Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003
Gelet op de artikelen 2, derde lid, onderdeel b, en vierde lid, 3, tweede lid, 53, tweede lid, 56 en 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 4, tweede lid, 15, tweede lid, en 18 van de Douanewet en de artikelen 2, eerste lid, onderdeel i, 5, tweede lid, en 63a van de Invorderingswet 1990;
Besluit:
Artikel 1
{Reikwijdte}
Deze regeling berust op de artikelen 2, derde lid, onderdeel b, en vierde lid, 3, tweede
lid, 39,
56 en 84 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, de artikelen 2, eerste lid, onderdeel i, 5, tweede lid, en 63a van de Invorderingswet 1990, artikel 34a, tweede lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, artikel 1, onderdelen h en i, van het
Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten, artikel 19 van de
Wet tegemoetkoming chronisch zieken en
gehandicapten, artikel 1, onderdeel t, van de Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 1, onderdeel g, van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 1.1, onderdeel j, van de Wet tegemoetkomingen loondomein, artikel 252a, tweede lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 1.3, onderdelen k en l, en 8.1 van de Belastingwet
BES.
Hoofdstuk 1 Organisatie van de Belastingdienst
Artikel 2
{Taak Rijksbelastingdienst}
1.
Er is een rijksbelastingdienst onder de naam Belastingdienst. Deze dienst is belast met de heffing en invordering van rijksbelastingen en met andere bij of krachtens de wet opgedragen taken.
2.
De Belastingdienst staat onder het gezag van de Minister van Financiën.
Artikel 3
{Organisatieonderdelen}
1.
De organisatie van de Belastingdienst bestaat uit de volgende onderdelen:
a.Belastingdienst/Belastingen, bestaande uit:
a1.–Belastingdienst/Particulieren, dienstverlening en bezwaar;
–Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf;
–Belastingdienst/Grote ondernemingen;
–Belastingdienst/Semi massale processen, en
a2.Belastingdienst/Caribisch Nederland;
b1.Belastingdienst/Douane
Landelijk
Kantoor;
b2.Douaneregio’s:
–Belastingdienst/Douane
Amsterdam;
–Belastingdienst/Douane Arnhem;
–Belastingdienst/Douane Breda;
–Belastingdienst/Douane
Eindhoven;
–Belastingdienst/Douane
Groningen;
–Belastingdienst/Douane
Rotterdam
Haven;
–Belastingdienst/Douane
Schiphol
Cargo;
–Belastingdienst/Douane
Schiphol
Passagiers;
c1.Belastingdienst/Centrale administratie (B/CA);
c2.Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD);
d.
- Belastingdienst /Centrum voor applicatieontwikkeling en
-onderhoud (B/CAO);
- Belastingdienst/Centrum voor infrastructuur en exploitatie
(B/CIE);
- Belastingdienst/Centrum voor facilitaire dienstverlening (B/CFD);
- Belastingdienst/Centrum voor kennis en communicatie (B/CKC);
- Belastingdienst/BelastingTelefoon;
- Belastingdienst/Central
Liaison Office
(B/CLO);
e.
- Centrale dienst voor in- en uitvoer (CDIU);
- Douane informatiecentrum (DIC);
- Douane
Laboratorium;
f.
- Belastingdienst/Toeslagen.
{Taken}
2.
De organisatieonderdelen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a1 en a2, zijn belast met de heffing en invordering van rijksbelastingen, andere dan bedoeld in het derde lid en andere dan de motorrijtuigenbelasting en de belasting zware motorrijtuigen, doch met dien verstande dat deze onderdelen wel mede zijn belast met de invordering van de motorrijtuigenbelasting en de belasting zware motorrijtuigen. Deze onderdelen zijn mede belast met de uitvoering van de basisregistratie inkomen.
{Douane}
3.
De organisatieonderdelen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a2, b1 en b2, zijn belast met de heffing en invordering van:
a.de rechten bij invoer en de rechten bij uitvoer;
b.de accijnzen;
c.de omzetbelasting bij invoer, tenzij
artikel 23 van de Wet op de omzetbelasting 1968 toepassing vindt,
alsmede de algemene bestedingsbelasting;
d.de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van pruimtabak en snuiftabak;
e.de
kolenbelasting, voor zover deze wordt geheven ter zake van de invoer,
bedoeld in de artikelen 32, eerste lid, onderdeel m, en 35 van de Wet
belastingen op
milieugrondslag.
{B/CA}
4.
De B/CA is belast met de heffing en invordering van de motorrijtuigenbelasting en de belasting zware motorrijtuigen en is mede belast met de heffing en invordering van overige rijksbelastingen. De B/CA is mede belast met de uitvoering van de basisregistratie inkomen.
{Belastingdienst/Toeslagen}
5.
De Belastingdienst/Toeslagen is belast met het toekennen, uitbetalen en terugvorderen van:
a.het kindgebonden budget, bedoeld in de Wet op het kindgebonden budget;
b.de kinderopvangtoeslag, bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen;
c.de zorgtoeslag, bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag;
d.de huurtoeslag, bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.
Artikel 3a
{BPM}
1. De in artikel 3, eerste lid, onderdelen b1 en b2, genoemde
organisatieonderdelen
zijn mede belast met de heffing en invordering van
de belasting van personenauto’s en motorrijwielen,
tenzij:
a.de
belasting wordt voldaan door de vergunninghouder, bedoeld in artikel 8
van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen
1992, of
b.teruggaaf op verzoek wordt
verleend.
2. De in artikel 3, eerste lid, onderdelen b1 en b2, genoemde
organisatieonderdelen zijn mede belast met de heffing en invordering
van de omzetbelasting, indien artikel 7, zesde lid, of
artikel 17h, tweede of derde lid, van de Wet op de omzetbelasting
1968 toepassing
vindt.
Artikel 4
{Bestuur Belastingdienst}
1.
De Belastingdienst staat onder leiding van de directeur-generaal Belastingdienst, bijgestaan door een managementteam (het managementteam Belastingdienst).
2. De organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a1, staan elk onder leiding van een landelijk directeur.
De
organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a2,
c1, c2, d en f, staan, met uitzondering van de B/CLO, elk onder leiding
van een
directeur.
3.
Het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, staat onder leiding van de algemeen directeur Belastingen. De organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen b1, b2 en e, staan onder leiding van de algemeen directeur Douane.
Hoofdstuk 2 Aanwijzing van functionarissen
Artikel 5
{Inspecteur/Ontvanger}
1. De landelijk directeuren, de directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a2 en c1, en de algemeen directeur Douane zijn inspecteur en ontvanger als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990 en artikel 1.3, onderdeel k, van de
Belastingwet
BES.
{Koninklijk Huis}
2.
De directeur-generaal Belastingdienst is inspecteur en ontvanger als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990 voorzover het de belastingaangelegenheden betreft die verband houden met het Koninklijk Huis.
Artikel 5a
{Wfsv}
1.
De landelijk directeuren, de directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a2 en c1, en de algemeen directeur Douane zijn inspecteur als bedoeld in artikel 1, onderdeel t, van de Wet financiering sociale verzekeringen en artikel 1, onderdeel g, van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen.
{Besluit TBU}
2.
De landelijk directeuren en de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a2, zijn inspecteur en
ontvanger als bedoeld in artikel 1, onderdeel h onderscheidenlijk
onderdeel i, van het Besluit tegemoetkoming specifieke
zorgkosten.
3.
De directeur van het in artikel 3, eerste lid, onderdeel c1, genoemde organisatieonderdeel is inspecteur als bedoeld in artikel 252a, tweede lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
4.
De landelijk directeuren en de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel c1, zijn inspecteur en ontvanger als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j, van de Wet tegemoetkomingen loondomein.
Artikel 5b
{Deurwaarder}
De directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a2, is belastingdeurwaarder als bedoeld in artikel 1.3, onderdeel l, van de Belastingwet BES.
Artikel 6
{Mijnbouwwet}
De landelijk directeur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen is inspecteur en ontvanger als bedoeld in artikel 54, onderdelen f en g,
van de Mijnbouwwet.
Artikel 6a
Vervallen
Artikel 7
{Directeur}
De algemeen directeur Belastingen is directeur als
bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen en artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de
Invorderingswet
1990.
Artikel 8
{Bestuur}
De algemeen directeur Belastingen, de landelijk directeuren, de directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a2, c1 en c2, en de algemeen directeur Douane oefenen het bestuur van ’s Rijks belastingen uit. De algemeen directeuren, de landelijk directeuren en de directeuren kunnen ambtenaren aanwijzen die namens hen de bevoegdheden van het bestuur van ’s Rijks belastingen uitoefenen.
Artikel 9
{Contactambtenaar}
1. De landelijk directeuren, de directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a2 en c1, en de algemeen directeur Douane zijn ambtenaar als bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
2. Als
functionarissen als bedoeld in artikel 76, eerste lid, tweede volzin,
van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden aangewezen de
ambtenaren van de Belastingdienst (contactambtenaren) die door de in
het eerste lid aangewezen ambtenaren zijn aangewezen om namens hen de
bevoegdheid, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, uit te
oefenen.
Artikel 9a
{Wet op het notarisambt}
De ambtenaren van de Belastingdienst die daartoe door de directeur-generaal Belastingdienst zijn aangewezen, zijn inspecteur als bedoeld in artikel 94 van de Wet op het notarisambt.
Artikel 10
{Reikwijdte verplichtingen}
De verplichtingen die ingevolge de artikelen 47, 47a, 48, 49, 50, 53 en 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 58, 59, 60 en 62 van de Invorderingswet 1990 en de artikelen 8.83, 8.84, 8.85, 8.87 en 8.91 van de
Belastingwet
BES bestaan jegens de inspecteur en de ontvanger, gelden mede jegens de directeur van de FIOD alsmede
jegens de door deze
directeur aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst.
Hoofdstuk 3 Ressortering onder functionarissen
Artikel 11
{Ressortering}
1.
Natuurlijk personen, lichamen en entiteiten ressorteren:
a. met inachtneming van de woonplaats van een natuurlijk persoon dan wel de
vestigingsplaats van een lichaam of entiteit, voor de heffing en invordering, bedoeld in:
1°. artikel 3, tweede lid: onder de landelijk directeuren;
2°. artikel 3, derde lid: onder de algemeen directeur Douane en onder een van de
douaneregio's;
b.voor de heffing en invordering, bedoeld in artikel 3, vierde lid, en voor de uitvoering van de
basisregistratie inkomen: onder de directeur van de B/CA;
tenzij in dit hoofdstuk dan wel op grond van het derde lid anders is bepaald.
{Entiteit}
2.
De landelijk directeuren, de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a2, en de algemeen directeur Douane kunnen voor de toepassing van deze regeling bepalen dat een natuurlijk persoon of een lichaam al dan niet tezamen met een of meer daarmee direct of indirect in bestuurlijk, financieel, administratief of maatschappelijk opzicht verbonden natuurlijke personen of lichamen als een entiteit wordt beschouwd.
3.
De algemeen directeur Belastingen, de algemeen directeur Douane en de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel c1, kunnen nadere richtlijnen geven omtrent het bepaalde in dit hoofdstuk en kunnen afwijken van de bepalingen van dit hoofdstuk.
4.
De woonplaats van een natuurlijk persoon en de vestigingsplaats van een lichaam of een entiteit worden naar de omstandigheden beoordeeld.
5.
In afwijking in zoverre van dit hoofdstuk, ressorteert een natuurlijk persoon die, een lichaam dat of een entiteit die belasting- of inhoudingsplichtig is op grond van de Belastingwet BES of de Douane- en Accijnswet BES onder de directeur van de Belastingdienst/Caribisch Nederland.
Artikel 11a
Vervallen
Artikel 12
Vervallen
Artikel 13
Vervallen
Artikel 13a
Vervallen
Artikel 14
Vervallen
Artikel 15
Vervallen
Artikel 16
Vervallen
Artikel 17
Vervallen
Artikel 18
{Administratieplichtigen}
Met betrekking tot de uitvoering van artikel 53, tweede
en derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 35a van de Wet op de belastingen van personenauto’s en motorrijwielen 1992, zoals dat artikel luidde op 31 december 2002, en
artikel 8, vierde lid, van de Wet op de internationale
bijstandsverlening bij de heffing van
belastingen, ressorteert de natuurlijk persoon, het lichaam, de entiteit of de administratieplichtige onder de directeur van
de
B/CA.
Artikel 19
{NAVO}
1. De
onder de NAVO vallende organisaties, met uitzondering van het NATO C3
Agency te Den Haag, alsmede de in Nederland gestationeerde buitenlandse
NAVO-militairen, ressorteren
onder:
a.de landelijk directeur van de Belastingdienst/Particulieren, dienstverlening en bezwaar (kantoor Den Haag): met
betrekking tot de directe belastingen, de inkomstenbelasting en de omzetbelasting op diensten;
en
b.onder de algemeen directeur Douane:, met betrekking tot alle andere
rijksbelastingen.
2.
Onder de landelijk directeur, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, en de algemeen directeur Douane ressorteren de personeelsleden van de daar genoemde organisaties en hun partners als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting
2001, kinderen en andere inwonende gezinsleden van deze personeelsleden, alsmede gewezen personeelsleden van deze organisaties, of hun nagelaten betrekkingen die van de desbetreffende organisatie een pensioen ontvangen en gewezen personeelsleden van deze organisaties die van de desbetreffende organisatie geen pensioen ontvangen, indien en zolang een tijdens de actieve periode ontstaan verlies als bedoeld in artikel 3.150 van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet is verrekend.
Artikel 20
{Internationale instellingen}
1.
De
volgende instellingen of personen die op grond van internationaal recht
geheel of gedeeltelijk zijn vrijgesteld van belasting, ressorteren
onder de landelijk directeur van de Belastingdienst/Particulieren, dienstverlening en bezwaar (kantoor Den Haag):
a.United
Nations:
1°.International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia
(ICTY);
2°.International Criminal
Tribunal for Rwanda (ICTR);
3°.International Court of Justice
(ICJ);
4°.Maastricht Economic and
social Research and training centre on Innovation and Technology
(UNU-MERIT);
5°.International
institute for Infrastructural, Hydraulic and Environmental Engineering,
Institute for Water Education
(UNESCO-IHE);
6°.Special Tribunal
for Lebanon;
7°.Special Court for
Sierra Leone;
b.International Criminal Court
(ICC);
c.Permanent Court of Arbitration
(PCA);
d.Hague Conference on Private
International Law (HCCH);
e.NATO C3
Agency;
f.European
Union:
1°.Vertegenwoordiging
van de Europese
Commissie;
2°.Voorlichtingsbureau
van het Europese
Parlement;
3°.European Police
Office (Europol);
4°.European
Union’s Judicial Cooperation Unit
(Eurojust);
5°.Institute
for Energy and
Transport;
g.Office of
the High Commissioner on National Minorities of the Organisation for
Security and Cooperation in Europe
(HCNM/OSCE);
h.European Organisation
for the Safety of Air Navigation
(Eurocontrol);
i.European Space Agency
/ European Space Research and Technology Center
(ESA/ESTEC);
j.European Patent
Organisation (EPO);
k.Technical Centre
for Agriculture and Rural Cooperation
(CTA);
l.Iran-United States Claims
Tribunal;
m.African Management Services
Company B.V. (AMSCO);
n.International
Organisation for Migration
(IOM);
o.Common Fund for Commodities
(CFC);
p.Organisation for the
Prohibition of Chemical Weapons
(OPCW);
q.het Kabinet van de
Gevolmachtigde Minister van
Aruba;
r.het Kabinet van de
Gevolmachtigde Minister van
Curaçao;
s.het Kabinet van de
Gevolmachtigde Minister van Sint
Maarten;
t.diplomatieke en consulaire
vertegenwoordigingen.
2.
De volgende instellingen ressorteren voor de heffing en invordering van omzetbelasting onder de landelijk directeur van de Belastingdienst/Particulieren, dienstverlening en bezwaar (kantoor Den Haag):
a.de
Nederlandse
Taalunie;
b.Benelux Office for Intellectual
Property;
c.de Volksbund Deutsche Kriegsgräber Fürsorge;
d.de Amerikaanse Militaire Begraafplaats te Margraten.
3.
De volgende instellingen ressorteren voor de heffing en invordering van omzetbelasting en van de in artikel 3, derde lid, bedoelde rijksbelastingen onder de landelijk directeur van de Belastingdienst/Particulieren, dienstverlening en bezwaar (kantoor Den Haag):
a.internationale organisaties en NAVO-onderdelen gevestigd, dan wel gelegerd in andere lidstaten van de Europese Unie, alsmede de daaraan verbonden personeelsleden;
b.internationale organisaties gevestigd buiten het grondgebied van de Europese Unie.
4.
Onder de landelijk directeur, genoemd in het eerste en derde lid, ressorteren de personeelsleden van de daar genoemde organisaties en hun partners als bedoeld in artikel 1.2
van de Wet inkomstenbelasting
2001, kinderen en andere inwonende gezinsleden van deze personeelsleden, alsmede gewezen personeelsleden van deze organisaties, of hun nagelaten betrekkingen die van de desbetreffende organisatie een pensioen ontvangen en personeelsleden van in Nederland gevestigde diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen, met uitzondering van honoraire consuls, alsmede personeelsleden van de in het tweede lid genoemde instellingen voorzover zij in aanmerking komen voor diplomatieke vrijstellingen van belastingen.
5.
Onder
de landelijk directeur, genoemd in het eerste lid, ressorteren de Nederlandse
leden van het Europees Parlement en hun partners als bedoeld in artikel
1.2 van de Wet inkomstenbelasting
2001.
Artikel 21
Vervallen
Artikel 22
Vervallen
Artikel 23
Vervallen
Artikel 24
Vervallen
Artikel 25
Vervallen
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotbepalingen
Artikel 26
{Intrekking}
De Uitvoeringsregeling Belastingdienst wordt ingetrokken.
Artikel 26a
{Kindertoeslag}
Artikel 3, vijfde lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing op de kindertoeslag, bedoeld in artikel 6a van de Wet op het kindgebonden budget.
Artikel 26b
Vervallen
Artikel 27
{Indeplaatstreding}
1. Een
functionaris die na inwerkingtreding of wijziging van deze regeling is
aangewezen als directeur, inspecteur of ontvanger, treedt in de plaats
van de functionaris die als zodanig vóór inwerkingtreding of
wijziging van deze regeling was aangewezen of zonder inwerkingtreding
of wijziging van deze regeling aangewezen zou zijn geweest. De eerste
volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een
ambtenaar die is aangewezen om het bestuur van ‘s Rijks
belastingen uit te oefenen, alsmede met betrekking tot een functionaris
die na inwerkingtreding of wijziging van deze regeling is belast met de
leiding van het organisatieonderdeel, bedoeld in artikel 3, eerste lid,
onderdeel f. Onder functionaris of ambtenaar wordt mede verstaan een
groep van functionarissen of
ambtenaren.
2. Beslissingen
die zijn of worden genomen door de directeur, inspecteur of ontvanger
die als zodanig vóór inwerkingtreding dan wel wijziging van
deze regeling bevoegd was dan wel zonder inwerkingtreding of wijziging
van deze regeling bevoegd zou zijn geweest, worden geacht te zijn
genomen door de directeur, inspecteur of ontvanger die als zodanig op
grond van deze regeling bevoegd is. De eerste volzin is van
overeenkomstige toepassing met betrekking tot beslissingen van een
ambtenaar die vóór inwerkingtreding dan wel wijziging van
deze regeling bevoegd was dan wel zonder inwerkingtreding van deze
regeling bevoegd zou zijn geweest om het bestuur van ‘s Rijks
belastingen uit te
oefenen.
3. Verplichtingen
die na inwerkingtreding of wijziging van deze
regeling jegens een andere functionaris gelden dan
vóór inwerkingtreding dan wel wijziging van deze regeling,
gelden mede jegens de functionaris jegens wie de verplichtingen
golden tot inwerkingtreding of wijziging van deze regeling alsmede
jegens de door die functionaris aangewezen ambtenaren van de
Belastingdienst.
Artikel 27a
{Overgangsrecht WIBB}
Artikel 6a, aanhef en onderdeel a, zoals dat artikel op 31 december 2015 luidde, is van overeenkomstige toepassing op een verzoek als bedoeld in artikel 4l van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, zoals dat artikel op 31 december 2015 luidde, in verband met rentebetalingen die zijn gedaan na 31 december 2015.
Artikel 28
{Inwerkingtreding}
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.
Artikel 29
{Citeertitel}
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.
Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Financiën,
S.R.A. van Eijck
Bijlage
Vervallen