Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen,
saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het
in verband met de aanpassing van de wetgeving inzake
accijnzen aan de Richtlijn van de Raad van de Europese
Gemeenschappen betreffende de algemene regeling voor
accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer
daarvan en de controles daarop (92/12/EEG van 25 februari
1992; PbEG L 76) wenselijk is
een afzonderlijke wettelijke regeling in te voeren voor het
stelsel van heffing van de verbruiksbelastingen van
alcoholvrije dranken en van pruimtabak en snuiftabak;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Belastbaar feit
Artikel 1
Krachtens deze wet wordt een verbruiksbelasting geheven ter zake van de uitslag en de invoer van alcoholvrije dranken.
Artikel 1a
Vervallen
Artikel 2
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
a.vervaardigen van alcoholvrije dranken: elk handelen waarbij of waardoor die
goederen ontstaan of de voor de belastingheffing
relevante samenstelling daarvan wordt gewijzigd;
b.inrichting: iedere plaats waar op grond van de
bepalingen van deze wet alcoholvrije dranken onder schorsing van belasting mogen worden
vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen
zijn, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden;
c.
douane-entrepot: de regeling douane-entrepot, bedoeld in artikel 240, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie;
d.plaats voor tijdelijke opslag: een ruimte voor tijdelijke opslag of een andere plaats die is aangewezen of goedgekeurd voor de opslag van goederen in tijdelijke opslag als bedoeld in artikel 147, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie;
e.lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie;
f.derde
land: elke staat of elk
grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet van toepassing
is;
g.
EU-douaneregeling: de bijzondere regelingen douanevervoer, douane-entrepot, tijdelijke invoer en actieve veredeling, bedoeld in artikel 210 van het Douanewetboek van de Unie, uitvoer als bedoeld in artikel 269 van dat wetboek en wederuitvoer als bedoeld in artikel 270 van dat wetboek;
h.schorsing van belasting: het stelsel waarin van goederen
die worden vervaardigd, worden verwerkt, voorhanden zijn
of worden vervoerd, op grond van de bepalingen van deze
wet de belasting nog niet is geheven;
i.ondernemer: een ondernemer in de zin van de
Wet op de omzetbelasting 1968.
Artikel 3
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder uitslag: het brengen van alcoholvrije dranken buiten een plaats die voor dat soort goederen als inrichting is aangewezen.
2.
Indien artikel 15a, eerste lid, van toepassing is, wordt als uitslag mede aangemerkt het vervaardigen van vruchten- of groentesap boven een hoeveelheid van 12.000 liter per kalenderjaar.
3.
Als uitslag wordt mede aangemerkt het verbruik, anders dan
als grondstof, van alcoholvrije dranken binnen een plaats die voor dat soort goed als
inrichting is aangewezen.
4.
Als uitslag wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van
bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden,
brengen van alcoholvrije dranken
vanuit een inrichting naar:
a.een andere inrichting die voor dat soort goed als
zodanig is aangewezen;
b.een ondernemer dan wel een publiekrechtelijk
lichaam, anders dan als ondernemer, in een andere lidstaat;
c.een derde land.
5.
De voorwaarden, bedoeld in het vierde lid, hebben betrekking
op formaliteiten waaraan bij de overbrenging van de goederen
moet worden voldaan.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 4
1.
Als uitslag wordt mede aangemerkt het voorhanden hebben van
alcoholvrije dranken waarvan de
belasting niet is geheven, door:
a.een ondernemer in het kader van zijn onderneming,
anders dan in een inrichting die voor dat soort goed
als zodanig is aangewezen;
b.een publiekrechtelijk lichaam, anders dan als ondernemer;
c.een natuurlijke persoon voor andere doeleinden dan
voor persoonlijk verbruik.
2.
