Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Sociale
Zaken van 5 September 1945, n°. 4600, afdeeling Arbeid II;
Overwegende, dat het wenschelijk is gebleken, in
afwachting van het tot stand komen van een nadere wettelijke
regeling, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen
(Staatsblad 1944, n°. E 52),
laatstelijk gewijzigd bij Ons besluit van 29 December 1944
(Staatsblad n°. E 157), te
herzien en opnieuw vast te stellen;
Den Raad van State gehoord (advies van 25
September 1945, n°. 16);
Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden
Minister van 2 October 1945, n°. 4827, afdeeling Arbeid II;
Hebben goedgevonden en verstaan:
vast te stellen de navolgende bepalingen
Eerste titel Algemene Bepalingen
Artikel 1
{Begripsbepalingen}
In dit besluit wordt verstaan onder:
a.Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b.werknemer:
1°.de werknemer, bedoeld in artikel 610, eerste
lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
2°.degene, die persoonlijk arbeid verricht voor een
ander, tenzij hij dergelijke arbeid in de regel
voor meer dan twee anderen verricht of hij zich
door meer dan twee andere personen, niet zijnde
zijn echtgenoot of geregistreerde partner of bij
hem inwonende bloedverwanten of aanverwanten of
pleegkinderen, laat bijstaan of deze arbeid voor
hem slechts een bijkomstige werkzaamheid is;
c.werkgever:
1°.de werkgever, bedoeld in artikel 610, eerste
lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
2°.de natuurlijke of rechtspersoon, voor wie
de onder b
sub 2°. genoemde arbeid wordt verricht;
d.arbeidsverhouding: de rechtsbetrekking tussen werkgever
en werknemer;
e.loon: de vergoeding van de werkgever aan de werknemer
ter zake van de arbeid;
f.dringende reden voor de werkgever: daden, eigenschappen
of gedragingen van de werknemer, welke ten gevolge
hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan
worden gevergd de arbeidsverhouding te laten voortduren;
g.Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen.
Artikel 2
{Werkingssfeer}
1.
Dit besluit is niet van toepassing op de arbeidsverhouding
van:
a.werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam;
b.onderwijzend en docerend personeel, werkzaam aan
onderwijsinrichtingen, staande onder beheer van een
natuurlijk of rechtspersoon;
c.personen, die een geestelijk ambt bekleden;
d.de werknemer die doorgaans
op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend
diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke
persoon tot wie hij in dienstbetrekking
staat;
2. Voor de
toepassing van het eerste lid, onderdeel d, wordt onder het verrichten
van diensten ten behoeve van een huishouden mede verstaan het verlenen
van zorg aan de leden van dat
huishouden.
3.
Onze Minister kan voorts bepalen, dat dit besluit of
sommige artikelen van dit besluit niet van toepassing zijn
op de arbeidsverhouding van door hem aangewezen werknemers
of groepen van werknemers.
Artikel 3
Vervallen
Tweede titel Van het aangaan en het
beëindigen der arbeidsverhouding en daarmede verband
houdende onderwerpen
Artikel 4
Vervallen
Artikel 5
Vervallen
Artikel 6
Vervallen
Artikel 7
Vervallen
Artikel 8
{Arbeidsverhoudingen, werktijdverkorting}
1.
Het is de werkgever verboden de werktijd van de werknemer op
minder dan 48 uur per week te stellen of gesteld te houden.
2.
Het bepaalde in het vorige lid geldt niet:
a.ten aanzien van die werknemers, voor wier
werkzaamheden de normale werktijd vóór 10 mei 1940
op een geringer aantal uren per week placht te zijn
vastgesteld, zoals voor steenhouwers,
kantoorbedienden, avondboekhouders, schoonmaaksters,
stokers van centrale verwarmingen en dergelijke
personen, mits hun loon als gevolg der
werktijdverkorting niet daalt beneden het
gebruikelijke bedrag;
b.ten aanzien van die werknemers, wier week- of
maandloon op een vast bedrag is vastgesteld en niet
daaronder daalt bij de werktijdverkorting;
c.voor de tijd, gedurende welke een door Onze Minister
goedgekeurde wachtgeldregeling, als bedoeld in
artikel
10, van kracht is, ten aanzien van
de onder die wachtgeldregeling vallende werknemers.
3.
Van het bepaalde in het eerste lid kan voorts door of
vanwege Onze Minister voor bepaalde werknemers of groepen
van werknemers voorwaardelijk of onvoorwaardelijk ontheffing
worden verleend.
Artikel 9
Vervallen
Artikel 10
Vervallen
Derde titel Van de lonen en andere arbeidsvoorwaarden
Artikel 11
Vervallen
Artikel 12
Vervallen
Artikel 13
Vervallen
Artikel 14
Vervallen
Artikel 15
Vervallen
Artikel 16
Vervallen
Artikel 17
Vervallen
Artikel 18
Vervallen
Artikel 19
Vervallen
Artikel 20
Vervallen
Vierde titel Strafbepalingen
Artikel 21
Vervallen
Artikel 22
Vervallen
Artikel 23
Vervallen
Artikel 24
Vervallen
Artikel 25
Vervallen
Artikel 26
Vervallen
Artikel 27
Vervallen
Artikel 28
Vervallen
Artikel 29
Vervallen
Vijfde titel Slotbepalingen
Artikel 30
Vervallen
Artikel 31
Vervallen
Artikel 32
Vervallen
Artikel 33
Vervallen
Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering
van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en
waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.
's-Gravenhage
den 5den October 1945
WILHELMINA.
De Minister van Sociale Zaken,
W. DREES.
den achtsten October 1945.
De Minister van Justitie,
KOLFSCHOTEN.