht, onderbrengingsplicht werkgever}
1. De in artikel 23 van de Pensioenwet opgenomen verplichting tot het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst geldt met ingang van een jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet voor pensioenfondsen en met ingang van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet voor verzekeraars.
2. In afwijking van artikel 2 blijft, tot het in het eerste lid bedoelde tijdstip, artikel 3a, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing.
3. De in artikel 23 opgenomen verplichting van een werkgever tot onderbrenging geldt niet ten aanzien van een pensioentoezegging als bedoeld in de Pensioen- en spaarfondsenwet, welke op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, en vierde lid, onderdeel c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet al is ondergebracht bij een verzekeraar.
4. Ten aanzien van de in het derde lid bedoelde pensioentoezegging is de Pensioenwet van toepassing, met uitzondering van de artikelen 23 tot en met 27 en 29, indien na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet nog verwerving van pensioen plaatsvindt.
5. Ten aanzien van de in het derde lid bedoelde pensioentoezegging waarbij na de datum van inwerkingtreding van de Pensioenwet geen verwerving van pensioen meer plaatsvindt, blijven, in afwijking van artikel 2, de Pensioen- en spaarfondsenwet en hoofdstuk I en III van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing.


Artikel 19 Onderbrengingsplicht werkgever na toepassing artikel 2, derde lid, PSW
{Overgangsrecht, onderbrengingsplicht werkgever na toepassing artikel 2, derde lid, PSW}
In afwijking van artikel 2 blijft de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing op een pensioentoezegging als bedoeld in artikel 2 van die wet, indien die pensioentoezegging op de peildatum niet is ondergebracht bij een pensioenuitvoerder op grond van:
a.artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de Pensioen- en spaarfondsenwet;
b.artikel 2, derde lid, onderdeel d, van de Pensioen- en spaarfondsenwet; of
c.een ontheffing die op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de Beleidsregels ontheffingen Pensioen- en spaarfondsenwet is verleend.


Artikel 20 Melding door fonds
{Overgangsrecht, melding door fonds}
1. De in artikel 28 van de Pensioenwet opgenomen informatieverplichting van een pensioenfonds jegens gewezen deelnemers heeft uitsluitend betrekking op degenen die na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel gewezen deelnemer zijn geworden en op de gewezen deelnemers die het pensioenfonds hebben geïnformeerd over hun adres.
2. De in artikel 38 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, opgenomen informatieverplichting van een beroepspensioenfonds jegens gewezen deelnemers heeft uitsluitend betrekking op degenen die na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel gewezen deelnemer zijn geworden en op de gewezen deelnemers die het beroepspensioenfonds hebben geïnformeerd over hun adres.


Artikel 20a Regeling premieachterstand
{Overgangsrecht, regeling premieachterstand}
1. Tot de datum van inwerkingtreding van artikel 29 van de Pensioenwet blijven, in afwijking van artikel 2, de artikelen 3a, vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet en 12 van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing.
2. Artikel 29 van de Pensioenwet is niet van toepassing op premies die zijn verschuldigd voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 21 Opstellen en inhoud pensioenreglement
{Overgangsrecht, pensioenreglement}
1. Artikel 35 van de Pensioenwet geldt niet indien op de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel in het kader van een pensioenregeling geen verwerving van pensioenaanspraken meer plaatsvindt.
2. De pensioenuitvoerder is niet verantwoordelijk voor de inhoud van pensioenreglementen voor de datum van inwerkingtreding van artikel 35 van de Pensioenwet.
3. Artikel 21 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, geldt niet indien op de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel in het kader van een pensioenregeling geen verwerving van pensioenaanspraken meer plaatsvindt.
4. De pensioenuitvoerder is niet verantwoordelijk voor de inhoud van pensioenreglementen voor de datum van inwerkingtreding van artikel 21 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet.


Artikel 22 Informatieverplichtingen van de pensioenuitvoerder
{Overgangsrecht, informatieverplichtingen pensioenuitvoerder}
1. Tot de datum van inwerkingtreding van de artikelen 38 tot en met 45 van de Pensioenwet blijven, in afwijking van artikel 2, de artikelen 8, vierde lid, 17, 17a en 17b van de Pensioen- en spaarfondsenwet en 13 en 13a van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing.
2. Tot de datum van inwerkingtreding van de artikelen 49 tot en met 56 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze komen te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven de artikelen 26 tot en met 27 en 31 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidden op de peildatum, van toepassing.
3. Na de datum van inwerkingtreding van artikel 38 van de Pensioenwet wordt door de pensioenuitvoerder bij de eerste informatieverstrekking op grond van genoemd artikel na de datum van inwerkingtreding van dat artikel aan de deelnemer informatie verstrekt over het karakter van de pensioenovereenkomst, bedoeld in artikel 10 van de Pensioenwet.
4. Na de datum van inwerkingtreding van artikel 49 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, wordt door de pensioenuitvoerder bij de eerste informatieverstrekking op grond van genoemd artikel na de datum van inwerkingtreding van dat artikel aan de deelnemer informatie verstrekt over het karakter van de pensioenregeling, bedoeld in artikel 28 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet.
5. Artikel 40 van de Pensioenwet is van toepassing op degenen die na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel gewezen deelnemer zijn geworden en de gewezen deelnemers die zich bij de pensioenuitvoerder hebben gemeld met het verzoek om hen de in genoemd artikel bedoelde informatie te verstrekken.
6. Artikel 51 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing op degenen die na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel gewezen deelnemer zijn geworden en de gewezen deelnemers die zich bij de pensioenuitvoerder hebben gemeld met het verzoek om hen de in genoemd artikel bedoelde informatie te verstrekken.
7. Artikel 42 van de Pensioenwet is van toepassing op degenen van wie de datum van scheiding ligt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
8. Artikel 53 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing op degenen van wie de datum van scheiding ligt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
9. Ten aanzien van degenen van wie de datum van scheiding voor de datum van inwerkingtreding van artikel 42 van de Pensioenwet ligt, geldt de in genoemd artikel opgenomen verplichting van de pensioenuitvoerder alleen ten aanzien van degenen die zich bij de pensioenuitvoerder hebben gemeld met het verzoek om hen de in genoemd artikel bedoelde informatie te verstrekken.
10. Ten aanzien van degenen van wie de datum van scheiding voor de datum van inwerkingtreding van artikel 53 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, ligt, geldt de in genoemd artikel opgenomen verplichting van de pensioenuitvoerder alleen ten aanzien van degenen die zich bij de pensioenuitvoerder hebben gemeld met het verzoek om hen de in genoemd artikel bedoelde informatie te verstrekken.
11. Artikel 43 van de Pensioenwet is van toepassing op degenen die na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel pensioengerechtigd geworden zijn.
12. Artikel 54 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing op degenen die na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel pensioengerechtigd geworden zijn.


Artikel 23 Grenzen aan beleggingsvrijheid bij premieovereenkomsten/ regelingen met beleggingsvrijheid
{Overgangsrecht, aanspraken bij beleggingsvrijheid}
1. Artikel 52 van de Pensioenwet geldt met ingang van de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel ten aanzien van de voor en na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel verworven en nog te verwerven pensioenaanspraken indien en zolang de deelnemer of de gewezen deelnemer beleggingsvrijheid heeft.
2. Artikel 52 van de Pensioenwet is in het eerste jaar na inwerkingtreding van genoemd artikel niet van toepassing indien een werkgever de pensioenregeling voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel bij een verzekeraar heeft ondergebracht.
3. Op degene die gewezen deelnemer is geworden voor de datum van inwerkingtreding van artikel 52, tweede lid, van de Pensioenwet, is genoemd artikel van toepassing indien zijn adres bij de pensioenuitvoerder bekend is of hij zich bij de pensioenuitvoerder heeft gemeld.
4. Artikel 63 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, geldt met ingang van de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel ten aanzien van de voor en na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel verworven en nog te verwerven pensioenaanspraken indien en zolang de deelnemer of de gewezen deelnemer beleggingsvrijheid heeft.
5. Artikel 63 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is in het eerste jaar na inwerkingtreding van genoemd artikel niet van toepassing indien de beroepspensioenvereniging de pensioenregeling voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel bij een verzekeraar heeft ondergebracht.
6. Op degene die gewezen deelnemer is geworden voor de datum van inwerkingtreding van artikel 63, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is genoemd artikel van toepassing indien zijn adres bij de pensioenuitvoerder bekend is of hij zich bij de pensioenuitvoerder heeft gemeld.


Artikel 24 Uitvoeren vrijwillige voortzetting
{Overgangsrecht, vrijwillige voortzetting}
1. Indien een verzekeraar op de peildatum een vrijwillige voortzetting uitvoert die niet overeenkomstig artikel 54 van de Pensioenwet in de tijd beperkt wordt, kan de verzekeraar deze voortzetting voor de betreffende deelnemer blijven uitvoeren als pensioenregeling in de zin van de Pensioenwet.
2. Indien een verzekeraar op de peildatum een vrijwillige voortzetting uitvoert die niet overeenkomstig artikel 65 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, in de tijd beperkt wordt, kan de verzekeraar deze voortzetting voor de betreffende deelnemer blijven uitvoeren als pensioenregeling in de zin van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.


Artikel 24a Behoud aanspraak op partnerpensioen
{Overgangsrecht, behoud aanspraak partnerpensioen}
1. Artikel 55, vijfde lid, van de Pensioenwet is van toepassing indien de beëindiging van de deelneming plaats vindt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikellid.
2. Artikel 66, vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien de beëindiging van de deelneming plaats vindt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikellid.
3. Artikel 56, van de Pensioenwet is van toepassing indien het opnemen van onbetaald verlof plaats vindt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
4. Artikel 67 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien het opnemen van onbetaald verlof plaats vindt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 25 Behoud aanspraak in geval van scheiding
1. {Overgangsrecht, behoud aanspraak bij scheiding}
Artikel 57 van de Pensioenwet is van toepassing indien na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel een partnerrelatie van een deelnemer of een gewezen deelnemer eindigt door scheiding.
2. In afwijking van het eerste lid is artikel 57 van de Pensioenwet niet van toepassing indien:
a.de partnerrelatie van een gewezen deelnemer met een partner in de zin van de pensioenovereenkomst eindigt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel;
b.de gewezen deelnemer voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel al gewezen deelnemer was geworden; en
c.de pensioenovereenkomst ten tijde van de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel niet voorziet in een bijzonder partnerpensioen.
3. Artikel 68 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel een partnerrelatie van een deelnemer of een gewezen deelnemer eindigt door scheiding.
4. In afwijking van het derde lid is artikel 68 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, niet van toepassing indien:
a.de partnerrelatie van een gewezen deelnemer met een partner in de zin van de pensioenregeling eindigt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel;
b.de gewezen deelnemer voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel al gewezen deelnemer was geworden; en
c.de pensioenregeling ten tijde van de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel niet voorziet in een bijzonder partnerpensioen.


Artikel 25a Gelijke behandeling bij toeslagen
{Overgangsrecht, gelijke behandeling bij toeslagen}
1. Tot de datum van inwerkingtreding van artikel 58 van de Pensioenwet blijven, in afwijking van artikel 2, de artikelen 8, vijfde en zesde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet en 9, vierde en vijfde lid, van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing.
2. Artikel 58 van de Pensioenwet is niet van toepassing op meeverzekerde stijgingen voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
3. Tot de datum van inwerkingtreding van artikel 69 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven de artikelen 44 en 45, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luiden op de peildatum, van toepassing.
4. Artikel 69 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is niet van toepassing op meeverzekerde stijgingen voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
3. Artikel 58 van de Pensioenwet is niet van toepassing op meeverzekerde stijgingen na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel, voor zover de meeverzekerde stijging betrekking heeft op een premievrije voortzetting en het recht op de premievrije voortzetting is ontstaan voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 26 Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen
{Overgangsrecht, keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen}
1. Artikel 61 van de Pensioenwet is van toepassing op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel, tenzij in de pensioenovereenkomst is overeengekomen dat dit keuzerecht ook betrekking heeft op pensioenaanspraken die voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel zijn opgebouwd.
2. Artikel 73 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel, tenzij in de pensioenregeling is overeengekomen dat dit keuzerecht ook betrekking heeft op pensioenaanspraken die voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel zijn opgebouwd.


Artikel 27 Verbod van vervreemding en onherroepelijke volmacht
{Overgangsrecht, verbod vervreemding en onherroepelijke macht}
1. Artikel 64 van de Pensioenwet is van toepassing indien vervreemding of een andere handeling als bedoeld in dat artikel plaats vindt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 76 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien vervreemding of een andere handeling als bedoeld in dat artikel plaats vindt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 28 Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming
{Overgangsrecht, afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming}
1. Artikel 66 van de Pensioenwet is van toepassing indien de deelneming eindigt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Indien de deelneming is geëindigd voor de datum van inwerkingtreding van artikel 66 van de Pensioenwet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om op zijn vroegst twee jaar na de beëindiging van de deelneming of per de eerdere reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen overeenkomstig genoemd artikel pensioenaanspraken af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum, getoetst per 1 januari van dat jaar lager is dan het op grond van genoemd artikel vastgestelde bedrag per jaar, tenzij de gewezen deelnemer of gepensioneerde hiertegen bezwaar maakt.
3. In afwijking van het eerste lid is artikel 66 van de Pensioenwet van toepassing, indien de deelneming is geëindigd voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel, maar het verzoek tot afkoop in verband met emigratie wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
4. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van het tweede lid wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen, ligt voor of op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 62, eerste lid, van de Pensioenwet is van overeenkomstige toepassing.
5. Artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien de deelneming eindigt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
6. Indien de deelneming is geëindigd voor de datum van inwerkingtreding van artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om op zijn vroegst twee jaar na de beëindiging van de deelneming of per de eerdere reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen overeenkomstig genoemd artikel een ouderdomspensioen af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum, getoetst per 1 januari van dat jaar lager is dan het op grond van genoemd artikel vastgestelde bedrag per jaar, tenzij de gewezen deelnemer of gepensioneerde hiertegen bezwaar maakt.
7. In afwijking van het vierde lid is artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, van toepassing, indien de deelneming is geëindigd voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel, maar het verzoek tot afkoop in verband met emigratie wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
8. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van het zesde lid wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen ligt voor of op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 74, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is van overeenkomstige toepassing.


Artikel 29 Afkoop klein partnerpensioen bij ingang
{Overgangsrecht, afkoop klein partnerpensioen bij ingang}
1. Artikel 67 van de Pensioenwet is van toepassing indien het partnerpensioen ingaat na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Indien het partnerpensioen is ingegaan voor de datum van inwerkingtreding van artikel 67 van de Pensioenwet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om overeenkomstig genoemd artikel het partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis, getoetst op het tijdstip van ingang minder bedraagt dan het op grond van artikel 66 van de Pensioenwet vastgestelde bedrag per jaar en de partner hiermee instemt.
3. Artikel 79 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien het partnerpensioen ingaat na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
4. Indien het partnerpensioen is ingegaan voor de datum van inwerkingtreding van artikel 79 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om overeenkomstig genoemd artikel het partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis, getoetst op het tijdstip van ingang minder bedraagt dan het op grond van artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, vastgestelde bedrag per jaar en de partner hiermee instemt.


Artikel 30 Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
{Overgangsrecht, afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding}
1. Artikel 68 van de Pensioenwet is van toepassing indien de aanspraak op bijzonder partnerpensioen op grond van artikel 57 van de Pensioenwet ontstaat als gevolg van een scheiding na de datum van inwerkingtreding van eerstgenoemd artikel.
2. Indien de scheiding plaatsvindt voor de datum van inwerkingtreding van artikel 68 van de Pensioenwet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om overeenkomstig genoemd artikel het bijzonder partnerpensioen af te kopen, indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis, getoetst op het tijdstip van de scheiding, minder bedraagt dan het op grond van artikel 66 van de Pensioenwet vastgestelde bedrag per jaar en de gewezen partner hiermee instemt.
3. Artikel 80 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien de aanspraak op bijzonder partnerpensioen op grond van artikel 68 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, ontstaat als gevolg van een scheiding na de datum van inwerkingtreding van eerstgenoemd artikel.
4. Indien de scheiding plaatsvindt voor de datum van inwerkingtreding van artikel 80 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om overeenkomstig genoemd artikel het bijzonder partnerpensioen af te kopen, indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis, getoetst op het tijdstip van de scheiding, minder bedraagt dan het op grond van artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, vastgestelde bedrag per jaar en de gewezen partner hiermee instemt.


Artikel 31
Vervallen


Artikel 32 Waardeoverdracht bij wisseling
{Overgangsrecht, waardeoverdracht bij wisseling}
1. De artikelen 71 tot en met 74 van de Pensioenwet zijn van toepassing indien de verwerving van pensioenaanspraken, bedoeld in artikel 71, derde lid, van de Pensioenwet op grond van de pensioenregeling van een nieuwe werkgever begint na de datum van inwerkingtreding van laatstgenoemd artikel.
2. In afwijking van het eerste lid geldt dat wanneer de ontvangende pensioenuitvoerder de uitvoerder is van een beroepspensioenregeling de artikelen 71 tot en met 74 van de Pensioenwet van toepassing zijn wanneer de beëindiging van de dienstbetrekking dan wel de beëindiging van de deelneming plaatsvindt na de datum van inwerkingtreding van artikel 71 van de Pensioenwet.
3. Indien op grond van het tweede lid geen plicht tot waardeoverdracht bestaat, geldt een bevoegdheid tot waardeoverdracht mits wordt voldaan aan de in artikel 71, eerste lid, onderdeel a, b en c en vierde lid, van de Pensioenwet genoemde voorwaarden.
4. De artikelen 82 tot en met 85 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze komen te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, zijn van toepassing indien de verwerving van pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 82, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, begint na de datum van inwerkingtreding van laatstgenoemd artikel.
5. In afwijking van het vierde lid geldt dat wanneer de ontvangende pensioenuitvoerder de uitvoerder is van een pensioenregeling de artikelen 82 tot en met 85 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze komen te luiden na inwerkingtreding van deze wet, van toepassing zijn wanneer de beëindiging van de deelneming plaatsvindt na de datum van inwerkingtreding van artikel 82 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet.
6. Indien op grond van het vijfde lid geen plicht tot waardeoverdracht bestaat, geldt een bevoegdheid tot waardeoverdracht mits wordt voldaan aan de in artikel 82, eerste lid, onderdeel a, b en c en vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, genoemde voorwaarden.


Artikel 33 Waardeoverdracht bij andere pensioenovereenkomst met dezelfde werkgever
{Overgangsrecht, waardeoverdracht bij andere pensioenovereenkomst met dezelfde werkgever}
De artikelen 76, 77 en 78 van de Pensioenwet zijn van toepassing bij beëindiging van de deelneming na de datum van inwerkingtreding van artikel 76 van de Pensioenwet.


Artikel 34 Waardeoverdracht bij bereiken pensioendatum
{Overgangsrecht, waardeoverdracht bij bereiken pensioendatum}
1. Artikel 80 van de Pensioenwet is van toepassing indien de in het eerste lid van genoemd artikel bedoelde pensioendatum is gelegen na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 88 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien de in het eerste lid van genoemd artikel bedoelde pensioendatum is gelegen na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
3. Onder pensioendatum als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verstaan: de reguliere pensioendatum.


Artikel 35 Collectieve waardeoverdracht op verzoek
1. {Overgangsrecht, collectieve waardeoverdracht op verzoek}
Artikel 83 van de Pensioenwet is van toepassing indien het verzoek van de werkgever, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 91 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien het verzoek van de beroepspensioenvereniging, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 36 Collectieve waardeoverdracht bij liquidatie pensioenuitvoerder
{Overgangsrecht, collectieve waardeoverdracht bij liquidatie pensioenuitvoerder}
1. Artikel 84 van de Pensioenwet is van toepassing indien een pensioenuitvoerder wordt ontbonden na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 92 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien een pensioenuitvoerder wordt ontbonden na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 37 Waardeoverdracht aan een pensioeninstelling of verzekeraar uit andere lidstaat
{Overgangsrecht, waardeoverdracht aan pensioeninstelling of verzekeraar andere lidstaat}
1. Artikel 85 van de Pensioenwet is van toepassing wanneer de dienstbetrekking dan wel de deelneming eindigt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 93 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing wanneer de deelneming eindigt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 38 Waardeoverdracht aan Europese Gemeenschap of aangewezen instelling
{Overgangsrecht, waardeoverdracht aan Europese Gemeenschap/aangewezen instelling}
1. Artikel 86 van de Pensioenwet is van toepassing indien de verwerving van pensioenaanspraken bij een van de Europese Gemeenschappen begint na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 94 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien de verwerving van pensioenaanspraken bij een van de Europese Gemeenschappen begint na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 39 Waardeoverdracht aan andere instelling
1. {Overgangsrecht, waardeoverdracht aan andere instelling}
Artikel 87 van de Pensioenwet is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 95 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 40 Bevoegdheid waardeoverdracht bij wisseling
{Overgangsrecht, bevoegdheid waardeoverdracht bij wisseling}
1. Artikel 88 van de Pensioenwet is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 96 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 41 Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling of verzekeraar uit een andere lidstaat bij bereiken pensioendatum
{Overgangsrecht, bevoegdheid waardeoverdracht aan pensioeninstelling/verzekeraar andere lidstaat bij bereiken pensioendatum}
1. Artikel 89 van de Pensioenwet is van toepassing indien de in genoemd artikel bedoelde pensioendatum is gelegen na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 97 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien de in genoemd artikel bedoelde pensioendatum is gelegen na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
3. Onder pensioendatum als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt in dit verband verstaan: de reguliere pensioendatum.


Artikel 42 Collectieve waardeoverdracht naar pensioeninstelling of verzekeraar in een andere lidstaat
{Overgangsrecht, collectieve waardeoverdracht naar pensioeninstelling/verzekeraar andere lidstaat}
1. Artikel 90, eerste lid, van de Pensioenwet is van toepassing indien het verzoek van de werkgever, bedoeld in genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 98, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien het verzoek van de beroepspensioenvereniging, bedoeld in genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 43 Verplichting tot medewerking aan inbreng van waarde
{Overgangsrecht, verplichting tot medewerking aan inbreng waarde}
1. Artikel 91 van de Pensioenwet is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 99 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 43a Bevoegdheid tot medewerking aan inbreng van waarde
{Overgangsrecht, bevoegdheid tot medewerking inbreng waarde}
1. Artikel 92 van de Pensioenwet is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.
2. Artikel 100 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.


Artikel 44 Voorwaardelijke toeslagverlening
{Overgangsrecht, voorwaardelijke toeslagverlening}
1. Artikel 95, tweede lid, van de Pensioenwet is niet van toepassing op informatieverstrekking die heeft plaatsgevonden voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikellid.
2. Artikel 103, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is niet van toepassing op informatieverstrekking die heeft plaatsgevonden voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikellid.


Artikel 45
Vervallen


Artikel 45a
Vervallen


Artikel 46
Vervallen


Artikel 47
Vervallen


Artikel 48 Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds
{Overgangsrecht, vrijwillige aansluiting bij bedrijfstakpensioenfonds}
Indien een werkgever zich uiterlijk op de peildatum heeft aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds, blijft deze aansluiting in stand, ook als niet wordt voldaan aan de in artikel 121 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden.


Artikel 48a
Vervallen


Artikel 48b
Vervallen


Artikel 49
Vervallen


Artikel 49a
Vervallen


Artikel 50
Vervallen


Artikel 51
Vervallen


Artikel 52 Aanwijzing
{Overgangsrecht, aanwijzing}
1. Een aanwijzing die is gegeven met betrekking tot een overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet wordt na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet.
2. De toezichthouder kan na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet, onder toepassing van het op de peildatum geldende recht, een aanwijzing geven met betrekking tot een, voor de inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet, begane overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet.
3. Een aanwijzing die is gegeven met betrekking tot een overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals die luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, wordt na de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 166 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
4. De toezichthouder kan na de datum van inwerkingtreding van deze wet, onder toepassing van het voor de inwerkingtreding van deze wet geldende recht, een aanwijzing geven met betrekking tot een, voor de inwerkingtreding van deze wet, begane overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.


Artikel 53 Curator
{Overgangsrecht, curator}
1. Een besluit tot benoeming van een of meer personen als curator op grond van artikel 23l van de Pensioen- en spaarfondsenwet, wordt na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 172 van de Pensioenwet.
2. De toezichthouder kan na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet besluiten een of meer personen als curator ten aanzien van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds te benoemen nadat door een pensioenfonds binnen de gestelde termijn niet of niet volledig gevolg is gegeven aan een aanwijzing op grond van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
3. Een besluit tot benoeming van een of meer personen als curator op grond van artikel 82 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, wordt na de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 167 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
4. De toezichthouder kan na de datum van inwerkingtreding van deze wet besluiten een of meer personen als curator ten aanzien van alle of bepaalde organen van een beroepspensioenfonds te benoemen nadat door een beroepspensioenfonds binnen de gestelde termijn niet of niet volledig gevolg is gegeven aan een aanwijzing op grond van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.


Artikel 54 Bewindvoerder
{Overgangsrecht, bewindvoerder}
1. Een bewindvoerder die is aangesteld door de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam op grond van artikel 23m van de Pensioen- en spaarfondsenwet wordt na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet aangemerkt als een bewindvoerder die is aangesteld op grond van artikel 173 van de Pensioenwet.
2. Een bewindvoerder die is aangesteld door de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam op grond van artikel 83 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals die wet luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, wordt na de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als een bewindvoerder die is aangesteld op grond van artikel 168 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.


Artikel 55 Last onder dwangsom en bestuurlijke boete
{Overgangsrecht, last onder dwangsom of bestuurlijke boete}
1. Een last onder dwangsom die is opgelegd terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet wordt na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet aangemerkt als een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 175 van laatstgenoemde wet.
2. Een bestuurlijke boete die is opgelegd terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet wordt na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet aangemerkt als een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 176 van laatstgenoemde wet.
3. De toezichthouder kan na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet tot drie jaar na de dag waarop een overtreding is begaan een last onder dwangsom of een boete opleggen terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet.
4. Een last onder dwangsom die is opgelegd terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals die luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, wordt na de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 170 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
5. Een bestuurlijke boete die is opgelegd terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals die luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, wordt na de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 171 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
6. De toezichthouder kan na de datum van inwerkingtreding van deze wet tot drie jaar na de dag waarop een overtreding is begaan een last onder dwangsom of een boete opleggen terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.
7. Op het opleggen van een last onder dwangsom of bestuurlijke boete als bedoeld in het derde en zesde lid blijft het recht van toepassing dat gold op de peildatum respectievelijk op de datum voor inwerkingtreding van deze wet.


Artikel 56 Openbaarmaking
{Overgangsrecht, openbaarmaking}
1. De in artikel 188 van de Pensioenwet opgenomen mogelijkheid tot openbaarmaking en de in artikel 191 opgenomen verplichting tot openbaarmaking heeft uitsluitend betrekking op feiten die plaatsvinden na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet.
2. De in artikel 183 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, opgenomen mogelijkheid tot openbaarmaking en de in artikel 186 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, opgenomen verplichting tot openbaarmaking heeft uitsluitend betrekking op feiten die plaatsvinden na de datum van inwerkingtreding van deze wet.


Artikel 57 Vergunning
{Overgangsrecht, vergunning}
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 32i van de Pensioen- en spaarfondsenwet die is verleend op grond van artikel 32j van de Pensioen- en spaarfondsenwet, berust vanaf de datum van inwerkingtreding van de Pensioenwet op artikel 192 van laatstgenoemde wet.
2. Voorschriften die zijn verbonden en beperkingen die zijn gesteld aan een vergunning die is verleend op grond van de Pensioen- en spaarfondsenwet berusten vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet op de Pensioenwet.


Artikel 58 Register
{Overgangsrecht, register}
1. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet vormt het register, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet het register, bedoeld in artikel 210 van de Pensioenwet.
2. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet vormt het register, bedoeld in artikel 71a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dit luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, het register, bedoeld in artikel 204 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidt na inwerkingtreding van deze wet.


Artikel 59 Ontheffing
{Overgangsrecht, ontheffing}
1. Een ontheffing die is verleend van de artikelen 3, 5, eerste lid, en 8b van de Pensioen- en spaarfondsenwet op grond van artikel 29 van de Pensioen- en spaarfondsenwet vervalt een jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet.
2. Een ontheffing die is verleend van artikel 6 van de Pensioen- en spaarfondsenwet op grond van artikel 29 van de Pensioen- en spaarfondsenwet blijft van kracht.
3. Een ontheffing die is verleend van artikel 6a van de Pensioen- en spaarfondsenwet op grond van artikel 29 van de Pensioen- en spaarfondsenwet vervalt een jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet.
4. Een ontheffing die is verleend van artikel 9b, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet op grond van artikel 29 van de Pensioen- en spaarfondsenwet blijft van kracht tot 23 september 2010, tenzij een pensioenfonds bijdragen ontvangt van een werkgever uit een andere lidstaat.
5. Een ontheffing die is verleend van artikel 10b, eerste tot en met derde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet op grond van artikel 29 van de Pensioen- en spaarfondsenwet wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet aangemerkt als een ontheffing die is verleend van artikel 147 van de Pensioenwet op grond van artikel 212 van de Pensioenwet.
6. Een ontheffing die is verleend van artikel 53, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals die luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 84 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals die luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, vervalt een jaar na inwerkingtreding van deze wet.
7. Een ontheffing die is verleend van artikel 63, eerste tot en met derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals die luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 84 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals die luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als een ontheffing die is verleend van artikel 142 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 206 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet.
8. Voorschriften die zijn verbonden en beperkingen die zijn gesteld aan een ontheffing die is verleend op grond van de Pensioen- en spaarfondsenwet respectievelijk de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, berusten vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet respectievelijk vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet op de Pensioenwet respectievelijk de Wet verplichte beroepspensioenregeling.


Artikel 60 Strafrechtelijk sanctioneren
{Overgangsrecht, strafrechtelijk sanctioneren}
In afwijking van artikel 2 blijft ten aanzien van overtredingen van artikel 32, vierde en vijfde lid, en artikel 32ba van de Pensioen- en spaarfondsenwet die zijn begaan voor de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet, artikel 30 van de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing.


Artikel 61 Bevoegde rechter en procedurele bepalingen
{Overgangsrecht, bevoegde rechter en procedurele bepalingen}
Ten aanzien van de op de peildatum bij de rechter aanhangige beroepen tegen besluiten op grond van de Pensioen- en spaarfondsenwet blijft, in afwijking van artikel 2, artikel 33a van de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing.


Artikel 62 Afschaffen klachtrecht
{Overgangsrecht, afschaffen klachtrecht}
Een klacht die op grond van artikel 6d van de Pensioen- en spaarfondsenwet bij De Nederlandsche Bank N.V. is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet wordt door De Nederlandsche Bank beoordeeld overeenkomstig artikel 6d van de Pensioen- en spaarfondsenwet.


Artikel 63 Behoud aanspraak op pensioen bij beëindiging deelneming
{Overgangsrecht, behoud aanspraak op pensioen bij beëindiging deelneming }
1. In afwijking van artikel 2 blijven de artikelen 1, eerste lid, onderdeel g, en 8, tweede, derde en vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet en artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds, zoals deze luidden op 31 december 1999, van toepassing ten aanzien van pensioenuitvoerders die aan die bepalingen voordien toepassing gaven, en wel in de gevallen en gedurende de termijn die daarvoor al waren vastgesteld, doch in elk geval niet langer dan gedurende tien jaar na 1 januari 2000 en met dien verstande dat de financiering ingevolge die bepalingen ten minste in gelijke delen per kalenderjaar plaatsvindt.
2. De Nederlandsche Bank N.V. kan toestaan dat, in afwijking van het eerste lid, een pensioenuitvoerder gedurende een langere periode dan daar bedoeld, maar niet langer dan gedurende vijftien jaar, toepassing geeft aan de daar genoemde bepalingen, voor zover dat noodzakelijk is ter voorkoming van onaanvaardbare financiële gevolgen voor het betrokken pensioenfonds of de betrokken werkgever.
3. Paragraaf 7.1 en de artikelen 171 en 172 van de Pensioenwet zijn van overeenkomstige toepassing op het eerste en tweede lid.


Artikel 64 Uitzondering plicht op waardeoverdracht uitstelfinancieringsfondsen
{Overgangsrecht, uitzondering plicht op waardeoverdracht uitstelfinancieringsfondsen}
1. Indien een overdragend pensioenfonds een pensioenuitvoerder is als bedoeld in artikel 63 van deze wet, geldt in afwijking van artikel 72, onderdeel a, van de Pensioenwet geen plicht tot waardeoverdracht indien de financiele toestand van het pensioenfonds dat naar het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. niet toelaat.
2. De plicht tot waardeoverdracht van het overdragende pensioenfonds herleeft overeenkomstig artikel 74 van de Pensioenwet wanneer de financiele toestand van het pensioenfonds dat naar het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. op een later tijdstip wel toelaat.
3. Indien een overdragend beroepspensioenfonds een pensioenuitvoerder is als bedoeld in artikel 214, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, geldt in afwijking van artikel 83, onderdeel a, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, geen plicht tot waardeoverdracht indien de financiele toestand van het beroepspensioenfonds dat naar het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. niet toelaat.
4. De plicht tot waardeoverdracht van het overdragende beroepspensioenfonds herleeft overeenkomstig artikel 85 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, wanneer de financiele toestand van het beroepspensioenfonds dat naar het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. op een later tijdstip wel toelaat.


Artikel 65 Pensioen in het kader van het Sociaal Akkoord 2004
{Overgangsrecht, pensioen i.h.k.v. Sociaal Akkoord 2004}
1. Een geldelijke, vastgestelde uitkering die op basis van artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 wordt overeengekomen is geen pensioen als bedoeld in de Pensioenwet of de Wet verplichte beroepspensioenregeling voor zover deze nog niet is gefinancierd.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid.
3. Na inwerkingtreding van dit artikel berust het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 mede op het tweede lid.


Artikel 66 Overgangsrecht in verband met afkoop prepensioen
{Overgangsrecht, overgangsrecht i.v.m. afkoop prepensioen}
1. Een pensioenuitvoerder is bevoegd de pensioenaanspraken, opgebouwd ten behoeve van pensioen in de periode voorafgaand aan de datum waarop de deelnemer of gewezen deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt, af te kopen, mits het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot afkoop uiterlijk binnen twee maanden na het ontvangen van de in artikel 17, zesde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet bedoelde opgave wordt gedaan en mits de afkoopsom:
a.wordt berekend overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels;
b.wordt aangewend ten behoeve van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964; en
c.rechtstreeks wordt overgedragen aan de uitvoerder van de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de echtgenoot ter zake van de pensioenaanspraken een recht op uitbetaling heeft als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
3. Na de datum van inwerkingtreding van dit artikel berust het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 mede op het eerste lid, onderdeel a, van dit artikel.


Artikel 67 Goede invoering
{Nadere regels}
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de goede invoering van de Pensioenwet en deze wet regels worden gesteld waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens voornoemde wet of deze wet.


Hoofdstuk 3 Wijziging van andere wetten
Paragraaf 1 Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Artikel 68 Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst
Wijzigt de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst.


Artikel 69 Wet privatisering FVP
Wijzigt de Wet privatisering FVP.


Artikel 70 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
Wijzigt de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.


Artikel 70a Pensioenwet
Wijzigt de Pensioenwet.


Artikel 71 Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
Wijzigt de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.


Artikel 71a Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen
Wijzigt de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen.


Artikel 72 Wet verplichte beroepspensioenregeling
Wijzigt de Wet verplichte beroepspensioenregeling.


Artikel 73 Integrale tekstpublicatie
1. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister de nummering van de artikelen van de Pensioenwet opnieuw vast en brengt hij de in de Pensioenwet voorkomende aanhalingen van de artikelen met de nieuwe nummering in overeenstemming.
2. De tekst van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet, wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister de nummering van de artikelen opnieuw vast en brengt hij de in de Wet verplichte beroepspensioenregeling voorkomende aanhalingen van de artikelen met de nieuwe nummering in overeenstemming.
3. Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad brengt Onze Minister de aanhalingen van de artikelen in deze wet van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en van de Pensioenwet in overeenstemming met de vastgestelde nummering van die wetten.


Paragraaf 2 Buitenlandse Zaken

Artikel 74 Sanctiewet 1977
Wijzigt de Sanctiewet 1977.


Paragraaf 3 Justitie

Artikel 75 Burgerlijk Wetboek
Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 3 en Boek 7.


Artikel 76 Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie
Wijzigt de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.


Artikel 77 Wet op de rechterlijke organisatie
Wijzigt de Wet op de rechterlijke organisatie.


Artikel 78 Wet op het notarisambt
Wijzigt de Wet op het notarisambt.


Artikel 79 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
Wijzigt de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.


Paragraaf 4 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Artikel 80 Wet gevolgen privatisering ABP voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding
Wijzigt de Wet gevolgen privatisering ABP voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding.


Artikel 81 Wet privatisering ABP
Wijzigt de Wet privatisering ABP.


Paragraaf 5 Financiën

Artikel 82 Comptabiliteitswet 2001
Wijzigt de Comptabiliteitswet 2001.


Artikel 83 Fusiewet De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer
Wijzigt de Fusiewet De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer.


Artikel 84 Wet identificatie bij dienstverlening
Wijzigt de Wet identificatie bij dienstverlening.


Artikel 85 Wet op de loonbelasting 1964
Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.


Artikel 85a Wet inkomstenbelasting 2001
Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.


Artikel 86 Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.


Artikel 87 Wet toezicht effectenverkeer 1995
Wijzigt de Wet toezicht effectenverkeer 1995.


Artikel 88 Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993
Wijzigt de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.


Paragraaf 6 Defensie

Artikel 89 Kaderwet militaire pensioenen
Wijzigt de Kaderwet militaire pensioenen.


Paragraaf 7 Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Artikel 90 Wet op de medische keuringen
Wijzigt de Wet op de medische keuringen.



Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 91 Overgangsbepaling in verband met de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993
{Overgangsbepalingen}
Als de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of het bedrijf van schadeverzekeraar wordt niet beschouwd:
a.het sluiten of afwikkelen van levensverzekeringen onderscheidenlijk schadeverzekeringen voor eigen rekening door bijdragende ondernemingen in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Pensioen- en spaarfondsenwet, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, of pensioeninstellingen die voor eigen rekening geen andere levensverzekeringen of schadeverzekeringen sluiten of afwikkelen dan die welke dienen ter uitvoering van toezeggingen als bedoeld in artikel 19; en
b.het handelen van een ondernemingsspaarfonds in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Pensioen- en spaarfondsenwet, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, ter uitvoering van een door een werkgever getroffen regeling tot sparen voor een uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening zolang sprake is van een spaarfonds als bedoeld in artikel 5.


Artikel 92 Bepalingen in verband met inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht
Wijzigt de Wet op het financieel toezicht.


Artikel 93 Wijziging Pensioenwet in verband met Wet op het financieel toezicht
Wijzigt de Pensioenwet.


Artikel 93a Wijziging Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht in verband met latere invoering Wet verplichte beroepspensioenregeling
Wijzigt de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht.


Artikel 94 Wijziging Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met Wet op het financieel toezicht
Wijzigt de Wet verplichte beroepspensioenregeling.


Artikel 95 Wijziging Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met eerdere invoering Wet op het financieel toezicht
Wijzigt de Wet verplichte beroepspensioenregeling.


Artikel 95a Bepalingen in verband met inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer
Wijzigt de Pensioenwet.


Artikel 95b Bepalingen in verband met inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Mededingingswet als gevolg van evaluatie van die wet
Wijzigt de Mededingingswet.


Artikel 96 Overgangsbepalingen in verband met de Wet op het financieel toezicht
1. Als de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of het bedrijf van schadeverzekeraar wordt niet beschouwd:
a.het sluiten of afwikkelen van levensverzekeringen onderscheidenlijk schadeverzekeringen voor eigen rekening door ondernemingen of pensioeninstellingen die voor eigen rekening geen andere levensverzekeringen of schadeverzekeringen sluiten of afwikkelen dan die welke dienen ter uitvoering van toezeggingen als bedoeld in artikel 19; en
b.het handelen van een ondernemingsspaarfonds ter uitvoering van een door een werkgever getroffen regeling tot sparen voor een uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening zolang sprake is van een spaarfonds als bedoeld in artikel 5.
2. De Wet op het financieel toezicht is, met uitzondering van het Algemeen Deel en het Deel Gedragstoezicht financiële markten, niet van toepassing zolang sprake is van spaarfondsen als bedoeld in artikel 5 en van:
a.het verlenen van financiële diensten door ondernemingsspaarfondsen voorzover zij die financiële diensten verlenen aan de onderneming waarmee zij zijn verbonden; en
b.het beheren van individuele vermogens ten behoeve van ondernemingsspaarfondsen als bedoeld in onderdeel a of daaraan gelieerde fondsen door personen die zijn verbonden aan het fonds waaraan deze financiële dienst wordt verleend.


Artikel 96a Aanpassing in verband met hernummering Wet op het financieel toezicht
Onze Minister brengt voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad de in deze wet voorkomende verwijzingen naar artikelen uit de Wet op het financieel toezicht in overeenstemming met de op grond van artikel 7:1 van die wet opnieuw vastgestelde nummering.


Artikel 97 Inwerkingtreding
{Inwerkingtreding}
1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Bij de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde tijdstip van inwerkingtreding kan onderscheid gemaakt worden tussen pensioenuitvoerders.


Artikel 98 Citeertitel
{Citeertitel}
Deze wet wordt aangehaald als: Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet.



Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
7 december 2006
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ,
Geus
de tweeëntwintigste december 2006
De Minister van Justitie ,
Hirsch Ballin