Het eerste lid is, onder bij algemene maatregel van bestuur
te stellen voorwaarden, niet van toepassing met betrekking
tot alcoholvrije dranken die
worden vervoerd naar:
a.een inrichting die voor dat soort goed als zodanig
is aangewezen;
b.een ondernemer of een publiekrechtelijk lichaam,
anders dan als ondernemer;
c.een natuurlijke persoon die de goederen voor andere
doeleinden dan voor persoonlijk verbruik betrekt in Nederland;
d.een andere lidstaat via Nederland;
e.een derde land.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur kan, onder daarbij te
stellen voorwaarden en beperkingen, worden bepaald dat het
eerste lid geen toepassing vindt indien sprake is van het op
incidentele basis aanwenden van beperkte hoeveelheden
alcoholvrije dranken voor eigen
verbruik in het kader van de onderneming of het
publiekrechtelijke lichaam.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden, ter verzekering
van de heffing, regels gesteld met betrekking tot de
verplichtingen waaraan de in het eerste lid bedoelde
personen of lichamen moeten voldoen.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 5
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder invoer: het vanuit een derde land brengen van alcoholvrije dranken in Nederland.
2.
Als invoer wordt mede aangemerkt:
a.het in Nederland beëindigen van een EU-douaneregeling waaronder alcoholvrije dranken zijn geplaatst, anders dan
door plaatsing onder een andere EU-douaneregeling;
b.het in Nederland onttrekken van alcoholvrije
dranken aan een
EU-douaneregeling;
c.het eigen verbruik, anders dan als grondstof, in
Nederland van alcoholvrije dranken die onder een EU-douaneregeling zijn geplaatst of binnen een plaats
voor tijdelijke opslag.
3.
Als invoer wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van
bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden:
a.brengen van alcoholvrije dranken vanuit een derde land naar een inrichting
die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen of
naar een plaats voor tijdelijke opslag;
b.in Nederland plaatsen onder een EU-douaneregeling van vanuit een derde land
binnengebrachte alcoholvrije dranken;
c.brengen van alcoholvrije dranken die zijn geplaatst onder een
EU-douaneregeling naar een inrichting die
voor dat soort goed als zodanig is aangewezen;
d.brengen van alcoholvrije dranken vanuit een plaats voor tijdelijke opslag
naar een inrichting die voor dat soort goed als
zodanig is aangewezen;
e.onder ambtelijk toezicht vernietigen van
alcoholvrije dranken die
onder een EU-douaneregeling zijn geplaatst.
4.
De voorwaarden, bedoeld in het derde lid, hebben betrekking
op formaliteiten waaraan bij de overbrenging van de alcoholvrije dranken
moet worden voldaan alsmede op de daarbij te stellen zekerheid.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Hoofdstuk II Definities van de goederen en tarieven
Artikel 6
Onder alcoholvrije dranken worden verstaan vruchten- en groentesap, mineraalwater en limonade, ook indien zij alcohol
bevatten, voor zover zij niet worden aangemerkt als bier, wijn,
tussenproducten of overige alcoholhoudende producten in de zin
van de Wet op de accijns.
Artikel 7
1.
Onder vruchten- en groentesap wordt verstaan drank die bestaat uit sap van vruchten of groenten of een mengsel daarvan.
2.
Als vruchten- en groentesap wordt mede aangemerkt de drank,
bedoeld in het eerste lid, in vaste vorm of als concentraat
in kleinhandelsverpakking of in een verpakking die is
bestemd voor afnemers die voor gebruik gereed vruchten- en groentesap vervaardigen voor gebruik ter plaatse.
Artikel 8
1. Onder mineraalwater wordt verstaan:
a.natuurlijk en kunstmatig mineraalwater;
b.spuitwater;
c.water dat kennelijk is bestemd voor inwendig gebruik
door de mens, in kleinhandelsverpakking of in een
verpakking die is bestemd voor afnemers die daaruit
water voor gebruik ter plaatse afleveren.
2. Als mineraalwater wordt niet aangemerkt
nooddrinkwater dat door drinkwaterbedrijven in voorraad wordt gehouden
en dat bij een verstoring van de drinkwatervoorziening anders dan door
middel van een distributienet wordt geleverd aan consumenten of andere
afnemers.
3. Bij ministeriële
regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de aard
van en de aanduiding op de verpakking van het in het tweede lid
bedoelde
nooddrinkwater.
Artikel 9
1.
Onder limonade worden verstaan met water aangelengd vruchten- of groentesap alsmede gezoete en aromatische dranken en
dranken waaraan geurstoffen of smaakstoffen zijn toegevoegd
die kennelijk zijn bestemd om onverwarmd te worden gedronken.
2.
Als limonade wordt mede aangemerkt de drank, bedoeld in het
eerste lid, in vaste vorm of als concentraat in
kleinhandelsverpakking of in een verpakking die is bestemd
voor afnemers die voor gebruik gerede limonade vervaardigen
voor gebruik ter plaatse.
3.
Als limonade wordt niet aangemerkt:
a.de uit melk of melkproducten bereide drank met een
gehalte aan melkvetten van 0,02%mas of meer waarin
zich melkeiwit en melksuiker bevinden, niet zijnde
een uit wei of weiproducten vervaardigde drank;
b.de uit soja bereide drank met een vetgehalte en een
eiwitgehalte die vergelijkbaar zijn met het
vetgehalte en het eiwitgehalte van melk.
Artikel 10
1.
De belasting bedraagt per hectoliter € 8,83.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid geschiedt de herleiding van vruchtensap, groentesap en limonade in vaste of geconcentreerde vorm naar het volume van voor gebruik gereed vruchten- en groentesap of voor gebruik gerede limonade op basis van de factor 4, waarbij voor het herleiden van vruchtensap, groentesap en limonade in vaste vorm een gram wordt gelijkgesteld aan een milliliter.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot alcoholvrije dranken in kleinhandelsverpakking nadere regels worden gesteld.
Artikel 11
Vervallen
Artikel 12
Vervallen
Artikel 13
Vervallen
Hoofdstuk III Uitslag
Afdeling 1 Inrichting
Artikel 14
1.
Een plaats kan alleen als inrichting worden gebruikt indien
daartoe een vergunning is verstrekt door de inspecteur.
2.
De artikelen 40 en
41 van de Wet op de
accijns zijn van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 2 Vergunning
Artikel 15
1.
Degene die een vergunning voor een inrichting wil
verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.
2.
De artikelen 42 en
43 tot en met 50 van de Wet op de
accijns zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15a
1.
Een vergunning als bedoeld in artikel 14, eerste lid, is niet vereist indien:
a.per kalenderjaar doorgaans niet meer dan 12.000 liter vruchten- of groentesap wordt vervaardigd; en
b.uitsluitend vruchten- of groentesap wordt vervaardigd.
2.
Indien in twee achtereenvolgende kalenderjaren meer dan 12.000 liter vruchten- of groentesap per kalenderjaar is vervaardigd, moet een vergunning als bedoeld in artikel 14, eerste lid, worden aangevraagd.
3.
De vergunning, bedoeld in het tweede lid, wordt verleend voor een periode van ten minste vijf jaar.
4.
Binnen de periode van vijf jaar, bedoeld in het derde lid, kan de vergunninghouder geen verzoek indienen om intrekking van de vergunning, tenzij geen vruchten- of groentesap meer wordt vervaardigd.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Afdeling 3 Wijze van heffing en voldoening
Artikel 16
De belasting wordt geheven:
a.van de vergunninghouder van de inrichting; of
b.van degene die ingevolge artikel 15a geen vergunning voor een inrichting heeft maar in een kalenderjaar meer dan 12.000 liter vruchten- of groentesap vervaardigt.
Artikel 17
In afwijking van artikel 16 wordt de
belasting bij toepassing van artikel 4, eerste
lid, geheven van degene die de alcoholvrije
dranken voorhanden heeft.
Artikel 18
De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip van de uitslag.
Artikel 19
In afwijking van artikel 18 wordt de
belasting bij toepassing van artikel 4, eerste
lid, verschuldigd op het tijdstip van de
aanvang van het voorhanden hebben van de alcoholvrije dranken.
Artikel 20
1.
De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op
aangifte worden voldaan.
2.
Aangifte dient te worden gedaan voor elke inrichting afzonderlijk.
3.
In afwijking van het tweede lid kan bij ministeriële
regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden, worden
toegestaan dat voor inrichtingen waarvan de vergunningen op
naam zijn gesteld van dezelfde vergunninghouder één aangifte
voor die inrichtingen tezamen wordt gedaan.
Artikel 21
1.
Bij toepassing van artikel 19 dient
in afwijking van artikel 20, eerste
lid, en van artikel 10, tweede
lid, en artikel 19, derde lid, van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen
uiterlijk op de dag na het in artikel 19
bedoelde tijdstip aangifte te worden gedaan en de belasting
op aangifte te worden voldaan.
2.
In afwijking van het eerste lid kan de inspecteur, bij
toepassing van artikel 4, eerste lid, onderdeel
a, op verzoek toestemming verlenen om de in
een week op de voet van artikel 19
verschuldigd geworden belasting uiterlijk op de vrijdag van
de week daaropvolgend op aangifte te voldoen.
Artikel 22
De artikelen 54 en
55 van de Wet op de
accijns zijn van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 4 Zekerheid
Artikel 23
1.
De vergunninghouder stelt zekerheid voor de belasting die
hij verschuldigd is of kan worden.
2.
De artikelen 56, vijfde tot en met
achtste lid, en 57 tot en met
60 van de Wet op de
accijns zijn van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 5 Voorrecht
Artikel 24
1.
De vergunninghouder van een inrichting heeft voor de
belasting die is begrepen in de verkoopprijs van de door hem
geleverde alcoholvrije dranken,
zolang hij ter zake geen betaling heeft ontvangen doch niet
langer dan een half jaar nadat hij die belasting
verschuldigd is geworden, voorrecht op alle goederen van de koper.
2.
Het voorrecht, bedoeld in het eerste lid, heeft gelijke
rangorde als het voorrecht dat ’s Rijks schatkist heeft op
de voet van artikel 21 van de Invorderingswet 1990.
Afdeling 6 Hoofdelijke aansprakelijkheid
Artikel 25
De vervoerder van alcoholvrije dranken
is hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag aan belasting dat
wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid van die goederen
waarvan de belasting niet is geheven die door hem wordt vervoerd
naar het buitenland, naar een inrichting of naar een persoon of
lichaam als bedoeld in artikel 4, eerste
lid, indien tijdens dat vervoer door hem of
door zijn toedoen een onregelmatigheid of een overtreding is begaan.
Hoofdstuk IV Invoer
Artikel 26
Ter zake van de belasting bij invoer zijn de wettelijke
bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en
tweede lid, van de Algemene douanewet, met uitzondering van
artikel 88 van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 27
1.
Bij ministeriële regeling kunnen, onder daarbij te stellen
voorwaarden, regels worden gesteld ingevolge welke de
heffing van belasting van alcoholvrije dranken die in kleine zendingen dan wel
door reizigers als bagage worden ingevoerd, geschiedt
volgens daarbij vast te stellen forfaitaire tarieven.
2.
De forfaitaire tarieven zijn niet van toepassing met
betrekking tot handelsgoederen.
Hoofdstuk V Vrijstellingen en teruggaven
Afdeling 1 Vrijstellingen
Artikel 28
Vervallen
Artikel 29
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van belasting verleend ter zake van de uitslag en de invoer van alcoholvrije dranken die door degene die de betreffende dranken betrekt, worden gebruikt als grondstof voor het vervaardigen van andere goederen dan alcoholvrije dranken.
2.
Om de alcoholvrije dranken met
vrijstelling te kunnen betrekken, dient degene die deze
goederen betrekt in het bezit te zijn van een daartoe
strekkende vergunning.
3.
Artikel 65, vierde tot en met
zevende lid, van de Wet op de accijns
zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de uitvoering van dit artikel.
Artikel 30
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van belasting
verleend ter zake van de uitslag en de invoer van
alcoholvrije dranken die worden
gebruikt:
a.aan boord van schepen in het verkeer van Nederland
naar een andere lidstaat, anders dan over de binnenwateren;
b.aan boord van luchtvaartuigen in het verkeer van
Nederland naar een andere lidstaat.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 31
De artikelen 68 en
69 van de Wet op de
accijns en de artikelen
21a en 21b van de Wet op
de omzetbelasting 1968 zijn van overeenkomstige
toepassing.
Afdeling 2 Teruggaven
Artikel 32
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden en beperkingen wordt op verzoek teruggaaf van
belasting verleend voor alcoholvrije dranken waarvoor aanspraak op vrijstelling zou bestaan op
de voet van:
a.artikel 29; of
b.artikel 30.
2.
De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde teruggaaf wordt verleend aan
degene die een vergunning heeft ingevolge artikel 29, tweede lid.
3.
De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde teruggaaf wordt verleend aan
degene die de levering heeft verricht.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 33
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden en beperkingen wordt op verzoek teruggaaf van
belasting verleend voor alcoholvrije dranken die:
a.zijn verloren gegaan;
b.zijn vernietigd onder ambtelijk toezicht;
c.zijn gebracht naar een derde land of zijn geplaatst
onder een EU-douaneregeling met als
bestemming een derde land;
d.zijn gebracht binnen een inrichting die voor dat
soort goed als zodanig is aangewezen;
e.door een ondernemer zijn overgebracht naar een
ondernemer dan wel een publiekrechtelijk lichaam,
anders dan als ondernemer, in een andere lidstaat.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 34
1.
Teruggaaf van belasting wordt verleend tot ten hoogste het bedrag dat aan belasting is voldaan.
2.
Op een verzoek om teruggaaf van belasting beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Hoofdstuk VI Bijzondere bepalingen
Afdeling 1 Vervallen
Artikel 35
Vervallen
Afdeling 2 Controlebepalingen
Artikel 36
De artikelen 80, 83 en 84 van de Wet op de
accijns zijn van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 3 Overige bepalingen
Artikel 37
De artikelen 2, vijfde, zesde, zevende en tiende
lid, en 85 van de Wet op de accijns zijn van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 38
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter verzekering
van een juiste toepassing van de wet nadere regels worden
gesteld ter aanvulling van de in deze wet geregelde onderwerpen.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld ten behoeve van de uitvoering van de in het eerste
lid bedoelde algemene maatregel van bestuur.
Hoofdstuk VII Verbodsbepalingen en strafbepalingen
Afdeling 1 Verbodsbepalingen
Artikel 39
1. Het is verboden:
a.anders dan als particulier voor eigen verbruik,
alcoholvrije dranken te
vervaardigen buiten een inrichting die voor dat soort
goed als zodanig is aangewezen, tenzij deze
vervaardiging plaatsvindt overeenkomstig de ingevolge
artikel 29
bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden
en beperkingen, dan wel alcoholvrije dranken worden
vervaardigd uit andere alcoholvrije dranken en het
bedrag van de belasting die eerstbedoelde alcoholvrije
dranken vertegenwoordigen niet hoger is dan het bedrag
van de belasting dat de alcoholvrije dranken
vertegenwoordigen waaruit zij zijn vervaardigd;
b.alcoholvrije dranken
voorhanden te hebben die niet overeenkomstig de
bepalingen van deze wet in de heffing zijn betrokken,
met uitzondering van alcoholvrije dranken die door particulieren voor eigen verbruik
zijn betrokken uit een andere lidstaat.
2.
Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing indien buiten een inrichting die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen, vruchten- of groentesap wordt vervaardigd tot een hoeveelheid van 12.000 liter per kalenderjaar dan wel gedurende ten hoogste twee achtereenvolgende kalenderjaren een hoeveelheid van meer dan 12.000 liter per kalenderjaar.
Artikel 40
Vervallen
Afdeling 2 Strafbepalingen
Artikel 41
Degene die opzettelijk een in artikel 39 opgenomen
verbod overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of,
indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van
de te weinig geheven belasting.
Artikel 42
Degene die opzettelijk alcoholvrije dranken waarvoor vrijstelling of teruggaaf van belasting is
verleend een bestemming geeft waarvoor geen vrijstelling of
teruggaaf van belasting zou zijn verleend, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de
vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste
eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting.
Artikel 43
Vervallen
Hoofdstuk VIII Slotbepalingen
Artikel 44
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1993.
Artikel 45
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie
zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Het Oude Loo
24 december 1992
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën,
M. J. J. van Amelsvoort
de dertigste december 1992
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin