Uitvoeringsbesluit accijns
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van
Financiën van 23 oktober 1991, nr. WV 91/343,
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving
Verbruiksbelastingen;
Gelet op de artikelen 2, derde
lid, 3, derde
lid, 5, derde lid,
41, eerste lid,
51, tweede lid,
64, eerste lid,
65, eerste lid,
66, eerste lid,
67, eerste lid,
68, eerste lid,
70, eerste lid,
71, eerste lid,
80, eerste lid,
82, eerste lid,
85, eerste lid,
91, derde lid, onderdeel b
, en 95, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de
accijns (Stb.
1991, 561), artikel 70 van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en artikel 28 van de Wet
van 15 juni 1951 (Stb. 215);
De Raad van State gehoord (advies van 13
december 1991, nr. W06.91.0589);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris
van Financiën van 19 december 1991, nr. WV 91/436,
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving
Verbruiksbelastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk I Algemene Bepalingen
Afdeling 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1
1.
Dit
besluit geeft uitvoering aan de artikelen 2, achtste lid, 2a, eerste,
tweede, derde en vijfde lid, 2e, derde en vierde lid, 5, derde lid, 41,
eerste lid, 42a, tweede lid, 50b, eerste lid, 50d, tweede lid, 50f,
vierde lid, 51, tweede lid, 56, derde lid, 64, eerste lid, 65, eerste
lid, 66, eerste lid, 66a, eerste lid, 66b, eerste lid, 68, eerste lid, 69a, eerste lid, 70,
eerste lid, 71, eerste lid, 71g, eerste lid, 71h, zesde lid, 71i, vierde lid, 75, zesde en achtste lid, 80, eerste lid, 82, eerste lid, 85, eerste lid, en 89, eerste lid, van de Wet op de accijns en artikel 70 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen.
2.
In dit besluit wordt verstaan onder de wet: de
Wet op de
accijns.
Artikel 1a
In dit besluit wordt verstaan
onder:
a.
EMCS: het
geautomatiseerde systeem, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van
Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PbEU 2009, L 9);
b.
Uitvoeringsverordening: Verordening
(EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering
van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde
procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van
accijns (PbEU 2009, L 197);
c.
voorlopige e-AD en
e-AD: het elektronische
administratieve document, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en tabel 1
van bijlage 1, van de
Uitvoeringsverordening;
d.
ARC: unieke
administratieve referentiecode die door het EMCS is toegekend aan het
elektronische administratieve
document;
e.
voorlopig bericht van
annulering: het bericht, bedoeld
in artikel 4, eerste lid, en tabel 2 van bijlage 1, van de
Uitvoeringsverordening;
f.
voorlopig bericht van
bestemmingswijziging: het
bericht, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en tabel 3 van bijlage 1,
van de Uitvoeringsverordening;
g.
bericht van
ontvangst: het bericht, bedoeld
in artikel 7 en tabel 6 van bijlage 1, van de
Uitvoeringsverordening;
h.
bericht van
uitvoer: het bericht, bedoeld in
artikel 7 en tabel 6 van bijlage 1, van de
Uitvoeringsverordening;
i.
nooddocument: nooddocument
ten geleide van overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van
accijns, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de
Uitvoeringsverordening;
j.
noodbericht van ontvangst of van
uitvoer: noodbericht van
ontvangst/noodbericht van uitvoer voor overbrengingen van
accijnsgoederen onder schorsing van accijns, bedoeld in artikel 8,
derde lid, van de
Uitvoeringsverordening;
k.
certificaat van
vrijstelling: het document,
bedoeld in Verordening (EG) nr. 31/96 van de Commissie van
10 januari 1996 betreffende het certificaat van vrijstelling van
accijnzen (PbEG 1996, L 8);
l.
vereenvoudigd administratief
geleidedocument: het document,
bedoeld in Verordening (EG) nr. 3649/92 van de Commissie van
17 december 1992 betreffende een vereenvoudigd geleidedocument
voor het intracommunautaire verkeer van accijnsproducten die in de
lidstaat van verzending tot verbruik zijn uitgeslagen (PbEG 1992, L 369);
m.
voorlopig bericht van
splitsing: het bericht, bedoeld
in artikel 6, eerste lid, en tabel 5 van bijlage 1, van de
Uitvoeringsverordening.
Afdeling 2 Overbrengen van accijnsgoederen
Artikel 2
1.
Het
brengen als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de wet van een
accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar de in artikel 2a,
eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de wet bedoelde
bestemmingen, geschiedt onder dekking van een e-AD.
2.
De
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de
accijnsgoederen worden overgebracht dient een voorlopig e-AD
in.
3.
Indien de
gegevens in het voorlopig e-AD niet in orde zijn bevonden, draagt de
vergunninghouder zorg voor aanpassing van de gegevens en dient hij het
voorlopig e-AD opnieuw in.
4.
Indien de
gegevens in het voorlopig e-AD in orde zijn bevonden, ontvangt de
vergunninghouder de ARC, die aan het e-AD is toegekend.
5.
De
vergunninghouder verstrekt de persoon die de accijnsgoederen vergezelt
een gedrukt exemplaar van het e-AD of een ander handelsdocument waarop
de ARC duidelijk herkenbaar is vermeld.
6.
Het in
het vijfde lid bedoelde document moet op ieder moment van de
overbrenging, bedoeld in het eerste lid, aan de inspecteur of aan de
bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat kunnen worden
getoond.
7.
De
vergunninghouder mag het e-AD annuleren zolang de overbrenging nog niet
is aangevangen overeenkomstig artikel 2b, eerste lid, van de wet. Hij
dient daartoe een voorlopig bericht van
annulering in.
8.
Tijdens
de overbrenging, bedoeld in het eerste lid, kan de vergunninghouder de
accijnsgoederen via het EMCS een nieuwe bestemming geven, die een van
de in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet
bedoelde bestemmingen moet zijn. Hij dient daartoe een voorlopig bericht van bestemmingswijziging in.
9.
Indien de
geadresseerde van minerale oliën die onder een
accijnsschorsingsregeling over zee of via binnenwaterwegen worden
overgebracht, nog niet definitief vaststaat wanneer de vergunninghouder
het voorlopig e-AD indient, kan de inspecteur toestaan dat de
vergunninghouder de gegevens van de geadresseerde niet
invult.
10.
Zodra de
gegevens van de geadresseerde, bedoeld in het negende lid, bekend zijn,
maar uiterlijk bij het eindigen van de overbrenging overeenkomstig
artikel 2b, tweede lid, van de wet, zendt de vergunninghouder de
gegevens toe aan de inspecteur. Hij dient daartoe een voorlopig bericht van
bestemmingswijziging in.
11.
Aan de
vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats van waaruit minerale
oliën onder dekking van een e-AD worden overgebracht naar een van
de bestemmingen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a tot en
met c, van de wet, wordt toegestaan dat de desbetreffende overbrenging
wordt gesplitst in twee of meer deeltransporten,
mits:
a.de
totale hoeveelheid minerale oliën ongewijzigd
blijft;
b.de splitsing
wordt verricht op het grondgebied van een lidstaat die deze procedure
toestaat;
c.de
bevoegde autoriteiten van laatstgenoemde lidstaat in kennis worden
gesteld van de plaats waar de splitsing geschiedt;
en
d.elk deeltransport
een van de bestemmingen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen
a tot en met d, van de wet,
krijgt.
De vergunninghouder dient
daartoe een voorlopig bericht van splitsing in.
12.
Indien
een overbrenging van minerale oliën als bedoeld in het negende
lid, waarvan de geadresseerde nog niet definitief vaststaat, wordt
gesplitst als bedoeld in het elfde lid, kan de inspecteur toestaan dat
de vergunninghouder voor een van de deeltransporten de gegevens van de
geadresseerde niet invult met inachtneming van hetgeen is bepaald in
het tiende
lid.
13.
Bij
ontvangst van de accijnsgoederen op de in artikel 2a, eerste lid,
onderdeel a, van de wet bedoelde bestemming zendt de geadresseerde,
behoudens in ten genoegen van de inspecteur naar behoren
gerechtvaardigde gevallen, onverwijld en uiterlijk binnen vijf
werkdagen na het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel
2b, tweede lid, van de wet, een bericht van ontvangst.
14.
Indien
de gegevens in het bericht van ontvangst niet in orde zijn bevonden,
draagt de geadresseerde zorg voor aanpassing van de gegevens en dient
hij het bericht van ontvangst onverwijld opnieuw
in.
Artikel 2a
1.
Bij het
brengen als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel a, van de wet
van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar een andere
accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is
aangewezen, kan het e-AD, bedoeld in artikel 2, eerste lid, op verzoek
achterwege blijven
indien:
a.zowel
de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de
accijnsgoederen worden overgebracht, als de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen worden overgebracht,
beschikt over een administratie waarin deze overbrengingen afzonderlijk
worden bijgehouden en waaruit naar het oordeel van de inspecteur de
overbrengingen op overzichtelijke wijze zijn af te
lezen;
b.gebruik wordt
gemaakt van een maandverklaring, waarin de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden
overgebracht opgave doet van de door hem in een kalendermaand zonder
e-AD naar een andere accijnsgoederenplaats overgebrachte
accijnsgoederen;
en
c.de
maandverklaring na afloop van een kalendermaand wordt verstrekt aan
elke vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats waarnaar in die
kalendermaand accijnsgoederen zijn
overgebracht.
2.
De
toestemming voor toepassing van het eerste lid wordt opgenomen in de
vergunning voor beide in het eerste lid bedoelde
accijnsgoederenplaatsen. Op de toestemming zijn de artikelen 43 tot en
met 50 van de wet van overeenkomstige toepassing.
3.
De
administratie van de in het eerste lid bedoelde vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden
overgebracht bevat in ieder
geval:
a.de
naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen zijn
overgebracht;
b.de
soort, de hoeveelheid en de voor de accijnsheffing van belang zijnde
samenstelling van de
accijnsgoederen;
c.de
datum van verzending van de accijnsgoederen;
en
d.per overbrenging
het nummer van de maandverklaring waarin die overbrenging is
begrepen.
4.
De
administratie van de in het eerste lid bedoelde vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen worden overgebracht,
bevat in ieder
geval:
a.de
naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn
overgebracht;
b.de
soort, de hoeveelheid en de voor de accijnsheffing van belang zijnde
samenstelling van de
accijnsgoederen;
c.de
datum van verzending van de
accijnsgoederen;
d.de
datum waarop de accijnsgoederen zijn ontvangen;
en
e.per overbrenging
het nummer van de maandverklaring waarin die overbrenging is
begrepen.
5.
De
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de
accijnsgoederen zijn overgebracht, draagt zorg voor de terugzending van
de in het eerste lid bedoelde maandverklaring.
6.
De in het
eerste lid bedoelde maandverklaring moet binnen één maand na
de maand waarop de maandverklaring betrekking heeft zijn terugontvangen
door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de
accijnsgoederen zijn overgebracht, voorzien van een verklaring van de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de
accijnsgoederen zijn overgebracht, dat de accijnsgoederen hun
bestemming hebben bereikt en in de administratie van zijn
accijnsgoederenplaats zijn opgenomen.
7.
Indien de
maandverklaring niet wordt terugontvangen voorzien van de in het zesde
lid bedoelde verklaring, stelt de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht
de inspecteur daarvan onverwijld in kennis, maar uiterlijk binnen
één week na afloop van de maand waarin de maandverklaring
door hem moet zijn terugontvangen.
8.
Bij
toepassing van het eerste lid is artikel 34 van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 2b
Vervallen
Artikel 3
1.
Het
brengen als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, van de wet van een
accijnsgoed vanuit een belastingentrepot of door een in een andere
lidstaat gevestigde geregistreerde afzender naar de in artikel 2a,
tweede lid, onderdelen a tot en met c, van de wet bedoelde
bestemmingen, geschiedt onder dekking van een e-AD.
2.
De
persoon die de accijnsgoederen vergezelt moet op ieder moment van de
overbrenging, bedoeld in het eerste lid, aan de inspecteur een gedrukt
exemplaar van het e-AD of een ander handelsdocument waarop de ARC
duidelijk herkenbaar is vermeld kunnen tonen.
3.
Bij
ontvangst van de accijnsgoederen op een van de in artikel 2a, tweede
lid, onderdelen a tot en met c, van de wet bedoelde bestemmingen zendt
de geadresseerde, behoudens in ten genoegen van de inspecteur naar
behoren gerechtvaardigde gevallen, onverwijld en uiterlijk binnen vijf
werkdagen na het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel
2b, tweede lid, van de wet, een bericht van ontvangst.
4.
Indien de
gegevens in het bericht van ontvangst niet in orde zijn bevonden,
draagt de geadresseerde zorg voor aanpassing van de gegevens en dient
hij het bericht van ontvangst onverwijld opnieuw
in.
Artikel 3a
1.
Het
brengen als bedoeld in artikel 2a, derde lid, van de wet van een
accijnsgoed door een in Nederland gevestigde geregistreerde afzender
van de plaats van invoer naar de in artikel 2a, derde lid, onderdelen a
tot en met e, van de wet bedoelde bestemmingen, geschiedt onder dekking
van een e-AD.
2.
Artikel
2, tweede tot en met zevende lid, negende en tiende lid, is van
overeenkomstige toepassing.
3.
Tijdens
de overbrenging, bedoeld in het eerste lid, kan de geregistreerde
afzender de accijnsgoederen via het EMCS een nieuwe bestemming geven,
die een van de in artikel 2a, derde lid, onderdelen a tot en met d, van
de wet bedoelde bestemmingen moet zijn. Hij dient daartoe een voorlopig bericht van
bestemmingswijziging in.
4.
Aan de
geregistreerde afzender die onder dekking van een e-AD minerale
oliën van de plaats van invoer overbrengt naar een van de
bestemmingen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a tot en
met c, van de wet, wordt toegestaan dat de desbetreffende overbrenging
wordt gesplitst in twee of meer deeltransporten,
mits:
a.de
totale hoeveelheid minerale oliën ongewijzigd
blijft;
b.de splitsing
wordt verricht op het grondgebied van een lidstaat die deze procedure
toestaat;
c.de
bevoegde autoriteiten van laatstgenoemde lidstaat in kennis worden
gesteld van de plaats waar de splitsing geschiedt;
en
d.elk deeltransport
een van de bestemmingen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen
a tot en met d, van de wet,
krijgt.
De geregistreerde
afzender dient daartoe een voorlopig bericht van splitsing
in.
5.
Indien
een overbrenging van minerale oliën als bedoeld in artikel 2,
negende lid, waarvan de geadresseerde nog niet definitief vaststaat,
wordt gesplitst als bedoeld in het vierde lid, kan de inspecteur
toestaan dat de geregistreerde afzender voor een van de deeltransporten
de gegevens van de geadresseerde niet invult met inachtneming van
hetgeen is bepaald in artikel 2, tiende
lid.
6.
Bij
ontvangst van de accijnsgoederen op de in artikel 2a, derde lid,
onderdeel a, van de wet bedoelde bestemming zendt de geadresseerde,
behoudens in ten genoegen van de inspecteur naar behoren
gerechtvaardigde gevallen, onverwijld en uiterlijk binnen vijf
werkdagen na het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel
2b, tweede lid, van de wet, een bericht van ontvangst.
7.
Indien de
gegevens in het bericht van ontvangst niet in orde zijn bevonden,
draagt de geadresseerde zorg voor aanpassing van de gegevens en dient
hij het bericht van ontvangst onverwijld opnieuw
in.
Artikel 3b
Bij het brengen als bedoeld in artikel 2a, eerste
lid, onderdeel e, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, onderdeel e,
van de wet van een accijnsgoed naar een geadresseerde als bedoeld in
artikel 69 van de wet, gaan de accijnsgoederen vergezeld van een
certificaat van vrijstelling.
Artikel 3c
1.
In
afwijking van artikel 2 en 3a kan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats onderscheidenlijk de in
artikel 3a, eerste lid, bedoelde geregistreerde afzender, hierna de
afzender genoemd, wanneer het EMCS niet beschikbaar is in Nederland,
een overbrenging van accijnsgoederen onder een
accijnsschorsingsregeling aanvangen op voorwaarde
dat:
a.de
accijnsgoederen vergezeld gaan van het nooddocument, bedoeld in artikel
1a, onderdeel i;
b.hij
de inspecteur informeert voordat de overbrenging aanvangt;
en
c.hij
vóór de aanvang van de overbrenging een kopie van het in
onderdeel a bedoelde document op verzoek
overlegt aan de inspecteur.
