Wet op de accijns
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen,
saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het
wenselijk is de accijnswetgeving te moderniseren, te
vereenvoudigen en op een aantal punten technisch te herzien
en dat het voorts wenselijk is de heffing van de accijnzen
onder te brengen in één heffingswet en het stelsel zodanig
te uniformeren dat een einde wordt gemaakt aan de grote
verscheidenheid in regelgeving welke kenmerkend is voor de
huidige accijnswetgeving;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Afdeling 1 Belastbaar feit
Artikel 1
{Reikwijdte}
1.
Onder de naam accijns wordt een belasting geheven van:
a.bier;
b.wijn;
c.tussenprodukten;
d.overige alcoholhoudende produkten;
e.minerale oliën; en
f.tabaksprodukten.
2.
De accijns wordt verschuldigd ter zake van de uitslag tot verbruik van de in het eerste lid bedoelde goederen.
Artikel 1a
{Definities}
1.
In deze
wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
a.
accijnsgoed: een
goed als bedoeld in artikel 1;
b.
accijnsgoederenplaats: iedere
plaats in Nederland waar op grond van de bepalingen van deze wet
accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden vervaardigd,
mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden ontvangen en
mogen worden verzonden;
c.
accijnsschorsingsregeling: belastingregeling
die geldt voor het onder schorsing van accijns produceren, verwerken,
voorhanden hebben en overbrengen van niet onder een
douaneschorsingsregeling geplaatste
accijnsgoederen;
d.
belastingentrepot: iedere
plaats op het grondgebied van de Unie buiten Nederland waar op
grond van de wettelijke bepalingen van de lidstaat waar de plaats zich
bevindt, accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden
vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden
ontvangen en mogen worden verzonden;
e.vervallen;
f.
derde
land: elke staat of elk
grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet van toepassing is;
g.
derdelandsgebieden: de gebieden, genoemd in artikel 5, tweede en derde lid, van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PbEU 2009, L 9);
h.
douaneschorsingsregeling: iedere in het Douanewetboek van de Unie vastgestelde bijzondere procedure inzake douanetoezicht ter zake van niet-Unie-goederen die in het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, tijdelijke opslag en de bijzondere regelingen extern douanevervoer, douane-entrepot, actieve veredeling en tijdelijke invoer, bedoeld in artikel 210 van het Douanewetboek van de Unie;
i.
elektronisch administratief
document: een document dat op
grond van de bepalingen van deze wet dan wel op grond van de wettelijke
bepalingen van een andere lidstaat moet worden opgesteld ten behoeve
van het onder een accijnsschorsingsregeling overbrengen van
accijnsgoederen;
j.
Unie en grondgebied van
de Unie: het geheel van de
grondgebieden van de lidstaten in de zin van onderdeel
o;
k.
geregistreerde
afzender: een natuurlijke of
rechtspersoon die op grond van een ingevolge deze wet afgegeven
vergunning dan wel ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere
lidstaat van invoer alleen toestemming heeft gekregen om, onder de door
de inspecteur onderscheidenlijk de bevoegde autoriteiten van een andere
lidstaat vastgestelde voorwaarden, bij de bedrijfsuitoefening
accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling te verzenden
wanneer zij overeenkomstig artikel 201 van het Douanewetboek van de Unie in het vrije verkeer worden
gebracht;
l.
geregistreerde
geadresseerde: een natuurlijke of
rechtspersoon die op grond van een ingevolge deze wet dan wel een
ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere lidstaat afgegeven
vergunning gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen
in ontvangst te nemen die vanuit een andere lidstaat onder een
accijnsschorsingsregeling worden
overgebracht;
m.
GN-code: de code, bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de
tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
(PbEG 1987, L 256), zoals deze luidt op 19 oktober 1992
onderscheidenlijk, indien het minerale oliën betreft, op
1 januari 2002;
n.
invoer van
accijnsgoederen: het in Nederland
binnenbrengen van accijnsgoederen die bij hun binnenkomst in Nederland
niet onder een douaneschorsingsregeling worden geplaatst, alsmede het
in Nederland vrijgeven van onder een douaneschorsingsregeling
geplaatste accijnsgoederen;
o.
lidstaat en grondgebied van een
lidstaat: het grondgebied van
iedere lidstaat van de Unie waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie overeenkomstig artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 349 en 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, met uitzondering van
derdelandsgebieden;
p.
motorrijtuig: een voertuig dat is bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig aanwezig;
q.
ondernemer: een
ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting
1968;
r.
plaats van
invoer: de plaats waar de
goederen zich bevinden wanneer zij overeenkomstig artikel 201 van het Douanewetboek van de Unie in het vrije verkeer
worden gebracht;
s.
plaats van rechtstreekse
aflevering: een plaats die op
grond van een ingevolge deze wet afgegeven vergunning door de
vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of door de
geregistreerde geadresseerde is aangewezen als plaats waarnaar
accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling mogen worden
overgebracht;
t.
plaats waar de accijnsgoederen
het grondgebied van de Unie
verlaten: het douanekantoor van
uitgang, bedoeld in artikel 329, eerste lid, van de Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie of
het kantoor waar de douaneformaliteiten worden vervuld die van
toepassing zijn op de uitgang van accijnsgoederen uit de Unie
naar een gebied, genoemd in artikel 5, tweede lid, van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PbEU 2009, L 9);
u.
Richtlijn
hernieuwbare energie: Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april
2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare
bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en
Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009,
L 140);
v.vervallen;
w.
vervaardigen van een
accijnsgoed: elk handelen waarbij
of waardoor een accijnsgoed ontstaat of de samenstelling van een
accijnsgoed wordt
gewijzigd;
x.
weg: elke voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg en elk zodanig pad, de in de weg of het pad liggende bruggen en duikers alsmede de tot de weg behorende paden en bermen of zijkanten.
{Delegatiebepaling}
2.
Bij ministeriële regeling kunnen de GN-codes, genoemd in deze wet en de daarop berustende bepalingen worden aangepast indien de overeenkomstige GN-codes zoals opgenomen in Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PbEU 2003, L 283), in overeenstemming met artikel 2, vijfde lid, van die richtlijn zijn aangepast. In dat geval kan bij ministeriële regeling eveneens de laatstgenoemde datum in het eerste lid, onderdeel m, worden vervangen door de datum van de versie van de in dat onderdeel bedoelde verordening die aan de wijziging van de GN-codes ten grondslag heeft gelegen.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat aan minerale oliën bij ministeriële regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden, voorgeschreven herkenningsmiddelen worden toegevoegd.
4.
Als vervaardigen van een accijnsgoed wordt mede aangemerkt:
a.het toevoegen van herkenningsmiddelen als bedoeld in het derde lid aan minerale oliën;
b.het afscheiden van herkenningsmiddelen als bedoeld in het derde lid, of van bestanddelen van die herkenningsmiddelen, van minerale oliën waaraan deze herkenningsmiddelen zijn toegevoegd, waaronder begrepen het opheffen of veranderen van de werking van deze herkenningsmiddelen.
Artikel 2
{Uitslag tot verbruik}
1.
In deze
wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder uitslag
tot
verbruik:
a.het
aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken, daaronder begrepen het
onregelmatig onttrekken, van
accijnsgoederen;
b.het
voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een
accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven
overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Unierecht en
de nationale
wetgeving;
c.de
productie, met inbegrip van onregelmatige productie, van
accijnsgoederen buiten een
accijnsschorsingsregeling;
d.de
invoer, met inbegrip van onregelmatige invoer, van accijnsgoederen die
niet onmiddellijk bij invoer onder een accijnsschorsingsregeling worden
geplaatst.
2.
Als
uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het verbruik, anders dan als
grondstof, van een accijnsgoed binnen een plaats die voor dat soort
accijnsgoed als accijnsgoederenplaats is aangewezen.
3.
Als
uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het verbruik, anders dan als
grondstof, in Nederland van een accijnsgoed dat onder een
douaneschorsingsregeling is geplaatst.
4.
Als
uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het in strijd met wettelijke
bepalingen voorhanden hebben of gebruiken van minerale oliën
waaraan herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 1a, derde lid, zijn
toegevoegd.
5.
De
algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van onder een
accijnsschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen door een oorzaak
die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel door niet te
voorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge instructies van de
inspecteur dan wel van de bevoegde autoriteiten van een andere
lidstaat, wordt niet aangemerkt als uitslag tot verbruik. Voor de
toepassing van deze bepaling worden goederen geacht totaal vernietigd
of onherstelbaar verloren te zijn wanneer zij als accijnsgoed
onbruikbaar zijn geworden.
6.
De
algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van de
accijnsgoederen in kwestie wordt aangetoond ten genoegen van de
inspecteur dan wel, indien van toepassing, de bevoegde autoriteiten van
de lidstaat waar de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies
zich heeft voorgedaan of, indien niet is vast te stellen waar het
verlies zich heeft voorgedaan, van de lidstaat waar het verlies is
geconstateerd.
7.
Het
vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking
tot accijnsgoederen die onder een douaneschorsingsregeling zijn
geplaatst.
8.
Als
uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van
bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en
beperkingen, verbruik van minerale oliën als brandstof voor het
vervaardigen van minerale oliën in een
accijnsgoederenplaats.
9.
Als
uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het vervaardigen en het
voorhanden hebben van een accijnsgoed, bedoeld in artikel 5, tweede en
derde lid.
10.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 2a
{Geen uitslag tot verbruik}
1.
Als
uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van
bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, brengen van
een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats
naar:
a.een
andere accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig
is aangewezen;
b.een
belastingentrepot;
c.een
in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde
geadresseerde;
d.een
plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Unie
verlaten;
e.een in een
andere lidstaat gevestigde geadresseerde als bedoeld in artikel
69.
2.
Als
uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van
bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, brengen van
een accijnsgoed vanuit een belastingentrepot of door een in een andere
lidstaat gevestigde geregistreerde afzender
naar:
a.een
accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is
aangewezen;
b.een in
Nederland gevestigde geregistreerde
geadresseerde;
c.een
in Nederland gevestigde geadresseerde als bedoeld in artikel
69.
3.
Als
uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van
bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, door een in
Nederland gevestigde geregistreerde afzender brengen van een
accijnsgoed van de plaats van invoer
naar:
a.een
accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is
aangewezen;
b.een
belastingentrepot;
c.een
in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde
geadresseerde;
d.een
plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Unie
verlaten;
e.een in een
andere lidstaat gevestigde geadresseerde als bedoeld in artikel
69.
4.
De
voorwaarden, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, hebben
betrekking op formaliteiten waaraan bij de overbrenging van
accijnsgoederen moet worden voldaan.
5.
In de
gevallen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, tweede lid,
onderdelen a en b, en derde lid, onderdeel a, kan, onder bij algemene
maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, worden
toegestaan dat de accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling
worden overgebracht naar een plaats van rechtstreekse aflevering in
Nederland.
6.
Bij
ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden,
voor minerale oliën waarvoor in artikel 27 geen tarief is vermeld,
ontheffing worden verleend van de formaliteiten, bedoeld in het vierde
lid.
7.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 2b
{Overbrenging onder accijnsschorsingsregeling}
1.
De
overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling
vangt aan, in de in artikel 2a, eerste en tweede lid, bedoelde
gevallen, wanneer de accijnsgoederen de accijnsgoederenplaats
onderscheidenlijk het belastingentrepot van verzending verlaten en, in
de in artikel 2a, derde lid, bedoelde gevallen, wanneer zij
overeenkomstig artikel 201 van het Douanewetboek van de Unie in het
vrije verkeer worden gebracht.
2.
De
overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling
eindigt, in de in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a, b, c en e,
tweede lid, en derde lid, onderdelen a, b, c en e, bedoelde gevallen,
op het tijdstip waarop de geadresseerde de accijnsgoederen in ontvangst
heeft genomen, en, in de in artikel 2a, eerste lid, onderdeel d, en
derde lid, onderdeel d, bedoelde gevallen, op het tijdstip waarop de
goederen het grondgebied van de Unie hebben
verlaten.
Artikel 2c
{Plaats en tijdstip bij onregelmatigheden}
1.
Indien
tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een
accijnsschorsingsregeling in Nederland een onregelmatigheid heeft
plaatsgevonden die resulteerde in uitslag tot verbruik van deze
goederen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, vindt de
uitslag tot verbruik plaats in Nederland.
2.
Indien in
Nederland wordt geconstateerd dat zich tijdens een overbrenging van
accijnsgoederen als bedoeld in het eerste lid een onregelmatigheid
heeft voorgedaan die resulteerde in uitslag tot verbruik van deze
goederen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, en er niet
kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, wordt deze
geacht te hebben plaatsgevonden in Nederland op het tijdstip waarop de
onregelmatigheid werd geconstateerd.
3.
Indien
vanuit Nederland onder een accijnsschorsingsregeling overgebrachte
accijnsgoederen niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen en er
tijdens de overbrenging geen onregelmatigheid is geconstateerd die
resulteerde in uitslag tot verbruik van de accijnsgoederen als bedoeld
in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt de onregelmatigheid geacht
te hebben plaatsgevonden in Nederland op het tijdstip van aanvang van
de overbrenging, tenzij binnen een termijn van vier maanden na de
aanvang van de overbrenging als bedoeld in artikel 2b, eerste lid, ten
genoegen van de inspecteur wordt aangetoond dat de overbrenging is
geëindigd overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, of dat is
vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond.
4.
Indien de
persoon die de in artikel 56 bedoelde zekerheid heeft gesteld, niet op
de hoogte was of mogelijk niet op de hoogte was van het feit dat de
goederen niet ter bestemming zijn aangekomen, wordt hem een termijn van
een maand, te rekenen vanaf het tijdstip van de verstrekking van die
informatie door de inspecteur, gegund om het eindigen van de
overbrenging overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, of de plaats waar
de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, aan te tonen.
5.
Indien in
de in het tweede en derde lid bedoelde situaties binnen een termijn van
drie jaar vanaf de datum waarop de overbrenging overeenkomstig artikel
2b, eerste lid, is aangevangen, wordt vastgesteld dat de
onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in een andere
lidstaat, is de accijns in die lidstaat verschuldigd.
6.
Indien de
accijns in een andere lidstaat verschuldigd is geworden op grond van
het feit dat de onregelmatigheid werd geacht te hebben plaatsgevonden
in die lidstaat en binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum
waarop de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, eerste lid, is
aangevangen, wordt vastgesteld dat de onregelmatigheid daadwerkelijk
heeft plaatsgevonden in Nederland, is het eerste lid van
toepassing.
7.
Voor de
toepassing van dit artikel wordt onder onregelmatigheid verstaan, een
andere dan de in artikel 2, vijfde lid, bedoelde situatie die zich
tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een
accijnsschorsingsregeling voordoet en als gevolg waarvan een
overbrenging of een onderdeel van een overbrenging van accijnsgoederen
niet overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, is
geëindigd.
8.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 2d
{Particulieren}
1.
Ter zake
van door particulieren voor eigen behoeften verkregen en door henzelf
vanuit een andere lidstaat naar Nederland vervoerde accijnsgoederen
wordt geen accijns verschuldigd.
2.
Indien de
hoeveelheid accijnsgoederen een bij ministeriële regeling
vastgestelde hoeveelheid overschrijdt, worden de goederen geacht anders
dan voor eigen behoeften voorhanden te worden gehouden, tenzij het
tegendeel wordt aangetoond.
3.
Als
uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het door de particulier,
bedoeld in het eerste lid, voorhanden hebben van voor eigen behoeften
verkregen accijnsgoederen, die hij heeft laten vervoeren vanuit een
andere lidstaat naar Nederland.
4.
Als
uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt de verkrijging door
particulieren van minerale oliën die in een andere lidstaat reeds
tot verbruik zijn uitgeslagen, indien deze producten op een atypische
wijze worden vervoerd door particulieren of voor hun
rekening.
5.
Voor de
toepassing van het vierde lid wordt onder atypisch vervoer verstaan het
vervoer van brandstof anders dan in de tank van voertuigen of in een
passend reserveblik, alsmede het vervoer van vloeibare
verwarmingsproducten anders dan in tankwagens die voor rekening van
bedrijven worden gebruikt.
Artikel 2e
{Commerciële doeleinden}
1.
Onverminderd
artikel 2f wordt als uitslag tot verbruik mede aangemerkt het in
Nederland, om aldaar te worden geleverd of gebruikt, voor
commerciële doeleinden voorhanden hebben van accijnsgoederen die
in een andere lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen.
2.
Voor de
toepassing van dit artikel wordt onder voor commerciële doeleinden
voorhanden hebben verstaan het voorhanden hebben van accijnsgoederen
door anderen dan particulieren of het voorhanden hebben door een
particulier anders dan voor eigen behoeften van door hem vervoerde
accijnsgoederen als bedoeld in artikel 2d, tweede lid.
3.
Het
eerste lid vindt geen toepassing tijdens de overbrenging van de
accijnsgoederen, bedoeld in het eerste lid, van een andere lidstaat
naar Nederland, indien die overbrenging geschiedt overeenkomstig bij
algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden.
4.
Bij
algemene maatregel van bestuur worden, ter verzekering van de heffing,
regels gesteld met betrekking tot de verplichtingen waaraan degene die
de accijnsgoederen voor commerciële doeleinden voorhanden heeft,
moet voldoen.
5.
Accijnsgoederen
die aan boord van een schip of een vliegtuig dat een verbinding tussen
een andere lidstaat en Nederland verzorgt, voorhanden worden gehouden
maar die niet beschikbaar zijn voor de verkoop wanneer dit schip of
vliegtuig zich op het grondgebied van Nederland bevindt, worden niet
geacht in Nederland voor commerciële doeleinden voorhanden te
worden gehouden.
6.
In
afwijking van het eerste lid wordt niet als uitslag tot verbruik
aangemerkt het voorhanden hebben van minerale oliën die in een
andere lidstaat zijn uitgeslagen tot verbruik, in de normale reservoirs
van bedrijfsmotorrijtuigen en die bestemd zijn als brandstof voor deze
motorrijtuigen of in de normale reservoirs van containers voor speciale
doeleinden en die bestemd zijn voor de werking tijdens het vervoer van
specifieke systemen die tot de uitrusting van deze containers
behoren.
7.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 2f
{Verkopen op afstand}
1.
Als
uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het kopen door een in
Nederland gevestigde persoon, niet zijnde een vergunninghouder van een
accijnsgoederenplaats, een geregistreerde geadresseerde of een
zelfstandig bedrijf, van in een andere lidstaat reeds tot verbruik
uitgeslagen accijnsgoederen, die door de in een andere lidstaat
gevestigde verkoper of voor diens rekening direct of indirect naar
Nederland worden verzonden of vervoerd.
2.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 2g
Vervallen
Artikel 2h
Vervallen
Artikel 3
{Algeheel vernietigd/onherstelbaar verloren}
1.
Indien in
de situaties als bedoeld in de artikelen 2e en 2f, de accijnsgoederen
tijdens het vervoer in Nederland of in een andere lidstaat dan de
lidstaat waar de accijnsgoederen tot verbruik zijn uitgeslagen,
algeheel vernietigd of onherstelbaar verloren gegaan zijn door een
oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel door
niet te voorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge instructies
van de inspecteur dan wel, indien van toepassing, de bevoegde
autoriteiten van de andere lidstaat, is geen sprake van uitslag tot
verbruik als bedoeld in de artikelen 2e en 2f.
2.
Voor de
toepassing van dit artikel worden goederen geacht totaal vernietigd of
onherstelbaar verloren te zijn wanneer zij als accijnsgoed onbruikbaar
zijn geworden.
3.
De
algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van de
accijnsgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond ten
genoegen van de inspecteur dan wel, indien van toepassing, de bevoegde
autoriteiten van de lidstaat waar de algehele vernietiging of het
onherstelbare verlies zich heeft voorgedaan of, indien niet is vast te
stellen waar het verlies zich heeft voorgedaan, van de lidstaat waar
het verlies is geconstateerd.
4.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 4
{Onregelmatigheid veraccijnsde goederen}
1.
Indien
tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 2e
of 2f, in Nederland een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, is
artikel 2e, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 2f, eerste lid, van
toepassing.
2.
Indien
tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 2e
of 2f, in Nederland een onregelmatigheid is geconstateerd, en er
niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, wordt
deze geacht te hebben plaatsgevonden in Nederland.
3.
Indien in
de in het tweede lid bedoelde situatie binnen een termijn van drie jaar
vanaf de datum waarop de accijnsgoederen zijn verkregen, wordt
vastgesteld dat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden
in een andere lidstaat, is de accijns in die lidstaat
verschuldigd.
4.
Indien de
accijns in een andere lidstaat verschuldigd is geworden op grond van
het feit dat de onregelmatigheid werd geacht te hebben plaatsgevonden
in die lidstaat en binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum
waarop de accijnsgoederen zijn verkregen, wordt vastgesteld dat de
onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in Nederland, is
het eerste lid van toepassing.
5.
Voor de
toepassing van dit artikel wordt onder onregelmatigheid verstaan een
niet onder artikel 3 vallende situatie die zich tijdens een
overbrenging van accijnsgoederen als bedoeld in het eerste lid voordoet
en als gevolg waarvan een overbrenging of een onderdeel van een
overbrenging van accijnsgoederen niet op regelmatige wijze is
geëindigd.
6.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Afdeling 2 Algemene verbodsbepalingen
Artikel 5
{Algemene verbodsbepalingen}
1.
Het is niet toegestaan:
a.een accijnsgoed te vervaardigen buiten een
accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed
als zodanig is aangewezen;
b.een accijnsgoed voorhanden te hebben dat niet
overeenkomstig de bepalingen van deze wet in de
heffing is betrokken.
2.
Het verbod als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing indien het
vervaardigen geschiedt overeenkomstig de wettelijke
bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en
tweede lid, van de Algemene douanewet.
3.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden en beperkingen wordt ontheffing verleend van de
in het eerste lid bedoelde verboden voor:
a.het vervaardigen van accijnsgoederen uit andere
accijnsgoederen, waarbij het accijnsbedrag dat de
eerstbedoelde accijnsgoederen vertegenwoordigen niet
hoger is dan het accijnsbedrag dat de
accijnsgoederen vertegenwoordigen waaruit zij zijn vervaardigd;
b.het vervaardigen van accijnsgoederen waarvoor een
vrijstelling van accijns geldt op de voet van
artikel 65;
c.het thuis vervaardigen van bier en wijn door
particulieren, voor zover die goederen worden
aangewend voor eigen gebruik;
d.het vervaardigen en het voorhanden hebben van andere
minerale oliën dan bedoeld in het vierde lid, mits
deze minerale oliën niet op grond van
artikel
28 worden gelijkgesteld met
minerale oliën waarvoor in artikel
27 een tarief is vastgesteld;
e.het handmatig vervaardigen van een sigaret in de persoonlijke sfeer, voor zover die sigaret wordt aangewend voor eigen gebruik, daaronder begrepen het door middel van een eenvoudige, niet-industriële handeling in een huls van sigarettenpapier schuiven of met sigarettenpapier omhullen van rooktabak.
4.
De in het derde lid, onderdeel d, bedoelde minerale oliën zijn de
produkten van de GN-codes:
a.1507 tot en met 1518, indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt
als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming;
b.2707 10, 2707 20, 2707 30 en 2707 50;
c.2710 11 tot en met 2710 19 69; codes 2710 11 21,
2710 11 25 en 2710 19 29, indien deze in bulk worden vervoerd;
d.2711, met uitzondering van de producten van de GN-codes 2711 11,
2711 21 en 2711 29;
e.2901 10;
f.2902 20, 2902 30, 2902 41, 2902 42, 2902 43
en 2902 44;
g.2905 11 00, die niet langs synthetische weg zijn verkregen
en die zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof
voor verwarming;
h.3811 11 10, 3811 11 90, 3811 19 00 en 3811 90 00;
i.3824 90 99, indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt
als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming.
Hoofdstuk II Definities van de accijnsgoederen en tarieven
Afdeling 1 Bier
Artikel 6
{Bier}
Onder bier wordt verstaan:
a.elk produkt van GN-code 2203; en
b.elk produkt van GN-code 2206 dat een mengsel van bier
als bedoeld in onderdeel a
en niet-alcoholhoudende dranken bevat;
voor zover deze produkten een alcoholgehalte hebben van meer dan 0,5%vol.
Artikel 7
{Accijns voor bier}
1.
De accijns bedraagt per hectoliter voor bier met een
extractgehalte, uitgedrukt in percenten Plato, van:
a.minder dan 7 € 8,83;
b.7 tot 11 € 28,49;
c.11 tot 15 € 37,96;
d.15 en meer € 47,48.
2.
Met betrekking tot bier als bedoeld in artikel 6, onderdeel b, met een alcoholgehalte van niet meer dan
1,2%vol wordt het tarief van het eerste lid, onderdeel
a, toegepast.
3.
In afwijking in zoverre van het eerste lid bedraagt de
accijns voor bier dat is vervaardigd in een
accijnsgoederenplaats waar in het voorafgaande kalenderjaar
niet meer dan 200 000 hl bier is vervaardigd 92,5/100 deel
van de in de onderdelen b, c en
d vermelde bedragen.
4.
Het derde lid vindt slechts toepassing met betrekking tot
een accijnsgoederenplaats die:
a.juridisch en economisch onafhankelijk is van een
andere accijnsgoederenplaats waar bier wordt vervaardigd;
b.gebruik maakt van installaties die in fysiek opzicht
losstaan van die van een andere
accijnsgoederenplaats waar bier wordt vervaardigd; en
c.geen bier vervaardigt onder licentie, tenzij het
onder licentie vervaardigde bier slechts een klein
gedeelte van de totale produktie betreft, met dien
verstande dat het derde lid geen toepassing vindt
met betrekking tot het onder licentie vervaardigde bier.
5.
Voor de toepassing van het derde en vierde lid wordt een
samenwerkingsverband van twee of meer
accijnsgoederenplaatsen waar gezamenlijk in het voorafgaande
kalenderjaar niet meer dan 200 000 hl bier is vervaardigd,
aangemerkt als één accijnsgoederenplaats.
6.
Onder extractgehalte wordt verstaan het gehalte van de in
de stamwort opgeloste niet-vluchtige stoffen, vermeerderd
met het gehalte van de na de gisting aan het bier
toegevoegde stoffen.
7.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met
betrekking tot de toepassing van het derde en vierde lid.
8.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met
betrekking tot het bepalen van het extractgehalte.
9.
Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt,
met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen
regels, het volume van bier in geconcentreerde vorm herleid
tot het volume van voor gebruik gereed bier.
10.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op bier dat afkomstig is uit een brouwerij buiten Nederland.
Afdeling 2 Wijn
Artikel 8
{Wijn}
Wijn wordt onderscheiden in niet-mousserende wijn en mousserende wijn.
Artikel 8a
{Niet-mousserende wijn}
1.
Onder niet-mousserende wijn worden verstaan alle produkten
van GN-codes 2204 en 2205, met uitzondering van mousserende
wijn als bedoeld in artikel 9, eerste
lid, met:
a.een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet
meer dan 15%vol, voor zover de alcohol in het
eindprodukt volledig door gisting is verkregen; of
b.een alcoholgehalte van meer dan 15%vol maar niet
meer dan 18%vol, voor zover zij zonder enige
verrijking zijn geproduceerd en de alcohol in het
eindprodukt volledig door gisting is verkregen.
2.
Onder niet-mousserende wijn worden mede verstaan alle niet
in het eerste lid bedoelde produkten van GN-codes 2204 en
2205, alsmede produkten van GN-code 2206, die ingevolge
artikel 6 niet
als bier en ingevolge artikel 9, tweede
lid, niet als mousserende wijn worden
aangemerkt, met:
a.een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet
meer dan 10%vol; of
b.een alcoholgehalte van meer dan 10%vol maar niet
meer dan 15%vol, voor zover de alcohol in het
produkt volledig door gisting is verkregen.
Artikel 9
{Mousserende wijn}
1.
Onder mousserende wijn worden verstaan alle produkten van
GN-codes 2204 10, 2204 21 10, 2204 29 10 en 2205, die:
a.zijn verpakt in flessen met een champignonvormige
stop die door draden of banden of anderszins is
geborgd, ofwel een overdruk van 3 bar of meer hebben
die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing; en
b.een alcoholgehalte hebben van meer dan 1,2%vol maar
niet meer dan 15%vol voor zover de alcohol in het
eindprodukt volledig door gisting is verkregen.
2.
Onder mousserende wijn worden mede verstaan alle produkten
van GN-code 2206 00 91, alsmede de niet in het eerste lid
genoemde produkten van GN-codes 2204 10, 2204 21 10, 2204 29
10 en 2205, die:
a.zijn verpakt in flessen met een champignonvormige
stop die door draden of banden of anderszins is
geborgd, ofwel een overdruk van 3 bar of meer hebben
die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing; en
b.een alcoholgehalte hebben van meer dan 1,2%vol maar
niet meer dan 13%vol, dan wel een alcoholgehalte
hebben van meer dan 13%vol maar niet meer dan 15%vol
voor zover de alcohol in het eindprodukt volledig
door gisting is verkregen.
Artikel 10
{Accijns (niet)-mousserende wijn}
De accijns bedraagt per hectoliter voor zowel niet-mousserende wijn als mousserende wijn met een alcoholgehalte van:
a.niet meer dan 8,5% vol € 44,24;
b.meer dan 8,5% vol € 88,30.
Artikel 11
Vervallen
Afdeling 2a Tussenprodukten
Artikel 11a
{Tussenprodukten}
Tussenprodukten worden onderscheiden in niet-mousserende
tussenprodukten en mousserende tussenprodukten.
Artikel 11b
{Niet-mousserende tussenprodukten}
Onder niet-mousserende tussenprodukten worden verstaan alle niet
als bier of wijn aan te merken produkten van GN-codes 2204, 2205
en 2206 met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet
meer dan 22%vol, die ingevolge artikel 11c
niet als mousserende tussenprodukten worden aangemerkt.
Artikel 11c
{Mousserende tussenprodukten}
Onder mousserende tussenprodukten worden verstaan alle niet als
bier of wijn aan te merken produkten van GN-codes 2204, 2205 en
2206 met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet meer
dan 22%vol, die zijn verpakt in flessen met een
champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins
is geborgd, ofwel een overdruk van 3 bar of meer hebben die is
teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing.
Artikel 11d
{Accijns (niet-)mousserende tussenproducten}
De accijns bedraagt per hectoliter voor zowel niet-mousserende tussenproducten als mousserende tussenproducten met een alcoholgehalte van:
a.niet meer dan 15% vol € 105,98;
b.meer dan 15% vol € 149,30.
Afdeling 3 Overige alcoholhoudende produkten
Artikel 12
{Overige alcoholische produkten}
1.
Onder overige alcoholhoudende produkten worden verstaan:
a.alle produkten van GN-codes 2207 en 2208 met een
alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol, ook wanneer
deze produkten bestanddeel zijn van een produkt van
een GN-code uit een ander hoofdstuk van de
gecombineerde nomenclatuur;
b.produkten van GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een
alcoholgehalte van meer dan 22%vol.
2.
Onder overige alcoholhoudende produkten worden mede
verstaan gedistilleerde dranken als bedoeld in het eerste
lid, wanneer deze dranken andere produkten, al dan niet in
oplossing, bevatten.
Artikel 13
{Accijns overige alcoholische produkten}
De accijns bedraagt voor overige alcoholhoudende produkten per hectoliter
bij een temperatuur van 20°C per volume-percent alcohol € 16,86.
Artikel 14
{Vaststellen volume overige alcoholische produkten}
Voor de toepassing van artikel 13 wordt het
volume van overige alcoholhoudende produkten die bestaan uit een
vloeistof waarin zich bestanddelen in vaste vorm bevinden,
gesteld op het volume van het gehele produkt.
Afdeling 4
Artikel 15
Vervallen
Artikel 16
Vervallen
Artikel 17
Vervallen
Artikel 18
Vervallen
Artikel 19
Vervallen
Afdeling 5
Artikel 20
Vervallen
Artikel 21
Vervallen
Artikel 22
Vervallen
Artikel 23
Vervallen
Artikel 24
Vervallen
Afdeling 6 Minerale oliën
Artikel 25
{Minerale oliën}
1.
Onder minerale oliën worden verstaan de producten van de GN-codes:
a.1507 tot en met 1518, indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt
als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming;
b.2706 tot en met 2710;
c.2711, met uitzondering van aardgas;
d.2712 tot en met 2715;
e.2901 en 2902;
f.2905 11 00, die niet langs synthetische weg zijn verkregen
en zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof
voor verwarming;
g.3403;
h.3811;
i.3817;
j.3824 90 99, indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt
als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming.
2.
Als minerale oliën worden mede aangemerkt:
a.andere produkten dan minerale oliën als bedoeld in
het eerste lid, die zijn bestemd voor gebruik,
worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt
als motorbrandstof, als additief of als vulstof in motorbrandstoffen;
b.andere koolwaterstoffen dan bedoeld in het eerste
lid of in onderdeel a,
die zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden
voor verkoop of worden gebruikt voor
verwarmingsdoeleinden, met uitzondering van
steenkool, bruinkool, turf, andere soortgelijke
vaste koolwaterstoffen en aardgas.
Artikel 26
{Soorten minerale oliën}
1.
Voor de toepassing van het tarief worden minerale oliën
onderscheiden in lichte olie, halfzware olie, gasolie, zware
stookolie, vloeibaar gemaakt petroleumgas en methaan.
{Lichte olie}
2.
Lichte olie wordt onderscheiden in gelode lichte olie en ongelode lichte
olie.
Onder gelode lichte olie worden verstaan de producten van GN-codes 2710 11 31,
2710 11 51 en 2710 11 59. Onder ongelode lichte olie worden
verstaan de producten van GN-codes 2710 11 41, 2710 11 45
en 2710 11 49.
{Halfzware olie}
3.
Onder halfzware olie worden verstaan de producten van GN-codes 2710 19 21
en 2710 19 25.
{Gasolie}
4.
Onder gasolie worden verstaan de producten van GN-codes 2710 19 41,
2710 19 45 en 2710 19 49.
{Zware stookolie}
5.
Onder zware stookolie worden verstaan de producten van GN-codes 2710 19 61
tot en met 2710 19 69.
{Vloeibaar gemaakt petroleumgasloeibaar gemaakt petroleumgas}
6.
Onder vloeibaar gemaakt petroleumgas worden verstaan de
produkten van GN-codes 2711 12 11 tot en met 2711 19 00.
{Methaan}
7.
Onder methaan worden verstaan de produkten van GN-code 2711
29 00.
{Bepaling loodgehalte lichte olie}
8.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot het bepalen van het loodgehalte van lichte olie.
Artikel 27
{Tarieven}
1.
De accijns bedraagt voor:
a.lichte olie, per 1000 L bij een temperatuur van 15°C € 866,84
indien het gelode lichte olie betreft en € 778,39 indien het ongelode
lichte olie betreft;
b.halfzware olie en gasolie, per 1000 L bij een temperatuur van 15°C € 489,81;
c.zware stookolie, per 1 000 kg € 36,73;
d.vloeibaar gemaakt petroleumgas, per 1000 kg € 340,05;
e.methaan nihil.
2.
Voor de toepassing van het tarief als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, worden bij
ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de
herleiding van de actuele hoeveelheden minerale oliën naar
hoeveelheden bij een temperatuur van 15°C.
Artikel 27a
{Schakelbepaling}
De artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn van overeenkomstige toepassing op de in de artikelen 27, eerste lid, 71e, tweede lid, en 71g, tweede lid, vermelde bedragen.
Artikel 28
{Gelijkstelling}
1.
Andere minerale oliën dan die waarvoor in artikel 27, eerste lid, een accijnstarief is vermeld, worden,
indien zij zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor
verkoop of worden gebruikt als brandstof voor verwarming of
als motorbrandstof, aan de accijns onderworpen naar het
ingevolge artikel 27, eerste lid, voor de gelijkwaardige brandstof of
motorbrandstof geldende tarief.
2.
Onverminderd
het eerste lid worden minerale oliën van GN-codes 3811 11 10, 3811 11 90, 3811 19 00 en 3811 90 00 voor de
toepassing van het tarief gelijkgesteld met de motorbrandstof waaraan
zij bestemd zijn te worden
toegevoegd.
3.
Minerale oliën als bedoeld in artikel 25, tweede lid, onderdeel
a, worden aan de accijns onderworpen naar
het ingevolge artikel 27, eerste lid, voor de gelijkwaardige motorbrandstof
geldende tarief.
4.
Minerale oliën als bedoeld in artikel 25, tweede lid, onderdeel
b, worden aan de accijns onderworpen naar
het ingevolge artikel 27, eerste lid, voor de gelijkwaardige brandstof
geldende tarief.
5.
Minerale oliën die kunnen worden gelijkgesteld met meer dan
één soort minerale olie worden voor de toepassing van het
tarief gelijkgesteld met de soort minerale olie die van de
desbetreffende soorten het eerst is vermeld in
artikel 26, eerste lid.
6.
Het
vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op minerale oliën van GN-codes 3811 11 10, 3811 11 90, 3811 19 00 en 3811 90 00 die aan meer dan een soort motorbrandstof kunnen worden
toegevoegd.
Afdeling 7 Tabaksprodukten
Artikel 29
{Tabaksprodukten}
Onder tabaksprodukten wordt verstaan tot verbruik bereide tabak
in de vorm van sigaren, sigaretten en rooktabak.
Artikel 30
{Sigaren}
1.
Onder
sigaren worden verstaan de volgende producten, indien zij geschikt zijn
om en, gelet op hun kenmerken en de normale verwachtingen van de
consument, uitsluitend bestemd zijn om als zodanig te worden
gerookt:
a.tabaksrolletjes
met een dekblad van natuurlijke
tabak;
b.tabaksrolletjes
bestaande uit een gebroken melange, met een dekblad van
gereconstitueerde tabak dat de normale kleur heeft van een sigaar en
het product volledig omhult, in voorkomend geval met inbegrip van het
filter, doch met uitzondering van het mondstuk, en waarvan het gewicht
per stuk, zonder filter of mondstuk, ten minste 2,3 gram en niet meer
dan 10 gram bedraagt en de omtrek over ten minste een derde van de
lengte 34 mm of meer bedraagt.
2.
Als
sigaren worden mede aangemerkt producten die gedeeltelijk uit andere
stoffen dan tabak bestaan, doch overigens voldoen aan het bepaalde in
het eerste
lid.
Artikel 31
{Sigaretten}
1.
Onder sigaretten worden verstaan niet als sigaren aan te
merken tabaksrolletjes die geschikt zijn om als zodanig te
worden gerookt, alsmede tabaksrolletjes die door middel van
een eenvoudige niet-industriële handeling in een huls van
sigarettenpapier worden geschoven of met sigarettenpapier
worden omhuld.
2.
Als sigaretten worden mede aangemerkt produkten die geheel
of gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan, doch
overigens voldoen aan het bepaalde in het eerste lid.
Artikel 32
{Rooktabak}
1.
Onder rooktabak wordt verstaan niet als sigaren of als
sigaretten aan te merken voor roken geschikte tabak.
2.
Als rooktabak worden mede aangemerkt produkten die geheel
of gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan, doch
overigens voldoen aan het bepaalde in het eerste lid.
Artikel 33
Vervallen
Artikel 34
Vervallen
Artikel 35
{Accijnzen}
1.
De accijns bedraagt voor:
a.sigaren: een ad-valoremaccijns van 6% van de kleinhandelsprijs;
b.sigaretten: een ad-valoremaccijns van 5% van de kleinhandelsprijs alsmede een specifieke accijns van € 173,10 per 1000 stuks, met dien verstande dat het minimumbedrag aan accijns in totaal ten minste € 188,99 bedraagt;
c.rooktabak: een specifieke accijns van € 106,65 per kilogram.
{Kleinhandelprijs}
2.
Onder de kleinhandelsprijs wordt verstaan de prijs, met inbegrip van alle belastingen en de kosten van de verpakking, waarvoor het desbetreffende product wordt verkocht aan anderen dan wederverkopers.
3.
Voor de berekening van de accijns voor tabaksproducten die worden verbruikt binnen een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten wordt de kleinhandelsprijs gesteld op die van gelijke of soortgelijke producten die worden verbruikt buiten de accijnsgoederenplaats.
4.
Voor
de berekening van de accijns wordt een tabaksrolletje als bedoeld in
artikel 31 aangemerkt als twee sigaretten wanneer het, zonder filter of
mondstuk, meer dan 8 cm doch niet meer dan 11 cm lang is, en als drie
sigaretten wanneer het, zonder filter of mondstuk, meer dan 11 cm
doch niet meer dan 14 cm lang is,
enzovoort.
Artikel 35a
Vervallen
Artikel 36
{Gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs}
1.
Uiterlijk op 1 maart van elk jaar wordt voor sigaretten en rooktabak de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs bepaald op basis van alle tot verbruik uitgeslagen sigaretten respectievelijk rooktabak in het voorgaande kalenderjaar. De gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs wordt gepubliceerd op de website van de rijksoverheid.
2.
De gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs is gelijk aan de op basis van de kleinhandelsprijs berekende totale waarde van alle tot verbruik uitgeslagen sigaretten respectievelijk rooktabak, gedeeld door de totale hoeveelheid tot verbruik uitgeslagen sigaretten respectievelijk rooktabak.
3.
De specifieke accijns voor sigaretten mag niet hoger zijn dan 76,5% van de totale belastingdruk die resulteert uit de samenstelling van de specifieke accijns, de ad-valoremaccijns en de omzetbelasting die worden geheven over de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs.
4.
Wanneer na een verhoging van de accijns van sigaretten de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs van sigaretten wijzigt en hierdoor de specifieke accijns, uitgedrukt als een percentage van de totale belastingdruk, meer dan 76,5% van de totale belastingdruk bedraagt, wordt de specifieke accijns aangepast uiterlijk op 1 januari van het tweede jaar volgende op dat waarin de wijziging zich heeft voorgedaan.
5.
Aanpassing van de accijns van sigaretten als gevolg van de wijzigingen van de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs en de totale belastingdruk, bedoeld in het vierde lid, kan geschieden bij ministeriële regeling.
6.
Een wijziging van de accijns van tabaksproducten treedt niet eerder in werking dan met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand na afloop van de kalendermaand van publicatie.
Afdeling 8 Alcoholgehalte en volume
Artikel 37
{Alcohol en alcoholgehalte}
1.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop gebaseerde
regelingen wordt verstaan onder:
a.alcoholgehalte van een accijnsgoed: het aantal
volumepercenten alcohol daarin bij een temperatuur
van 20 °C;
b.alcohol: ethanol en de alcoholen die bij het
vervaardigen van ethanol zijn ontstaan voor zover
zij niet zijn afgescheiden van de ethanol.
2.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met
betrekking tot het bepalen van het alcoholgehalte.
Artikel 38
{Delegatie}
Bij ministeriële regeling kan met betrekking tot bier, wijn,
tussenprodukten, overige alcoholhoudende produkten en
tabaksprodukten in kleinhandelsverpakking worden bepaald dat
voor de berekening van de accijns het volume of de massa van die
goederen dat is vermeld op die verpakking in aanmerking wordt genomen.
Hoofdstuk III Uitslag tot verbruik
Afdeling 1 Accijnsgoederenplaats
Artikel 39
{Accijnsgoederenplaats}
Een plaats kan alleen als accijnsgoederenplaats worden gebruikt
indien daartoe een vergunning is verstrekt door de inspecteur.
Artikel 40
{In aanmerking komen als accijnsgoederenplaats}
1.
Als accijnsgoederenplaats kan in aanmerking komen een plaats
waar:
a.accijnsgoederen worden vervaardigd;
b.geen accijnsgoederen worden vervaardigd maar die
dient voor de opslag van accijnsgoederen, indien de
hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld over een
jaar voorhanden is meer bedraagt dan een bij
ministeriële regeling per soort accijnsgoed vast te
stellen hoeveelheid.
2.
Een plaats van waaruit accijnsgoederen worden geleverd aan
een verbruiker kan niet in aanmerking komen als accijnsgoederenplaats.
3.
In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen kunnen
plaatsen in afwijking van het bepaalde in het eerste en in
het tweede lid in aanmerking komen als accijnsgoederenplaats.
Artikel 41
{Nadere regelgeving}
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering
van de heffing, regels worden gesteld waaraan met betrekking
tot een accijnsgoederenplaats moet worden voldaan ten
aanzien van:
a.de administratie en de administratieve organisatie;
b.de locatie en de inrichting; en
c.het stelsel van toezicht.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Afdeling 2 Vergunning voor een accijnsgoederenplaats
Artikel 42
{Vergunning voor een accijnsgoederenplaats}
1.
In het verzoek om een vergunning voor een
accijnsgoederenplaats worden gegevens verstrekt met
betrekking tot:
a.de soort of de soorten accijnsgoederen waarvoor de
accijnsgoederenplaats is bestemd;
b.de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar
de soort, die naar verwachting in de
accijnsgoederenplaats per jaar zal worden
vervaardigd dan wel gemiddeld over een jaar zonder
verschuldigdheid van accijns voorhanden zal zijn;
c.de persoon op wiens naam de vergunning dient te
worden gesteld;
d.de administratie en de administratieve organisatie
met betrekking tot de als accijnsgoederenplaats aan
te merken plaats; en
e.de locatie en de inrichting van de als
accijnsgoederenplaats aan te wijzen plaats.
2.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de gegevens die het verzoek moet bevatten.
Artikel 42a
{Handelaren en tussenpersonen}
1. In afwijking van artikel 40, eerste
lid, kan, indien degene die een vergunning voor
een accijnsgoederenplaats wil verkrijgen niet beschikt over een
plaats waar accijnsgoederen worden vervaardigd dan wel
opgeslagen, een verzoek om een vergunning voor een
accijnsgoederenplaats door de inspecteur worden toegewezen,
indien deze persoon in Nederland is gevestigd en in de
uitoefening van zijn bedrijf optreedt als:
a.handelaar in minerale oliën, maar de door hem gekochte
minerale oliën niet zelf in opslag neemt;
b.tussenpersoon ten behoeve van vergunninghouders van een
accijnsgoederenplaats voor minerale oliën waar minerale
oliën worden vervaardigd dan wel opgeslagen;
c.bunkerhandelaar
in minerale oliën, die de door hem gekochte minerale oliën
uitsluitend aflevert aan boord van schepen in het kader van de
bevoorrading van schepen, bedoeld in artikel 66, eerste lid, onderdeel
a.
2.
Bij
algemene maatregel van bestuur worden voorwaarden en beperkingen
gesteld waaronder de vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt
verleend.
3.
In het
verzoek om een vergunning, bedoeld in het eerste lid, worden gegevens
verstrekt met betrekking
tot:
a.de
soort of de soorten minerale oliën waarvoor de
accijnsgoederenplaats zal worden
gebruikt;
b.de
hoeveelheid minerale oliën, onderscheiden naar soort, die naar
verwachting via de accijnsgoederenplaats per jaar zal worden verhandeld
of waarvoor als tussenpersoon zal worden
opgetreden;
c.de
persoon op wiens naam de vergunning moet worden
gesteld;
d.de
administratie en administratieve organisatie van de persoon, bedoeld in
onderdeel c.
4.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 43
{Verzoek om vergunning}
1.
Een verzoek om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats
wordt door de inspecteur toegewezen tenzij hij gegronde
redenen heeft om aan te nemen dat niet zal worden voldaan
aan het bepaalde bij of krachtens deze wet.
2.
Een verzoek om een vergunning voor een
accijnsgoederenplaats kan worden geweigerd aan degene die in
de vijf aan het verzoek voorafgaande jaren onherroepelijk is
veroordeeld wegens het niet nakomen van een wettelijke
bepaling inzake de accijns.
Artikel 44
{Inhoud vergunning}
1.
De vergunning vermeldt voor welke soort of voor welke
soorten accijnsgoederen de accijnsgoederenplaats als zodanig
is aangewezen.
2.
In de vergunning bepaalt de inspecteur zo nodig nader op
welke wijze aan de bij of krachtens deze wet gestelde
voorwaarden moet worden voldaan.
3.
De inspecteur kan in de vergunning nadere voorwaarden
opnemen ter verzekering van een juiste toepassing van het
bepaalde bij of krachtens deze wet.
Artikel 45
{Aanpassen voorwaarden vergunning}
1.
De inspecteur kan de in de vergunning opgenomen voorwaarden
aanpassen ter verzekering van de heffing.
2.
Alvorens over te gaan tot aanpassing van de voorwaarden
deelt de inspecteur de vergunninghouder mee welke
omstandigheden naar zijn oordeel de door hem aan te geven
aanpassing van de voorwaarden rechtvaardigen.
Artikel 46
{Verzoek om aanpassing}
De vergunninghouder die een aanpassing van de in de vergunning
opgenomen voorwaarden wenst, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.
Artikel 47
{Overname vergunning}
Degene die een accijnsgoederenplaats wil overnemen, dient
gezamenlijk met de vergunninghouder een verzoek in bij de
inspecteur tot een zodanige aanpassing van de vergunning voor
die accijnsgoederenplaats dat hij voor alle uit de vergunning
voortvloeiende rechten en verplichtingen in de plaats treedt van
de vergunninghouder.
Artikel 48
{Intrekking vergunning}
De vergunning voor een accijnsgoederenplaats kan door de
inspecteur worden ingetrokken ingeval:
a.niet wordt voldaan aan de in de vergunning opgenomen voorwaarden;
b.geen of niet voldoende zekerheid is gesteld;
c.misbruik van de vergunning is gemaakt of een poging
daartoe is gedaan;
d.de vergunninghouder onherroepelijk is veroordeeld wegens
het niet nakomen van een wettelijke bepaling inzake de accijns;
e.de vergunninghouder in staat van faillissement verkeert
of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen van toepassing is;
f.de vergunninghouder daarom verzoekt;
g.de vergunning gedurende een aaneengesloten periode van 12 maanden niet is gebruikt.
Artikel 49
{Intrekking na kennisgeving}
1.
Het intrekken van een vergunning ingevolge artikel 48, onderdeel a, b of g, kan niet eerder geschieden dan één maand
nadat de inspecteur de vergunninghouder schriftelijk in
kennis heeft gesteld van de omstandigheden die naar zijn
oordeel het intrekken rechtvaardigen.
2.
Het intrekken van een vergunning ingevolge artikel 48, onderdeel c, d,
e of f, kan onmiddellijk geschieden.
Artikel 50
{Verlenen, aanpassen, intrekken van vergunning}
1.
Het verlenen, het aanpassen en het intrekken van een
vergunning voor een accijnsgoederenplaats alsmede het
afwijzen van een verzoek daartoe geschieden bij voor bezwaar
vatbare beschikking.
2.
Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek geeft de
inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking op dat
verzoek, dan wel zendt hij de in het derde lid bedoelde kennisgeving.
3.
Indien de inspecteur de voor bezwaar vatbare beschikking
niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn kan geven,
stelt hij belanghebbende daarvan onder opgaaf van redenen in
kennis en noemt hij de termijn waarop de voor bezwaar
vatbare beschikking wel zal worden gegeven.
Afdeling 2a Geregistreerde geadresseerde en geregistreerde afzender
Artikel 50a
{Geregistreerde geadresseerde}
1.
Een
onderneming wordt alleen als geregistreerde geadresseerde aangemerkt
indien daartoe een vergunning is verstrekt door de
inspecteur.
2.
Een
vergunning als geregistreerde geadresseerde wordt met betrekking tot
tabaksproducten uitsluitend verleend, indien deze producten in een
andere lidstaat van Nederlandse accijnszegels zijn voorzien.
3.
Voor een
geregistreerde geadresseerde die slechts incidenteel accijnsgoederen
ontvangt, wordt de vergunning, bedoeld in het eerste lid, verleend voor
een welomschreven hoeveelheid accijnsgoederen, één afzender
en een welomschreven tijdvak. De inspecteur kan de vergunning beperken
tot één overbrenging.
4.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 50b
{Nadere regelgeving}
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering
van de heffing, regels worden gesteld waaraan een geregistreerde geadresseerde moet
voldoen ten aanzien van:
a.de administratie; en
b.het stelsel van toezicht.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 50c
{Vergunning}
1.
Degene die een vergunning als geregistreerde
geadresseerde wil verkrijgen, dient
daartoe een verzoek in bij de inspecteur.
2.
In het verzoek worden gegevens verstrekt met betrekking
tot:
a.de soort of de soorten accijnsgoederen waarvoor de
vergunning is bestemd;
b.de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar
soort, die naar verwachting door de geregistreerde geadresseerde
per jaar uit een andere lidstaat zal worden ontvangen;
c.de persoon op wiens naam de vergunning dient te
worden gesteld;
d.de administratie van de desbetreffende
accijnsgoederen; en
e.de locatie van het bedrijf.
3.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 50d
{Fiscaal vertegenwoordiger}
1.
Een
onderneming wordt alleen als geregistreerde afzender aangemerkt indien
daartoe een vergunning is verstrekt door de inspecteur.
2.
Bij
algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing,
regels worden gesteld waaraan een geregistreerde afzender moet voldoen
ten aanzien
van:
a.de
administratie;
en
b.het stelsel van
toezicht.
3.
Degene
die een vergunning voor een geregistreerde afzender wil verkrijgen,
dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.
4.
In het
verzoek worden gegevens verstrekt met betrekking
tot:
a.de
soort of de soorten accijnsgoederen waarvoor de vergunning is
bestemd;
b.de
hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar soort, die naar
verwachting door de geregistreerde afzender per jaar zal worden
verzonden;
c.de
persoon op wiens naam de vergunning moet worden gesteld;
en
d.de administratie
van de desbetreffende accijnsgoederen.
5.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 50e
{Schakelbepaling}
De artikelen 43,
44, 45, 46, 48, 49 en 50 zijn van
overeenkomstige toepassing met betrekking tot de in
de artikelen 50a
en 50d
bedoelde vergunning.
Afdeling 2b Verkopen op afstand
Artikel 50f
{Verkoper op afstand}
1.
Voorafgaand
aan de verzending van de accijnsgoederen moet de verkoper, bedoeld in
artikel 2f, eerste lid, een fiscaal vertegenwoordiger in Nederland
aanstellen, die niet de geadresseerde van de accijnsgoederen
is.
2.
De
fiscaal vertegenwoordiger moet in het bezit zijn van een vergunning van
de inspecteur.
3.
Degene die een vergunning als fiscaal vertegenwoordiger wil
verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering
van de heffing, regels worden gesteld met betrekking tot de
verplichtingen waaraan de in het eerste lid bedoelde fiscaal
vertegenwoordiger moet voldoen ten aanzien van de administratie.
5.
In het verzoek worden gegevens verstrekt met betrekking
tot:
a.de soort of de soorten accijnsgoederen waarvoor de
vergunning is bestemd;
b.de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar
soort, die naar verwachting door de verkoper die hij
vertegenwoordigt per jaar naar Nederland zal worden verzonden;
c.de persoon op wiens naam de vergunning dient te
worden gesteld;
d.de naam en het adres van de verkoper die hij
vertegenwoordigt; en
e.de administratie van de in onderdeel b bedoelde accijnsgoederen.
6.
Bij het verzoek dient een verklaring van de verkoper te
worden overgelegd waaruit blijkt dat degene die het verzoek
indient door de verkoper is gemachtigd namens hem op te
treden als fiscaal vertegenwoordiger.
7.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 50g
{Schakelbepaling}
De artikelen 43,
44, tweede en derde
lid, 45, 46, 48, 49 en 50 zijn van
overeenkomstige toepassing met betrekking tot de in
artikel 50f, tweede lid, bedoelde vergunning.
Afdeling 3 Wijze van heffing en voldoening
Artikel 51
{Object van heffing}
1.
De
accijns wordt geheven
van:
a.bij
toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel
a:
1°.de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats, de geregistreerde
geadresseerde of enig andere persoon die de accijnsgoederen aan de
accijnsschorsingsregeling onttrekt of voor wiens rekening de
accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling worden onttrokken en, in geval van onregelmatige onttrekking aan de accijnsgoederenplaats,
enig andere persoon die bij die onttrekking betrokken is
geweest;
2°.in
geval van een onregelmatigheid tijdens een overbrenging van
accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in de zin van
artikel 2c, eerste, tweede en derde lid: de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats, de vergunninghouder van het belastingentrepot,
de geregistreerde afzender, de vervoerder of de eigenaar van de
accijnsgoederen, bedoeld in artikel 56, derde lid, of enig andere
persoon die ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere lidstaat
zekerheid heeft gesteld en alle personen die bij de onregelmatige
onttrekking betrokken zijn geweest terwijl zij wisten of
redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige
wijze
geschiedde;
b.bij
toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel b: de persoon die de
accijnsgoederen voorhanden heeft en enig andere persoon die bij het
voorhanden hebben ervan betrokken
is;
c.bij toepassing
van artikel 2, eerste lid, onderdeel c: de persoon die de
accijnsgoederen produceert en, in geval van onregelmatige productie,
enig andere persoon die bij de productie ervan betrokken is
geweest;
d.bij
toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel d: de persoon die de
accijnsgoederen bij invoer aangeeft of voor wiens rekening de goederen
bij invoer worden aangegeven en, in geval van onregelmatige invoer,
enig andere persoon die bij de invoer betrokken is
geweest;
e.bij
toepassing van artikel 2, vierde lid: de persoon die de minerale
oliën voorhanden heeft of
gebruikt;
f.bij
toepassing van artikel 2d, derde lid: de particulier, bedoeld in
artikel 2d, derde
lid;
g.bij toepassing
van artikel 2d, vierde lid: de particulieren, bedoeld in artikel 2d,
vierde lid;
h.bij
toepassing van artikel 2e, eerste lid: de persoon die de levering
verricht, die de voor levering bestemde goederen voorhanden heeft of
aan wie de goederen worden geleverd in Nederland, of de particulier,
bedoeld in artikel 2e, tweede
lid;
i.bij toepassing
van artikel 2f, eerste lid: de door de verkoper, bedoeld in artikel 2f,
eerste lid, aangewezen fiscaal
vertegenwoordiger;
j.bij
toepassing van artikel 4, eerste en tweede lid: de personen, bedoeld in
onderdeel h en i, en eenieder die bij de onregelmatigheid betrokken is
geweest.
2.
In
afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt, in bij algemene
maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen en onder daarbij te
stellen voorwaarden, de accijns van accijnsgoederen die zijn
uitgeslagen uit een accijnsgoederenplaats in opdracht van een
vergunninghouder van een andere accijnsgoederenplaats voor dezelfde
soort accijnsgoederen, geheven van de vergunninghouder van die andere
accijnsgoederenplaats.
3.
Indien er
voor eenzelfde accijnsschuld verscheidene schuldenaren zijn, zijn zij
hoofdelijk tot betaling van deze schuld
gehouden.
Artikel 51a
Vervallen
Artikel 52
{Tijdstip verschuldigdheid}
1.
De
accijns wordt verschuldigd op het tijdstip van de uitslag tot
verbruik.
2.
Onder het
tijdstip van de uitslag tot verbruik wordt
verstaan:
a.in
de in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedoelde situatie: het
tijdstip van de aanvang van het voorhanden
hebben;
b.bij
toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel c: het tijdstip van de
productie;
c.in de in
artikel 2a, tweede lid, onderdeel b, bedoelde situatie: het tijdstip
van ontvangst van de accijnsgoederen door de geregistreerde
geadresseerde;
d.in de
in artikel 2a, tweede lid, onderdeel c, bedoelde situatie: het tijdstip
van ontvangst van de accijnsgoederen door de
geadresseerde;
e.in de
in artikel 2a, vijfde lid, bedoelde situaties: het tijdstip van
ontvangst van de accijnsgoederen op de plaats van rechtstreekse
aflevering.
3.
In
afwijking van het eerste lid wordt de accijns
verschuldigd:
a.bij
toepassing van artikel 2, vierde lid: op het tijdstip van de aanvang
van het voorhanden hebben of het gebruik van de minerale
oliën;
b.bij toepassing van artikel 2c: op het tijdstip van de vaststelling van de in artikel 2c bedoelde onregelmatigheid;
c.bij
toepassing van artikel 2d, derde lid: op het tijdstip van de aanvang
van het voorhanden hebben van de accijnsgoederen in
Nederland;
d.bij
toepassing van artikel 2d, vierde lid: op het tijdstip van de
verkrijging van de minerale oliën in
Nederland;
e.bij
toepassing van artikel 2e, eerste lid: op het tijdstip van de aanvang
van het voorhanden hebben van de accijnsgoederen in
Nederland;
f.bij
toepassing van artikel 2f, eerste lid: op het tijdstip van de levering
van de
accijnsgoederen;
g.bij
toepassing van artikel 4: op het tijdstip van de vaststelling van de in
artikel 4 bedoelde
onregelmatigheid.
Artikel 52a
Vervallen
Artikel 53
{Voldoening op aangifte}
1.
De in een tijdvak verschuldigd geworden accijns moet op
aangifte worden voldaan.
2.
Aangifte dient te worden gedaan voor elke
accijnsgoederenplaats afzonderlijk.
3.
In afwijking van het tweede lid kan bij ministeriële
regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden, worden
toegestaan dat voor accijnsgoederenplaatsen waarvan de
vergunningen op naam zijn gesteld van dezelfde
vergunninghouder één aangifte voor die plaatsen te zamen
wordt gedaan.
Artikel 53a
{Voldoening bij toepassing art. 52a}
1.
In afwijking van artikel 53, eerste lid, en van artikel 10, tweede lid, en artikel 19, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt de accijns op aangifte voldaan:
a.bij toepassing van artikel 52, tweede lid, onderdelen a tot en met d, en, voor zover het een geregistreerde geadresseerde betreft, onderdeel e: uiterlijk op de dag na het in artikel 52, tweede lid, onderdelen a tot en met e, bedoelde tijdstip;
b.bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdelen a, c, d en e: uiterlijk op de dag na het in artikel 52, derde lid, onderdelen a, c, d en e, bedoelde tijdstip;
c.bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdeel b, voor zover het een ander dan de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats betreft: binnen één maand na het in artikel 52, derde lid, onderdeel b, bedoelde tijdstip;
d.bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdeel g: binnen één maand na het in artikel 52, derde lid, onderdeel g, bedoelde tijdstip.
2.
In
afwijking in zoverre van het eerste lid doet de geregistreerde
geadresseerde aangifte van de in een week op de voet van artikel 52,
tweede lid, onderdelen c en e, verschuldigd geworden accijns uiterlijk
op de vrijdag van de week daaropvolgend. De verschuldigd geworden
accijns wordt op aangifte voldaan.
Artikel 54
{Intrekking vergunning}
1.
Bij intrekking van een vergunning voor een
accijnsgoederenplaats worden de accijnsgoederen waarvoor die
accijnsgoederenplaats als zodanig is aangewezen, die binnen
die plaats voorhanden zijn op de dag met ingang waarvan de
vergunning wordt ingetrokken, aangemerkt als te zijn
uitgeslagen tot
verbruik en wordt het tijdvak waarover de accijns
verschuldigd is, aangemerkt als te zijn geëindigd op die dag.
2.
De inspecteur kan bepalen dat de termijn waarbinnen de
accijns dient te worden voldaan over het tijdvak waartoe de
in het eerste lid bedoelde dag behoort alsmede over het
daaraan onmiddellijk voorafgaande tijdvak in afwijking van
artikel 19, eerste lid, van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen
minder bedraagt dan één maand.
Artikel 55
{Tarief}
1.
De
accijns wordt berekend naar het tarief dat geldt op het tijdstip van de
uitslag tot verbruik.
2.
In de
situatie, bedoeld in artikel 2, vierde lid, wordt de accijns berekend
als het verschil tussen het bedrag aan accijns dat is geheven en het
bedrag dat zou zijn geheven indien geen herkenningsmiddelen zouden zijn
toegevoegd.
3.
Voor de berekening van de accijns, bedoeld in het tweede lid, wordt de hoeveelheid vastgesteld op de maximuminhoud van de tank of het reservoir waarin de brandstof voorhanden is of is geweest.
Afdeling 4 Zekerheid
Artikel 56
{Zekerheid}
1.
De
vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats en de geregistreerde
afzender stellen zekerheid voor de accijns die zij verschuldigd zijn of
kunnen worden in Nederland dan wel in een andere
lidstaat.
2.
De
geregistreerde geadresseerde en de fiscaal vertegenwoordiger, bedoeld
in artikel 50f, stellen zekerheid voor de accijns die zij verschuldigd
zijn of kunnen worden.
3.
In
afwijking van het eerste lid kan de inspecteur, onder bij algemene
maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, toestaan
dat de vervoerder of de eigenaar van de accijnsgoederen zekerheid stelt
in plaats van de vergunninghouder en de geregistreerde afzender,
bedoeld in het eerste lid. De zekerheid wordt gesteld voor het bedrag
aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid
accijnsgoederen die door of namens de vervoerder of de eigenaar wordt
vervoerd naar de in artikel 2a, eerste en derde lid, bedoelde
bestemmingen.
4.
Het stellen van zekerheid als bedoeld in het eerste lid kan
op verzoek achterwege blijven voor minerale oliën die vanuit
een accijnsgoederenplaats over zee of door middel van een
pijpleiding worden overgebracht.
De inspecteur beslist op het verzoek bij voor
bezwaar vatbare beschikking.
5.
Het bedrag van de zekerheid wordt vastgesteld door de
inspecteur. De vaststelling geschiedt tot een zodanig bedrag
dat de te verhalen accijns voldoende verzekerd kan worden geacht.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld voor het bepalen van de hoogte van het bedrag van de zekerheid.
7.
In de vergunning bepaalt de inspecteur zo nodig nader op
welke wijze aan de bij of krachtens deze wet gestelde
voorwaarden moet worden voldaan.
8.
De inspecteur kan in de vergunning nadere voorwaarden
opnemen ter verzekering van een juiste toepassing van het
bepaalde bij of krachtens deze wet.
Artikel 57
{Wijziging van bedrag van zekerheid}
1.
Het bedrag van de zekerheid kan door de inspecteur worden gewijzigd.
2.
Degene die op grond van artikel
56 zekerheid heeft gesteld kan een verzoek tot verlaging van het
bedrag van de zekerheid indienen.
3.
Bij verhoging van het bedrag van de zekerheid draagt degene die zekerheid
heeft gesteld zorg dat binnen een maand na de
bekendmaking ervan de zekerheid is aangevuld.
Artikel 58
{Beschikking}
1.
Het vaststellen en het wijzigen van het bedrag van de
zekerheid alsmede het afwijzen van een verzoek als bedoeld
in artikel 57, tweede
lid, geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.
2.
Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek geeft de
inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking op dat
verzoek, dan wel zendt hij de in het derde lid bedoelde kennisgeving.
3.
Indien de inspecteur de voor bezwaar vatbare beschikking
niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn kan geven,
stelt hij belanghebbende daarvan onder opgaaf van redenen in
kennis en noemt hij de termijn waarop de voor bezwaar
vatbare beschikking wel zal worden gegeven.
Artikel 59
{Ontvangers}
1.
De zekerheid wordt gesteld bij de ontvanger.
2.
De ontvanger beslist of de vorm van de zekerheid die degene die
zekerheid moet stellen, aanbiedt, wordt aanvaard.
Artikel 60
{Kosten}
1.
De aan het stellen, het wijzigen en het opheffen van de
zekerheid verbonden kosten komen ten laste van degene die zekerheid moet stellen.
2.
Ingeval de zekerheid wordt gesteld in geld wordt daarover een rente vergoed
die gelijk is aan de herfinancieringsrente, te weten de minimale biedrente
die de Europese Centrale Bank hanteert voor basisherfinancieringstransacties.
3.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt het over een
kalendermaand te vergoeden rentebedrag berekend naar de
rente die geldt bij de aanvang van die maand.
Afdeling 5 Voorrang
Artikel 61
{Voorrecht}
1.
De vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats heeft voor
de accijns die is begrepen in de verkoopprijs van de door
hem geleverde accijnsgoederen, zolang hij ter zake geen
betaling heeft ontvangen doch niet langer dan een half jaar
nadat hij die accijns verschuldigd is geworden, voorrecht op
alle goederen van de koper.
2.
Het voorrecht als bedoeld in het eerste lid heeft gelijke
rangorde als het voorrecht dat ’s Rijks schatkist heeft op
de voet van artikel 21 van de Invorderingswet 1990.
Afdeling 6 Hoofdelijke aansprakelijkheid
Artikel 61a
{Hoofdelijke aansprakelijkheid}
De vervoerder van accijnsgoederen is hoofdelijk
aansprakelijk voor het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd
door de hoeveelheid accijnsgoederen die door hem wordt vervoerd vanuit
een accijnsgoederenplaats of van de plaats van invoer, bedoeld in
artikel 2a, derde lid, naar een andere accijnsgoederenplaats, naar een
belastingentrepot, naar een geregistreerde geadresseerde in een andere
lidstaat of naar een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van
de Unie verlaten, indien tijdens dat vervoer door hem of door
zijn toedoen een onregelmatigheid heeft
plaatsgevonden.
Hoofdstuk IV Invoer
Artikel 62
{Algemene Douanewet}
Onverminderd artikel 51, eerste lid, onderdeel d, zijn ter zake
van de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel d de wettelijke
bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en
tweede lid, van de Algemene
douanewet, met uitzondering van
artikel 88 van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 63
{Kleine zendingen en bagage}
1.
Bij ministeriële regeling kunnen, onder daarbij te stellen
voorwaarden, regels worden gesteld ingevolge welke de
heffing van accijns van accijnsgoederen die in kleine
zendingen dan wel door reizigers als bagage worden
ingevoerd, geschiedt volgens daarbij vast te stellen
forfaitaire tarieven.
2.
De forfaitaire tarieven zijn niet van toepassing met
betrekking tot handelsgoederen.
Hoofdstuk V Vrijstellingen en teruggaven
Afdeling 1 Vrijstellingen
Artikel 64
{Vrijstelling}
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns
verleend ter zake van de
uitslag tot verbruik van:
a.bier, wijn, tussenprodukten en overige
alcoholhoudende produkten die rechtstreeks of als
bestanddeel van een halffabrikaat worden aangewend
voor de vervaardiging van levensmiddelen, gevuld of
anderszins, waarvan het alcoholgehalte niet meer
bedraagt dan 8,5 L absolute alcohol per 100 kg
produkt voor chocola, en 5 L absolute alcohol per
100 kg produkt voor andere produkten;
b.overige alcoholhoudende produkten die kennelijk niet
zijn bestemd voor inwendig gebruik door de mens;
c.overige alcoholhoudende producten die worden gebruikt voor de
vervaardiging van geneesmiddelen als omschreven in Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november
2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende
geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG 2001, L 311) en Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van
6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek
betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEG 2001, L 311);
d.minerale
oliën die kennelijk niet zijn bestemd om te worden gebruikt als
brandstof voor verwarming, als motorbrandstof of als additief in
motorbrandstoffen;
e.minerale oliën die in hoogovens met het oog op
chemische reductie worden ingespoten als toevoeging
aan de steenkool, die wordt gebruikt als voornaamste brandstof;
f.sigaretten en rooktabak die geheel uit andere
stoffen dan tabak bestaan en die uitsluitend zijn bestemd om te worden gebruikt voor medicinale doeleinden.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot:
a.de aard van en de aanduiding op de verpakking van in
het eerste lid bedoelde accijnsgoederen;
b.de stoffen waarmee in het eerste lid bedoelde
accijnsgoederen moeten zijn vermengd;
c.de uitvoering van dit artikel.
Artikel 65
{Vrijstelling bij uitslag en invoer}
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns
verleend ter zake van de
uitslag tot verbruik van
accijnsgoederen:
a.waarvan de in artikel
64 voor de desbetreffende
accijnsgoederen aangegeven bestemming niet of niet
voldoende blijkt uit de goederen als zodanig, indien
degene die de goederen betrekt deze gebruikt voor
het vervaardigen van accijnsgoederen als bedoeld in
artikel
64 dan wel deze gebruikt
overeenkomstig de in dat artikel voor het
desbetreffende accijnsgoed bedoelde bestemming;
b.die door degene die de goederen betrekt, worden
gebruikt als grondstof voor het vervaardigen van niet-accijnsgoederen.
2.
Voor de toepassing van dit artikel worden onder
niet-accijnsgoederen mede verstaan minerale oliën als
bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel
d
.
3.
Behoudens in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen is degene die accijnsgoederen met vrijstelling van accijns betrekt in het bezit van een daartoe strekkende vergunning.
4.
De vergunning wordt op verzoek verleend door de inspecteur.
5.
Het verlenen, het aanpassen en het intrekken van een
vergunning alsmede het afwijzen van een verzoek daartoe
geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.
6.
Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek geeft de
inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking op dat
verzoek, dan wel zendt hij de in het zevende lid bedoelde kennisgeving.
7.
Indien de inspecteur de voor bezwaar vatbare beschikking
niet binnen de in het zesde lid genoemde termijn kan geven,
stelt hij belanghebbende daarvan onder opgaaf van redenen in
kennis en noemt hij de termijn waarop de voor bezwaar
vatbare beschikking wel zal worden gegeven.
8.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 66
{Minerale oliën}
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns
verleend ter zake van de
uitslag tot verbruik van minerale
oliën die worden gebruikt:
a.voor de aandrijving van schepen of als
scheepsbehoeften aan boord van schepen;
b.voor de voortstuwing van luchtvaartuigen voor zover het betreft halfzware olie als bedoeld in GN-code 2710 19 21.
2.
De vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, onderdelen
a en b, is niet van toepassing met betrekking
tot minerale oliën die worden gebruikt voor
pleziervaartuigen of plezierluchtvaartuigen dan wel worden
gebruikt aan boord van schepen die kennelijk niet worden
gebruikt om te varen.
3.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een pleziervaartuig of een plezierluchtvaartuig: een vaartuig respectievelijk een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door de eigenaar
daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het
gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere
dan commerciële doeleinden en met name voor andere
doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of
voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan
wel ten behoeve van overheidsinstanties.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 66a
{Vervoer}
1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 66, eerste en tweede
lid, wordt onder bij algemene maatregel van
bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen vrijstelling
van accijns verleend ter zake van de
uitslag tot verbruik
van accijnsgoederen die worden gebruikt:
a.aan boord van schepen in het verkeer van Nederland
naar een andere lidstaat, anders dan over de binnenwateren;
b.aan boord van luchtvaartuigen in het verkeer van
Nederland naar een andere lidstaat.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 66b
{Taxfreeshops}
1.
Onder bij
algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen
wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot
verbruik van accijnsgoederen uit een accijnsgoederenplaats, gelegen op
een luchthaven of op een haventerrein, die worden meegevoerd in de
persoonlijke bagage van reizigers die zich door de lucht of over zee
naar een derdelandsgebied of een derde land begeven.
2.
De
vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is mede van toepassing met
betrekking tot de accijnsgoederen die aan boord van een luchtvaartuig
of schip worden geleverd tijdens een vlucht of overtocht naar een
derdelandsgebied of een derde land.
3.
Voor de
toepassing van dit artikel wordt onder reiziger die zich naar een
derdelandsgebied of derde land begeeft, verstaan: iedere passagier die
in het bezit is van een bewijs van vervoer door de lucht of over zee,
waarop als definitieve bestemming een in een derdelandsgebied of derde
land gelegen luchthaven of haven is vermeld.
4.
In
afwijking van artikel 74 kunnen tabaksproducten worden opgeslagen in
een accijnsgoederenplaats van waaruit de in het eerste lid bedoelde
uitslag tot verbruik plaatsvindt.
5.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 67
Vervallen
Artikel 68
{Onderzoek, kwaliteitscontroles en smaaktesten buiten accijnsgoederenplaats}
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns
verleend ter zake van de
uitslag tot verbruik van
accijnsgoederen die worden gebruikt voor onderzoek,
kwaliteitscontroles en smaaktesten buiten een accijnsgoederenplaats.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 68a
De artikelen 21a
en 21b van de Wet op de omzetbelasting
1968 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 69
{Diplomatieke dienst}
1.
Onder bij
ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt
vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik
van accijnsgoederen, die bestemd zijn om te worden
gebruikt:
a.in
het kader van diplomatieke of consulaire
betrekkingen;
b.door
internationale instellingen die door Nederland zijn erkend, alsmede
door de leden van deze instellingen, zulks binnen de beperkingen en
onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de internationale
verdragen tot oprichting van deze instellingen of bij de
vestigingsovereenkomsten;
c.door
de strijdkrachten van alle staten die partij zijn bij het
Noord-Atlantisch Verdrag, met uitzondering van Nederland, ten behoeve
van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor
de bevoorrading van hun messes of
kantines;
d.voor
verbruik in het kader van een met derde landen of internationale
instellingen gesloten overeenkomst voor zover een dergelijke
overeenkomst wordt aanvaard of toegestaan op het gebied van
vrijstelling van omzetbelasting.
2.
In andere
gevallen dan bedoeld in het eerste lid wordt bij ministeriële
regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen,
vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik
van accijnsgoederen, indien aanspraak op vrijstelling bestaat ingevolge
het Koninkrijk verbindende verdragen en in al hun onderdelen
verbindende besluiten van bij zodanige verdragen opgerichte
volkenrechtelijke organisaties, alsmede in daarmee overeenkomende
gevallen.
Afdeling 2 Teruggaven
Artikel 69a
{Teruggaaf bij opwekking elektriciteit}
1. Onder bij algemene maatregel van bestuur te
stellen voorwaarden en beperkingen wordt teruggaaf van accijns verleend
voor minerale oliën die worden gebruikt voor de opwekking van
elektriciteit in een installatie met een elektrisch vermogen van minimaal 60 kilowatt,
voorzover de opgewekte elektriciteit wordt ingevoed op een Nederlands
net dan wel, indien geen invoeding op een Nederlands net plaatsvindt,
voorzover de opgewekte elektriciteit overeenkomstig artikel 50, derde lid, van de
Wet belastingen op milieugrondslag in de heffing van
energiebelasting wordt betrokken.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder net
verstaan een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van
de Elektriciteitswet 1998.
3. Bij
ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ten behoeve
van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 70
{Teruggaaf van accijns}
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden en beperkingen wordt op verzoek teruggaaf van
accijns verleend:
a.voor accijnsgoederen in gevallen waarin deze
accijnsgoederen op de voet van artikel
65 zouden kunnen worden betrokken
met vrijstelling;
b.ter zake van de levering van minerale oliën waarvoor
op de voet van artikel
66 aanspraak op een vrijstelling
zou bestaan;
c.ter zake van accijnsgoederen waarvoor op de voet van
artikel 66a aanspraak op vrijstelling zou bestaan.
2.
De teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, onderdeel
a, wordt verleend aan degene
die een vergunning heeft ingevolge artikel 65, derde lid.
3.
De teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, onderdelen
b en c, wordt verleend aan degene die de
levering heeft verricht.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 71
{Teruggaaf bij verloren gaan, uitvoer e.d.}
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden en beperkingen wordt op verzoek teruggaaf van
accijns verleend voor accijnsgoederen die:
a.zijn verloren gegaan;
b.zijn vernietigd onder ambtelijk toezicht;
c.zijn
gebracht naar een derde
land;
d.zijn gebracht binnen een accijnsgoederenplaats die
voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen;
e.door
een ondernemer zijn overgebracht naar een andere lidstaat, en die
aldaar voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden om
er te worden geleverd of gebruikt, en waarvoor de in die lidstaat
verschuldigde accijns is voldaan overeenkomstig de wettelijke
bepalingen van die
lidstaat;
f.zijn
geleverd aan een in een andere lidstaat gevestigde persoon, niet zijnde
een vergunninghouder van een belastingentrepot, een geregistreerde
geadresseerde of een zelfstandig bedrijf, en die door een in Nederland
gevestigde verkoper of voor diens rekening direct of indirect worden
verzonden of vervoerd.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 71a
{Teruggaaf bij in ander land geheven accijns}
1.
Op
verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend, indien bij toepassing van
artikel 2c, vijfde lid, of van artikel 4, derde lid, is aangetoond dat
de accijns door de andere lidstaat is geheven.
2.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 71b
Vervallen
Artikel 71c
Vervallen
Artikel 71d
{Andere minerale oliën dan halfzware olie}
1.
Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor andere minerale
oliën dan halfzware olie als bedoeld in GN-code 2710 19 21, indien die olie is
afgeleverd in de brandstoftanks van en is gebruikt voor de voortstuwing van
luchtvaartuigen, andere dan plezierluchtvaartuigen.
2.
De teruggaaf wordt verleend aan degene op wiens naam het luchtvaartuig
is geregistreerd in het register voor burgerluchtvaartuigen, bedoeld in
artikel 3.3, eerste lid, van de Wet
luchtvaart. Ingeval teruggaaf wordt verzocht voor een in het
buitenland geregistreerd luchtvaartuig, wordt deze verleend aan de eigenaar van
dit luchtvaartuig dan wel aan degene die daartoe door deze is gemachtigd.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden en beperkingen
worden gesteld ter uitvoering van de teruggaaf en kan in bij die regeling
aangewezen gevallen een ander dan de in het tweede lid bedoelde persoon worden
aangewezen als degene aan wie de teruggaaf wordt verleend.
Artikel 71e
{Tuinbouw}
1.
Op
verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor vloeibaar gemaakt petroleumgas gebruikt voor verwarming ter
bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten indien geen aansluiting aanwezig is voor aardgas.
2.
De teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 143,80 per 1 000 kilogram vloeibaar gemaakt petroleumgas.
3.
De
teruggaaf wordt verleend aan de tuinbouwer die het vloeibaar gemaakt petroleumgas gebruikt voor het in het eerste lid
bedoelde gebruik.
4.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 71f
Vervallen
Artikel 71g
{Geen aansluiting aardgas}
1.
Artikel
69 van de Wet belastingen op milieugrondslag is van overeenkomstige
toepassing met betrekking tot vloeibaar gemaakt petroleumgas, indien geen aansluiting aanwezig is voor
aardgas.
2.
In afwijking van artikel 69, vijfde en zesde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag bedraagt de teruggaaf € 84,01 per 1 000 kilogram vloeibaar gemaakt petroleumgas.
Artikel 71h
{Teruggaaf bij biobrandstof}
1.
Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor motorbrandstof die geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a.biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van de Richtlijn hernieuwbare energie indien die biobrandstof voldoet aan duurzaamheidscriteria als bedoeld in artikel 17 van die richtlijn, blijkend uit een audit uitgevoerd door een onafhankelijk deskundige of uit een andere wijze als bedoeld in artikel 18 van die richtlijn;
b.hernieuwbare brandstof als bedoeld in artikel 9.7.1.1 van de Wet milieubeheer waarvoor een verklaring van de verificateur hernieuwbare brandstof als bedoeld in artikel 9.7.4.4, tweede lid, van die wet is afgegeven.
2.
Teruggaaf van accijns wordt slechts verleend:
a.over de hoeveelheid biobrandstof of hernieuwbare brandstof in motorbrandstof als bedoeld in het eerste lid, mits die biobrandstof of hernieuwbare brandstof een lagere energie-inhoud heeft dan de gelijkwaardige motorbrandstof waarvan het accijnstarief van toepassing is; en
b.indien 10 percent of meer van de in de motorbrandstof aanwezige energie afkomstig is van de biobrandstof of hernieuwbare brandstof, bedoeld in het eerste lid.
3.
De teruggaaf van accijns bedraagt een percentage van het accijnstarief van de gelijkwaardige motorbrandstof, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a. Dit percentage is gelijk aan het verschil in energie-inhoud van de biobrandstof of hernieuwbare brandstof en die van de gelijkwaardige motorbrandstof, uitgedrukt als percentage van de energie-inhoud van de gelijkwaardige motorbrandstof.
4.
Voor de vaststelling van de energie-inhoud per volume van de biobrandstof of hernieuwbare brandstof en die van de gelijkwaardige motorbrandstof wordt voor zover mogelijk uitgegaan van hetgeen hiertoe is opgenomen in bijlage III van de Richtlijn hernieuwbare energie.
5.
De teruggaaf wordt verleend aan degene die de accijns ter zake van de uitslag tot verbruik verschuldigd is geworden.
6.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld waaronder de teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 71i
{Teruggaaf gelijkgeschakeld LPG}
1.
Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor vloeibaar gemaakt aardgas, vloeibaar gemaakt methaan en vloeibaar gemaakt biogas dat is onderworpen aan het tarief, genoemd in artikel 27, eerste lid, onderdeel d.
2.
De teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 125 per 1.000 kg.
3.
De teruggaaf wordt verleend aan degene die het vloeibaar gemaakt aardgas, vloeibaar gemaakt methaan of vloeibaar gemaakt biogas in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 heeft uitgeslagen tot verbruik.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan het verzoek om teruggaaf, bedoeld in het eerste lid.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 72
{Maximale teruggaaf}
1.
Teruggaaf van accijns wordt verleend tot ten hoogste het bedrag dat aan accijns is voldaan.
2.
Op een verzoek om teruggaaf van accijns beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Hoofdstuk Va Vervallen
Artikel 72a
Vervallen
Hoofdstuk VI Bijzondere bepalingen
Afdeling 1 Accijnszegels
Artikel 73
{Accijnszegel tabaksprodukten}
1.
Tabaksproducten
moeten bij de uitslag tot verbruik zijn voorzien van het voor het
desbetreffende tabaksproduct voorgeschreven accijnszegel. De accijnszegels zijn
staatseigendom.
2.
Tabaksproducten
die zijn bestemd voor het verbruik, bedoeld in artikel 2, tweede lid,
mogen niet zijn voorzien van een
accijnszegel.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen, onder daarbij te stellen
voorwaarden, gevallen worden aangewezen waarin het eerste
lid niet van toepassing is.
Artikel 74
{Vergunning accijnsgoederenplaats tabak}
Een vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor
tabaksproducten kan, onverminderd het bepaalde in
de artikelen 40, eerste en tweede
lid, en 41, uitsluitend worden
verkregen door degene die:
a.tabaksproducten vervaardigt;
b.buiten Nederland vervaardigde tabaksproducten in
Nederland van accijnszegels voorziet;
c.buiten Nederland vervaardigde tabaksproducten opslaat
die buiten Nederland zijn voorzien van door hem
aangevraagde Nederlandse accijnszegels;
d.tabaksproducten opslaat die zijn bestemd voor de in
artikel 66a
bedoelde bevoorrading van schepen en
luchtvaartuigen of die vanuit die plaats worden
overgebracht naar een belastingentrepot, naar een in een andere
lidstaat gevestigde geregistreerde geadresseerde of naar een derde land.
Artikel 75
{Aanvraag accijnszegels}
1.
Accijnszegels
kunnen worden aangevraagd bij de zegelproducent
door:
a.de
vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor
tabaksproducten;
b.de
in Nederland gevestigde geregistreerde
geadresseerde;
c.de
fiscaal vertegenwoordiger van een niet in Nederland gevestigd bedrijf
dat buiten Nederland tabaksproducten van accijnszegels
voorziet;
d.een in
Nederland gevestigd bedrijf dat buiten Nederland tabaksproducten van
accijnszegels voorziet.
De
inspecteur beslist bij afwijzing van de aanvraag van accijnszegels bij
voor bezwaar vatbare beschikking.
2.
Degene
die accijnszegels wil aanvragen verzoekt bij de inspecteur om
toestemming voor het aanvragen van accijnszegels. De inspecteur beslist
op de aanvraag alsmede het intrekken van een toestemming bij voor
bezwaar vatbare beschikking.
3.
Indien de
fiscaal vertegenwoordiger, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c,
toestemming als bedoeld in het tweede lid wil verkrijgen ten behoeve
van meerdere bedrijven, moet voor elk bedrijf afzonderlijk toestemming
worden verkregen.
4.
Bij
ministeriële regeling worden voorwaarden en beperkingen gesteld
waaronder de toestemming, bedoeld in het tweede lid, wordt
verleend.
5.
De
toestemming voor de aanvraag van accijnszegels kan door de inspecteur
worden ingetrokken
ingeval:
a.niet
wordt voldaan aan de bij ministeriële regeling bepaalde
voorwaarden of de in de toestemming opgenomen
voorwaarden;
b.geen of
niet voldoende zekerheid is
gesteld;
c.misbruik
van de toestemming is gemaakt of een poging daartoe is
gedaan;
d.degene aan
wie de toestemming is verleend onherroepelijk is veroordeeld wegens het
niet nakomen van een wettelijke bepaling inzake de
accijns;
e.degene aan
wie de toestemming is verleend in staat van faillissement verkeert of
ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van
toepassing
is;
f.degene aan wie
de toestemming is verleend daarom verzoekt.
6.
Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden worden
gesteld waaraan door degene die de accijnszegels aanvraagt moet worden
voldaan.
7.
Van
accijnszegels voorziene tabaksproducten worden uitgeslagen tot verbruik
door degene die de accijnszegels heeft aangevraagd.
8.
In
afwijking van het zevende lid kan onder bij algemene maatregel van
bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen worden bepaald dat de
tabaksproducten door een ander tot verbruik worden
uitgeslagen.
9.
Bij
ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het aanvragen,
het verkrijgbaar stellen, het verstrekken en het gebruik van
accijnszegels.
Artikel 76
{Zekerheidstelling}
1.
Om de in
artikel 75, tweede lid, bedoelde toestemming te kunnen verkrijgen stelt
degene die de accijnszegels aanvraagt zekerheid voor het bedrag aan
accijns dat de accijnszegels
vertegenwoordigen.
2.
Het
bedrag van de zekerheid wordt door de inspecteur vastgesteld bij voor
bezwaar vatbare beschikking. De vaststelling geschiedt tot een zodanig
bedrag dat het bedrag aan accijns dat de zegels
vertegenwoordigen voldoende verzekerd kan worden geacht.
3.
Indien de
vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats en de geregistreerde
geadresseerde zekerheid hebben gesteld op de voet van artikel 56 kan
die zekerheid mede dienen als zekerheid als bedoeld in het eerste
lid.
4.
Met
betrekking tot de zekerheid, bedoeld in het eerste lid, zijn de
artikelen 57 tot en met 60 van overeenkomstige toepassing.
5.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 76a
Vervallen
Artikel 77
{Vermissing accijnszegels}
1.
Accijnszegels
die zijn ontvangen door degene die de zegels heeft aangevraagd en
waarvan niet is aangetoond dat zij zijn aangebracht op tabaksproducten
die zijn uitgeslagen tot verbruik, worden geacht te zijn
vermist.
2.
Als
vermiste accijnszegels worden niet aangemerkt accijnszegels
die:
a.deel
uitmaken van de
zegelvoorraad;
b.retour
zijn gezonden aan de
inspecteur;
c.onder
ambtelijk toezicht zijn
vernietigd;
d.verloren
zijn gegaan door overmacht of
ongeval;
e.op
tabaksproducten zijn aangebracht en waarvoor de accijns in een andere
lidstaat verschuldigd is geworden, en de verwijdering of vernietiging
van de accijnszegels ten genoegen van de inspecteur wordt
aangetoond.
3.
Vanaf het
moment dat de accijnszegels door of namens degene die de accijnszegels
heeft aangevraagd in ontvangst zijn genomen op het distributiepunt, is
degene die de accijnszegels heeft aangevraagd aansprakelijk voor het
bedrag aan accijns dat de accijnszegels
vertegenwoordigen.
4.
Degene
die de accijnszegels heeft aangevraagd moet het bedrag aan accijns dat de vermiste accijnszegels vertegenwoordigen
betalen.
5.
Het
bedrag aan accijns dat de vermiste accijnszegels
vertegenwoordigen wordt door de inspecteur vastgesteld bij voor bezwaar
vatbare beschikking. Bij vaststelling van het bedrag aan accijns dat de vermiste accijnszegels vertegenwoordigen maakt de
inspecteur het volgende
onderscheid:
a.onbedrukte
blanco accijnszegels: een bedrag aan accijns behorend
bij een gewogen gemiddelde prijs en hoeveelheid per zegelaanvrager op
het moment waarop het vermis wordt vastgesteld naar het op dat moment
geldende
tarief;
b.bedrukte
accijnszegels: het bedrag wordt afgeleid uit in de administratie
opgenomen prijs en hoeveelheid die is vermeld op de vermiste zegels
naar het op dat moment geldende tarief.
6.
Voor de
toepassing van dit artikel en de daarop gebaseerde bepalingen wordt
verstaan
onder:
a.onbedrukte blanco
accijnszegels: accijnszegels die
niet als bedrukte accijnszegels kunnen worden
aangemerkt;
b.bedrukte
accijnszegels: accijnszegels voor
sigaretten of rooktabak die zijn voorzien van de gegevens met
betrekking tot de soort tabaksproduct, de kleinhandelsprijs, de
hoeveelheid en de tariefcode of accijnszegels voor sigaren die zijn
voorzien van de gegevens met betrekking tot de soort tabaksproduct en
de
kleinhandelsprijs.
7.
Op de
betaling als bedoeld in het vierde lid zijn de Algemene wet inzake
rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 van toepassing.
8.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 78
{Bepalingen m.b.t. accijnszegels}
1.
De accijnszegels worden aangebracht op de
kleinhandelsverpakking van tabaksprodukten.
2. De accijnszegels voor sigaretten en rooktabak
vermelden de kleinhandelsprijs,
de tariefcode, de soort en het aantal stuks of de
massa van het tabaksproduct waarop de zegels worden aangebracht. De
accijnszegels voor sigaren vermelden de kleinhandelsprijs en de soort
van het tabaksproduct waarop de zegels worden
aangebracht.
3.
In afwijking van het eerste lid mogen sigaren stuksgewijs
van een accijnszegel worden voorzien.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot:
a.de vorm en de kleur van de accijnszegels alsmede de
daarop te vermelden gegevens;
b.de wijze waarop de accijnszegels worden aangebracht
en voor herhaald gebruik ongeschikt moeten worden gemaakt;
c.de wijze van verpakking, de grootte van de inhoud
van de verpakking en de op de verpakking te
vermelden gegevens.
Artikel 79
{Vernietigen van accijnszegels}
1.
Op
verzoek van degene die de zegels heeft aangevraagd kunnen accijnszegels
onder ambtelijk toezicht worden vernietigd.
2.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot het retour zenden van accijnszegels en de vernietiging
van accijnszegels onder ambtelijk
toezicht.
Afdeling 2 Controlebepalingen
Artikel 80
{Delegatie}
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering
van de heffing van accijns, regels worden gesteld met
betrekking tot:
a.het vervoer van accijnsgoederen;
b.het leveren van accijnsgoederen;
c.het voorhanden hebben van accijnsgoederen buiten een accijnsgoederenplaats.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op accijnsgoederen
die zijn geplaatst onder een douaneschorsingsregeling.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 81
{Uitzondering op uitslag}
In de vergunning voor een accijnsgoederenplaats
voor tabaksproducten kan worden toegestaan dat de vergunninghouder
onder daarbij te stellen voorwaarden gedeeltelijk tot verbruik bereide
tabak en tabaksproducten, al dan niet voorzien van accijnszegels,
tijdelijk buiten de accijnsgoederenplaats bepaalde bewerkingen of
verpakkingshandelingen kan laten ondergaan zonder dat het tijdelijk
buiten de accijnsgoederenplaats brengen van die producten, in afwijking
van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt aangemerkt als uitslag
tot verbruik.
Artikel 82
{Handel in- en vervoer van tabak}
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering
van de heffing van de accijns van tabaksprodukten, regels
worden gesteld met betrekking tot de handel in en het
vervoer van ruwe tabak en van gedeeltelijk tot verbruik
bereide tabak.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 83
{Onderzoek}
1.
De inspecteur is bevoegd alle gedeelten van een gebouw, niet zijnde woningen, en alle grond aan onderzoek te onderwerpen.
2.
Aan onderzoek zijn mede onderworpen vervoermiddelen.
Artikel 50 van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen is van
overeenkomstige toepassing.
3.
In afwijking van artikel 50, tweede lid, van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen
kan de toegang tot een ingevolge het eerste en het tweede
lid aan onderzoek onderworpen plaats of vervoermiddel op elk
tijdstip worden gevorderd.
4.
Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid,
is, overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen
regels, op vordering van de inspecteur of een door hem
aangewezen ambtenaar:
a.de gezagvoerder van een schip gehouden het schip
terstond vaart te doen minderen, te doen bijdraaien
of te doen stilhouden en aanleggen;
b.de bestuurder van een ander vervoermiddel dan een
schip gehouden dit terstond te doen stilhouden en,
indien het vervoermiddel door mechanische kracht
wordt voortbewogen, de motor buiten werking te stellen.
5.
De in het vierde lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd een
vervoermiddel, als bedoeld in het vierde lid, te brengen of
te doen brengen naar een nabij gelegen plaats. De
gezagvoerder of bestuurder is verplicht desgevorderd zijn
voor het onderzoek en het vervoer noodzakelijke medewerking
te verlenen en de ambtenaren met het vervoermiddel te vervoeren.
6.
De inspecteur kan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, gebruikmaken van de benodigde apparatuur of dieren.
Artikel 84
{Monsterneming}
1.
De inspecteur of een door hem aangewezen ambtenaar die het
onderzoek verricht, kan vorderen dat van goederen één of
meer monsters worden verstrekt.
2.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het
nemen van monsters.
Afdeling 2A Wijziging van de accijns van minerale oliën
Artikel 84a
{Accijnsverhoging en voorraad}
1.
In geval van verhoging van de accijns, bedoeld in
artikel 27, eerste lid, wordt ter zake van het bij
het ingaan van die verhoging voorhanden hebben in een
opslagplaats van de desbetreffende minerale oliën, accijns
geheven, die per 1000 L bij een temperatuur van 15°C
onderscheidenlijk per 1000 kg gelijk is aan de verhoging van
het daarvoor in artikel 27, eerste lid, vermelde bedrag.
Onder het voorhanden hebben wordt mede begrepen het vervoer
naar een opslagplaats.
2.
Aan de accijns, bedoeld in het eerste lid, zijn niet
onderworpen minerale oliën:
a.waarvoor het tijdstip waarop de accijns, bedoeld in
artikel 27, eerste lid,
verschuldigd wordt, is gelegen op of na het tijdstip
van de in het eerste lid bedoelde verhoging;
b.waarvoor een vrijstelling van accijns geldt.
3.
Onder opslagplaats wordt verstaan elk gebouw of terrein
waar minerale oliën als bedoeld in het eerste lid voor
commerciële doeleinden voorhanden zijn. Opslagplaatsen in
gebruik bij een zelfde persoon worden te zamen als één
opslagplaats beschouwd.
4.
De accijns, bedoeld in het eerste lid, wordt geheven van de
eigenaar van de in een opslagplaats voorhanden minerale
oliën en moet op aangifte worden voldaan.
5.
In afwijking van artikel 10, tweede lid, van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen,
wordt uiterlijk de vijfde werkdag na het ingaan van de
verhoging aangifte gedaan van de hoeveelheden van de aan de
accijns, bedoeld in het eerste lid, onderworpen
onderscheiden minerale oliën.
6.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de aangifte.
7.
De heffing van accijns als bedoeld in het eerste lid blijft
achterwege indien de te heffen accijns niet meer bedraagt
dan € 250.
Artikel 84b
{Accijnsverlaging en voorraad}
1.
In geval van verlaging van de accijns, bedoeld in
artikel 27, eerste lid, wordt voor de
desbetreffende minerale oliën die bij het ingaan van de
verlaging voorhanden zijn in een opslagplaats, op verzoek
teruggaaf van accijns verleend, die per 1000 L bij een
temperatuur van 15° C onderscheidenlijk per 1000 kg gelijk
is aan de verlaging van het daarvoor in artikel 27, eerste lid, vermelde bedrag.
Onder voorhanden zijn wordt mede begrepen vervoer naar een opslagplaats.
2.
Artikel 84a, tweede en derde
lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
3.
De eigenaar van de in de opslagplaats voorhanden minerale
oliën dient uiterlijk de vijfde werkdag na het ingaan van de
verlaging het verzoek om teruggaaf te doen bij de inspecteur.
4.
De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor
bezwaar vatbare beschikking.
5.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met
betrekking tot het verzoek om teruggaaf.
Artikel 84c
{Geen toepassing art. 84a of 84b}
Bij wijziging van de accijns op grond van artikel 27a
kan bij de daartoe strekkende ministeriële
regeling worden bepaald dat artikel 84a
of artikel 84b
geen toepassing vindt.
Afdeling 3 Overige bepalingen
Artikel 85
{Delegatie}
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kan, onder daarbij te
stellen voorwaarden en beperkingen, worden bepaald dat
accijnsgoederen voorhanden mogen zijn in een douane-entrepot.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 86
{Vereenvoudigde procedure}
1.
De inspecteur kan vereenvoudigde procedures vaststellen voor veelvuldige en regelmatige overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling die op de grondgebieden van twee of meer lidstaten plaatsvinden.
2.
De vereenvoudigde procedures, bedoeld in het eerste lid, worden vastgesteld in overleg met de desbetreffende lidstaten en vastgelegd in een of meer overeenkomsten.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld ten aanzien van de toepassing van de vereenvoudigde procedures en overeenkomsten, bedoeld in het tweede lid.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 86a
Vervallen
Artikel 86b
Vervallen
Artikel 87
Vervallen
Artikel 88
Vervallen
Artikel 89
{Nadere regelgeving}
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter verzekering
van een juiste toepassing van de wet nadere regels worden
gesteld ter aanvulling van de in deze wet geregelde onderwerpen.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van de in het eerste
lid bedoelde algemene maatregel van bestuur.
Hoofdstuk VII Verbodsbepalingen en strafbepalingen
Afdeling 1 Verbodsbepalingen
Artikel 90
{Distilleertoestel}
1.
Het is niet toegestaan een distilleertoestel te vervaardigen
of voorhanden te hebben zonder een daartoe strekkende
vergunning van de inspecteur.
2.
Onder een distilleertoestel wordt verstaan elk toestel -
ook indien dit niet gereed is voor dadelijk gebruik - dat
geschikt is voor het afscheiden van ethanol uit
ethanolhoudende stoffen.
3.
De vergunning wordt op verzoek verleend.
4.
Het verlenen, het aanpassen en het intrekken van een
vergunning alsmede het afwijzen van een verzoek daartoe
geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.
5.
Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek geeft de
inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking op dat
verzoek, dan wel zendt hij de in het zesde lid bedoelde kennisgeving.
6.
Indien de inspecteur de voor bezwaar vatbare beschikking
niet binnen de in het vijfde lid genoemde termijn kan geven,
stelt hij belanghebbende daarvan onder opgaaf van redenen in
kennis en noemt hij de termijn waarop de voor bezwaar
vatbare beschikking wel zal worden gegeven.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen:
a.regels worden gesteld met betrekking tot de in de
vergunning op te nemen voorwaarden;
b.distilleertoestellen worden aangewezen waarvoor geen
vergunning is vereist.
8.
Artikel 83 is
van overeenkomstige toepassing op plaatsen waar
distilleertoestellen worden vervaardigd of voorhanden zijn.
9.
Paragraaf
4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de
vergunning als bedoeld in het eerste
lid.
Artikel 90a
Vervallen
Artikel 91
{Halfzware olie en gasolie}
1.
Het is niet toegestaan minerale oliën die zijn voorzien van bij ministeriële regeling voorgeschreven herkenningsmiddelen buiten een accijnsgoederenplaats voorhanden te hebben samen met middelen die de afscheiding, opheffing of verandering van die herkenningsmiddelen in deze oliën kunnen bewerkstelligen of bevorderen.
2.
Het is niet toegestaan minerale oliën die zijn voorzien van bij ministeriële regeling voorgeschreven herkenningsmiddelen dan wel bestanddelen daarvan bevatten buiten een accijnsschorsingsregeling of een douaneschorsingsregeling voorhanden te hebben anders dan in:
a.tanks van waaruit minerale oliën worden afgeleverd in de brandstoftanks van andere schepen dan pleziervaartuigen, mits deze schepen in bezit zijn van en gebruikt worden door degene die de beschikking heeft over de eerstgenoemde tanks;
b.brandstoftanks van schepen, andere dan pleziervaartuigen, mits de minerale olie wordt gebruikt voor de aandrijving van deze schepen of als scheepsbehoeften aan boord van deze schepen;
c.opslagtanks voor minerale oliën die zijn bestemd om van daaruit te worden afgeleverd in de brandstoftanks van andere schepen dan pleziervaartuigen;
d.ladingtanks van vaartuigen, voertuigen en treinwagons.
3.
Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend ten aanzien van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld ten aanzien van plaatsen waar minerale oliën voorzien van herkenningsmiddelen voorhanden mogen zijn.
Artikel 92
{Herkenningsmiddelen}
1.
Het is niet toegestaan bij ministeriële regeling voorgeschreven herkenningsmiddelen toe te voegen aan lichte olie.
2.
Het is niet toegestaan lichte olie voorhanden te hebben die is voorzien van bij ministeriële regeling voorgeschreven herkenningsmiddelen of bestanddelen van die herkenningsmiddelen bevat.
Artikel 93
{Tabaksproducten}
1.
Het is niet toegestaan tabaksproducten die zijn voorzien van
accijnszegels te brengen vanuit een accijnsgoederenplaats
voor tabaksproducten naar een andere accijnsgoederenplaats
voor tabaksproducten of te plaatsen onder een douaneschorsingsregeling.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien:
a.voor de in dat lid bedoelde accijnsgoederenplaats
ingevolge artikel 53, derde
lid, aangifte wordt gedaan door
dezelfde vergunninghouder;
b.de accijnszegels zijn aangevraagd door de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarin
de tabaksproducten worden ingeslagen.
3.
De inspecteur kan in aanvulling op het bepaalde in het
tweede lid, onderdeel b, nadere
voorwaarden stellen.
Artikel 94
{Vaste kleinhandelsprijs}
1.
Het is degene die op grond van artikel 75
accijnszegels kan aanvragen niet toegestaan een zelfde
tabaksprodukt onder meer dan één kleinhandelsprijs in de
handel te brengen of te doen brengen, tenzij in het merk of
door een merk waaronder het is verpakt op duidelijke wijze
een onderscheid is gemaakt.
2.
Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen
voorwaarden, afwijking van het eerste lid worden toegestaan.
Artikel 95
{Ongeschonden accijnszegels}
1.
Het is niet toegestaan tabaksprodukten te verkopen, te koop
aan te bieden of af te leveren indien de verpakking niet
voldoet aan de bij of krachtens artikel 78
gestelde voorwaarden of de accijnszegels niet ongeschonden
op de voorgeschreven wijze zijn aangebracht.
2.
Het is niet toegestaan tabaksprodukten aan anderen dan
wederverkopers te verkopen, te koop aan te bieden of af te
leveren voor:
a.een lagere prijs dan die is vermeld op de accijnszegels;
b.een
hogere prijs dan die is vermeld op de
accijnszegels.
3.
Onder het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a, wordt mede begrepen het bij de
verkoop aan anderen dan wederverkopers in enigerlei vorm
verstrekken van geschenken, toegiften en bonnen alsmede het
verlenen van medewerking aan handelingen die zijn gericht op
de bevoordeling van derden.
4.
Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen
voorwaarden, afwijking van het eerste lid worden toegestaan.
Artikel 95a
{Geen voorgeschreven accijnszegel aanwezig}
1.
Ingeval van verhoging van de accijns van sigaretten of rooktabak is het met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand volgend op de kalendermaand van inwerkingtreding van die verhoging niet toegestaan sigaretten of rooktabak aan wederverkopers te verkopen, te koop aan te bieden of af te leveren indien de verpakking is voorzien van de vóór de ingangsdatum van de verhoging bij de uitslag tot verbruik voor het desbetreffende tabaksproduct geldende accijnszegel.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op pijptabak, zijnde rooktabak als bedoeld in artikel 32, bestemd om te worden gerookt met een pijp.
3.
Onder een
wederverkoper als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een
verkoopautomaat bestemd voor de verkoop van tabaksproducten. Onder
afleveren als bedoeld in het eerste lid aan een verkoopautomaat bestemd
voor de verkoop van tabaksproducten wordt niet verstaan het afleveren
van tabaksproducten die uit een andere verkoopautomaat van dezelfde
eigenaar afkomstig zijn.
4.
Onder
afleveren als bedoeld in het eerste lid wordt voor een bedrijf, waarvan
het distributiecentrum en de detailhandel tot dezelfde rechtspersoon
behoren, mede verstaan het afleveren door het distributiecentrum aan de
detailhandel.
5.
Onder
afleveren als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstaan het
retourneren van sigaretten of rooktabak door wederverkopers aan
diegenen die daaraan voorafgaand deze tabaksproducten aan deze
wederverkopers hebben verkocht of afgeleverd.
6.
Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit
artikel.
Artikel 96
{Accijnszegels}
Het is een ieder die toestemming heeft om
accijnszegels aan te
vragen niet toegestaan:
a.gebruikte accijnszegels voorhanden te hebben;
b.ongebruikte accijnszegels over te dragen aan anderen dan
de inspecteur;
c.ongebruikte accijnszegels te betrekken van anderen dan
de inspecteur.
Afdeling 2 Strafbepalingen
Artikel 97
Degene die opzettelijk een in artikel 5 opgenomen
verbod overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of,
indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van
de te weinig geheven accijns.
Artikel 98
Degene die opzettelijk een accijnsgoed waarvoor vrijstelling of
teruggaaf van accijns is verleend een bestemming geeft waarvoor
geen vrijstelling of teruggaaf van accijns zou zijn verleend,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of
geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger
is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven
accijns.
Artikel 99
1.
Degene die het in artikel 90, eerste
lid, opgenomen verbod overtreedt, wordt
gestraft met geldboete van de derde categorie.
2.
Degene die het in artikel 90, eerste
lid, opgenomen verbod overtreedt terwijl
hij weet of redelijkerwijs kan weten dat het
distilleertoestel bestemd is of zal worden bestemd om te
worden gebruikt tot ontduiking van de accijns, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of
geldboete van de vierde categorie.
Artikel 100
1.
Degene die een in de artikelen 91, eerste en tweede lid, of 92 opgenomen verbod overtreedt, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
2.
Degene die een van de in het eerste lid bedoelde verboden
opzettelijk overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 101
1.
Degene die een in de artikelen 93, eerste
lid, 94, eerste lid,
95, eerste en tweede
lid, of 96 opgenomen verbod
overtreedt, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
2.
Degene die een van de in het eerste lid bedoelde verboden
opzettelijk overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 102
1.
Degene die tabaksprodukten die in strijd met de wettelijke
bepalingen niet zijn voorzien van de voorgeschreven
accijnszegels uitslaat tot
verbruik, wordt gestraft met
geldboete van de derde categorie.
2.
Degene die het in het eerste lid bedoelde verbod
opzettelijk overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Afdeling 3 Bestuurlijke boete
Artikel 102a
{Boete}
1.
Degene
die een in artikel 95a opgenomen verbod overtreedt, pleegt een verzuim
ter zake waarvan de inspecteur hem een boete van
€ 5.278 kan opleggen of, indien dit bedrag hoger is,
ten hoogste tweemaal het bedrag van de accijns dat geheven zou zijn
indien de verpakking voorzien was geweest van het per ingangsdatum van
de nieuwe accijnstarieven, bedoeld in artikel 95a, bij de uitslag tot verbruik voor het desbetreffende tabaksproduct voorgeschreven
accijnszegel.
2.
Artikel
67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige
toepassing op het bedrag van de boete, genoemd in het eerste
lid.
Hoofdstuk VIII Slotbepalingen
Artikel 103
{Inwerkingtreding}
De inwerkingtreding van deze wet wordt bij wet geregeld.
Artikel 104
{Citeertitel}
Deze wet kan worden aangehaald als Wet op de accijns.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie
zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage
31 oktober 1991
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën,
M. J. J. van Amelsvoort
de veertiende november 1991
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin