Kostenwet invordering rijksbelastingen
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen,
saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het
wenselijk is het tarief van de kosten van vervolging inzake
rijksbelastingen te herzien en een voorziening te treffen om
de betekening van dwangbevelen inzake rijksbelastingen te
vereenvoudigen, alsmede in enkele andere wetten daarmede
samenhangende wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
{Kosten bij niet tijdige belastingbetaling}
In afwijking van de afdelingen 4.4.4 en 4.4.5 van de Algemene wet
bestuursrecht worden ter zake van het verrichten van werkzaamheden voor
de invordering van bedragen door de zorg van een inzake
rijksbelastingen bevoegde ontvanger en door een belastingdeurwaarder op
grond van de bepalingen van de Invorderingswet 1990 of enige andere
wettelijke bepaling aan degene die in
gebreke is gebleven het verschuldigde tijdig te betalen, kosten
in rekening gebracht volgens het bepaalde in
de volgende artikelen, tenzij ter zake kosten verschuldigd zijn op
grond van artikel 8.39 van de Belastingwet
BES.
Artikel 2
{Kosten voor verzenden aanmaning}
Voor het verzenden van een aanmaning tot betaling is
verschuldigd € 7 bij een gevorderde som tot € 454 en € 16 bij een
gevorderde som van € 454 of meer.
Artikel 3
{Kosten voor betekening dwangbevel}
1.
Voor het betekenen van een dwangbevel met bevel tot betaling
is verschuldigd € 42 verhoogd met € 4 van elk geheel bedrag
van € 45 waarmee de gevorderde som € 45 te boven gaat, met
dien verstande dat niet meer verschuldigd is dan € 12.356.
2.
Voor het ingevolge een wettelijk voorschrift doen van een
ander exploot is verschuldigd € 16.
3.
Voor het geven van kwitantie door de ambtenaar belast met
de tenuitvoerlegging van een dwangbevel ter zake van een aan
deze gedane betaling ter afwering van lijfsdwang of van
beslaglegging, niet zijnde een beslag onder derden, op
goederen die geen registergoederen zijn, is verschuldigd €
16.
4.
Voor het ingevolge een wettelijk voorschrift voor
'gezien' doen tekenen van een exploot of ander
stuk, aanplakken van een exploot en doen aankondigen van een
gedaan exploot in een dagblad is, voor elk dezer
handelingen, verschuldigd € 4.
Artikel 4
{Kosten voor opmaking procesverbaal inbeslagname en verkoop goederen}
1.
Voor het in beslag nemen van een goed en het deswege opmaken
van proces-verbaal is verschuldigd € 58. Voor de verkoop van
een goed en het deswege opmaken van proces-verbaal is
verschuldigd € 74. Duren de verrichtingen ter plaatse langer
dan vier uren, dan worden de genoemde bedragen verhoogd met
€ 16 voor elk volgend uur of gedeelte daarvan.
Voor het bekendmaken van de verkoop door het aanslaan van de
verkoopbiljetten, al dan niet gevolgd door het doen
aankondigen van de verkoop in een dagblad is verschuldigd € 29.
2.
Voor het ingevolge een wettelijk voorschrift opmaken van
een ander proces-verbaal is verschuldigd € 16.
3.
Voor iedere getuige is verschuldigd € 5 per uur of gedeelte
daarvan.
Artikel 5
Vervallen
Artikel 6
{Kosten door derden verrichte handelingen}
Behalve de in de voorgaande artikelen genoemde bedragen worden
in rekening gebracht de bedragen toekomende aan derden voor de
door hen rechtstreeks ten behoeve van de tenuitvoerlegging van
het dwangbevel verrichte handelingen.
Artikel 7
{Bezwaar conform AWR-regels}
1.
Tegen de door de ontvanger of de belastingdeurwaarder in
rekening gebrachte kosten van vervolging welke niet
voortspruiten uit de gerechtelijke tenuitvoerlegging van het
dwangbevel kan degene van wie die kosten worden gevorderd
een bezwaarschrift, onderscheidenlijk een beroepschrift
indienen bij de ontvanger. Op het bezwaar, beroep, hoger
beroep en beroep in cassatie inzake de in de eerste volzin bedoelde
beschikking is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
van overeenkomstige toepassing.
2.
Het bezwaar- of beroepschrift kan niet zijn gegrond op de
stelling dat het aanslagbiljet, de aanmaning, het
op de voet van artikel 13, derde lid, van de Invorderingswet 1990
betekende dwangbevel of de schriftelijke mededeling, genoemd in artikel
27, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 niet is ontvangen, tenzij degene van wie de kosten worden
gevorderd aannemelijk maakt dat ontvangst redelijkerwijs moet worden
betwijfeld.
Artikel 8
{Inflatiecorrectie}
1.
Bij het begin van het kalenderjaar worden het eerste en het derde bedrag,
genoemd in artikel 2, het eerste, het tweede en het vijfde bedrag, genoemd
in artikel 3, eerste lid, de bedragen, genoemd in artikel 3, tweede tot en
met vierde lid, en de bedragen, genoemd in artikel 4, bij ministeriële
regeling vervangen door andere. Deze bedragen worden berekend door de te vervangen
bedragen te vermenigvuldigen met de correctiefactor en vervolgens de nodig
geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande jaar een dergelijke
afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde
bedrag.
{Correctiefactor}
2.
De correctiefactor is de verhouding van het gemiddelde van de indexcijfers
van de achttiende tot en met de zevende aan het kalenderjaar voorafgaande
maand, tot het gemiddelde van de indexcijfers van de dertigste tot en met
de negentiende aan het kalenderjaar voorafgaande maand.
{Indexcijfers}
3.
De indexcijfers zijn de cijfers uit de «CAO-lonen per uur inclusief
bijzondere beloning, CAO-sector Overheid» van het Centraal Bureau voor
de Statistiek. De gemiddelde indexcijfers worden berekend uit de indexcijfers
vermeld in het nummer van het Statistisch bulletin, waarin het indexcijfer
van de zevende respectievelijk negentiende aan het kalenderjaar voorafgaande
maand voor het eerst, al dan niet voorlopig, wordt gepubliceerd. Indien in het nummer van
het Statistisch bulletin, waarin het indexcijfer van de zevende
respectievelijk negentiende aan het kalenderjaar voorafgaande maand
voor het eerst, al dan niet voorlopig, zou moeten zijn gepubliceerd,
dit indexcijfer niet is gepubliceerd, wordt voor dit en elk daaraan
voorafgaand ontbrekend indexcijfer uitgegaan van het laatst bekende
indexcijfer dat in dat nummer van het Statistisch bulletin is vermeld.
Indien voor 1 december van het kalenderjaar voorafgaand aan de
vervanging, bedoeld in het eerste lid, alsnog een ontbrekend
indexcijfer als bedoeld in de derde volzin wordt gepubliceerd, wordt in
afwijking van het bepaalde in die volzin uitgegaan van het alsdan voor
het eerst, al dan niet voorlopig, gepubliceerde
indexcijfer.
4.
Indien de basis voor de indexcijfers wijzigt, wordt bij ministeriële
regeling aangegeven op welke wijze wordt overgegaan op de nieuwe reeks indexcijfers.
Artikel 9
Vervallen
Artikel 10
Vervallen
Artikel 11
{Inwerkingtreding}
1.
Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen
tijdstip.
{Citeertitel}
2.
Deze wet kan worden aangehaald als: Kostenwet invordering
rijksbelastingen.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat
alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en
Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk
12 februari 1969
JULIANA.
De Minister van Financiën,
H. J. WITTEVEEN.
De Staatssecretaris van Financiën,
F. H. M. GRAPPERHAUS.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. K. J. BEERNINK.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
J. A. BAKKER.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
B. ROOLVINK.
de achtentwintigste februari 1969.
De Minister van Justitie,
C. H. F. POLAK.