2.
Indien
het EMCS niet beschikbaar was om aan de afzender toe te schrijven
redenen, worden die redenen afdoend vermeld.
3.
Wanneer
het EMCS opnieuw beschikbaar komt, dient de afzender een voorlopig e-AD
in overeenkomstig artikel 2, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 3a,
tweede lid.
4.
Zodra de
gegevens in het voorlopig e-AD overeenkomstig artikel 2, vierde lid,
onderscheidenlijk artikel 3a, tweede
lid, in orde bevonden zijn,
vervangt dit document het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde
papieren document.
5.
Zolang de
gegevens in het e-AD niet in orde zijn bevonden, wordt de overbrenging
geacht plaats te vinden onder een accijnsschorsingsregeling onder
dekking van het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde papieren
document.
6.
Een kopie
van het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde papieren document
wordt door de afzender ter staving van zijn administratie
bewaard.
7.
Indien
het EMCS niet beschikbaar is in Nederland, verstrekt de afzender de in
artikel 2, achtste lid, onderscheidenlijk artikel 3a, derde lid,
bedoelde informatie met behulp van andere communicatiemiddelen. Hij
informeert daartoe de inspecteur voordat de bestemming van de
overbrenging wordt gewijzigd. De informatie wordt weergegeven in de
vorm van gegevenselementen, die op dezelfde wijze als in het voorlopig bericht van
bestemmingswijziging, worden uitgedrukt. Het derde tot en met zesde
lid zijn van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 3d
1.
Indien,
in de in de artikelen 2, dertiende lid, 3, derde lid, en 3a, zesde
lid,
bedoelde gevallen, het in die bepalingen bedoelde bericht van ontvangst
bij het eindigen van de overbrenging niet binnen de in die bepalingen
vastgestelde termijn kan worden ingediend, hetzij omdat het EMCS niet
beschikbaar is in Nederland, hetzij omdat de in die bepalingen bedoelde
geadresseerde het e-AD nog niet heeft ontvangen als gevolg van het niet
beschikbaar zijn van het EMCS in de lidstaat van verzending, dient de
geadresseerde, behoudens in naar behoren gerechtvaardigde gevallen, bij
de inspecteur een noodbericht van ontvangst als bedoeld in artikel 1a,
onderdeel j, in waarin wordt verklaard dat de overbrenging is
geëindigd.
2.
Zodra het
EMCS in Nederland weer beschikbaar komt of de in het eerste lid
bedoelde geadresseerde het e-AD heeft ontvangen, dient de geadresseerde
onverwijld een bericht van ontvangst in overeenkomstig
onderscheidenlijk artikel 2, dertiende lid, 3, derde lid, en 3a, zesde
lid. De artikelen 2, veertiende lid, 3, vierde lid,
en 3a, zevende lid
zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4
1.
De
vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of de in Nederland
gevestigde geregistreerde geadresseerde kan verzoeken om toestemming
tot het toepassen van rechtstreekse aflevering, bedoeld in artikel 2a,
vijfde lid, van de wet.
2.
De
toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt opgenomen in de
vergunning van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of van
de in Nederland gevestigde geregistreerde geadresseerde. Op de
toestemming zijn de artikelen 43 tot en met 46 en 48 tot en met 50 van
de wet van overeenkomstige toepassing.
3.
De
toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt verleend onder de
hierna genoemde voorwaarden en
beperkingen:
a.de
toestemming is alleen van toepassing op de accijnsgoederen die in de
vergunning zijn
vermeld;
b.de afnemer
aan wie rechtstreeks wordt afgeleverd is een ondernemer in de zin van
de Wet op de omzetbelasting 1968 en treedt niet op in de hoedanigheid
van een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of een
geregistreerde
geadresseerde;
c.alle
accijnsgoederen die op het e-AD zijn vermeld, worden rechtstreeks
afgeleverd op de plaats van rechtstreekse
aflevering;
d.de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde
geadresseerde zorgt ervoor dat hij wordt geïnformeerd over de
datum waarop de accijnsgoederen zijn ontvangen op de plaats van
rechtstreekse aflevering. Deze datum wordt op de commerciële
bescheiden, behorende bij de fysieke aflevering,
vermeld;
e.de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde
geadresseerde blijft verantwoordelijk voor de indiening van het bericht
van ontvangst. Hij vermeldt daarin de datum waarop de accijnsgoederen
zijn ontvangen op de plaats van rechtstreekse
aflevering;
f.de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde
geadresseerde neemt de hoeveelheid accijnsgoederen die door de afnemer
is ontvangen op de plaats van rechtstreekse aflevering in zijn
administratie op als ontvangen en tot verbruik uitgeslagen
hoeveelheid;
g.de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde
geadresseerde richt zijn administratie zodanig in dat daarin op
overzichtelijke wijze alle gegevens zijn opgenomen omtrent de
rechtstreekse
afleveringen;
h.iedere
wijziging die zich na het verlenen van de toestemming voordoet, wordt
schriftelijk gemeld aan de inspecteur die de toestemming voor
rechtstreekse aflevering heeft
verleend;
i.bij
gebleken misbruik of indien aan één of meer van deze
voorwaarden niet wordt voldaan wordt de verleende toestemming
ingetrokken.
4.
De
toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt niet
verleend:
a.aan
een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats als bedoeld in
artikel 42a van de
wet;
b.aan
een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats, waar
accijnsgoederen worden vervaardigd, indien de hoeveelheid
accijnsgoederen die gemiddeld over een jaar voorhanden is niet meer
bedraagt dan de op grond van artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van
de wet, bij ministeriële regeling per soort accijnsgoed
vastgestelde hoeveelheid;
c.aan een geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 50a, derde lid, van de wet.
Artikel 4a
1.
Niettegenstaande
artikel 3d vormt in de gevallen, bedoeld in artikel 2a, eerste, tweede
en derde lid, van de wet, het in artikel 1a, onderdeel g, bedoelde
bericht van ontvangst of het in artikel 1a, onderdeel h, bedoelde
bericht van uitvoer het bewijs dat een overbrenging overeenkomstig
artikel 2b, tweede lid, van de wet is geëindigd.
2.
In
afwijking van het eerste lid kan, bij gebreke van een bericht van
ontvangst of een bericht van uitvoer om andere dan de in artikel 3d
vermelde redenen, het eindigen van de overbrenging van accijnsgoederen
onder een accijnsschorsingsregeling in de in artikel 2a, eerste lid,
onderdelen a, b, c en e, en derde lid, onderdelen a, b, c en e, van de
wet bedoelde gevallen ook worden aangetoond met een op basis van
afdoend bewijs opgestelde aftekening van de bevoegde autoriteiten van
de lidstaat van bestemming dat de verzonden accijnsgoederen de
opgegeven bestemming hebben bereikt of, in de in artikel 2a, eerste
lid, onderdeel d, en derde lid, onderdeel d, van de wet bedoelde
gevallen, met een aftekening van de bevoegde autoriteiten van de
lidstaat waar het douanekantoor van uitgang is gelegen, ter bevestiging
dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Unie hebben
verlaten.
3.
Voor de
toepassing van het tweede lid geldt een document dat door de
geadresseerde wordt ingediend en dezelfde gegevens als het bericht van
ontvangst of het bericht van uitvoer bevat, als afdoend
bewijs.
Artikel 5
1.
In
afwijking van de artikelen 2, eerste lid, en 3, eerste lid, behoeft het
door middel van een pijpleiding brengen van minerale oliën vanuit
een accijnsgoederenplaats naar een belastingentrepot, alsmede het door
middel van een pijpleiding brengen van minerale oliën vanuit een
belastingentrepot naar een accijnsgoederenplaats niet te worden
aangetoond met een e-AD.
2.
Van het
brengen, bedoeld in het eerste lid, wordt door de vergunninghouder van
de accijnsgoederenplaats maandelijks een opgaaf verstrekt aan de
inspecteur.
Artikel 6
1.
De
overbrenging, bedoeld in artikel 2e, derde lid, van de wet, van een
accijnsgoed vanuit een andere lidstaat naar Nederland vindt plaats
onder dekking van een vereenvoudigd administratief
geleidedocument.
2.
De
personen, bedoeld in artikel 2e, tweede lid, van de wet, stellen de
inspecteur voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen in
kennis van de verzending van de goederen en stellen zekerheid voor de
accijns die zij verschuldigd kunnen worden.
3.
Het
eerste en tweede lid zijn niet van toepassing met betrekking tot het
vervoer van andere minerale oliën dan bedoeld in artikel 5, vierde
lid, van de wet.
Artikel 6a
1.
Het
overbrengen van in Nederland reeds tot verbruik uitgeslagen
accijnsgoederen via het grondgebied van een andere lidstaat naar een
bestemming in Nederland vindt plaats onder dekking van een
vereenvoudigd geleidedocument.
2.
De
verzender van de in het eerste lid bedoelde accijnsgoederen stelt de
inspecteur voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen in
kennis van de verzending.
3.
De
geadresseerde van de in het eerste lid bedoelde accijnsgoederen stelt
de inspecteur in kennis van de ontvangst van de goederen.
4.
Het
overbrengen van accijnsgoederen die in een andere lidstaat tot verbruik
zijn uitgeslagen en waarvan in Nederland de accijns niet is geheven via
het grondgebied van Nederland naar een bestemming in die andere
lidstaat, wordt aangetoond met een vereenvoudigd
geleidedocument.
5.
Artikel
34, derde lid, onderdeel a, is van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 6b
Vervallen
Afdeling 2a Gebruik als brandstof in een
accijnsgoederenplaats
Artikel 6c
1.
Het verbruik bedoeld in artikel 2,
achtste lid, van de
wet van minerale oliën als brandstof voor
het vervaardigen van minerale oliën, dient te blijken uit de
administratie.
2.
Als verbruik als brandstof voor het vervaardigen van
minerale oliën wordt aangemerkt het verbruik voor de
energielevering aan bijeenbehorende produktie-installaties
waar, anders dan door vermenging, ten minste 30 percent van
de vervaardigde produkten minerale oliën zijn.
3.
De als brandstof voor de energielevering ingezette minerale
oliën kunnen bij voorrang worden toegerekend aan de
energie-afname van de in het tweede lid bedoelde
bijeenbehorende produktie-installaties.
4.
Voor de toerekening bij voorrang wordt uitgegaan van een
energiebalans per maand per produktielokatie; een
produktielokatie kan zowel de minerale oliën afdeling als de
petrochemische afdeling omvatten.
5.
In de energiebalans worden opgenomen de binnen de
produktielokatie opgewekte hoeveelheid energie en de
hoeveelheid en de soort van de daartoe aangewende
brandstoffen, alsmede de hoeveelheid afgegeven energie en
alle produktie-eenheden waaraan de energie is afgegeven,
onderscheiden in die waarin in enigszins betekenende mate
minerale oliën worden vervaardigd en andere
produktie-eenheden.
Afdeling 3 Ontheffing algemene verbodsbepalingen
Artikel 7
1.
De ontheffing als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel
a, van de wet vindt uitsluitend toepassing indien uit de
administratie van degene die de accijnsgoederen vervaardigt
uit andere accijnsgoederen blijkt dat het accijnsbedrag dat
eerstbedoelde accijnsgoederen vertegenwoordigen niet hoger
is dan het accijnsbedrag dat de accijnsgoederen
vertegenwoordigen waaruit zij zijn vervaardigd en dat de
accijns voor deze laatstbedoelde goederen is betaald.
2.
De ontheffing als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel
b, van de wet vindt uitsluitend toepassing indien degene
die de accijnsgoederen vervaardigt in het bezit is van een
op grond van artikel 18, eerste lid, onderdeel
a, voor de vervaardiging van de
desbetreffende accijnsgoederen verleende vergunning.
3.
De ontheffing als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel
c, van de wet vindt uitsluitend toepassing indien de
thuis vervaardigde accijnsgoederen worden verbruikt door de
vervaardiger, zijn huisgenoten of zijn gasten.
4.
De ontheffing, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel
d, van de
wet, vindt uitsluitend toepassing indien
uit de administratie van degene die de minerale oliën
vervaardigt of voor commerciële doeleinden voorhanden heeft
blijkt dat het minerale oliën betreft bedoeld in
artikel 5, derde lid, onderdeel
d, van de
wet.
Hoofdstuk II Vergunningen
Afdeling 1 Accijnsgoederenplaats
Artikel 8
1.
De vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats moet:
a.de administratieve organisatie van de
accijnsgoederenplaats zodanig doen zijn dat zij een
juiste en volledige vastlegging van de
bedrijfshandelingen waarborgt; en
b.de administratie van de accijnsgoederenplaats
zodanig doen zijn dat daarin op overzichtelijke
wijze de gegevens omtrent alle voor de heffing van
de accijns van belang zijnde bedrijfshandelingen
zijn opgenomen.
2.
De administratie van de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats dient in ieder geval te bevatten de
regelmatige aantekening van:
a.de uitgeslagen accijnsgoederen en de daarvoor
uitgereikte facturen;
b.de
in artikel 1a, onderdelen c, en e tot en met j, bedoelde documenten en
berichten of, indien artikel 2a toepassing vindt, de overgebrachte
accijnsgoederen met de daarbij behorende gegevens en de daarvoor
uitgereikte facturen;
c.de
in Nederland geleverde accijnsgoederen en de uit Nederland betrokken
accijnsgoederen;
d.de
naar een andere lidstaat overgebrachte accijnsgoederen en de uit een
andere lidstaat betrokken accijnsgoederen;
en
e.de naar een derde
land overgebrachte accijnsgoederen en de uit een derde land betrokken
accijnsgoederen.
3.
Met betrekking tot accijnsgoederenplaatsen waar
accijnsgoederen worden vervaardigd, dient de in het eerste
lid, onderdeel b, bedoelde
administratie tevens de voor de heffing van de accijns van
belang zijnde gegevens te bevatten omtrent de inkoop van
grondstoffen en van halffabrikaten, alsmede omtrent de
vervaardiging van halffabrikaten en van eindprodukten.
Artikel 8a
Onverminderd artikel 8, tweede lid, moet de
administratie van de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats als
bedoeld in artikel 42a, eerste lid, onderdeel c, van de wet in ieder
geval bevatten de regelmatige aantekening
van:
a.de
minerale oliën die aan boord van schepen zijn afgeleverd in het
kader van de bevoorrading van schepen, bedoeld in artikel 66 van de
wet;
b.de voor de
afleveringen, bedoeld in onderdeel a, uitgereikte facturen alsmede de
ter zake van die afleveringen opgemaakte en terugontvangen
verklaringen, bedoeld in artikel 19;
en
c.de ontvangen hoeveelheden minerale oliën volgens de berichten, bedoeld in artikel 1a, onderdelen g en j, en de afgeleverde hoeveelheden minerale oliën volgens de verklaringen, bedoeld in artikel 19, op zodanige wijze dat aan de hand van deze berichten en verklaringen het verband tussen de ontvangen en afgeleverde hoeveelheden kan worden vastgesteld.
Artikel 9
1.
Indien degene die om een vergunning voor een
accijnsgoederenplaats verzoekt naar het oordeel van de
inspecteur niet volledig kan voldoen aan het bepaalde in
artikel 8, eerste
lid, stelt de inspecteur voorwaarden met
betrekking tot de locatie en de inrichting van de
accijnsgoederenplaats, alsmede met betrekking tot het
stelsel van toezicht.
2.
De in het eerste lid bedoelde inrichting van een
accijnsgoederenplaats heeft mede betrekking op de daar
aanwezige produktie-, transport- en opslaginstallaties.
Afdeling 2 Geregistreerde
geadresseerden
Artikel 9a
1.
De geregistreerde
geadresseerde moet de
administratie van zijn bedrijf zodanig doen zijn dat daarin
op overzichtelijke wijze alle voor de heffing van de accijns
van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.
2.
De administratie van de geregistreerde
geadresseerde dient in ieder geval te bevatten de
regelmatige aantekening van:
a.de ontvangen accijnsgoederen en de daarbij behorende
facturen; en
b.de
documenten en berichten als bedoeld in artikel
3.
