Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van
Financiën van 29 april 1971, nr. B71/8431, directie
Wetgeving Douane en Verbruiksbelastingen;
Gelet op de artikelen 11, derde
lid, 15, 37, en
53 van de Wet op belastingen van
rechtsverkeer (Stb. 1970, 611);
De Raad van State gehoord (advies van 2 juni
1971, nr. 6);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris
van Financiën van 18 juni 1971, nr. B 71/11450, directie
Wetgeving Douane en Verbruiksbelastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Begripsbepaling
Artikel 1
{Wet}
Dit besluit verstaat onder wet: Wet op belastingen van
rechtsverkeer.
Hoofdstuk I Overdrachtsbelasting
Artikel 2
{Waarde canon, retributie of huur}
De waarde van een canon, een retributie of een huur als is
bedoeld in artikel 11 van de
wet, wordt bepaald met inachtneming van de bij
dit besluit behorende bijlage.
Artikel 3
{Verruiming verrekeningsperiode}
De termijn van zes maanden, genoemd in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt verruimd tot 36 maanden indien de vorige verkrijging door een ander heeft plaatsgevonden tussen 31 augustus 2012 en 1 januari 2015.
Artikel 3a
Vervallen
Artikel 4
{Vrijstelling bij inbreng van deelgerechtigdheid}
1.
De in artikel 15, eerste lid, onderdeel
e, onder 1°, van de wet bedoelde
vrijstelling bij inbreng in een vennootschap die geen in
aandelen verdeeld kapitaal heeft, van een onderneming,
waaronder mede wordt verstaan de onderneming bestaande in
een deelgerechtigdheid in een maatschap, vennootschap onder
firma of commanditaire vennootschap, is van toepassing
indien alle tot het ondernemingsvermogen behorende activa en
passiva die een functie vervullen in de
onderneming worden ingebracht tegen bijschrijving op de
kapitaalrekening van de vennootschap van een bedrag dat ten minste 90 percent is
van de waarde in het economische verkeer
van het vermogen van de ingebrachte onderneming dan wel de
boekwaarde van dat vermogen, zoals die geldt voor de heffing
van inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting, in
gevallen waarin de ondernemer inbrengt met voorbehoud van
stille reserves.
{Vrijstelling bij vereffening van vermogen}
2.
In afwijking van het eerste lid is de aldaar bedoelde
vrijstelling eveneens van toepassing indien de inbreng geen
betrekking heeft op een onderneming maar op afzonderlijke
onroerende zaken, mits de inbreng volgt op een verkrijging
als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel
f, onder 1° of 2°, van de wet, en de
verkrijging en de inbreng uitsluitend plaatshebben in
verband met de toetreding, uittreding of vervanging van
vennoten, dan wel de toepassing van artikel 14c van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969. De in dit
lid bedoelde onroerende zaken moeten voorafgaand aan
bedoelde verkrijging deel hebben uitgemaakt van het vermogen
van de onderneming van de vennootschap en niet zijn gebruikt
of bestemd voor gebruik in het kader van het verkrijgen,
vervreemden, of exploiteren van onroerende zaken.
3.
De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel
e, onder 1°, van de wet niet is geheven
ter zake van een inbreng is alsnog verschuldigd, indien de
inbrenger binnen drie jaren na de inbreng niet meer vennoot
is van de vennootschap, dan wel binnen die periode zijn
bijschrijving wegens inbreng op de kapitaalrekening is
verminderd, anders dan door afboeking van zijn aandeel in
het verlies van de vennootschap. De bepaling is eveneens van
toepassing bij het verlenen van een koopoptie op het aandeel
of een deel van het aandeel van de inbrenger in het vermogen
van de vennootschap.
{Voortzettingseis}
4.
De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel
e, onder 1°, van de wet niet is geheven
ter zake van een inbreng is alsnog verschuldigd, indien de
onderneming niet gedurende een periode van ten minste drie
jaren na de inbreng door de vennootschap wordt voortgezet.
5.
Het derde en vierde lid blijft buiten toepassing in geval
van een inbreng als bedoeld in het eerste lid, dan wel een
omzetting als bedoeld in artikel 5.
6.
Onder kapitaalrekening wordt verstaan de rekening op de
balans van de vennootschap waarop de deelgerechtigdheid van
de vennoot in het vermogen van de vennootschap wordt opgenomen.
{Fictief onroerende zaken}
7.
Voor de toepassing van dit artikel worden onder onroerende
zaken mede verstaan fictieve onroerende zaken als bedoeld in
artikel 4, eerste lid, van de
wet, rechten waaraan onroerende zaken of
fictieve onroerende zaken zijn onderworpen, alsmede de
economische eigendom van deze zaken of rechten.
Artikel 4a
{Vrijstelling bij terugkeer uit nv/bv}
1.
De in
artikel 15, eerste lid, onderdeel f, onder 2°, van de
wet bedoelde vrijstelling krachtens vereffening van het
vermogen van een rechtspersoon is van toepassing wanneer de vereffening
plaatsheeft in het kader van de voortzetting van een door een vennootschap
gedreven onderneming door de aandeelhouders, als bedoeld in
artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969. Onder vennootschap wordt in de vorige volzin verstaan de
naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid, mits deze vennootschappen uitsluitend natuurlijke personen
als aandeelhouder hebben.
{Voortzettingseis}
2.
De belasting die door toepassing van
artikel 15, eerste lid, onderdeel f, onder 2°, van de
wet niet is geheven ter zake van een vereffening is alsnog
verschuldigd, indien de onderneming niet gedurende een periode van ten minste
drie jaren na de vereffening door de verkrijger rechtstreeks wordt voortgezet
of mede voortgezet.
3.
Het tweede lid blijft buiten toepassing in geval van inbreng of
omzetting van een onderneming, als bedoeld in
artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 1°,
onderscheidenlijk onder 2°, van de wet.
Artikel 5
{Vrijstelling bij omzetting in nv en bv }
1.
De in
artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, bedoelde vrijstelling bij
omzetting van een niet in de vorm van een naamloze vennootschap of besloten
vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gedreven onderneming, waaronder
mede wordt verstaan de onderneming bestaande in een deelgerechtigdheid in een
maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap, in een
naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
is van toepassing indien alle tot het ondernemingsvermogen behorende activa en
passiva die een functie vervullen in de
onderneming worden ingebracht tegen toekenning van aandelen, mits de oprichters van
de vennootschap in het aandelenkapitaal geheel of nagenoeg geheel in dezelfde
verhouding gerechtigd zijn als in het vermogen van de omgezette onderneming.
{Bijbetaling in contanten}
2.
Onder toekenning van aandelen wordt begrepen het geval waarin naast de
toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt betaald van ten hoogste
10 percent van de waarde van hetgeen op de aandelen is gestort, met dien
verstande dat ingeval de omzetting plaatsvindt met toepassing van
artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting
2001, dit bedrag kan worden gesteld op het bedrag waarvoor de
ondernemer op grond van de aan deze toepassing verbonden voorwaarden wordt
gecrediteerd.
{Herleven belastingplicht}
3.
De belasting die door toepassing van
artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van de wet niet is geheven
ter zake van een omzetting is alsnog verschuldigd, indien de inbrenger binnen
drie jaren na de omzetting niet meer in het bezit is van alle bij of in verband
met die omzetting verkregen aandelen. De bepaling is eveneens van toepassing
bij vervreemding van claims en het verlenen van een koopoptie op de aandelen,
alsmede bij een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van hetgeen op de
aandelen is gestort.
{Voortzettingseis}
4.
De belasting die door toepassing van
artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van de wet niet is geheven
ter zake van een omzetting is alsnog verschuldigd, indien de onderneming niet
gedurende een periode van ten minste drie jaren na de omzetting door de
vennootschap wordt voortgezet.
5.
Het
derde lid blijft buiten toepassing in geval van vervreemding van de
aandelen in het kader van een splitsing als bedoeld in artikel 5c, dan
wel indien ten minste 75 percent van de aandelen van de opgerichte
vennootschap wordt verkregen door een andere vennootschap tegen
toekenning van eigen aandelen, met dien verstande dat de toegekende
aandelen in de plaats komen van de in het derde lid bedoelde aandelen.
Onder toekenning van aandelen wordt mede begrepen het geval waarin
naast de toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt
betaald van ten hoogste 10 percent van de nominale waarde van de
toegekende
aandelen.
6.
Het vierde lid blijft buiten toepassing in geval van vervreemding in
het kader van een fusie als bedoeld in
artikel 5a, een interne reorganisatie
als bedoeld in
artikel 5b, dan wel een splitsing als
bedoeld in
artikel 5c.
Artikel 5bis
{Vrijstelling juridische fusie}
1.
De in
artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling
wegens fusie is van toepassing bij overgang van vermogen onder algemene
titel in het kader van een juridische fusie tussen rechtspersonen, mits
die fusie hoofdzakelijk plaatsvindt op grond van zakelijke
overwegingen. De eerste volzin blijft buiten toepassing in geval van
een fusie waarop artikel 5b, eerste lid, van toepassing
is.
2.
De
in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde
vrijstelling wegens fusie is niet van toepassing dan wel de belasting
die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet
niet is geheven is alsnog verschuldigd,
indien:
a.een
aandeelhouder van een verdwijnende rechtspersoon, welke rechtspersoon
op het tijdstip van de fusie kwalificeert als een rechtspersoon als
bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet, op dat
tijdstip of op enig tijdstip in het daaraan voorafgaande jaar, al dan
niet tezamen met een tot hetzelfde concern als gedefinieerd in artikel
5b, tweede lid, behorend lichaam, een belang van ten minste een derde
gedeelte in de verdwijnende rechtspersoon bezit of heeft bezeten,
daarvoor als gevolg van de fusie geen in de plaats komend soortgelijk
belang in de verkrijgende rechtspersoon of een groepsmaatschappij
daarvan verkrijgt, dan wel dat soortgelijk belang binnen drie jaren na
de fusie geheel of ten dele
vervreemdt;
b.een
aandeelhouder van de verkrijgende rechtspersoon, welke rechtspersoon op
het tijdstip van de fusie kwalificeert als een rechtspersoon als
bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet, op dat
tijdstip of op enig tijdstip in het daaraan voorafgaande jaar, al dan
niet tezamen met een tot hetzelfde concern als gedefinieerd in artikel
5b, tweede lid, behorend lichaam, een belang van ten minste een derde
gedeelte in de verkrijgende rechtspersoon bezit of heeft bezeten, dat
belang binnen drie jaren na de fusie geheel of ten dele
vervreemdt;
c.een
aandeelhouder van een verdwijnende rechtspersoon als gevolg van de
fusie een belang van ten minste een derde gedeelte in de verkrijgende
rechtspersoon of een groepsmaatschappij daarvan, welke rechtspersoon of
groepsmaatschappij als gevolg van de fusie kwalificeert als een
rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de
wet, verkrijgt en dat belang binnen drie jaren na de fusie geheel of
ten dele
vervreemdt;
d.een
aandeelhouder van de verkrijgende rechtspersoon of van een
groepsmaatschappij daarvan als gevolg van de fusie een belang van ten
minste een derde gedeelte in de verkrijgende rechtspersoon of de
groepsmaatschappij daarvan, welke rechtspersoon of groepsmaatschappij
als gevolg van de fusie kwalificeert als een rechtspersoon als bedoeld
in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bezit en dat belang
binnen drie jaren na de fusie geheel of ten dele
vervreemdt.
3.
De
belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid,
onderdeel h, van de wet niet is geheven ter zake van een
fusie is alsnog verschuldigd, indien de activiteiten van de fuserende
rechtspersonen niet gedurende een periode van ten minste drie jaren na
de fusie door de verkrijgende rechtspersoon in haar geheel worden
voortgezet.
4.
Het
tweede lid blijft buiten toepassing in geval van een vervreemding van
het belang in het kader van een geruisloze terugkeer als bedoeld in
artikel 4a, een juridische fusie als bedoeld in dit artikel, een
bedrijfsfusie als bedoeld in artikel 5a, een interne reorganisatie als
bedoeld in artikel 5b, een splitsing als bedoeld in artikel 5c, dan wel
indien ten minste 75 percent van de aandelen van de verkrijgende
vennootschap wordt verkregen door een andere vennootschap tegen
toekenning van eigen aandelen, waaronder mede wordt begrepen het geval
waarin naast toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt
betaald van ten hoogste 10 percent van hetgeen op de aandelen is
gestort. De eerste volzin is slechts van toepassing indien het
toegekende belang in de plaats komt van het in het tweede lid bedoelde
belang dan wel het in het tweede lid bedoelde belang de resterende
periode in het bezit blijft bij de opvolgende
verkrijger.
5.
Het
derde lid blijft buiten toepassing in geval van vervreemding van de
activiteiten in het kader van een inbreng als bedoeld in artikel 4, een
geruisloze terugkeer als bedoeld in artikel 4a, een juridische fusie
als bedoeld in dit artikel, een bedrijfsfusie als bedoeld in artikel
5a, een interne reorganisatie als bedoeld in artikel 5b, een splitsing
als bedoeld in artikel 5c, mits de in het derde lid bedoelde
activiteiten gedurende de resterende periode door de opvolgende
verkrijger worden voortgezet. In geval van een inbreng als bedoeld in
artikel 4 is de eerste volzin slechts van toepassing indien het ter
zake van de inbreng verkregen belang in de vennootschap de resterende
periode blijft
behouden.
6.
Het
vierde en het vijfde lid blijven buiten toepassing ingeval de
daargenoemde gebeurtenissen in samenhang met de juridische fusie in
overwegende mate gericht zijn op het ontgaan van
belastingheffing.
7.
De
in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde
vrijstelling is eveneens van toepassing op uit de fusie voortvloeiende
verkrijgingen van een belang in een verkrijgende rechtspersoon of een
groepsmaatschappij daarvan, welke rechtspersoon of groepsmaatschappij
kwalificeert als een lichaam als bedoeld in artikel 4, eerste lid,
onderdeel a, van de
wet.
8.
Voor
de toepassing van dit artikel wordt onder rechtspersoon verstaan de
naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid, de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, de
coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij, alsmede de
stichting. Onder rechtspersoon wordt mede verstaan het lichaam dat naar
het recht van een andere Staat is opgericht en naar aard en inrichting
vergelijkbaar is met een lichaam als bedoeld in dit
lid.
Artikel 5a
{Vrijstelling bij fusie}
1.
De in
artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling wegens
fusie is van toepassing indien een vennootschap uitsluitend de gehele
onderneming of een zelfstandig onderdeel daarvan van een andere vennootschap
verkrijgt tegen toekenning van aandelen.
2.
Onder toekenning van aandelen wordt begrepen het geval waarin naast de
toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt betaald van ten hoogste
10 percent van de waarde van hetgeen op de aandelen is gestort.
{Herleven belastingplicht}
3.
De belasting die door toepassing van
artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven ter zake van
een fusie is alsnog verschuldigd, indien de inbrengende vennootschap binnen
drie jaren na de fusie niet meer in het bezit is van alle bij of in verband met
die fusie verkregen aandelen.
{Voortzettingseis}
4.
De belasting die door toepassing van
artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven ter zake van
een fusie is alsnog verschuldigd, indien de onderneming niet gedurende een
periode van ten minste drie jaren na de fusie door de verkrijgende vennootschap
wordt voortgezet.
5.
Het
derde lid blijft buiten toepassing in geval van vervreemding van de
aandelen in het kader van een interne reorganisatie als bedoeld in
artikel 5b, een splitsing als bedoeld in artikel 5c, dan wel indien ten
minste 75 percent van de aandelen van de vennootschap die de in het
eerste lid bedoelde aandelen heeft toegekend, wordt verkregen door een
andere vennootschap tegen toekenning van eigen aandelen, met dien
verstande dat de toegekende aandelen in de plaats komen van de in het
derde lid bedoelde aandelen. Onder toekenning van aandelen wordt mede
begrepen het geval waarin naast de toekenning van aandelen tevens een
bedrag in geld wordt betaald van ten hoogste 10 percent van de nominale
waarde van de toegekende
aandelen.
6.
Het vierde lid blijft buiten toepassing in geval van vervreemding van
de onderneming in het kader van een fusie als bedoeld in dit artikel, een
interne reorganisatie als bedoeld in
artikel 5b, dan wel een splitsing als
bedoeld in
artikel 5c.
{Begrip vennootschap}
7.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vennootschap verstaan
de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid, de open commanditaire vennootschap, alsmede andere
vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld.
Onder vennootschap wordt mede verstaan de vereniging, coöperatie en onderlinge
waarborgmaatschappij met een in aandelen verdeeld kapitaal. Tevens wordt
daaronder verstaan het lichaam dat naar het recht van een andere Staat is
opgericht en naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een lichaam als
bedoeld in dit lid.
Artikel 5b
{Vrijstelling wegens interne reorganisatie}
1.
De in
artikel 15, eerste lid, onderdeel h, bedoelde vrijstelling wegens interne
reorganisatie is van toepassing indien een tot het concern behorende
vennootschap onroerende zaken overdraagt aan een andere vennootschap van dat
concern.
{Begrip concern}
2.
Onder een
concern wordt verstaan een vennootschap waarin niet een andere
vennootschap het gehele of nagenoeg gehele belang heeft, samen met alle
andere vennootschappen waarin zij het gehele of nagenoeg gehele belang
heeft.
{Herleven belastingplicht}
3.
De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven wegens interne reorganisatie is alsnog verschuldigd, indien:
a.de eerste vennootschap die het gehele of nagenoeg gehele belang heeft in zowel de vennootschap die de onroerende zaken verkrijgt als de vennootschap die de onroerende zaken overdraagt, binnen drie jaren na de interne reorganisatie geen geheel of nagenoeg geheel belang meer heeft in de vennootschap die de onroerende zaken heeft verkregen, waarbij een vennootschap die een geheel of nagenoeg geheel belang heeft in de eerstgenoemde vennootschap in de plaats kan treden van deze vennootschap; of
b.de vennootschap die de onroerende zaken heeft overgedragen binnen drie jaren na de interne reorganisatie geen geheel of nagenoeg geheel belang meer heeft in de vennootschap die de onroerende zaken heeft verkregen, met dien verstande dat dit onderdeel slechts van toepassing is ingeval er geen vennootschap is die het gehele of nagenoeg gehele belang heeft in zowel de vennootschap die de onroerende zaken verkrijgt als de vennootschap die de onroerende zaken overdraagt.
4.
De
belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven wegens interne reorganisatie is alsnog
verschuldigd voorzover de overdragende vennootschap tot het concern is
gaan behoren als gevolg van een andere gebeurtenis dan bedoeld in
artikel 5a, eerste en vijfde lid, waarbij geen overdrachtsbelasting
verschuldigd was, indien de onroerende zaken zijn verkregen door die
overdragende vennootschap vóór de hiervoor bedoelde
gebeurtenis en de onderneming of de activiteiten van die vennootschap
niet gedurende drie jaren binnen het concern zijn
voortgezet.
5.
Het derde lid blijft buiten toepassing ingeval de vennootschap die de onroerende zaken verkrijgt op het tijdstip van de interne reorganisatie het gehele of nagenoeg gehele belang heeft in de vennootschap die de onroerende zaken overdraagt.
6.
Het derde lid blijft buiten toepassing ingeval de onroerende zaken niet meer in het bezit zijn van de vennootschap die de onroerende zaken heeft verkregen, tenzij:
a.de onroerende zaken zijn overgedragen aan een vennootschap binnen het concern en ter zake van deze verkrijging geen beroep is gedaan op de vrijstelling als bedoeld in dit artikel;
b.de onroerende zaken zijn overgedragen aan een vennootschap binnen het concern die het gehele of nagenoeg gehele belang heeft in de vennootschap die de onroerende zaken overdraagt; of
c.de onroerende zaken zijn overgedragen aan een vennootschap buiten het concern en ter zake van deze verkrijging geen overdrachtsbelasting verschuldigd was.
7.
Het derde lid blijft buiten toepassing ingeval niet meer aan de in het derde lid bedoelde voorwaarden wordt voldaan als gevolg van een juridische fusie binnen het concern, mits de opvolgende verkrijger voor de toepassing van het derde lid de resterende periode in de plaats treedt van de verdwijnende vennootschap.
8.
Voor de toepassing van het tweede, derde en vijfde lid dient het gehele of nagenoeg gehele belang vertegenwoordigd te worden door het onmiddellijk of middellijk bezit van aandelen.
{Begrip vennootschap}
9.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vennootschap verstaan
de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid, de open commanditaire vennootschap, alsmede andere
vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld.
Onder vennootschap wordt mede verstaan de vereniging, coöperatie en onderlinge
waarborgmaatschappij met een in aandelen verdeeld kapitaal, alsmede een stichting of vereniging zonder een in
aandelen verdeeld kapitaal indien deze stichting of vereniging een
overeenkomstige functie vervult als de eerstbedoelde vennootschap in
het tweede lid. Tevens wordt
daaronder verstaan het lichaam dat naar het recht van een andere Staat is
opgericht en naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een lichaam als
bedoeld in dit lid.
{Fictief onroerende zaken}
10.
Voor de toepassing van dit artikel worden onder onroerende zaken mede
verstaan fictieve onroerende zaken als bedoeld in
artikel 4, eerste lid, van de wet,
rechten waaraan onroerende zaken of fictieve onroerende zaken zijn onderworpen,
alsmede de economische eigendom van deze zaken of rechten.
Artikel 5c
{Vrijstelling wegens splitsing}
1.
De in artikel
15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling wegens
splitsing is van toepassing wanneer sprake is van overgang van vermogen
onder algemene titel in het kader van een splitsing van een
vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, behoudens in het geval
dat de splitsing in overwegende mate is gericht op het ontgaan of
uitstellen van belastingheffing. De splitsing wordt, tenzij het
tegendeel aannemelijk wordt gemaakt, geacht in overwegende mate te zijn
gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing indien de
splitsing niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen zoals
herstructurering of rationalisering van de actieve werkzaamheden van de
splitsende en de verkrijgende rechtspersonen. Indien aandelen in de
gesplitste rechtspersoon, dan wel in een verkrijgende rechtspersoon
binnen drie jaar na de splitsing geheel of ten dele, direct of indirect
worden vervreemd aan een lichaam dat niet met de gesplitste
rechtspersoon en met de verkrijgende rechtspersonen is verbonden als
bedoeld in artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969,
worden zakelijke overwegingen niet aanwezig geacht, tenzij het
tegendeel aannemelijk wordt
gemaakt.
{Vennootschap}
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vennootschap verstaan de
naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
de open commanditaire vennootschap, alsmede andere vennootschappen waarvan het
kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Onder vennootschap wordt
mede verstaan de vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij met
een in aandelen verdeeld kapitaal. Tevens wordt daaronder verstaan het lichaam
dat naar het recht van een andere Staat is opgericht en dat naar aard en
inrichting vergelijkbaar is met een lichaam als bedoeld in dit lid.
Artikel 5d
{ANBI}
1.
De in
artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling
is op een verkrijging door een vereniging als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een algemeen nut beogende instelling van
toepassing:
a.bij
een juridische fusie tussen twee of meer van deze verenigingen of instellingen, indien in het kader daarvan alle activa en passiva van
één of meer van de verdwijnende verenigingen of instellingen
onder algemene titel overgaan op de verkrijgende vereniging of instelling of op een in het kader van de fusie nieuw opgerichte
dergelijke vereniging of instelling, mits bij de overgang
commerciële factoren geen rol
spelen;
b.bij een
taakoverdracht tussen twee of meer van deze verenigingen of instellingen, indien in het kader daarvan alle activa en passiva die
betrekking hebben op de overgedragen taak aan de verkrijgende
vereniging of instelling worden overgedragen, mits bij de overdracht
commerciële factoren geen rol spelen.
2.
De
vrijstelling is niet van toepassing op de verkrijging indien de
overdracht uitsluitend de exploitatie van onroerende zaken inhoudt of
de afzonderlijke overdracht van onroerende zaken betreft of als de
onroerende zaken niet worden aangewend voor de overgedragen
taak.
3.
De
belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h,
van de wet niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien de
verkrijgende vereniging of instelling binnen drie jaren na de fusie of
taakoverdracht niet meer bestaat of niet meer aangemerkt wordt als een
vereniging als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een algemeen nut beogende instelling.
4.
Het derde
lid blijft buiten toepassing indien een verkrijgende vereniging of instelling niet langer als vereniging als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een algemeen nut beogende instelling wordt aangemerkt als gevolg van een juridische
fusie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of als gevolg van een
taakoverdracht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voor zover
de belasting betrekking heeft op onroerende zaken die in het kader van
deze juridische fusie zijn overgegaan of in het kader van deze
taakoverdracht zijn overgedragen.
Artikel 6
Vervallen
Artikel 6a
{Natuurgrond}
Onder
natuurgrond als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel s, van de
wet, wordt verstaan grond bezet met houtopstanden en natuurterreinen
als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdelen b en d, en tweede
lid, van het
Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928.
Artikel 7
{Aangifte door aanbieden akte}
1.
Met betrekking tot de belasting ter zake van een verkrijging
van andere goederen dan bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen
a en b, van de wet, waarvan een
onderhandse akte is opgemaakt op de voet van artikel II van
de wet van 28 juni 1956 (Stb.
376), wordt aangifte gedaan door het aanbieden van die akte
ter registratie. Het verschuldigde bedrag aan
overdrachtsbelasting wordt vermeld in een aan de voet van de
akte gestelde, door de verkrijger of namens deze door de
persoon die de akte heeft opgesteld, ondertekende
verklaring. Voor zover in de akte niet alle gegevens
voorkomen waarvan kennisneming van belang kan zijn voor de
heffing van de belasting, dienen deze te worden opgenomen in
die verklaring.
{Inhoud akte}
2.
Ten aanzien van de inhoud van de akte, voor zover deze van
belang is voor de heffing van de belasting, en de in het
eerste lid bedoelde verklaring, zijn de wettelijke
bepalingen met betrekking tot de aangifte van
overeenkomstige toepassing als vormden die akte en
verklaring te zamen de door de verkrijger gedane aangifte.
{Hoofdelijke aansprakelijkheid}
3.
De persoon die de in het eerste lid bedoelde akte heeft
opgesteld, is hoofdelijk aansprakelijk voor de belasting
welke is verschuldigd wegens de verkrijging waarvan de akte
is opgemaakt, zulks tot het bedrag dat ingevolge de inhoud
van die akte is verschuldigd.
Hoofdstuk II Assurantiebelasting
Artikel 8
Vervallen
Artikel 9
Vervallen
Artikel 9a
{Vergunning voor fiscaal vertegenwoordiger}
1.
Het verzoek om een vergunning voor een fiscaal
vertegenwoordiger bevat de volgende gegevens:
a.naam, adres en woon- of vestigingsplaats van de
verzoeker;
b.het beoogde tijdstip van aanvang van het fiscaal
vertegenwoordigerschap; en
c.naam, adres en woon- of vestigingsplaats van de
verzekeraar die niet in Nederland woont of is
gevestigd.
2.
Een vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger wordt
slechts verleend indien de verzoeker:
a.in Nederland woont of is gevestigd;
b.in de afgelopen vijf jaren niet wegens overtreding
van de wettelijke bepalingen inzake rijksbelastingen
onherroepelijk is veroordeeld; en
c.naar het oordeel van de inspecteur voldoende
solvabel is.
3.
De verlening van een vergunning voor een fiscaal
vertegenwoordiger is tevens gebonden aan de voorwaarde dat
de verzoeker optreedt voor alle verzekeringen waarvoor
assurantiebelasting is verschuldigd van de verzekeraar die
niet in Nederland woont of is gevestigd.
4.
De inspecteur kan de vergunning intrekken of wijzigen:
a.op verzoek van de fiscaal vertegenwoordiger met
schriftelijke instemming van de verzekeraar die niet
in Nederland woont of is gevestigd;
b.op verzoek van de verzekeraar die niet in Nederland
woont of is gevestigd; of
c.indien de fiscaal vertegenwoordiger niet meer
voldoet aan de voorwaarden waaronder de vergunning
is verleend.
5.
De verzekeraar die niet in Nederland woont of is gevestigd
wordt van de intrekking of wijziging van de vergunning in
kennis gesteld, alsmede van de gronden waarop deze berust.
Hoofdstuk III Vervallen
Artikel 10
Vervallen
Artikel 11
Vervallen
Artikel 12
Vervallen
Artikel 13
Vervallen
Artikel 14
Vervallen
Artikel 15
Vervallen
Artikel 16
Vervallen
Hoofdstuk IV Beursbelasting
Artikel 17
Vervallen
Artikel 18
Vervallen
Artikel 19
{Inwerkingtreding}
1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1972.
{Citeertitel}
2.
Dit besluit kan worden aangehaald als Uitvoeringsbesluit
belastingen van rechtsverkeer.
Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van
dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en
waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Soestdijk
22 juni 1971
JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën,
F. H. M. GRAPPERHAUS.
de vierentwintigste juni 1971.
De Minister van Justitie,
C. H. F. POLAK.
Bijlage
a.De waarde van een canon, een retributie of een huur van
het leven van één persoon afhankelijk, wordt gesteld op
het jaarlijkse bedrag, vermenigvuldigd met:
b.De waarde van een canon, een retributie of een huur die
na een bepaalde tijd vervalt, wordt gesteld op het
jaarlijkse bedrag, vermenigvuldigd met het aantal jaren
gedurende welke zij bestaat, iedere euro berekend tegen
de volgende bedragen:
c.De waarde van een canon, een retributie of een huur voor
onbepaalde tijd, die niet van het leven afhankelijk is,
wordt gesteld op het zeventienvoud van het jaarlijkse
bedrag.
d.De overeenkomstig onderdeel b berekende waarde kan, indien de
schuldplichtigheid:
1.van het leven afhankelijk is, niet hoger zijn
dan de waarde die verkregen zou zijn, wanneer de
schuldplichtigheid niet tevens na een bepaalde
tijd zou vervallen;
2.niet van het leven afhankelijk is, niet hoger
zijn dan het zeventienvoud van het jaarlijkse
bedrag.
e.Een canon, een retributie of een huur die vervalt bij
het overlijden:
1.van de langstlevende van twee of meer personen,
wordt gelijkgesteld met een canon, een
retributie of een huur, afhankelijk van het
leven van iemand die vijf jaren jonger is dan de
jongste van de vorenbedoelde personen;
2.van de eerststervende van twee of meer personen,
wordt gelijkgesteld met een canon, een
retributie of een huur, afhankelijk van het
leven van iemand die vijf jaren ouder is dan de
oudste van de vorenbedoelde personen.
f.Een canon, een retributie of een huur tot een onzeker
jaarlijks bedrag wordt gelijkgesteld met een canon, een
retributie of een huur tot het geschatte gemiddelde
jaarlijkse bedrag.
g.De waarde van een schuldplichtigheid, niet vallende
onder een van de vorige leden, wordt gesteld op het
bedrag waarvoor zodanige schuldplichtigheid zou kunnen
worden verkocht.
h.Een canon, een retributie of een huur tot andere zaken
dan geld, wordt gelijkgesteld met een canon, een
retributie of een huur tot een jaarlijks bedrag gelijk
aan de waarde welke aan die zaken in het economische
verkeer kan worden toegekend.