Artikel 9b
Vervallen
Afdeling 3 Geregistreerde
afzenders
Artikel 9c
1.
De
geregistreerde afzender moet de administratie van zijn bedrijf zodanig
doen zijn dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de heffing van
de accijns van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.
2.
De
administratie van de geregistreerde afzender dient in ieder geval te
bevatten de regelmatige aantekening
van:
a.de
accijnsgoederen die door hem zijn overgebracht naar de in artikel 2a,
derde lid, onderdelen a tot en met e, van de wet bedoelde
bestemmingen;
b.de
documenten en berichten als bedoeld in artikel
3a.
Afdeling 4 Fiscaal vertegenwoordiger van de
verkoper op afstand
Artikel 9d
1.
De fiscaal vertegenwoordiger van de in een andere lidstaat
gevestigde verkoper op afstand moet de administratie van
zijn bedrijf zodanig doen zijn dat daarin op overzichtelijke
wijze alle voor de heffing van de accijns van belang zijnde
gegevens zijn opgenomen.
2.
De administratie van de fiscaal vertegenwoordiger dient in
ieder geval te bevatten de regelmatige aantekening van:
a.de accijnsgoederen die door zijn opdrachtgever zijn
geleverd in de zin van artikel 2f van de wet en waarvoor de accijns door hem
dient te worden voldaan; en
b.de door hem aan zijn opdrachtgever uitgereikte
facturen.
Afdeling 5 Toestemming
tot het aanvragen van accijnszegels
Artikel 9e
1.
Degene
aan wie toestemming is verleend om accijnszegels aan te vragen moet per
toestemming een zegeladministratie
voeren.
2.
Indien
de toestemming tot het aanvragen van accijnszegels door de inspecteur
wordt ingetrokken, moet degene die de accijnszegels heeft aangevraagd
de bij hem aanwezige voorraden accijnszegels, die nog niet op
tabaksproducten zijn aangebracht, onverwijld aan de inspecteur
zenden.
Artikel 9f
1.
In de in
artikel 75, eerste lid, onderdelen c en d, van de wet bedoelde gevallen
kunnen tabaksproducten worden uitgeslagen tot verbruik door een ander
dan degene die de accijnszegels heeft
aangevraagd.
2.
Degene
die de accijnszegels heeft aangevraagd neemt in zijn zegeladministratie
alle bescheiden op waaruit blijkt dat de accijns
ter zake van de in het eerste lid bedoelde uitslag tot verbruik is voldaan.
Hoofdstuk III Wijze van heffing
Artikel 10
1.
Het bepaalde in artikel 51, tweede lid, van de
wet vindt uitsluitend toepassing met
betrekking tot minerale oliën die zijn uitgeslagen uit een
accijnsgoederenplaats op basis van een schriftelijke
opdracht van een vergunninghouder van een andere
accijnsgoederenplaats voor minerale oliën.
2.
De vergunninghouder in wiens opdracht de uitslag heeft
plaatsgevonden maakt in zijn
administratie aantekening van de accijnsgoederenplaats
waaruit de uitslag heeft plaatsgevonden, van de naam van de
vergunninghouder van de desbetreffende accijnsgoederenplaats
en van het nummer van de vergunning van die
vergunninghouder.
3.
De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waaruit
minerale oliën zijn uitgeslagen maakt in zijn administratie aantekening
van die uitslag,
van de naam van de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats in wiens opdracht de accijnsgoederen
zijn uitgeslagen en van het nummer van de vergunning van die
vergunninghouder.
Hoofdstuk IV Vrijstellingen en teruggaven
Afdeling 1 Vrijstellingen
Artikel 11
Vervallen
Artikel 12
Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag tot
verbruik
van overige alcoholhoudende produkten die kennelijk niet zijn
bestemd voor inwendig gebruik door de mens wordt verleend voor
produkten die zijn vermengd met bij ministeriële regeling
aangewezen stoffen tot de daarbij te bepalen hoeveelheden.
Artikel 13
Vervallen
Artikel 14
Vervallen
Artikel 15
Vrijstelling van accijns wordt verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van minerale oliën, andere dan minerale oliën van de GN-codes 3811 11 10, 3811 11 90, 3811 19 00 en 3811 90 00, die kennelijk niet zijn bestemd te worden gebruikt als brandstof voor verwarming, als motorbrandstof of als grondstof indien de verkoopprijs exclusief accijns en omzetbelasting van de desbetreffende minerale olie hoger is dan de verkoopprijs inclusief accijns en omzetbelasting van de gelijkwaardige soort minerale olie die wordt gebruikt als brandstof.
Artikel 15a
1.
Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag tot
verbruik van minerale oliën die in hoogovens met het oog op
chemische reductie worden ingespoten als toevoeging aan de
steenkool, die wordt gebruikt als voornaamste brandstof,
wordt verleend, indien degene die de minerale oliën betrekt
in het bezit is van een vergunning van de inspecteur waaruit
blijkt dat hij de desbetreffende goederen met vrijstelling
mag betrekken met inachtneming van de in het tweede lid
opgenomen voorwaarden.
2.
In de in het eerste lid bedoelde vergunning kunnen nadere
technische en administratieve voorwaarden worden gesteld ter
vaststelling van de betrokken hoeveelheid minerale oliën ter
zake waarvan vrijstelling wordt gevraagd.
Artikel 16
Vervallen
Artikel 17
Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag tot
verbruik
van sigaretten en rooktabak die geheel uit andere stoffen dan
tabak bestaan en die uitsluitend zijn bestemd om te worden
gebruikt voor medicinale doeleinden wordt verleend indien de
samenstelling van de sigaretten en de rooktabak en de bestemming
ervan blijken uit de kleinhandelsverpakking en de presentatie
van het produkt.
Artikel 18
1.
Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen die worden gebruikt:
a.voor het vervaardigen van accijnsgoederen als
bedoeld in artikel 64 van de
wet, dan wel overeenkomstig de in
dat artikel voor het desbetreffende accijnsgoed
aangegeven bestemming; dan wel
b.als grondstof voor het vervaardigen van
niet-accijnsgoederen, wordt verleend indien degene
die de accijnsgoederen betrekt in het bezit is van
een vergunning van de inspecteur waaruit blijkt dat
hij de desbetreffende accijnsgoederen met
vrijstelling mag betrekken met inachtneming van de
in het tweede tot en met vijfde lid opgenomen
voorwaarden.
2.
Om de in het eerste lid bedoelde vergunning te kunnen
verkrijgen dient de administratie van degene die om de
vergunning verzoekt zodanig te zijn ingericht dat daarin op
overzichtelijke wijze de gegevens omtrent alle voor de
vrijstelling van accijns van belang zijnde
bedrijfshandelingen zijn opgenomen. Daarin moeten in ieder
geval de gegevens zijn opgenomen omtrent de betrokken
accijnsgoederen en omtrent de daarvan vervaardigde
accijnsgoederen en niet-accijnsgoederen, dan wel omtrent het
gebruik van de desbetreffende accijnsgoederen.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, zijn de artikelen 12,
15 en
17 van
overeenkomstige toepassing op de door degene die de goederen
met vrijstelling betrekt vervaardigde accijnsgoederen.
4.
Degene die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt
dient zekerheid te stellen voor de accijns die hij
verschuldigd kan worden. De artikelen 56, vijfde tot en met
achtste lid, en 57 tot en met 60, van de
wet zijn van overeenkomstige toepassing.
5.
Onverminderd
de in het tweede tot en met vierde lid bedoelde voorwaarden wordt de
vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, verleend
indien:
a.degene
die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt verklaart dat de aan
hem te leveren accijnsgoederen worden gebruikt voor het in het eerste
lid, onderdelen a en b, bedoelde
gebruik;
b.de
verklaring in tweevoud geschiedt met gebruikmaking van een bescheid
opgesteld
door:
–de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag uit
de
accijnsgoederenplaats;
–de
geregistreerde geadresseerde ter zake van de door hem ontvangen
accijnsgoederen;
of
–degene die
de levering verricht in geval van
invoer;
c.degene
die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt beide exemplaren van de
verklaring ondertekent;
d.een
exemplaar op overzichtelijke wijze is opgenomen in de administratie
van:
–de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag uit
de
accijnsgoederenplaats;
–de
geregistreerde geadresseerde ter zake van de door hem ontvangen
accijnsgoederen;
of
–degene die
de aangifte doet tot plaatsing onder de douaneregeling in het vrije
verkeer brengen, in geval van invoer;
en
e.het
andere exemplaar op overzichtelijke wijze is opgenomen in de
administratie van degene die de accijnsgoederen met vrijstelling
betrekt.
6.
De
verklaring, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, blijft achterwege
indien degene die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt tevens
een van degenen is als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel
b.
7.
De
verklaring, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, kan bij levering
van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats aan een persoon
die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt, op verzoek achterwege
blijven,
indien:
a.zowel de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats als degene die de
accijnsgoederen met vrijstelling betrekt, beschikt over een
administratie waarin dergelijke leveringen op overzichtelijke wijze
worden
bijgehouden;
b.na
afloop van elke kalendermaand door de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats een maandverklaring in tweevoud wordt opgemaakt,
waarin opgaaf wordt gedaan van de door hem in de afgelopen
kalendermaand zonder verklaring als bedoeld in het vijfde lid,
onderdeel a, geleverde
accijnsgoederen;
c.een
exemplaar van de maandverklaring op overzichtelijke wijze is opgenomen
in de administratie van de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats;
en
d.het andere
exemplaar van de maandverklaring wordt verstrekt aan degene aan wie in
de betreffende kalendermaand accijnsgoederen met vrijstelling van
accijns zijn geleverd, welk exemplaar op overzichtelijke wijze in diens
administratie wordt opgenomen.
8.
Met
betrekking tot het gebruik van de maandverklaring, bedoeld in het
zevende lid, onderdeel b, is artikel 2a, tweede tot en met zevende lid,
van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 19
Vrijstelling
van accijns ter zake van de uitslag tot
verbruik van minerale
oliën die worden gebruikt voor de aandrijving van schepen of als
scheepsbehoeften aan boord van schepen, wordt verleend
indien:
a.de eigenaar of exploitant van het schip of zijn
vertegenwoordiger aan boord van het schip verklaart dat de aan hem te
leveren minerale oliën worden gebruikt voor het in de aanhef
bedoelde gebruik;
b.de verklaring in
tweevoud geschiedt met gebruikmaking van een door de vergunninghouder
van de accijnsgoederenplaats opgesteld bescheid in
geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats of
met gebruikmaking van een door degene die de levering verricht
opgesteld bescheid in geval van
invoer;
c.de eigenaar of exploitant van het schip of zijn
vertegenwoordiger aan boord van het schip beide exemplaren van de
verklaring ondertekent; en
d.een
exemplaar op overzichtelijke wijze wordt bewaard bij de administratie
van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in
geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats en bij de administratie van degene die de aangifte tot
plaatsing onder de douaneregeling brengen in het vrije verkeer doet,
in geval van
invoer. Het andere exemplaar wordt op overzichtelijke wijze
bewaard bij de administratie aan boord van het
schip.
Artikel 19a
Artikel 19
is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van vrijstelling van
accijns ter zake van de uitslag tot
verbruik van andere accijnsgoederen
dan de in artikel 19 bedoelde minerale oliën, die worden
gebruikt aan boord van schepen in het verkeer van Nederland naar een
andere lidstaat, anders dan over de
binnenwateren.
Artikel 20
1.
Vrijstelling
van accijns als bedoeld in artikel 19 wordt voor lichte olie niet
verleend.
2.
Vrijstelling
van accijns als bedoeld in artikel 19 wordt voor halfzware olie en
gasolie uitsluitend verleend indien die oliën zijn voorzien van herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 1a, derde lid, van de wet.
3.
Het
tweede lid is van overeenkomstige toepassing op producten van GN-code 3824 99 92 (met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten) voor zover deze voor de toepassing van het tarief kunnen worden gelijkgesteld met halfzware olie of gasolie alsmede van de GN-codes 3826 00 10 en 3826 00 90.
Artikel 21
Vervallen
Artikel 21a
Vrijstelling
van accijns ter zake van de uitslag tot
verbruik van accijnsgoederen,
andere dan voor de voortstuwing bestemde minerale olie, die worden
gebruikt aan boord van luchtvaartuigen in het verkeer van Nederland
naar een andere lidstaat wordt verleend
indien:
a.de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig of
zijn vertegenwoordiger aan boord van het luchtvaartuig verklaart dat de
aan hem te leveren accijnsgoederen worden gebruikt voor het in de
aanhef bedoelde gebruik;
b.de
verklaring in tweevoud geschiedt met gebruikmaking van een door de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats opgesteld bescheid
in
geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats of met gebruikmaking van een door degene die de
levering verricht opgesteld bescheid in geval van
invoer;
c.de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig of
zijn vertegenwoordiger aan boord van het luchtvaartuig beide exemplaren
van de verklaring ondertekent; en
d.een exemplaar op overzichtelijke wijze wordt
bewaard bij de administratie van de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats in
geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats en bij de administratie van
degene die de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling brengen in
het vrije verkeer doet, in geval van
invoer. Het andere exemplaar wordt
op overzichtelijke wijze bewaard bij de administratie van de eigenaar
of exploitant van het
luchtvaartuig.
Artikel 21b
1.
De
vrijstelling, bedoeld in artikel 66b, eerste en tweede lid, van de wet,
wordt verleend indien wordt aangetoond dat de accijnsgoederen worden
meegevoerd in de persoonlijke bagage van de reizigers, bedoeld in
artikel 66b, eerste lid, van de wet, dan wel worden geleverd op de in
artikel 66b, tweede lid, van de wet bedoelde wijze.
2.
In
afwijking van artikel 2, eerste lid, geschiedt het aantonen, bedoeld in
het eerste lid, aan de hand van de bewijzen van vervoer, bedoeld in
artikel 66b, derde lid, van de wet.
3.
Onverminderd
artikel 8, tweede lid, moet de administratie van de vergunninghouder
van een accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden
uitgeslagen in ieder geval bevatten de regelmatige aantekening
van:
a.de
accijnsgoederen die worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van de
reizigers, bedoeld in artikel 66b, eerste lid, van de
wet;
b.de
accijnsgoederen die worden geleverd op de in artikel 66b, tweede lid,
van de wet bedoelde
wijze;
c.de bewijzen
van vervoer, bedoeld in artikel 66b, derde lid, van de
wet.
Artikel 22
Vervallen
Artikel 23
1.
Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag tot
verbruik van accijnsgoederen die worden gebruikt voor
onderzoek, kwaliteitscontroles en smaaktesten buiten een
accijnsgoederenplaats wordt verleend indien de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de
accijnsgoederen worden uitgeslagen dan wel degene die de
goederen invoert, in het bezit is van een vergunning van de
inspecteur waaruit blijkt dat hij de desbetreffende
accijnsgoederen met vrijstelling mag uitslaan dan wel
invoeren.
2.
De vergunning wordt op verzoek verleend. In het verzoek om
de vergunning worden vermeld:
a.de soort, de hoeveelheid en de voor de
accijnsheffing van belang zijnde samenstelling van
de accijnsgoederen;
b.de naam en het adres van de inrichting waar de
accijnsgoederen zullen worden onderzocht,
gecontroleerd of getest;
c.de aard en het doel van het onderzoek, de controle
of de test; en
d.de bestemming van de eventueel resterende
accijnsgoederen na afloop van het onderzoek, de
controle of de test.
3.
Bij het verzoek om de vergunning moet de schriftelijke
opdracht voor de in het eerste lid bedoelde onderzoeken,
controles of testen worden overgelegd.
4.
De vergunning kan worden verleend voor een bepaalde periode
of voor periodiek wederkerende onderzoeken, controles of
testen. De in het tweede lid bedoelde opdrachten dienen
alsdan afzonderlijk per onderzoek, controle of test uit de
administratie te blijken.
5.
De accijnsgoederen die na afloop van de in het eerste lid
bedoelde onderzoeken, controles of testen resteren moeten na
de onderzoeken, controles of testen worden overgebracht naar
een accijnsgoederenplaats, worden uitgevoerd of onder
ambtelijk toezicht worden vernietigd.
Afdeling 2 Teruggaven
Artikel 23a
1. Teruggaaf van accijns voor minerale
oliën die worden gebruikt voor het opwekken van elektriciteit in
een installatie met een elektrisch vermogen van minimaal 60 kilowatt, wordt verleend aan
degene die de minerale oliën overeenkomstig het vorenstaande
heeft gebruikt.
2. Het gebruik van de
minerale oliën als bedoeld in het eerste lid dient te blijken
uit de administratie van de gebruiker. Uit deze administratie dient
eveneens te blijken dat de opgewekte elektriciteit op een Nederlands
net als bedoeld in artikel 69a, tweede lid, van de wet, is ingevoed dan
wel, indien geen invoeding op een Nederlands net heeft plaatsgevonden,
dat die elektriciteit overeenkomstig artikel 50, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag in de heffing van energiebelasting
is betrokken.
Artikel 24
Voor de toepassing van de teruggaaf van accijns voor
accijnsgoederen in gevallen waarin deze accijnsgoederen op de
voet van artikel 65 van de
wet zouden kunnen worden betrokken met
vrijstelling, is artikel 18 van
overeenkomstige toepassing met uitzondering van het bepaalde in het vierde tot en met
achtste lid van dat artikel.
Artikel 25
1. Teruggaaf
van accijns voor accijnsgoederen waarvoor op de voet van de artikelen
66 en 66a van de wet aanspraak op een vrijstelling zou bestaan, wordt
verleend
indien:
a.degene die om teruggaaf verzoekt in zijn administratie een verklaring
opneemt van de eigenaar of exploitant van het schip of
luchtvaartuig of zijn vertegenwoordiger aan boord van het schip of
luchtvaartuig dat de accijnsgoederen worden gebruikt voor het in de
artikelen 66 en 66a van de wet bedoelde gebruik;
b.de verklaring in tweevoud geschiedt met
gebruikmaking van een door degene die de levering heeft verricht
opgesteld bescheid;
c.de eigenaar of
exploitant van het schip of luchtvaartuig of zijn vertegenwoordiger aan
boord van het schip of luchtvaartuig beide exemplaren van de verklaring
ondertekent; en
d.een exemplaar van de
verklaring op overzichtelijke wijze wordt bewaard bij de administratie
aan boord van het schip of bij de administratie van de eigenaar of
exploitant van het luchtvaartuig.
2. Bij de toepassing van het eerste lid is artikel 20
van overeenkomstige toepassing voor zover het minerale oliën
betreft die worden gebruikt voor de aandrijving van schepen of als
scheepsbehoeften aan boord van schepen.
Artikel 26
Vervallen
Artikel 27
Vervallen
Artikel 27a
Vervallen
Artikel 28
1.
Teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die zijn verloren
gegaan wordt verleend indien de goederen tot een
bedrijfsvoorraad behoren en de belanghebbende onverwijld
nadat is geconstateerd dat de accijnsgoederen zijn verloren
gegaan, daarvan melding doet bij de inspecteur.
2.
De soort, de hoeveelheid en de voor de berekening van de
teruggaaf van belang zijnde samenstelling van de
accijnsgoederen die zijn verloren gegaan, alsmede het
tijdstip waarop en de oorzaak waardoor de accijnsgoederen
verloren zijn gegaan, dienen door de belanghebbende te
worden aangetoond.
3.
Teruggaaf wordt uitsluitend verleend indien het verloren
gaan van de accijnsgoederen is te wijten aan overmacht of
ongeval.
Artikel 29
Voor de toepassing van de teruggaaf voor onder ambtelijk
toezicht vernietigde accijnsgoederen is artikel 28, eerste en tweede
lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 30
Teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die
zijn gebracht naar een derde land, wordt verleend indien in de
administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns
documenten zijn opgenomen die zijn vereist op grond van wettelijke
bepalingen als bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de
Algemene douanewet, waarmee wordt aangetoond dat de accijnsgoederen ten
uitvoer zijn aangegeven en het grondgebied van de Unie hebben
verlaten.
Artikel 31
1.
Teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die zijn gebracht
binnen een accijnsgoederenplaats die voor dat soort
accijnsgoed als zodanig is aangewezen, wordt verleend aan de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de
goederen zijn overgebracht indien uit de administratie
blijkt dat de goederen in zijn accijnsgoederenplaats zijn
opgenomen.
2.
De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats brengt het
bedrag waarvoor aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt in
mindering op het bedrag dat hij ingevolge artikel 53 van de wet op aangifte moet voldoen over het tijdvak
waarin de desbetreffende accijnsgoederen binnen zijn
accijnsgoederenplaats zijn gebracht.
Artikel 31a
1.
Voor de
toepassing van de teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die door
een ondernemer zijn overgebracht in de zin van artikel 71, eerste lid,
onderdeel e, van de wet, moet
belanghebbende:
a.de
accijnsgoederen vervoeren onder dekking van een vereenvoudigd
administratief geleidedocument;
en
b.het
van de geadresseerde terugontvangen derde exemplaar van het
geleidedocument, voorzien van de aantekening door de geadresseerde dat
de goederen door hem zijn ontvangen, in zijn administratie
opnemen.
2.
Naast het in
het eerste lid, onderdeel b, bedoelde exemplaar van het geleidedocument
is in de administratie van belanghebbende een document
opgenomen waaruit blijkt dat de betaling van
accijns in de lidstaat van bestemming heeft plaatsgevonden. Indien in
de lidstaat van bestemming geen accijns verschuldigd is, moet
vorengenoemd document de navolgende gegevens
vermelden:
a.het
adres van de ter zake bevoegde fiscale autoriteiten van de lidstaat van
bestemming;
b.de datum
van aanvaarding van de aangifte door de ter zake bevoegde fiscale
autoriteiten van de lidstaat van bestemming alsmede het
registratienummer van de
aangifte.
Artikel 31b
Voor de toepassing van de teruggaaf van accijns
voor accijnsgoederen die zijn geleverd in de zin van artikel 71, eerste
lid, onderdeel f, van de wet, moet
belanghebbende:
a.in zijn administratie
een document opnemen waaruit blijkt dat de betaling van accijns in de
lidstaat van bestemming heeft plaatsgevonden. Indien in de lidstaat van
bestemming geen accijns verschuldigd is, blijkt uit de
administratie dat de accijnsgoederen in de lidstaat van
bestemming zijn
afgeleverd;
b.voorafgaand
aan de verzending van de accijnsgoederen bij één enkel, door
de lidstaat van bestemming speciaal voor afstandsverkopen aangewezen
loket en onder de door deze lidstaat vast te stellen voorwaarden, zijn
identiteit bekend maken en zekerheid stellen voor de betaling van de
accijns;
c.bij de
aankomst van de accijnsgoederen de accijns voldoen aan het in onderdeel
b bedoelde
loket;
d.een
administratie voeren van de leveringen van de
accijnsgoederen.
Artikel 31c
Vervallen
Artikel 31d
Het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 71g
van de wet, wordt gedaan uiterlijk drie maanden na afloop van het
kalenderkwartaal waarin het vloeibaar gemaakt petroleumgas is geleverd.
Artikel 31e
1.
Teruggaaf
van accijns als bedoeld in artikel 71h, eerste lid, van de wet, wordt
slechts verleend indien de motorbrandstof wordt gebruikt voor het aandrijven van motorrijtuigen.
2.
Teruggaaf van accijns als bedoeld in het eerste lid wordt verleend voor motorbrandstof waarvan uit de bedrijfsadministratie van de inboeker, bedoeld in artikel 9.7.1.1 van de Wet milieubeheer, blijkt dat zij geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a.biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van de Richtlijn hernieuwbare energie en voldoet aan de eisen die zijn gesteld in artikel 9.7.4.2 van de Wet milieubeheer; of
b.hernieuwbare brandstof als bedoeld in artikel 9.7.1.1 van de Wet milieubeheer en voldoet aan de eisen die zijn gesteld in artikel 9.7.4.4 van de Wet milieubeheer.
3.
Een teruggaaf van accijns op grond van de artikelen 71 of 71a van de wet voor motorbrandstof die geheel of gedeeltelijk bestaat uit biobrandstof of hernieuwbare brandstof als bedoeld in artikel 71h, eerste lid, onderdelen a respectievelijk b, van de wet wordt verminderd met een eerdere teruggaaf van accijns op grond van artikel 71h van de wet.
Artikel 31f
Indien teruggaaf van accijns is verleend op grond van artikel 71i van de wet wordt bij een later verzoek om teruggaaf van accijns op grond van de artikelen 70, eerste lid, onderdeel b, 71 of 71a van de wet het bedrag aan laatstbedoelde teruggaaf verminderd met het bedrag aan teruggaaf verleend op grond van artikel 71i van de wet.
Artikel 32
1.
Bij een verzoek om teruggaaf binnen drie maanden na een
tariefwijziging van de accijns wordt de teruggaaf ingevolge
deze afdeling bij een tariefverhoging naar het daarvóór
geldende tarief en bij een tariefverlaging naar het dan
geldende tarief verleend, tenzij de belanghebbende aantoont
dat de accijns waarvan teruggaaf wordt gevraagd, is voldaan
naar het na de tariefverhoging geldende onderscheidenlijk
vóór de tariefverlaging gegolden hebbende hogere tarief.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met
betrekking tot een gedeeltelijke teruggaaf van accijns.
Artikel 33
Vervallen
Hoofdstuk IVA Vervallen
Artikel 33a
Vervallen
Hoofdstuk V Bijzondere bepalingen
Afdeling 1 Controlebepalingen
Artikel 34
1.
Van
accijnsgoederen, andere dan tabaksproducten die zijn voorzien van de
wettelijk voorgeschreven accijnszegels, die worden vervoerd of
voorhanden zijn, niet zijnde onder een accijnsschorsingsregeling, wordt
aan de hand van bescheiden de herkomst
aangetoond.
2.
Het
bescheid dat wordt gebruikt om de herkomst aan te tonen van
accijnsgoederen die worden vervoerd, niet zijnde onder een
accijnsschorsingsregeling, mag niet ouder zijn dan zes dagen, tenzij
wordt aangetoond dat het vervoer langer dan zes dagen geleden is
aangevangen.
3.
Het
eerste lid is niet van toepassing op
accijnsgoederen:
a.beneden
de op grond van artikel 2d, tweede lid, van de wet vastgestelde
hoeveelheden; en
b.die
bij anderen dan ondernemers voorhanden zijn of door hen worden vervoerd
voor eigen behoeften voor zover die accijnsgoederen zich bevinden in de
gebruikelijke
kleinhandelsverpakking.
Artikel 34a
Vervallen
Artikel 35
Van ruwe en van gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak die
wordt vervoerd moet aan de hand van bescheiden de herkomst
kunnen worden aangetoond.
Artikel 36
1.
Degene die handel drijft in ruwe tabak dient in het bezit te
zijn van een daartoe strekkende vergunning van de
inspecteur.
2.
De vergunning wordt op verzoek verleend. In het verzoek
wordt opgave gedaan van de plaatsen waar het bedrijf wordt
uitgeoefend. In de vergunning worden voorwaarden opgenomen
met het oog op het toezicht op de naleving van de wettelijke
bepalingen.
3.
Ruwe tabak en monsters van ruwe
tabak mogen uitsluitend worden verstrekt
aan vergunninghouders van een accijnsgoederenplaats voor
tabaksprodukten en aan agenten, commissionairs of makelaars
in ruwe tabak.
4.
De agent, commissionair of makelaar, die monsters ruwe
tabak aan anderen dan vergunninghouders van een
accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten afstaat, is
onderworpen aan de voor handelaren in ruwe tabak geldende
bepalingen.
5.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ruwe tabak
mede verstaan gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak.
Afdeling 2 Overige bepalingen
Artikel 37
Met betrekking tot het verlenen, het aanpassen en het intrekken
van op grond van dit besluit te verlenen vergunningen zijn de
artikelen 43 tot en met
50 van de
wet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 38
In een publiek douane-entrepot type II als bedoeld in artikel 1, drieëndertigste lid, van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie of een particulier douane-entrepot als bedoeld in artikel 240, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie mogen accijnsgoederen met de douanestatus van Uniegoederen als bedoeld in artikel 5, drieëntwintigste lid, van het Douanewetboek van de Unie voorhanden zijn die voor uitvoer zijn vrijgegeven en die in afwachting van het verlaten van de Unie worden opgeslagen in een douane-entrepot, met toepassing van artikel 237, derde lid, van het Douanewetboek van de Unie, in samenhang met artikel 177 van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie.
Artikel 39
1.
De opslagruimte van een particulier douane-entrepot als bedoeld in artikel 240, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie kan voor de opslag van accijnsgoederen als accijnsgoederenplaats worden aangewezen.
2.
Uit de administratie van de vergunninghouder voor de
accijnsgoederenplaats en voor een douane-entrepot als bedoeld in het
eerste lid, blijkt op overzichtelijke
wijze welke
goederen in de accijnsgoederenplaats zijn opgeslagen en
welke in het douane-entrepot.
3.
Met
betrekking tot plaatsen waarvoor een vergunning is verleend als bedoeld
in het eerste lid, wordt onder het in artikel 2a, derde lid, aanhef en
onderdeel a, van de wet bedoelde brengen van accijnsgoederen vanuit het douane-entrepot
naar een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoederen als
zodanig is aangewezen, mede verstaan het in de administratie overboeken
van de goederen van het douane-entrepot naar de
accijnsgoederenplaats.
4.
Voor de
in het derde lid bedoelde overbrengingen is geen e-AD
vereist.
Artikel 39a
1.
De
inspecteur kan toestaan dat de vervoerder of de eigenaar, bedoeld in
artikel 56, derde lid, van de wet, zekerheid stelt in plaats van de
vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of de geregistreerde
afzender, indien hiertoe een gezamenlijk verzoek van die vervoerder of
eigenaar en die vergunninghouder of geregistreerde afzender wordt
ingediend.
2.
In het verzoek worden vermeld:
a.de naam en het adres van de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats of van de geregistreerde
afzender en de naam en het adres van de
vervoerder of de eigenaar van de goederen;
b.het accijnsnummer van de vergunninghouder van de
accijnsgoederenplaats of van de geregistreerde
afzender;
c.het btw-identificatienummer van de vervoerder of de
eigenaar van de goederen.
Hoofdstuk VI Vervallen
Afdeling 1 Vervallen
Artikel 40
Vervallen
Afdeling 2 Vervallen
Artikel 41
Vervallen
Hoofdstuk VII Strafbepalingen
Artikel 42
Strafbare feiten zijn:
a.het
nalaten te voldoen aan een in de artikelen
2, dertiende en veertiende lid, 2a, eerste, vijfde en zevende lid, 3,
derde en vierde lid, 3a, zesde en zevende lid, 6, tweede lid, 6a, 8,
8a, 9a, 9c, 9d, 19, 19a, 21a, 22, 25 en 34, eerste
lid, opgenomen verplichting en een op grond van artikel 9
opgelegde
verplichting;
b.het in strijd met artikel 34
vervoeren of voorhanden hebben van accijnsgoederen,
andere dan tabaksprodukten die zijn voorzien van de
wettelijk voorgeschreven accijnszegels, zonder bescheid
aan de hand waarvan de herkomst kan worden aangetoond;
c.het in strijd met artikel 35
vervoeren van ruwe en van gedeeltelijk tot verbruik
bereide tabak zonder bescheiden aan de hand waarvan de
herkomst kan worden aangetoond;
d.het drijven van handel in ruwe of in gedeeltelijk tot
verbruik bereide tabak zonder een daartoe strekkende
vergunning;
e.het verstrekken van ruwe tabak en
monsters ruwe of gedeeltelijk tot verbruik bereide
tabak aan anderen dan vergunninghouders
van een accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten, agenten, commissionairs en makelaars; en
f.het overigens in strijd met dit besluit vervoeren of
voorhanden hebben van accijnsgoederen.
Hoofdstuk VIII Slotbepalingen
Artikel 43
1.
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de
Wet op de
accijns in werking treedt.
2.
Dit besluit kan worden aangehaald als Uitvoeringsbesluit
accijns.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende
nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
's-Gravenhage
20 december 1991
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën,
M. J. J. van Amelsvoort
de eenendertigste december 1991
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin