Uitvoeringsregeling loonbelasting
2011
Handelende wat
betreft de artikelen 8, 8a, 11, tweede lid, 12, 13 en 31 van de Wet op
de loonbelasting 1964, in overeenstemming met de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid;
Handelende
wat betreft artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, in
overeenstemming met de Minister van
Ontwikkelingssamenwerking;
Gelet
op de artikelen 5b, 6, 8, 8a, 11, 11a, 12, 13, 13bis, 18, 19a, 19f,
19g, 25, vierde lid, 26, zesde lid, 28, 28a, 29, 31, eerste lid,
onderdeel c, 31a, 32ab, 32ba, 33, 35d, 35e, 35k, 35l en 35m van de Wet
op de loonbelasting 1964 en de artikelen 2e en 8 van het
Uitvoeringsbesluit loonbelasting
1965;
Besluit:
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1.1 Reikwijdte
{Reikwijdte}
Deze
regeling geeft uitvoering aan de artikelen 5b, 6, 8, 8a, 11, 11b, 12, 12a, 13, 13bis, 18, 19a, 19f, 25, vierde
lid, 26, zesde lid, 27, 28, 28a, 29, 31, eerste lid,
onderdeel c, 31a, 32, 32ab, 32ba, 33, 35, 35d, 35e, 35g, 35k, 35l, 35m en 38p van de Wet
op de loonbelasting 1964 en de artikelen 2e, 10e en 10eb van het
Uitvoeringsbesluit loonbelasting
1965.
Artikel 1.2 Definities
{Definities}
1.
Deze
regeling verstaat
onder:
a.
wet: de Wet op de loonbelasting
1964;
b.
besluit: het Uitvoeringsbesluit loonbelasting
1965;
c.
belasting: ingeval artikel 27b, eerste lid, van
de wet van toepassing is: het gezamenlijke bedrag van de belasting en
de premie voor de
volksverzekeringen;
d.
inhoudingsplichtigenverklaring: de verklaring dat
degene aan wie die verklaring is afgegeven ten aanzien van artiesten of
beroepssporters als inhoudingsplichtige is
aangewezen;
e.
Minister: de Minister van
Financiën
f.
werkplek: iedere
plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt gebruikt en
waarvoor voor de inhoudingsplichtige de Arbeidsomstandighedenwet van
toepassing is, met dien verstande dat niet als werkplek wordt
aangemerkt een werkruimte gelegen in een woning, een duurzaam aan een
plaats gebonden schip of een woonwagen in de zin van artikel 1, onderdeel l, van de Wet op de huurtoeslag, de aanhorigheden daaronder begrepen, van de
werknemer;
g.
verbonden
vennootschap: een verbonden vennootschap als
bedoeld in artikel 10a, zevende lid, van de
wet;
h.
jaaropgaaf: de opgave van het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon, de op dat loon ingehouden belasting en premie voor de volksverzekeringen, de over dat loon door de inhoudingsplichtige verschuldigde premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de op dat loon ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de met de loonbelasting en premie volksverzekeringen verrekende arbeidskorting;
i.
heffingskorting:
de standaardloonheffingskorting, bedoeld in artikel 21c van de
wet.
2.
In deze regeling wordt onder
een uitkering ingevolge een sociale verzekeringswet mede verstaan de
toeslag die ingevolge de Toeslagenwet wordt verleend op die
uitkering.
Hoofdstuk 2 Belastingplicht
(hoofdstuk I van de
wet)
Artikel 2.1 Gezelschappen
met hoofdzakelijk leden uit verdragslanden, Aruba, Curaçao, Sint
Maarten of de BES
eilanden
{Gezelschappen uit verdragslanden/andere landen Koninkrijk}
1.
Aan
het in artikel 5b, eerste lid, onder 2°, van de wet bedoelde
aannemelijk maken wordt voldaan, indien degene met wie het gezelschap
het optreden in Nederland of de sportbeoefening in Nederland is
overeengekomen of degene van wie het gezelschap de gage
ontvangt:
a.voor
aanvang van het optreden of de sportbeoefening aan de hand van een
document – waarvan hij een afschrift voor controle beschikbaar
houdt – als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot
en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht, van ten minste
het merendeel van de leden heeft vastgesteld dat zij inwoner zijn van
dan wel gevestigd zijn in een land waarmee de Staat der Nederlanden een
verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, Aruba,
Curaçao, Sint Maarten of de BES
eilanden;
b.beschikt over de volgende
documenten:
1°.een
afschrift van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht
dat betrekking heeft op de leider of vertegenwoordiger van het
gezelschap;
2°.een schriftelijke
verklaring van de leider of vertegenwoordiger van het gezelschap dat
het gezelschap hoofdzakelijk bestaat uit leden die inwoner zijn van of
gevestigd zijn in een land waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag
ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, Aruba,
Curaçao, Sint Maarten of de BES
eilanden;
3°.een schriftelijke
overeenkomst betreffende het optreden in Nederland of de
sportbeoefening in Nederland, of een afschrift van die overeenkomst,
waarin het gezelschap als vestigingsland vermeldt een land waarmee de
Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting
heeft gesloten, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden,
en
4°.een afschrift van een bank-
of girorekening waaruit blijkt dat de gage van het gezelschap is
overgemaakt naar een rekeninghouder die woont of is gevestigd in het in
onderdeel c bedoelde
vestigingsland.
2.
Het eerste lid is niet van
toepassing indien aan degene met wie het gezelschap het optreden in
Nederland of de sportbeoefening in Nederland is overeengekomen of aan
degene van wie het gezelschap de gage ontvangt, onjuiste verklaringen,
documenten of gegevens zijn verstrekt en deze dit weet of
redelijkerwijs had moeten
weten.
Artikel 2.2 Uitzondering
op fictieve dienstbetrekking
sekswerkers
{Uitzondering fictieve dienstbetrekking sekswerkers}
1.
De
arbeidsverhouding van degene die als sekswerker persoonlijk arbeid
verricht, wordt niet als dienstbetrekking beschouwd, indien aan de
volgende voorwaarden wordt
voldaan:
a.met
betrekking tot de arbeidsverhouding van de sekswerker wordt voldaan aan
de in het tweede lid bedoelde
voorwaarden;
b.met betrekking tot de
inkomsten van de sekswerker wordt voldaan aan de in het derde lid
bedoelde voorwaarden;
c.de exploitant
leeft de bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens alsmede
artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
na;
d.artikel 2g van het besluit wordt
toegepast;
e.de exploitant verstrekt
het voorlichtingsmateriaal van de Belastingdienst over de
arbeidsverhouding van degene die als sekswerker persoonlijk arbeid
verricht, aan de sekswerker;
f.de
exploitant heeft met de sekswerker een schriftelijke overeenkomst
gesloten waarin wordt verklaard dat aan de onderdelen a tot en met e
zal worden voldaan;
g.de exploitant
voldoet met betrekking tot al zijn arbeidsverhoudingen met degenen die
als sekswerker persoonlijk arbeid verrichten, aan de onderdelen a tot
en met f;
h.de exploitant draagt,
binnen de geldende betalingstermijnen, de verschuldigde loonbelasting,
premie volksverzekeringen, omzetbelasting en inkomensafhankelijke
bijdrage Zorgverzekeringswet af en leeft hoofdstuk 7
na;
i.de administratie van de
exploitant is duidelijk en inzichtelijk en de exploitant voldoet aan
artikel 52 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen;
j.de exploitant heeft
een vergunning voor het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen
betaling indien dat vereist is op grond van de daarvoor geldende
regels;
k.de exploitant is met de
Belastingdienst schriftelijk overeengekomen dat hij zal voldoen aan de
voorwaarden in dit
lid.
2.
De
in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde voorwaarden met betrekking tot
de arbeidsverhouding van de sekswerker zijn
dat:
a.de
sekswerker werkzaamheden kan weigeren en de eigen werktijden
bepaalt;
b.de sekswerker vrij is in de
kledingkeuze, mits de gekozen kleding gangbaar is in de
branche;
c.de sekswerker mag weigeren
om alcohol te drinken, en
d.de
sekswerker vrij is in de keuze van een medische
begeleider.
3.
De
in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde voorwaarden met betrekking tot
de inkomsten van de sekswerker zijn
dat:
a.de
afspraken met betrekking tot de inkomsten schriftelijk zijn vastgelegd
en worden nageleefd, en door de werkgever bij de administratie worden
bewaard;
b.de exploitant bij iedere
uitbetaling van inkomsten een overzicht aan de sekswerker verstrekt en
aan het eind van het jaar een jaaroverzicht van de inkomsten
verstrekt;
c.de inkomsten direct
opeisbaar zijn;
d.de exploitant de
sekswerker geen boeten volgens een boetesysteem of vergelijkbaar
systeem in rekening brengt, en
e.de
vergoeding voor extra werkzaamheden, die niet vooraf zijn
overeengekomen met een cliënt, volledig toekomt aan de
sekswerker.
4.
Voor
de toepassing van dit artikel wordt verstaan
onder:
a.
inkomsten
van de sekswerker: al hetgeen door de sekswerker
uit de arbeidsverhouding met de exploitant wordt
genoten;
b.
exploitant: degene
op wie de verplichting rust het loon van de sekswerker te
betalen.
Artikel 2.3 Niet-inhoudingsplichtigen
{Niet-inhoudingsplichtigen}
1. Niet
als inhoudingsplichtige worden
beschouwd:
a.United
Nations:
1°.International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia
(ICTY);
2°.International Criminal
Tribunal for Rwanda (ICTR);
3°.International Court of Justice
(ICJ);
4°.United Nations High
Commissioner for Refugees (UNHCR);
5°.Maastricht Economic and social Research and training centre on
Innovation and Technology
(UNU-MERIT);
6°.International
institute for Infrastructural, Hydraulic and Environmental Engineering,
Institute for Water Education
(UNESCO-IHE);
7°.Special Tribunal
for Lebanon;
8°.Special Court for
Sierra Leone;
b.International Criminal Court
(ICC);
c.Permanent Court of
Arbitration;
d.Hague Conference on
Private International Law;
e.North
Atlantic Treaty Organization
(NATO):
1°.NATO C3 Agency;
2°.Joint Force
Command Headquarters Brunssum (JFC HQ
Brunssum);
3°.NATO AEW&C
Programme Management Agency
(NAPMA);
f.European
Union:
1°.Vertegenwoordiging van de Europese
Commissie;
2°.Voorlichtingsbureau
van het Europese Parlement;
3°.European Police Office
(Europol);
4°.European
Union’s Judicial Cooperation Unit
(Eurojust);
g.Office of
the High Commissioner on National Minorities of the Organisation for
Security and Cooperation in Europe
(HCNM/OSCE);
h.Eurocontrol;
i.European
Space Agency / European Space Research and Technology Center
(ESA/ESTEC);
j.European Patent
Organisation;
k.Technical Centre for
Agriculture and Rural Cooperation
(CTA);
l.Iran-United States Claims
Tribunal;
m.African Management Services
Company BV (AMSCO);
n.International
Organisation for Migration
(IOM);
o.Common Fund for Commodities
(CFC);
p.Organisation for the
Prohibition of Chemical Weapons
(OPCW);
q.Vervallen;
r.Institute
for Energy and
Transport;
s.Centre for Integrated
Surveys: International Institute for Aerial Survey and Earth Sciences
(ITC-UNESCO).
2. De leden en functionarissen van
de in het eerste lid genoemde volkenrechtelijke organisaties die
diplomatieke voorrechten genieten en geen Nederlander zijn, worden niet
als inhoudingsplichtige beschouwd ten aanzien van degenen die in hun
persoonlijke dienst werkzaam
zijn.
Artikel 2.4 Aangewezen
inhoudingsplichtige bij de hulp van een
thuiswerker
{Inhoudingsplichtige thuiswerker}
In
afwijking van de artikelen 6 en 7 van de wet wordt ten aanzien van de
hulp van de thuiswerker die doorgaans voor een opdrachtgever arbeid
verricht, de opdrachtgever van die thuiswerker als inhoudingsplichtige
aangewezen.
Artikel 2.5 Aangewezen
inhoudingsplichtige bij een artiest of een
beroepssporter
{Inhoudingsplichtige artiest/beroepssporter}
1.
In
afwijking van artikel 8a, eerste en tweede lid, van de wet wordt, voor
zover de voor het optreden van een artiest of de sportbeoefening van
een beroepssporter overeengekomen gage, bedoeld in artikel 35,
tweede lid, van de wet, wordt verstrekt aan degene die in het bezit is
van een inhoudingsplichtigenverklaring, als inhoudingsplichtige
aangewezen: degene aan wie die verklaring is
afgegeven.
2.
Voor
zover degene aan wie een inhoudingsplichtigenverklaring is afgegeven
gage van artiesten of beroepssporters verstrekt aan een ander aan wie
een zodanige verklaring is afgegeven, wordt in zijn plaats die ander
als inhoudingsplichtige
aangewezen.
{Afgifte inhoudingsplichtigenverklaring}
3.
Een
inhoudingsplichtigenverklaring kan op verzoek door de inspecteur bij
voor bezwaar vatbare beschikking worden afgegeven
aan:
a.de
artiest of beroepssporter die als leider van een gezelschap
optreedt;
b.de leider van een
gezelschap die, of het lichaam in de zin van artikel 2, eerste
lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dat het
optreden van artiesten of de sportbeoefening van beroepssporters
overeenkomt;
c.degene met wie of degene
door wiens bemiddeling het optreden van artiesten of de sportbeoefening
van beroepssporters wordt
overeengekomen;
d.degene die als
onderneming uitoefent het verrichten van administratieve werkzaamheden
voor derden, en de inhoudingsplicht en de daarmee samenhangende
verplichtingen overneemt van degene met wie de artiest of de
beroepssporter het optreden respectievelijk de sportbeoefening is
overeengekomen.
4.
De
inspecteur geeft geen inhoudingsplichtigenverklaring af indien de
persoon of het lichaam, bedoeld in het derde lid, niet in Nederland
woont of is
gevestigd.
5.
De
inhoudingsplichtigenverklaring is van toepassing gedurende een termijn
van ten hoogste vijf jaren, te rekenen vanaf de datum van
afgifte.
6.
Degene
aan wie de inhoudingsplichtigenverklaring is afgegeven, bewaart het
origineel van deze verklaring bij zijn loonadministratie en verstrekt
een kopie van deze verklaring aan degene die op grond van artikel 8a,
eerste en tweede lid, van de wet inhoudingsplichtige zou zijn, ter
bewaring bij diens
loonadministratie.
{Intrekking inhoudingsplichtigenverklaring}
7.
De
inspecteur trekt bij voor bezwaar vatbare beschikking de
inhoudingsplichtigenverklaring in,
indien:
a.de
verklaring haar belang heeft
verloren;
b.de op de verklaring
vermelde gegevens niet juist zijn of niet meer juist
zijn;
c.degene die in het bezit is van
een inhoudingsplichtigenverklaring niet meer in Nederland woont of is
gevestigd;
d.degene die in het bezit is
van een inhoudingsplichtigenverklaring bij herhaling de
inhoudingsplicht of de daarmee samenhangende verplichtingen niet
nakomt;
e.degene die in het bezit is
van een inhoudingsplichtigenverklaring geen kopie van die verklaring
verstrekt aan degene die op grond van artikel 8a, eerste en tweede lid,
van de wet inhoudingsplichtige zou
zijn.
Artikel 2.6 Bij
overeenkomst aangewezen inhoudingsplichtige bij een
beroepssporter
{Aangewezen inhoudingsplichtige beroepssporter}
Indien
artikel 2.5 niet van toepassing is en met de Minister is overeengekomen
dat de belasting zal worden ingehouden door een ander dan degene met
wie de sportbeoefening is overeengekomen ten aanzien van de
beroepssporter, wordt in afwijking van artikel 8a, eerste en
tweede lid, van de wet als inhoudingsplichtige aangewezen: degene die
op grond van de overeenkomst de inhouding
overneemt.
Hoofdstuk 3 Voorwerp
van de belasting (hoofdstuk II van de
wet)
Artikel 3.1 Loon
voor de toepassing van enkele
regelingen
{Loon}
Voor
de toepassing van artikel 11, eerste lid, onderdelen m en o, van de
wet, en van artikel 3.3a, onderdeel b, wordt het loon in aanmerking
genomen met inachtneming van het
volgende:
a.artikel
11, eerste lid, onderdeel j, van de wet vindt geen
toepassing;
b.tantièmes en
toevallige bijzondere beloningen, alsmede tot het loon behorende
aanspraken worden niet in aanmerking
genomen.
Artikel 3.1a Niet
tot het loon behorende voorzieningen
{Oorlogs- of dienstslachtoffers}
Als niet tot het
loon behorende voorzieningen voor militaire oorlogs- of
dienstslachtoffers die verband houden met invaliditeit als bedoeld in
artikel 11, eerste lid, onderdeel l, van de wet worden aangewezen:
voorzieningen in de zin van de Voorzieningenregeling voor militaire
oorlogs- en
dienstslachtoffers.
Artikel 3.2
Vervallen
Artikel 3.3 Geclausuleerd
verlof
{Geclausuleerd verlof}
Voor de
toepassing van artikel 11, eerste lid, onderdeel r, onder 2°, van
de wet wordt als geclausuleerd verlof aangewezen: verlof dat voor
specifieke doeleinden wordt toegekend, zoals buitengewoon verlof,
zwangerschapsverlof, bevallingsverlof, kraamverlof, ouderschapsverlof,
adoptieverlof, verlof in verband met pleegzorg, calamiteiten- en ander
kort verzuimverlof, kort- en langdurend zorgverlof, educatief verlof,
politiek verlof en palliatief
verlof.
Artikel 3.3a Niet
tot het loon behorende aanspraken
{Niet tot loon behorende aanspraken}
Tot het loon behoren
niet:
a.aanspraken
op een eenmalige uitkering bij het beëindigen van de
dienstbetrekking anders dan vanwege arbeidsongeschiktheid of overlijden
van de werknemer, vervroegd uittreden of het bereiken van de
pensioengerechtigde
leeftijd;
b.aanspraken op een eenmalige
uitkering bij het beëindigen van de dienstbetrekking wegens
arbeidsongeschiktheid of het bereiken van de pensioengerechtigde
leeftijd, indien deze uitkering driemaal het loon van een maand niet
overtreft;
c.aanspraken op uitkeringen
en verstrekkingen in door de Minister aan te wijzen
gevallen.
Artikel 3.4
Vervallen
Artikel 3.5 Niet
tot het loon gerekende premie
{Niet tot loon gerekende premie}
Tot het loon behoort
niet de krachtens de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
verstrekte premie, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, onderdeel
b, van het Algemene inkomensbesluit socialezekerheidswetten,
mits in het jaar waarin de premie is verstrekt geen vergoeding is
genoten als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, onderdeel c, van
dat
besluit.
Artikel 3.6 Fooien
en dergelijke prestaties van
derden
{Fooien}
1.
Fooien
en dergelijke prestaties van derden worden niet tot het loon gerekend,
voor zover bij het bepalen van het voor de werknemer rechtens geldende
loon met het ontvangen van deze fooien of dergelijke prestaties van
derden geen rekening is
gehouden.
2.
De
werknemer die werkzaam is bij een onderneming waarin
horeca-activiteiten worden verricht en die van zijn werkgever niet ten
minste het voor hem rechtens geldende loon ontvangt, wordt geacht
fooien en dergelijke prestaties van derden te genieten tot een bedrag
ter grootte van dat rechtens geldende loon verminderd met het
rechtstreeks van de werkgever ontvangen loon. Indien de werkgever in
overeenstemming met de werknemer het bedrag aan fooien en dergelijke
prestaties van derden op een hoger bedrag schat, wordt van dat
geschatte bedrag
uitgegaan.
Artikel 3.6a Bepaling overschrijden de-minimisplafond bij gebruikelijkloonregeling
{Beoordeling de-minimisplafond}
1.
De inhoudingsplichtige die voornemens is om artikel 12a, derde lid, van de wet toe te passen met betrekking tot een of meer werknemers in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering dient voor het desbetreffende kalenderjaar een de-minimisverklaring in met gebruikmaking van de hiervoor door de Minister van Economische Zaken beschikbaar gestelde voorziening en onder opvolging van de daarbij opgenomen aanwijzingen.
2.
De Minister van Economische Zaken meldt aan de inhoudingsplichtige die de de-minimisverklaring, bedoeld in het eerste lid, heeft ingediend of, uitgaande van de door de inhoudingsplichtige aangeleverde gegevens en van de formule, bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de wet, als gevolg van de in artikel 12a, derde lid, van de wet opgenomen afwijking van artikel 12a, eerste lid, van de wet, voor de onderneming, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, van de wet, het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, van de wet, wordt overschreden.
3.
Artikel 12a, derde lid, van de wet wordt door de inhoudingsplichtige, bedoeld in het eerste lid, pas toegepast nadat uit de melding, bedoeld in het tweede lid, blijkt dat, uitgaande van de formule, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, van de wet, de in artikel 12a, derde lid, van de wet opgenomen afwijking van artikel 12a, eerste lid, van de wet voor de onderneming, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, van de wet, niet tot gevolg heeft dat het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, van de wet, wordt overschreden.
4.
Indien de inhoudingsplichtige behoort tot een sector waarop Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352) of Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2014, L 190) van toepassing is, is artikel 12a, derde lid, van de wet slechts van toepassing indien, uitgaande van de overeenkomstige toepassing van de formule, bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de wet, de in artikel 12a, derde lid, van de wet opgenomen afwijking van artikel 12a, eerste lid, van de wet voor de onderneming, bedoeld in de van toepassing zijnde verordening, niet tot gevolg heeft dat het de-minimisplafond, bedoeld in die verordening, wordt overschreden.
Artikel 3.7 Bepaling
waarde voorzieningen op de werkplek (waarde
nihil)
{Voorzieningen op de werkplek: nihil waardering}
1.
De
waarde van de volgende voorzieningen, in redelijkheid, wordt gesteld op
nihil, ingeval deze geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruikt of
verbruikt
worden:
a.voorzieningen
waarvan het niet gebruikelijk is deze elders te gebruiken of
verbruiken;
b.ter
beschikking gestelde kleding
die:
1°.uitsluitend
of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de
dienstbetrekking te worden
gedragen;
2°.per kledingstuk is
voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de
inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van
tezamen ten minste 70cm²,
of
3°.achterblijft op de
werkplek;
c.consumpties
die geen deel uitmaken van een
maaltijd;
d.huisvesting
en inwoning, met inbegrip van – indien mede verstrekt –
het genot van energie, water en bewassing, ter vervulling van de
dienstbetrekking, indien de werknemer niet op de werkplek woont en zich
redelijkerwijs niet aan deze voorziening kan
onttrekken.
2.
In afwijking in zoverre van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, worden voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, met betrekking tot personeelsfestiviteiten met een gezamenlijk karakter onder werkplek verstaan alle werkplekken van werknemers van de inhoudingsplichtige of een met de inhoudingsplichtige in concernverband opererende inhoudingsplichtige als bedoeld in artikel 32 van de wet.
Artikel 3.8 Bepaling
waarde voorzieningen op de werkplek (lager dan waarde in het
economische verkeer of
factuurwaarde)
{Voorziening op de werkplek: lagere waardering}
De
waarde van de volgende voorzieningen die op de werkplek gebruikt of
verbruikt worden, wordt gesteld op de daarbij vermelde
bedragen:
a.maaltijden:
de waarde wordt gesteld op
€ 3,35;
b.huisvesting en
inwoning, anders dan de ter behoorlijke vervulling van de
dienstbetrekking ter beschikking gestelde woning, met inbegrip van
– indien mede verstrekt – het genot van energie, water en
bewassing: de waarde wordt gesteld € €5,55 per
dag;
c.door de inhoudingsplichtige
verrichte kinderopvang waarvoor aanspraak op een kinderopvangtoeslag
onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming kan ontstaan op de
voet van artikel 1.5 van de Wet kinderopvangen kwaliteitseisen
peuterspeelzalen: de waarde wordt gesteld op het aantal uren genoten
kinderopvang maal de uurprijs vastgesteld krachtens artikel 1.7,
tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen.
Artikel 3.9 Bepaling
waarde privégebruik van openbaar vervoerkaart en
voordeelurenkaart
{OV-kaart}
De
waarde van het genot van een in het kader van de dienstbetrekking ter
beschikking gestelde openbaarvervoerkaart of voordeelurenkaart, bedoeld
in artikel 13, derde lid, onderdeel b, van de wet, wordt, indien
aannemelijk is dat deze kaart mede dient voor zakelijke reizen,
waaronder woon-werkverkeer, gesteld op
nihil.
Artikel 3.10
Vervallen
Artikel 3.11 Bepaling
waarde genot van de
dienstwoning
{Dienstwoning}
1.
De
waarde van het genot van een ter beschikking gestelde woning waarvan
het gebruik voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking is
vereist, wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer van dat
genot met een maximum van 18% van het voor de werknemer op jaarbasis
geldende loon bij een overeengekomen arbeidsduur van 36 uur per
kalenderweek.
2.
Voor
de toepassing van het eerste lid wordt de waarde van het genot van de
woning waarvan het gebruik voor de behoorlijke vervulling van de
dienstbetrekking is vereist, aangemerkt als niet behorend tot het voor
de werknemer op jaarbasis geldende
loon.
Artikel 3.12 Bepaling
waarde aanspraken, waaronder aanspraken op
ziektekostenregelingen
{Aanspraken}
1.
De
waarde van een aanspraak om na verloop van tijd of onder een voorwaarde
een of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen, wordt gesteld
op de bedragen die bij een derde worden gestort of, voor zover geen
stortingen worden verricht, zouden moeten worden gestort teneinde de
aanspraak te
dekken.
2.
In
afwijking in zoverre van het eerste lid wordt per kalenderjaar de
waarde van een aanspraak ingevolge een ziektekostenregeling ten behoeve
van ten minste 25 werknemers of gewezen werknemers die gedurende het
gehele voorafgaande kalenderjaar heeft bestaan, voor zover geen
stortingen bij derden worden verricht, gesteld op het bedrag van de
gemiddelde uitkering. De gemiddelde uitkering is het rekenkundige
gemiddelde van de jaargemiddelden van de afgelopen vijf kalenderjaren.
Het jaargemiddelde is het gezamenlijke bedrag van de ter zake door of
namens de inhoudingsplichtige gedane uitkeringen en verstrekkingen naar
de waarde in het economische verkeer, gedeeld door het aantal personen
dat in het desbetreffende jaar gedurende ten minste zes maanden
gerechtigd is geweest. Indien zulks tot een lagere gemiddelde uitkering
leidt, worden het hoogste en het laagste jaargemiddelde buiten
beschouwing gelaten en is de gemiddelde uitkering het rekenkundige
gemiddelde van de jaargemiddelden van de andere drie
kalenderjaren.
3.
Indien
de in het tweede lid bedoelde regeling minder dan vijf gehele
kalenderjaren heeft bestaan, is dat lid van overeenkomstige toepassing
op het mindere aantal gehele kalenderjaren, met dien verstande dat bij
een bestaansduur van de regeling van een of twee gehele kalenderjaren
de laatste volzin van dat lid niet van toepassing
is.
{Belgische zkv}
4.
De waarde
van een aanspraak ingevolge een wettelijke Belgische
ziektekostenverzekering bedraagt maximaal het gezamenlijke bedrag van
de voor dat jaar geldende standaardpremie, bedoeld in artikel 4
van de Wet op de zorgtoeslag, welke standaardpremie tweemaal in
aanmerking wordt genomen ingeval sprake is van een op grond van
Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166) meeverzekerde echtgenoot als
bedoeld in die verordening, en het voor dat jaar geldende maximumbedrag
van de inkomensafhankelijke bijdrage volgens hoofdstuk 5 van de
Zorgverzekeringswet.
5.
In
afwijking van de vorige leden wordt de waarde van een aanspraak op een
ziektekostenregeling met een waarde van ten hoogste € 27
per jaar op nihil
gesteld.
Artikel 3.13 Privégebruik
auto; rittenregistratie, loontijdvakken en verklaring geen
privégebruik
{Privé-gebruik auto }
1.
De
rittenregistratie, bedoeld in artikel 13bis, derde lid, van de wet,
bevat ten minste de volgende
gegevens:
a.merk,
type en kenteken van de auto;
b.periode
van terbeschikkingstelling van de
auto;
c.per
rit:
1°.datum;
2°.beginstand
en eindstand van de
kilometerteller;
3°.beginadres en
eindadres;
4°.de gereden route
indien deze afwijkt van de meest
gebruikelijke;
5°.het karakter van
de
rit.
2.
Indien
in een loontijdvak de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor
privédoeleinden verschuldigd is, uitgaat boven het voor dat
loontijdvak op grond van artikel 13bis, eerste en tweede lid,
van de wet berekende voordeel, wordt in dat loontijdvak een negatief
bedrag ter grootte van het verschil tussen het berekende voordeel en de
verschuldigde vergoeding als voordeel in aanmerking genomen, voor zover
op kalenderjaarbasis het berekende voordeel ten minste gelijk is aan de
vergoeding voor het gebruik voor
privédoeleinden.
{Verklaring geen privégebruik }
3.
Een
verzoek om een verklaring geen privégebruik als bedoeld in artikel 13bis, achtste lid, van de wet bevat ten minste de volgende
gegevens:
a.de
naam, het adres en het burgerservicenummer van de
werknemer;
b.het kenteken van de auto,
indien dit bekend is en het verzoek betrekking heeft op één
auto;
c.het jaar van ingang van de
verklaring.
Hoofdstuk 4 Pensioenregelingen
(hoofdstuk IIb van de
wet)
Artikel 4.1 Splitsing
pensioenregeling
{Splitsing pensioenregeling}
1.
Bij
overschrijding van de in of krachtens hoofdstuk IIB van de wet
opgenomen begrenzingen, bedoeld in artikel 18, derde lid, van de
wet, kan de inhoudingsplichtige de inspecteur uiterlijk op het eerste
moment van overschrijding van de begrenzingen verzoeken bij voor
bezwaar vatbare beschikking vast te stellen welk deel van de aanspraak
binnen de begrenzingen blijft en welk deel de begrenzingen te boven
gaat.
2.
Met
inachtneming van de in het eerste lid bedoelde beschikking
administreert de inhoudingsplichtige bij de loonadministratie
afzonderlijk jaarlijks welk deel van de aanspraak tot het loon behoort
en welk deel niet, alsmede de waarde van het deel dat jaarlijks in
aanmerking wordt genomen voor de grondslag van het belastbare inkomen
uit sparen en beleggen. Tevens administreert de inhoudingsplichtige
naar rato van deze verdeling welk deel van de te zijner tijd te
verstrekken pensioenuitkeringen als loon uit vroegere dienstbetrekking
in aanmerking zal worden genomen en welk deel als voordeel uit sparen
en beleggen wordt
behandeld.
3.
Van
de ingevolge het tweede lid geadministreerde verdeling van de aanspraak
en waarde van het deel dat in aanmerking wordt genomen voor de
grondslag van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, alsmede de
verdeling van de te zijner tijd te verstrekken pensioenuitkeringen,
verstrekt de inhoudingsplichtige jaarlijks een opgave aan de
inspecteur.
Artikel 4.2 Aanwijzing
van een aantal van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische
Ruimte
{Aanwezig EER}
Voor de
toepassing van artikel 19a van de wet worden van de staten die partij
zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
aangewezen: IJsland, Noorwegen en
Liechtenstein.
Artikel 4.3 Samenloop
verschillende
pensioenstelsels
{Samenloop verschillende pensioenstelsels}
1.
Bij
samenloop van verschillende pensioenstelsels in een pensioenregeling
worden alle elementen van de pensioenregeling tezamen in acht genomen
en in onderlinge samenhang bezien voor de vaststelling of de
pensioenregeling moet worden aangemerkt als een pensioenregeling
gebaseerd op een eindloonstelsel, een middelloonstelsel of een
beschikbare-premiestelsel.
2.
In
afwijking van het eerste lid dient voor elk onderdeel van de
pensioenregeling dat niet past binnen het op grond van het eerste lid
vastgestelde pensioenstelsel afzonderlijk te worden beoordeeld op welk
van de drie aldaar genoemde stelsels dat onderdeel is
gebaseerd.
3.
Voor
de toepassing van het eerste en tweede lid kan de inhoudingsplichtige
de inspecteur verzoeken bij voor bezwaar vatbare beschikking vast te
stellen op welk stelsel de pensioenregeling of een onderdeel daarvan is
gebaseerd.
4.
Bij
wijziging van een op een beschikbare-premiestelsel gebaseerd pensioen
in een pensioen dat is gebaseerd op een eindloonstelsel of een
middelloonstelsel blijven op de tot het moment van die stelselwijziging
opgebouwde pensioenaanspraken de voorwaarden van toepassing die gelden
voor een
beschikbare-premiestelsel.
Hoofdstuk 5 Vervallen
Artikel 5.1
Vervallen
Artikel 5.2
Vervallen
Artikel 5.3
Vervallen
Artikel 5.4
Vervallen
Artikel 5.5
Vervallen
Artikel 5.6
Vervallen
Artikel 5.7
Vervallen
Artikel 5.8
Vervallen
Artikel 5.9
Vervallen
Artikel 5.10
Vervallen
Artikel 5.11
Vervallen
Hoofdstuk 6 Tarief
(hoofdstuk III van de
wet)
Artikel 6.1 Afwijkend
loontijdvak bij een werknemer die doorgaans op minder dan vijf dagen
werkzaam is
{Minder dan 5 dagen/week werkzaam}
Ten
aanzien van de werknemer die doorgaans op minder dan vijf dagen per
week werkzaam is, wordt in afwijking in zoverre van artikel 25,
eerste lid, van de wet, als loontijdvak
aangemerkt:
a.indien
het loon per week wordt uitbetaald: de
week;
b.indien het loon per vier weken
wordt uitbetaald: het tijdvak van vier
weken;
c.indien het loon per maand
wordt uitbetaald: de
maand.
Artikel 6.2 Afwijkend
loontijdvak bij een werknemer met vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen
of daarmee overeenkomende
aanspraken
{Vakantie(toeslag)bonnen}
1.
Ten
aanzien van de werknemer wiens loon mede omvat de waarde van regelmatig
bij de betaling van het loon verstrekte vakantiebonnen,
vakantietoeslagbonnen of van daarmee overeenkomende aanspraken, wordt
in afwijking in zoverre van artikel 25, eerste lid, van de wet,
als loontijdvak
aangemerkt:
a.ingeval op jaarbasis aanspraken worden verleend
voor 20 of meer vakantiedagen: een door vermenigvuldiging met de factor
260/230 verlengd loontijdvak;
bingeval op
jaarbasis aanspraken worden verleend voor 19 of minder vakantiedagen:
een door vermenigvuldiging met de factor 260/245 verlengd
loontijdvak.
2.
Voor de toepassing van het
eerste lid wordt het aantal vakantiedagen in aanmerking genomen tot het
krachtens de publiekrechtelijke regeling of de collectieve
arbeidovereenkomst voor een volwassen werknemer geldende aantal zonder
rekening te houden met feestdagen en met extra vakantiedagen die aan de
werknemer worden toegekend in verband met zijn leeftijd of de duur van
zijn
dienstverband.
Artikel 6.3 Afwijkend
loontijdvak bij sommige studenten en
scholieren
{Studenten/scholieren}
1.
Ten
aanzien van de loon uit tegenwoordige dienstbetrekking genietende
werknemer die met betrekking tot een kalenderkwartaal als student of
scholier wordt aangemerkt en die schriftelijk, gedagtekend en
ondertekend te kennen heeft gegeven dat te zijnen aanzien het kwartaal
als loontijdvak wordt aangemerkt, kan, in afwijking in zoverre van
artikel 25, eerste lid, van de wet, voor loonbetalingen waarvan
het inhoudingstijdstip in dat kwartaal is gelegen, dat kwartaal als
loontijdvak worden
aangemerkt.
2.
Voor
de toepassing van het eerste lid wordt met betrekking tot een
kalenderkwartaal als student of scholier
aangemerkt:
a.de
werknemer die bij het begin van het kalenderkwartaal recht heeft op een gift of een prestatiebeurs op grond van de
Wet studiefinanciering 2000 of de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek;
b.de
werknemer die bij het begin van het kalenderkwartaal recht heeft op een
tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming
onderwijsbijdrage en schoolkosten;
c.de
werknemer voor wie bij het begin van het kalenderkwartaal recht bestaat
op kinderbijslag ingevolge de Algemene
Kinderbijslagwet;
d.de werknemer die
bij het begin van het kalenderkwartaal staat ingeschreven bij een
onderwijsinstelling waar hij een voltijdse opleiding volgt en die
inwoner is van een lidstaat van de Europese Unie, van een andere staat
die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte of van Zwitserland en die in het bezit is van een door de
Minister aangewezen internationale
studentenkaart.
3.
Voor
de toepassing van het eerste lid bewaart de inhoudingsplichtige bij
zijn loonadministratie een schriftelijke door de werknemer gedagtekende
en ondertekende verklaring dat te zijnen aanzien het kwartaal als
loontijdvak kan worden aangemerkt,
alsmede:
a.ingeval
het tweede lid, onderdeel a of b, van toepassing is: het burgerservicenummer;
b.ingeval het
tweede lid, onderdeel c, van toepassing is: het burgerservicenummer;
c.ingeval het tweede
lid, onderdeel d, van toepassing is: een kopie van de internationale
studentenkaart.
4.
Indien
in het kwartaal meer dan eens loon wordt verstrekt, wordt de op een
inhoudingstijdstip verschuldigde belasting bepaald op de belasting die
is verschuldigd over het in dat kwartaal in totaal verstrekte loon,
verminderd met de reeds ingehouden
belasting.
5.
Bij
toepassing van dit artikel is in geval van twee opeenvolgende
dienstbetrekkingen artikel 23 van de wet niet van
toepassing.
Artikel 6.4 Toepassing
tabel bijzondere beloningen bij wisseling van werkgever binnen een
samenhangende groep
inhoudingsplichtigen
{Wisseling WG binnen samenhangende groep}
Ingeval
de inhoudingsplichtige van de werknemer en de zonder onderbreking
voorafgaande inhoudingsplichtige van de werknemer behoren tot een
samenhangende groep inhoudingsplichtigen in de zin van artikel 27e
van de wet, wordt de werknemer voor de toepassing van artikel 26,
derde lid, van de wet geacht het van deze inhoudingsplichtigen genoten
loon van één inhoudingsplichtige te hebben
genoten.
Hoofdstuk 7 Wijze
van heffing (hoofdstuk IV van de
wet)
Artikel 7.1 In
de onderneming van de ouder werkzame
kinderen
{Meewerkende kinderen}
1. Ten
aanzien van een in artikel 27, zesde lid, van de wet bedoeld kind,
kan de inspecteur onder door hem te stellen voorwaarden toestaan dat de
belasting wordt ingehouden op de eerste werkdag van het volgende
kalenderjaar, met toepassing van de loonbelastingtabellen voor het
kalenderjaar waarin het loon is verstrekt. Alsdan wordt het in dat
kalenderjaar verstrekte loon geacht in gelijke delen te zijn verstrekt
over de kalenderkwartalen waarin het kind werkzaam is geweest, en
vinden artikel 26 van de wet en de krachtens dat artikel
vastgestelde loonbelastingtabellen voor bijzondere beloningen geen
toepassing.
2. Voor
de toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen wordt de belasting, bedoeld in het eerste lid,
geacht te zijn ingehouden in het kalenderjaar waarin het loon is
verstrekt.
3. Indien
de belasting wordt ingehouden op de voet van het eerste lid, zijn ten
aanzien van het in dat lid bedoelde kind de artikelen 7.2 en 7.9
niet van
toepassing.
Artikel 7.2 Loonstaat
{Loonstaat }
1.
De
inhoudingsplichtige legt voor iedere werknemer voor de eerste
loonverstrekking in het kalenderjaar een loonstaat aan en houdt deze
vervolgens bij. De loonstaat wordt opgemaakt overeenkomstig het door de
inspecteur verstrekte model. De inhoudingsplichtige mag een van het
model afwijkende loonstaat gebruiken, mits deze ten minste de
mogelijkheid biedt op duidelijke wijze dezelfde gegevens te
administreren als het
model.
2.
De
inhoudingsplichtige wordt geacht aan het eerste lid te voldoen ingeval
hij met behulp van elektronische apparatuur alle van belang zijnde
gegevens vastlegt en hij die gegevens op elk gewenst tijdstip op
schrift in de vorm van een van de in het eerste lid bedoelde loonstaten
ter inzage kan
verstrekken.
3.
De
inspecteur kan onder door hem te stellen voorwaarden ermee instemmen
dat de inhoudingsplichtige de op de loonstaat te vermelden gegevens op
een andere dan de in het eerste of het tweede lid bedoelde wijze
administreert. De instemming kan te allen tijde worden ingetrokken
indien de administratie niet zodanig is ingericht dat een deugdelijke
controle gewaarborgd
is.
4.
De
inhoudingsplichtige ontleent de in het hoofd van de loonstaat te
vermelden gegevens
aan:
a.de
laatstelijk door de werknemer op grond van artikel 7.9 verstrekte
informatie;
b.de door de werknemer of
de Belastingdienst verstrekte opgave van het burgerservicenummer.
{Afwijkende administrering }
5.
In
afwijking in zoverre van het vierde lid, aanhef en onderdeel a,
vermeldt de inhoudingsplichtige in het hoofd van de loonstaat de
gegevens die hem bekend
zijn:
a.indien
hij weet dat de laatstelijk door de werknemer op grond van
artikel 7.9 verstrekte informatie onjuist
is;
b.zolang de werknemer geen
informatie als bedoeld in artikel 7.9 heeft
verstrekt;
c.indien de werknemer geen
informatie als bedoeld in artikel 7.9 hoeft te
verstrekken.
6.
De
inhoudingsplichtige houdt, behalve in de gevallen, bedoeld in
artikel 26b van de wet, de belasting in aan de hand van de
gegevens, vermeld in het hoofd van de
loonstaat.
{Plaats loonadministratie }
7.
De
inhoudingsplichtige houdt de loonadministratie op de plaats waar hij in
Nederland kantoor houdt of, indien zodanig kantoor niet wordt gehouden,
op de plaats waar hij in Nederland woont of gevestigd is, of op de
plaats waar hij in Nederland een vaste inrichting voor de uitoefening
van zijn bedrijf of beroep of een in Nederland wonende of gevestigde
vaste vertegenwoordiger heeft. Bij gebreke daarvan houdt hij de
loonadministratie onder zijn berusting. De inspecteur kan een andere
plaats
aanwijzen.
8.
Ingeval
de loonberekening door derden wordt uitgevoerd met behulp van
mechanische of elektronische apparatuur, kan de Minister, onder door
hem te stellen voorwaarden, bepalen dat de loonadministratie op een
andere plaats wordt
bewaard.
9.
Dit
artikel is niet van toepassing ten aanzien van de werknemer die
uitkeringen geniet ingevolge de Participatiewet.
Artikel 7.3 Administratie
uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 11, eerste lid,
onderdelen m en o, van de
wet
{Eenmalige uitkeringen bij jubilea e.d.}
1.
De
inhoudingsplichtige administreert bij de loonadministratie de gegevens
met betrekking tot uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in
artikel 11, eerste lid, onderdelen m en o, van de
wet.
2.
De
inhoudingsplichtige kan de in het eerste lid bedoelde gegevens op een
andere plaats administreren dan bij de loonadministratie,
mits:
a.hij
dit onder vermelding van de nieuwe bewaarplaats vooraf meldt aan de
inspecteur, en
b.de gegevens op verzoek
van de inspecteur voor controle beschikbaar komen op de plaats waar de
loonadministratie wordt
gevoerd.
Artikel 7.4 Jaaropgaaf
{Jaaropgaaf}
1.
De
inhoudingsplichtige verstrekt aan de werknemer een
jaaropgaaf.
2.
De jaaropgaaf, bedoeld in het eerste lid, bevat in elk geval de volgende gegevens:
a.de naam van de werknemer;
b.het burgerservicenummer van de werknemer;
c.de naam van de inhoudingsplichtige;
d.het in het voorafgaande kalenderjaar door de werknemer genoten loon;
e.de op het loon, bedoeld in onderdeel d, ingehouden loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;
f.de door de inhoudingsplichtige over het loon, bedoeld in onderdeel d, verschuldigde premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet;
g.de op het loon, bedoeld in onderdeel d, ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet;
h.de met de loonbelasting en premie volksverzekeringen verrekende arbeidskorting.
3.
De verstrekking van de jaaropgaaf, bedoeld in het eerste lid, kan achterwege blijven indien aan de werknemer opgave van de gegevens, bedoeld in het tweede lid, is verstrekt in de vorm van een opgave als bedoeld in artikel 626 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
4.
Ten
aanzien van de werknemer van wie in verband met gemoedsbezwaren geen
premie voor de volksverzekeringen is geheven, bevat de jaaropgaaf de
mededeling dat in plaats van premie voor de volksverzekeringen tot
eenzelfde bedrag premievervangende belasting is
ingehouden.
Artikel 7.5 Identificatieplicht
{Identificatieplicht}
1.
De
inhoudingsplichtige stelt voor de datum van aanvang van de
werkzaamheden van de werknemer, of voor de aanvang van de werkzaamheden
indien de dienstbetrekking is overeengekomen op de datum waarop de
werkzaamheden aanvangen, de identiteit van de werknemer vast aan de
hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder
1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht en
houdt een afschrift van dat document voor controle beschikbaar bij de
loonadministratie.
2.
Indien
uit het afschrift van het in het eerste lid bedoelde document niet de
aard en het nummer van dat document blijkt, administreert de
inhoudingsplichtige de aard en het nummer van dat document bij de
loonadministratie.
3.
De
inspecteur kan, al dan niet onder door hem te stellen voorwaarden,
bepalen dat de in dit artikel bedoelde gegevens en afschriften op een
andere plaats worden
bewaard.
4.
De
inhoudingsplichtige bewaart de in dit artikel bedoelde gegevens en
afschriften ten minste vijf jaren na het einde van het kalenderjaar
waarin de dienstbetrekking is
geëindigd.
Artikel 7.6 Eerstedagsmelding
{Inhoud eerstedagsmelding }
1.
De eerstedagsmelding, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel g, van de wet,
bevat:
a.het
loonheffingennummer van de
inhoudingsplichtige;
b.het burgerservicenummer van de werknemer of, bij het ontbreken daarvan, een uniek personeelsnummer;
c.de naam van de
werknemer;
d.de geboortedatum van de
werknemer;
e.de datum van aanvang van
de werkzaamheden.
2.
De eerstedagsmelding, bedoeld in het eerste lid, hoeft niet te worden gedaan ingeval de werknemer zijn werkzaamheden aanvangt bij een
inhoudingsplichtige die met de zonder onderbreking voorafgaande
inhoudingsplichtige van de werknemer behoort tot dezelfde samenhangende
groep inhoudingsplichtigen in de zin van artikel 27e van de
wet.
Artikel 7.7 Einde
inhoudingsplicht
{Einde inhoudingsplicht}
Indien een inhoudingsplichtige in
enig tijdvak voorziet dat hij gerekend vanaf het einde van dat tijdvak
ten minste 12 maanden geen inhoudingsplichtige zal zijn, doet hij
daarvan binnen een maand na afloop van dat tijdvak mededeling aan de
inspecteur.
Artikel 7.8 Afwijkende
regels met betrekking tot de verplichting tot het indienen van een
correctiebericht
{Correctiebericht}
1.
Indien
de gewezen inhoudingsplichtige binnen de in artikel 28a, tweede lid, onderdelen a of c, van de wet bedoelde termijn
constateert dat hij een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan,
is hij verplicht binnen acht weken na deze constatering al dan niet door middel van een correctiebericht alsnog de juiste en volledige gegevens te
verstrekken.
2.
Indien
de inspecteur ten aanzien van de gewezen inhoudingsplichtige binnen de in artikel 28a, tweede lid, onderdelen b of d, van de wet bedoelde termijn constateert dat deze een
onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan, kan hij deze verplichten
binnen een door hem te stellen termijn al dan niet door middel van een correctiebericht alsnog de juiste en volledige gegevens te
verstrekken.
3.
Voor
de inhoudingsplichtige voor wie het tijdvak waarover de loonbelasting
moet worden betaald een kalenderhalfjaar of kalenderjaar is, geldt in
afwijking in zoverre van artikel 28a, tweede lid, onderdelen a en c, van de wet dat het
correctiebericht met de juiste en volledige gegevens binnen acht weken
na de constatering van de onjuistheid of onvolledigheid moet worden
verstrekt.
4.
Ten
aanzien van de inhoudingsplichtige voor wie het tijdvak waarover de
loonbelasting moet worden betaald een kalenderhalfjaar of kalenderjaar
is, geldt in afwijking in zoverre van artikel 28a, tweede lid, onderdelen b en d, van
de wet dat het correctiebericht met de juiste en volledige gegevens
binnen een door de inspecteur te stellen termijn moet worden
verstrekt.
5.
Indien
een correctiebericht betrekking heeft op een aangifte over een tijdvak
in een verstreken kalenderjaar
kan:
a.de
inhoudingsplichtige, in afwijking van artikel 28a, tweede lid, onderdeel c, van
de wet, dat correctiebericht binnen acht weken na de constatering van
de onjuistheid of onvolledigheid los van een aangifte aan de inspecteur
toezenden;
b.de inspecteur, in
afwijking van artikel 28a, tweede lid, onderdeel d, van de wet, de
inhoudingsplichtige verplichten dat correctiebericht al dan niet
gelijktijdig met een aangifte binnen een door hem te stellen termijn
aan hem toe te
zenden.
Artikel 7.9 Opgave
van gegevens door de
werknemer
{Gegevensverstrekking werknemer }
1.
De
werknemer verstrekt voor de datum van aanvang van de werkzaamheden, of
voor de aanvang van de werkzaamheden indien de dienstbetrekking is
overeengekomen op de datum waarop de werkzaamheden aanvangen, aan de
inhoudingsplichtige schriftelijk, gedagtekend en
ondertekend:
a.zijn
naam met voorletters;
b.zijn
geboortedatum;
c.zijn burgerservicenummer;
d.zijn adres met
postcode;
e.zijn woonplaats en, ingeval
hij niet in Nederland woont, zijn woonland en regio.
Ingeval de
werknemer geen werkzaamheden verricht, wordt de in de vorige volzin
bedoelde opgave gedaan voordat de werknemer loon van de
inhoudingsplichtige geniet.
2.
De
inhoudingsplichtige bewaart de in het eerste lid bedoelde
gegevens ten
minste vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de
dienstbetrekking is
geëindigd.
{Geen verplichting opgave persoonlijke gegevens }
3.
De
vorige leden zijn niet van toepassing ten aanzien
van:
a.de
werknemer die uitkeringen geniet ingevolge de Participatiewet;
b.de werknemer die
uitkeringen geniet wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid of
uitkeringen ingevolge de Werkloosheidswet, indien degene tot wie de
werknemer in dienstbetrekking staat of laatstelijk heeft gestaan, de
voor de heffing van de belasting vereiste gegevens, daaronder begrepen
het burgerservicenummer, schriftelijk mededeelt aan de
inhoudingsplichtige;
c.de in Nederland
wonende werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, niet heeft bereikt
en loon uit vroegere dienstbetrekking geniet indien de
inhoudingsplichtige weet dat de werknemer tevens een uitkering
ingevolge de Algemene nabestaandenwet, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of een uitkering of een
inkomensvoorziening ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten geniet;
d.de in
Nederland wonende werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft
bereikt en loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet, of loon uit
vroegere dienstbetrekking geniet waarin niet zijn begrepen de
uitkeringen ingevolge de Algemene
Ouderdomswet;
e.de in Nederland wonende
werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt en loon geniet
in de vorm van uitkeringen ingevolge de Algemene Ouderdomswet of loon
uit vroegere dienstbetrekking geniet waarin zijn begrepen de
uitkeringen ingevolge de Algemene
Ouderdomswet;
f.de werknemer die loon
geniet in de vorm van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 63a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 65l van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67i van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 3:75 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
4.
Indien
de inhoudingsplichtige niet bekend is met het burgerservicenummer van de in het
derde lid bedoelde werknemer, verzoekt de inhoudingsplichtige voor de
eerste loonverstrekking de werknemer om opgave van zijn burgerservicenummer. De werknemer doet deze opgave voor de eerste
loonverstrekking toekomen aan de
inhoudingsplichtige.
Artikel 7.10 Uitzonderingen
bij samenhangende groep
inhoudingsplichtigen
{Samenhangende groep}
1.
De
artikelen 7.5 en 7.9 zijn niet van toepassing ingeval de werknemer zijn
werkzaamheden aanvangt bij een inhoudingsplichtige die met de zonder
onderbreking voorafgaande inhoudingsplichtige van de werknemer behoort
tot dezelfde samenhangende groep inhoudingsplichtigen in de zin van
artikel 27e van de
wet.
2.
Zodra de
inhoudingsplichtige en de zonder onderbreking voorafgaande
inhoudingsplichtigen van de werknemer niet langer tot dezelfde
samenhangende groep inhoudingsplichtigen behoren, zijn de
artikelen 7.5 en 7.9 alsnog van toepassing alsof de
inhoudingsplichtige op dat moment ten aanzien van de werknemer
inhoudingsplichtige wordt en de werknemer op dat moment zijn
werkzaamheden
aanvangt.
3.
Het
tweede lid is niet van toepassing indien de ten aanzien van de
werknemer van belang zijnde stukken, bedoeld in de artikelen 7.5 en 7.9, aan de inhoudingsplichtige zijn overgedragen. Artikel 7.5,
vierde lid, en artikel 7.9, derde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing.
Hoofdstuk 8 Heffing
van de inhoudingsplichtige (hoofdstuk V van de
wet)
Artikel 8.1 Uitkeringen
van publiekrechtelijke
aard
{Uitkeringen publiekrechtelijk aard}
Als
uitkeringen van publiekrechtelijke aard die buiten aanmerking worden
gelaten in het kader van de heffing van andere belastingen of in het
kader van andere wettelijke regelingen als bedoeld in artikel 31,
eerste lid, onderdeel c, van de wet worden
aangewezen:
a.uitkeringen
ingevolge de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige
diensttijd
veteranen;
b.tegemoetkomingen ingevolge artikel 63a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 65l van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67i van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en artikel 3:75 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
c.uitkeringen verstrekt door de Conterganstiftung für behinderte Menschen;
d.uitkeringen op grond van de Uitkeringsregeling Backpay;
e.uitkeringen aan algemene bijstand als bedoeld in artikel 19 van de Participatiewet die eerst in de vorm van een renteloze geldlening zijn verstrekt en daarna zijn omgezet in een bedrag om niet.
Artikel 8.2 Afgifte
EVC-verklaringen
{EVC-verklaringen}
De
verklaring, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdeel d, van
de wet, wordt afgegeven door de door de Stichting van de Arbeid in dat kader benoemde uitvoeringsorganisatie.
Artikel 8.2a Uitvoering
looncriterium 30%-regeling
{Looncriterium 30%}
Ingeval het loon, bedoeld
in artikel 10eb, eerste en tweede lid, van het besluit, van een
werknemer als gevolg van het opnemen van ouderschapsverlof of
zwangerschapsverlof in een tijdvak op jaarbasis lager is dan het
bedrag, genoemd in artikel 10eb, eerste lid, onderscheidenlijk tweede
lid, van het besluit, wordt in dat loontijdvak bij de toepassing van
dat artikel ten aanzien van de werknemer uitgegaan van het loon,
bedoeld in dat artikel, dat de werknemer zou hebben genoten indien hij
geen ouderschapsverlof of zwangerschapsverlof zou hebben
opgenomen.
Artikel 8.3 Aangewezen
regio’s uitgezonden
werknemers
{Aangewezen regio’s ontwikkelingslanden}
1.
Als
regio als bedoeld in artikel 10e, tweede lid, onderdeel
c, onder 4°, van het
besluit worden
aangewezen:
a.de
landen in Azië (waaronder Hong Kong en het gedeelte van Turkije
dat ten oosten van de Bosporus is
gelegen);
b.de landen in
Afrika;
c.de landen in Latijns Amerika
(waaronder Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES
eilanden);
d.de volgende landen in
Europa: Albanië, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Bosnië
en Herzegovina, Bulgarije, Estland, Georgië, Hongarije, Kosovo,
Kroatië, Letland, Litouwen, Macedonië, Moldavië,
Montenegro, Oekraïne, Polen, Roemenië, Rusland, Servië,
Slovenië, Slowakije en
Tsjechië.
2.
Onder
de in het eerste lid genoemde landen worden begrepen gebieden gelegen
buiten de territoriale wateren van die landen waar deze in
overeenstemming met het internationale recht soevereine rechten kunnen
uitoefenen.
Artikel 8.4 Verhuizing
in het kader van de
dienstbetrekking
{Verhuizing in kader dienstbetrekking}
1.
Voor
de toepassing van artikel 31a, tweede lid, onderdeel f, van de wet
verhuist de werknemer in ieder geval in het kader van de
dienstbetrekking ingeval hij binnen twee jaar na de aanvaarding van een
nieuwe dienstbetrekking of na overplaatsing binnen de bestaande
dienstbetrekking door de verhuizing de afstand tussen zijn woning en de
plaats van zijn dienstbetrekking met ten minste 60% verkleint terwijl
tot die verhuizing de afstand tussen zijn woning en de plaats van zijn
dienstbetrekking ten minste 25 kilometer
bedroeg.
2.
Onder
afstand als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de afstand gemeten
langs de meest gebruikelijke
weg.
Artikel 8.4a Gericht vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen van voorzieningen op de werkplek
{Zakelijk gebruik}
1.
Tot de voorzieningen, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdeel h, van de wet, behoren, ingeval deze geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruikt of verbruikt worden:
a.voorzieningen die rechtstreeks voortvloeien uit het arbeidsomstandighedenbeleid dat de inhoudingsplichtige voert op grond van de Arbeidsomstandighedenwet;
b.hulpmiddelen die ook elders gebruikt kunnen worden en die geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruikt worden.
{Uitbreiding werkplek}
2.
In afwijking in zoverre van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder werkplek tevens verstaan:
a.in geval van thuiswerk in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet een werkruimte gelegen in een woning, een duurzaam aan een plaats gebonden schip of een woonwagen in de zin van artikel 1, onderdeel l, van de Wet op de huurtoeslag, de aanhorigheden daaronder begrepen, van de werknemer;
b.de plaats waar uitvoering wordt gegeven aan het arbeidsomstandighedenbeleid dat de inhoudingsplichtige voert op grond van de Arbeidsomstandighedenwet.
Artikel 8.4b Toepassing concernregeling
{Administratieve verplichtingen}
1.
Iedere inhoudingsplichtige die ingevolge artikel 32, eerste lid, van de wet samen met andere inhoudingsplichtigen als één inhoudingsplichtige wordt beschouwd legt in zijn administratie vast:
a.het door hem verstrekte loon waarover in het kalenderjaar met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de wet belasting is geheven;
b.het door hem verstrekte loon dat ingevolge artikel 31a, tiende lid, van de wet bij de bepaling van het loon, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van de wet, buiten beschouwing wordt gelaten;
c.de in het kalenderjaar ingevolge artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, van de wet door hem aangewezen vergoedingen en verstrekkingen, met uitzondering van de vergoedingen en verstrekkingen die ingevolge artikel 31a, tweede lid, van de wet naast 1,2% van het loon, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van de wet, met inachtneming van artikel 31a, tiende lid, van de wet, in mindering komen;
d.van de andere inhoudingsplichtigen, bedoeld in de aanhef, per inhoudingsplichtige:
1°.de naam en het voor de loonbelasting, premie voor de volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet geldende identificatienummer (loonheffingennummer);
2°.het door die inhoudingsplichtige verstrekte loon waarover in het kalenderjaar met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de wet belasting is geheven;
3°.het door die inhoudingsplichtige verstrekte loon dat ingevolge artikel 31a, tiende lid, van de wet bij de bepaling van het loon, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van de wet, buiten beschouwing wordt gelaten;
4°.de in het kalenderjaar ingevolge artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, van de wet door die inhoudingsplichtige aangewezen vergoedingen en verstrekkingen, met uitzondering van de vergoedingen en verstrekkingen die ingevolge artikel 31a, tweede lid, van de wet naast 1,2% van het loon, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van de wet, met inachtneming van artikel 31a, tiende lid, van de wet, in mindering komen;
e.de berekening van de gezamenlijk verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet, en, ingeval deze belasting meer bedraagt dan nihil, de naam en het loonheffingennummer van de inhoudingsplichtige die deze belasting heeft aangegeven en afgedragen.
{Concern voor LB}
2.
Van verwevenheid in financieel, organisatorisch en economisch opzicht tussen inhoudingsplichtige stichtingen als bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de wet is sprake indien statutair is vastgelegd dat:
a.het bestuur van een van de stichtingen, bedoeld in de aanhef, de bestuursleden van de andere stichtingen, bedoeld in de aanhef, benoemt of een bindende voordracht doet voor de benoeming van die bestuursleden;
b.bij vereffening bij faillissement of opheffing van een stichting als bedoeld in de aanhef het vermogen van die stichting wordt overgedragen aan een van de andere stichtingen, bedoeld in de aanhef.
Artikel 8.5 Verstrekkingen
aan anderen dan eigen
werknemers
{Verstrekking aan derden}
Als
eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 32ab, eerste lid,
van de wet worden
aangewezen:
a.voordelen
uit spaarsystemen en goederen of diensten, in de promotionele
sfeer;
b.verstrekkingen die
tegelijkertijd en voor dezelfde gelegenheid aan de eigen werknemers
zijn
verstrekt.
Artikel 8.6 Niet-drukkende
uitkering, bijdrage of premie ingevolge een regeling voor vervroegde
uittreding
{Niet-drukkende uitkering, bijdrage of premie }
1.
Voor
de toepassing van artikel 32ba van de wet wordt een uitkering, een
bijdrage of een premie eveneens beschouwd niet te drukken op een
inhoudingsplichtige voor zover de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt
dat hij ter zake op een later moment bedragen van werknemers gaat
inhouden of van andere inhoudingsplichtigen bijdragen of premies
voldaan gaat
krijgen.
2.
Indien
de in het eerste lid bedoelde inhouding of voldoening niet binnen een
jaar na het in artikel 32ba, tweede lid, van de wet bedoelde
tijdstip heeft plaatsgevonden, wordt de uitkering, de bijdrage of de
premie op dat moment geacht op de inhoudingsplichtige te
drukken.
Artikel 8.7 Geen
regeling voor vervroegde
uittreding
{Niet van toepassing zijnde regelingen}
1.
Een
regeling ingevolge welke de jaarlijkse arbeidsduur ten opzichte van de
jaarlijkse arbeidsduur in het voorafgaande kalenderjaar met ten hoogste
50% wordt verminderd, wordt niet aangemerkt als een regeling voor
vervroegde uittreding in de zin van artikel 32ba van de wet. De
eerste volzin is niet van toepassing
indien:
a.de
arbeidsduur meer dan 50% lager is dan de arbeidsduur in het laatste
kalenderjaar voorafgaand aan het begin van de periode die aanvangt
10 jaar direct voorafgaande aan de in de pensioenregeling
vastgestelde ingangsdatum, of
b.anders
dan als gevolg van ziekte, arbeidsongeschiktheid of jaarlijks
vakantieverlof, per week minder dan 50% van de arbeidsduur per week
zoals die gold in het laatste kalenderjaar, bedoeld in onderdeel a,
feitelijk pleegt te worden
gewerkt.
2.
Een
regeling die uitsluitend voorziet in uitkeringen als bedoeld in artikel
11, eerste lid, onderdeel f, van de wet, wordt niet aangemerkt als een
regeling voor vervroegde uittreding in de zin van artikel 32ba van
de wet,
indien:
a.deze
uitkeringen naar aard, strekking, omvang en uitkeringsduur overeenkomen
met de uitkeringen ingevolge aanspraken als bedoeld in artikel 11,
eerste lid, onderdeel e, van de wet,
en
b.werknemers die deze uitkeringen
genieten in de periode van de uitkeringen geen uitkeringen ter zake van
dezelfde dienstbetrekking genieten ingevolge artikel 11, eerste
lid, onderdeel e, van de
wet.
Hoofdstuk 9 Aanvullende
regelingen (hoofdstuk VI van de
wet)
Artikel 9.1 Door
tussenkomst van de inhoudingsplichtige uitbetaalde uitkeringen
ingevolge de sociale
verzekeringswetten
{Uitkeringen ingevolge de sociale verzekeringen}
Degene
tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat – of, indien
krachtens artikel 8 van de wet een ander als inhoudingsplichtige
is aangewezen, die ander – wordt geacht de uitkeringen ingevolge
de sociale verzekeringswetten te verstrekken die door zijn tussenkomst
worden
uitbetaald.
Artikel 9.2 Berekening
van de belasting bij aanvullingen op uitkeringen ingevolge de sociale
verzekeringswetten
{Berekening belasting bij aanvulling op uitkering SZ}
Degene
tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat – of, indien
krachtens artikel 8 van de wet een ander als inhoudingsplichtige
is aangewezen, die ander – berekent de belasting over de door
hem verstrekte aanvullingen op uitkeringen ingevolge de sociale
verzekeringwetten over het gezamenlijk bedrag en brengt op de aldus
berekende belasting in mindering de op de uitkeringen ingehouden
belasting.
Artikel 9.3 Meerdere
gevallen van loon uit vroegere
dienstbetrekking
{Meerdere gevallen loon uit vroegere dienstbetrekking}
Een
inhoudingsplichtige die aan een of meer werknemers loon uit een
vroegere dienstbetrekking – niet zijnde uitkeringen ingevolge de
Participatiewet –
verstrekt, wordt ook geacht te
verstrekken:
a.het
loon uit een vroegere dienstbetrekking dat door zijn tussenkomst wordt
uitbetaald;
b.de uit de vroegere
dienstbetrekking genoten aanspraak op uitkeringen ingevolge een
ziektekostenregeling.
Artikel 9.4 Samenvoeging
van
loon
{Samenvoeging van loon}
1.
Een
inhoudingsplichtige wordt in de gevallen, bedoeld in de
artikelen 9.1 en 9.3, alsmede indien hij loon uit meer dan een
vroegere dienstbetrekking verstrekt, geacht het totale bedrag aan loon
te verstrekken uit een dienstbetrekking of vroegere
dienstbetrekking.
2.
Het
eerste lid is niet van toepassing op de samenloop
van:
a.een
tegemoetkoming als bedoeld in artikel 63a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 65l van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67i van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 3:75 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en ander loon uit vroegere
dienstbetrekking dat de inhoudingsplichtige
verstrekt;
b.een uitkering ter zake van
een afkoop als bedoeld in artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d,
van de Wet inkomstenbelasting 2001 en ander loon uit vroegere
dienstbetrekking dat de inhoudingsplichtige
verstrekt.
Artikel 9.5 Loon
over een ander tijdvak dan het regelmatig wederkerende
loon
{Loon over ander tijdvak dan het regelmatig wederkerende loon}
1.
Indien
een inhoudingsplichtige aan de werknemer loon verstrekt over een ander
tijdvak dan dat waarover hij het regelmatig wederkerende loon
verstrekt, wordt naar het loon over dat andere tijdvak verschuldigde
belasting, ter keuze van de inhoudingsplichtige, berekend hetzij door
toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen, hetzij volgens het
tweede en het derde
lid.
2.
De
belasting naar het loon over het andere tijdvak is gelijk aan het
verschil
van:
a.de
belasting die op het tijdstip waarop het loon over het andere tijdvak
wordt verstrekt, verschuldigd zou zijn indien op dat tijdstip tevens
werd verstrekt het loon over de met dat andere tijdvak geheel of
gedeeltelijk samenvallende tijdvakken van het regelmatig wederkerende
loon, en
b.de belasting die op het
tijdstip waarop het loon over het andere tijdvak wordt verstrekt,
verschuldigd zou zijn indien op dat tijdstip uitsluitend werd verstrekt
het loon over de met dat andere tijdvak geheel of gedeeltelijk
samenvallende tijdvakken van het regelmatig wederkerende
loon.
3.
Voor
de toepassing van het tweede lid, onderdelen a en b, wordt als
loontijdvak aangemerkt een tijdvak dat even groot is als de
gezamenlijke met het andere tijdvak geheel of gedeeltelijk
samenvallende tijdvakken van het regelmatig wederkerende
loon.
4.
Ingeval
regelmatig wederkerend loon wordt verstrekt over tijdvakken van
verschillende duur die gedeeltelijk samenvallen, wordt slechts het loon
over het kortste van die tijdvakken als regelmatig wederkerend loon
beschouwd.
5.
Ingeval
een inhoudingsplichtige loon uit meer dan een vroegere dienstbetrekking
verstrekt of geacht wordt te verstrekken, wordt de belasting naar het
loon over het andere tijdvak – indien dit, afgezien van het
vierde lid, regelmatig wederkerend loon is – steeds berekend
volgens het tweede en het derde
lid.
Artikel 9.6 Informatieplicht
bij loon van
derde
{Informatieplicht bij loon van derde}
Ingeval
de in te houden belasting mede afhankelijk is van loon dat is verstrekt
of geacht wordt te zijn verstrekt door een derde, of van loon van een
derde dat door de inhoudingsplichtige geacht wordt te zijn verstrekt,
deelt die derde de van belang zijnde gegevens alsmede het burgerservicenummer van de werknemer, schriftelijk mede aan de
inhoudingsplichtige.
Artikel 9.7 Nettoloon,
gevolgd door periodieke
afrekening
{Nettoloon, gevolgd door periodieke afrekening}
1.
De
inspecteur kan onder door hem te stellen voorwaarden ermee instemmen
dat de inhoudingsplichtige met betrekking tot bepaalde categorieën
werknemers voorlopig volstaat met uitbetaling van een geschat
nettoloon, gevolgd door periodieke
afrekening.
2.
De
inhoudingsplichtige rekent bij de laatste loonverstrekking in een
tijdvak van ten hoogste drie maanden met de werknemer de belasting af
die is verschuldigd ter zake van het in dat tijdvak aan de werknemer
toekomende loon waarop de instemming betrekking heeft, met dien
verstande dat bij de laatste loonverstrekking in een kalenderjaar
steeds afrekening plaatsvindt. Daarbij wordt de verschuldigde belasting
bepaald als ware het loon verstrekt op het tijdstip waarop de
afrekening plaatsvindt en over het tijdvak waarop de afrekening
betrekking
heeft.
Artikel 9.8 Rentevoordeel personeelsleningen
{Rentevoordeel personeelsleningen}
Een inhoudingsplichtige kan met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen ter zake of in de vorm van een rentevoordeel als bedoeld in artikel 31, vierde lid, onderdeel h, van de wet tot het laatste loontijdvak van het kalenderjaar volstaan met het per loontijdvak in aanmerking nemen van een in redelijkheid geschat bedrag, gevolgd door afrekening in het laatste loontijdvak van het kalenderjaar. Daarbij wordt de verschuldigde belasting bepaald als ware het als gevolg van de afrekening in het laatste loontijdvak van het kalenderjaar in aanmerking te nemen bedrag verstrekt op het tijdstip waarop de afrekening plaatsvindt en over het tijdvak waarop de afrekening betrekking heeft. Ingeval de vergoedingen en verstrekkingen, bedoeld in de eerste volzin, zijn geëindigd in de loop van het kalenderjaar wordt in de eerste en tweede volzin voor het laatste loontijdvak van het kalenderjaar gelezen: het tijdvak waarin de vergoedingen en verstrekkingen, bedoeld in de eerste volzin, zijn geëindigd.
Hoofdstuk 10 Belastingheffing
van artiesten en beroepssporters (hoofdstuk VII van de
wet)
Artikel 10.1 Consumpties
tijdens
werktijd
{Consumpties tijdens werktijd}
1. Vergoedingen
ter zake van consumpties tijdens de werktijd die geen deel uitmaken van
een maaltijd, behoren in ieder geval niet tot de gage, bedoeld in
artikel 35 van de wet, indien deze vergoedingen € 0,55
per gewerkte dag niet te boven
gaan.
2. Het eerste
lid is niet van toepassing indien tijdens de werktijd consumpties die
geen deel uitmaken van een maaltijd, worden
verstrekt.
Artikel 10.2 Gageverklaring
{Nettoloon, gevolgd door periodieke afrekening}
1.
De
Belastingdienst verstrekt aan de inhoudingsplichtige het model van de
gageverklaring met de daarbij behorende toelichting. De
inhoudingsplichtige reikt dienovereenkomstig een gageverklaring met
toelichting aan de artiest of beroepssporter
uit:
a.zodra
hij ten aanzien van de artiest of beroepssporter inhoudingsplichtige
wordt;
b.op verzoek van de artiest of
beroepssporter;
c.zodra hij weet dat
zich een wijziging heeft voorgedaan in de gegevens die de artiest of
beroepssporter in de laatstelijk ingeleverde gageverklaring heeft
verstrekt en die wijziging tot gevolg heeft dat de artiest of
beroepssporter een hoger bedrag aan belasting wordt
verschuldigd.
2.
De inhoudingsplichtige mag in
plaats van het door de Belastingdienst verstrekte model van de
gageverklaring gebruikmaken van een eigen model gageverklaring, mits
dat model ten minste de gegevens bevat van het door de Belastingdienst
verstrekte model, inclusief de gebruiksaanwijzing en de toelichting op
de vragen.
3.
De
artiest of beroepssporter verzoekt de inhoudingsplichtige om uitreiking
van een gageverklaring indien zich een wijziging voordoet in de eerder
door hem verstrekte gegevens en die wijziging tot gevolg heeft dat een
hoger bedrag aan belasting wordt
verschuldigd.
4.
De
artiest of beroepssporter aan wie een gageverklaring is uitgereikt, is
gehouden de daarbij gevraagde gegevens te verstrekken door de
gageverklaring duidelijk, stellig en zonder voorbehoud ingevuld en
ondertekend, in te leveren bij de inhoudingsplichtige. De artiest of
beroepssporter levert de ingevulde en ondertekende gageverklaring in
voor de eerste
gageverstrekking.
5.
De
inhoudingsplichtige bewaart de gageverklaring tot ten minste vijf jaren
na het einde van het kalenderjaar waarin het optreden of de
sportbeoefening heeft plaatsgevonden bij de loonadministratie.
Desgevraagd doet de inhoudingsplichtige de gageverklaring aan de
inspecteur toekomen binnen een door deze gestelde
termijn.
Artikel 10.3 Loonstaat
{Loonstaat}
1.
De
inhoudingsplichtige legt voor iedere artiest of beroepssporter voor de
eerste gageverstrekking in het kalenderjaar een loonstaat aan en houdt
deze vervolgens bij. De loonstaat wordt opgemaakt overeenkomstig het
door de inspecteur verstrekte model. De inhoudingsplichtige mag een van
het model afwijkende loonstaat gebruiken, mits deze ten minste de
mogelijkheid biedt op duidelijke wijze dezelfde gegevens te
administreren als het
model.
2.
De
inhoudingsplichtige ontleent de in het hoofd van de loonstaat te
vermelden gegevens
aan:
a.de
laatstelijk van de artiest of beroepssporter terugontvangen
gageverklaring;
b.de door de in
Nederland wonende artiest of beroepssporter verstrekte opgaaf van zijn burgerservicenummer, of de door de inspecteur verstrekte opgaaf van
dat
nummer.
3.
In
afwijking in zoverre van het tweede lid, aanhef en onderdeel a,
vermeldt de inhoudingsplichtige in het hoofd van de loonstaat de
gegevens die hem bekend
zijn:
a.indien
hij weet dat de laatstelijk van de artiest of beroepssporter
terugontvangen gageverklaring onjuiste gegevens
bevat;
b.zolang hij niet de laatstelijk
uitgereikte gageverklaring ingevuld van de artiest of beroepssporter
heeft
terugontvangen.
4.
Artikel
7.2, tweede, derde, zevende en achtste lid, is van overeenkomstige
toepassing.
5.
De
inhoudingsplichtige houdt, behalve in de gevallen, bedoeld in artikel
35a, derde lid, van de wet, de belasting in aan de hand van de
gegevens, vermeld in het hoofd van de
loonstaat.
Artikel 10.4 Administratie
kostenvergoedingen, verstrekkingen en
aanspraken
{Administratie}
1.
De
inhoudingsplichtige administreert bij de loonadministratie de gegevens
met betrekking tot de aan de artiest of beroepssporter verstrekte
kostenvergoedingen en verstrekkingen, voor zover deze niet tot de gage,
bedoeld in artikel 35 van de wet, behoren, alsmede aanspraken om
na verloop van tijd of onder een voorwaarde een of meer uitkeringen of
verstrekkingen te
ontvangen.
2.
De
inhoudingsplichtige kan de in het eerste lid bedoelde gegevens op een
andere plaats administreren,
mits:
a.hij
dit onder vermelding van de nieuwe bewaarplaats vooraf meldt aan de
inspecteur, en
b.de gegevens op verzoek
van de inspecteur voor controle beschikbaar komen op de plaats waar de
administratie wordt
gevoerd.
Artikel 10.5 Jaaropgaaf
{Jaaropgaaf}
De
inhoudingsplichtige verstrekt aan de artiest of beroepssporter een
jaaropgaaf. Aan de niet in Nederland wonende artiest of beroepssporter
verstrekt de inhoudingsplichtige een jaaropgaaf slechts op diens
verzoek.
Artikel 10.6 Identificatieplicht
{Identificatieplicht}
1.
De
inhoudingsplichtige stelt zodra de artiest of beroepssporter zijn
werkzaamheden aanvangt diens identiteit vast aan de hand van een
document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot
en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht en houdt een
afschrift van dat document voor controle beschikbaar bij de
loonadministratie.
2.
Artikel
7.5, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 10.7 Uitzonderingen
op de toepassing van artikel
10.3
{Uitzondering kleine vergoedingenregeling}
1.
Artikel
10.3 is niet van toepassing indien de in te houden belasting nihil
bedraagt
doordat:
a.de
artiest of beroepssporter slechts vergoedingen en verstrekkingen als
bedoeld in artikel 35, derde lid, onderdelen a, b en c, van de wet
geniet, of
b.met betrekking tot het
optreden of de sportbeoefening de individuele
kostenvergoedingsbeschikking of de
gezelschapskostenvergoedingsbeschikking, bedoeld in artikel 12a,
zevende lid, van het besluit, wordt
toegepast.
2.
Het eerste lid is niet van
toepassing voor zover de inspecteur zulks ten aanzien van de
inhoudingsplichtige bij voor bezwaar vatbare beschikking
verklaart.
Hoofdstuk 11 Belastingheffing
van buitenlandse gezelschappen (hoofdstuk VIIa van de
wet)
Artikel 11.1 In
Nederland wonende leden van het buitenlandse
gezelschap
{In Nederland wonende leden van buitenlands gezelschap}
Indien
tot een buitenlands gezelschap een lid behoort dat in Nederland woont,
is met betrekking tot dat lid niet dit hoofdstuk, maar
hoofdstuk 10 van
toepassing.
Artikel 11.2 Consumpties
tijdens
werktijd
{Consumpties tijdens werktijd}
1. Vergoedingen
ter zake van consumpties tijdens de werktijd die geen deel uitmaken van
een maaltijd, behoren in ieder geval niet tot de gage, bedoeld in
artikel 35g van de wet, indien deze vergoedingen
€ 0,55 per gewerkte dag niet te boven
gaan.
2. Het eerste
lid is niet van toepassing indien tijdens de werktijd consumpties die
geen deel uitmaken van een maaltijd, worden
verstrekt.
Artikel 11.3 Gageverklaring
{Gageverklaring}
1.
De
Belastingdienst verstrekt aan de inhoudingsplichtige het model van de
gageverklaring met de daarbij behorende toelichting. De
inhoudingsplichtige reikt dienovereenkomstig een gageverklaring met
toelichting aan de leider of vertegenwoordiger van een buitenlands
gezelschap
uit:
a.zodra
hij ten aanzien van het gezelschap inhoudingsplichtige
wordt;
b.op verzoek van de leider of
vertegenwoordiger van het
gezelschap;
c.zodra hij weet dat zich
een wijziging heeft voorgedaan in de gegevens die de leider of
vertegenwoordiger van het gezelschap in de laatstelijk ingeleverde
gageverklaring heeft verstrekt en die wijziging tot gevolg heeft dat
het gezelschap een hoger bedrag aan belasting wordt
verschuldigd.
2.
De
inhoudingsplichtige mag in plaats van het door de Belastingdienst
verstrekte model van de gageverklaring gebruikmaken van een eigen model
gageverklaring, mits dat model ten minste de gegevens bevat van het
door de Belastingdienst verstrekte model, inclusief de
gebruiksaanwijzing en de toelichting op de
vragen.
3.
De
leider of vertegenwoordiger van het gezelschap verzoekt de
inhoudingsplichtige om uitreiking van een gageverklaring indien zich
een wijziging voordoet in de eerder door hem verstrekte gegevens en die
wijziging tot gevolg heeft dat een hoger bedrag aan belasting wordt
verschuldigd.
4.
De
leider of vertegenwoordiger van het gezelschap aan wie een
gageverklaring is uitgereikt, is gehouden de daarbij gevraagde gegevens
te verstrekken door de gageverklaring duidelijk, stellig en zonder
voorbehoud ingevuld en ondertekend, in te leveren bij de
inhoudingsplichtige voor de eerste
gageverstrekking.
5.
De
inhoudingsplichtige bewaart de gageverklaring ten minste vijf jaren na
het einde van het kalenderjaar waarin het optreden of de
sportbeoefening heeft plaatsgevonden bij de loonadministratie.
Desgevraagd doet de inhoudingsplichtige de gageverklaring aan de
inspecteur toekomen binnen een door deze gestelde
termijn.
Artikel 11.4 Loonstaat
{Loonstaat}
1.
De
inhoudingsplichtige legt voor ieder buitenlands gezelschap voor de
eerste gageverstrekking in het kalenderjaar een loonstaat aan en houdt
deze vervolgens
bij.
2.
De
loonstaat wordt opgemaakt overeenkomstig het door de inspecteur
verstrekte model. De inhoudingsplichtige mag een van het model
afwijkende loonstaat gebruiken, mits deze ten minste de mogelijkheid
biedt op duidelijke wijze dezelfde gegevens te administreren als het
model.
3.
De
inhoudingsplichtige ontleent de in het hoofd van de loonstaat te
vermelden gegevens aan de laatstelijk van de leider of
vertegenwoordiger van het gezelschap terugontvangen
gageverklaring.
4.
In
afwijking in zoverre van het derde lid vermeldt de inhoudingsplichtige
in het hoofd van de loonstaat de gegevens die hem bekend
zijn:
a.indien
hij weet dat de laatstelijk van de leider of vertegenwoordiger van het
gezelschap terugontvangen gageverklaring onjuiste gegevens
bevat;
b.zolang hij niet de laatstelijk
uitgereikte gageverklaring ingevuld van de leider of vertegenwoordiger
van het gezelschap heeft
terugontvangen.
5.
Artikel
7.2, tweede, derde, zevende en achtste lid, is van overeenkomstige
toepassing.
6.
De
inhoudingsplichtige houdt, behalve in de gevallen, bedoeld in
artikel 35h, derde lid, van de wet, de belasting in aan de hand
van de gegevens, vermeld in het hoofd van de
loonstaat.
Artikel 11.5 Administratie
kostenvergoedingen, verstrekkingen en
aanspraken
{Administratie}
1.
De
inhoudingsplichtige administreert bij de loonadministratie de gegevens
met betrekking tot de aan het buitenlandse gezelschap verstrekte
kostenvergoedingen en verstrekkingen, voor zover deze niet tot de gage,
bedoeld in artikel 35g van de wet, behoren, alsmede aanspraken om
na verloop van tijd of onder een voorwaarde een of meer uitkeringen of
verstrekkingen te
ontvangen.
2.
De
inhoudingsplichtige kan de in het eerste lid bedoelde gegevens op een
andere plaats administreren,
mits:
a.hij
dit onder vermelding van de nieuwe bewaarplaats vooraf meldt aan de
inspecteur, en
b.de gegevens op verzoek
van de inspecteur voor controle beschikbaar komen op de plaats waar de
administratie wordt
gevoerd.
Artikel 11.6 Identificatieplicht
{Identificatieplicht}
1.
De
inhoudingsplichtige stelt zodra het buitenlandse gezelschap zijn
werkzaamheden aanvangt de identiteit van een zo groot mogelijk deel,
maar van ten minste het merendeel van de leden van het gezelschap vast
aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht
en houdt een afschrift van dat document voor controle beschikbaar bij
de
loonadministratie.
2.
Artikel
7.5, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 11.7 Uitzonderingen
op de toepassing van artikel
11.4
{Uitzonderingen loonstaat, loonbelastingkaart en coderingslijst}
1.
Artikel
11.4 is niet van toepassing indien de in te houden belasting nihil
bedraagt
doordat:
a.het
buitenlandse gezelschap slechts vergoedingen en verstrekkingen als
bedoeld in artikel 35g, derde lid, onderdelen a, b en c, van de
wet ontvangt, of
b.met betrekking tot
het optreden of de sportbeoefening de
gezelschapskostenvergoedingsbeschikking, bedoeld in artikel 12a,
zevende lid, van het besluit, wordt
toegepast.
2.
Het eerste lid is niet van
toepassing voor zover de inspecteur zulks ten aanzien van de
inhoudingsplichtige bij voor bezwaar vatbare beschikking
verklaart.
Hoofdstuk 12 Overgangs-
en
slotbepalingen
Artikel 12.1 Overgangsregeling
loonbelastingverklaring
{Overgangsregeling LB-verklaring}
1.
Ten
aanzien van de werknemer die op 31 december 2000 overeenkomstig de
loonbelastingverklaring was ingedeeld in tariefgroep 0, wordt de
belasting ingehouden zonder toepassing van de
heffingskorting.
2.
Ten
aanzien van de werknemer die op 31 december 2000 overeenkomstig de
loonbelastingverklaring was ingedeeld in tariefgroep 1, 2, 3, 4 of 5,
wordt de belasting ingehouden met toepassing van de
heffingskorting.
3.
Het
bepaalde in het eerste lid en tweede lid is van toepassing totdat de
inhoudingsplichtige op grond van het bepaalde in artikel 65,
eerste lid, onderdeel b of onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling
loonbelasting 2001, zoals dat op 31 december 2006 luidde, aan de
werknemer een loonbelastingverklaring moet uitreiken of totdat de
werknemer op grond van artikel 23, eerste lid, van de
wet een verzoek doet
om toepassing van de heffingskorting of overeenkomstig deze bepaling
verzoekt de heffingskorting niet meer toe te
passen.
4.
De
laatstelijk van de werknemer terugontvangen loonbelastingverklaring,
bedoeld in artikel 29, vierde lid, van de wet, zoals dat op
31 december 2006 luidde, wordt voor de toepassing van de
heffingskorting aangemerkt als een verzoek als bedoeld in
artikel 23, eerste lid, van de
wet onderscheidenlijk de intrekking van een
dergelijk
verzoek.
5.
De
inhoudingsplichtige bewaart de in het vierde lid bedoelde
loonbelastingverklaring ten minste vijf jaren na het einde van het
kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is geëindigd bij de
loonadministratie.
Artikel 12.2 Overgangsregeling
niet-drukkende uitkering, bijdrage of premie ingevolge een regeling
voor vervroegde
uittreding
{Overgangsregeling niet-drukkende uitkering, bijdrage of premie}
1.
Voor
de toepassing van artikel 32ba, derde lid, van de wet, blijven bedragen
die de inhoudingsplichtige van werknemers heeft ingehouden buiten
aanmerking, voor zover deze bedragen ingevolge de op het moment van
inhouding ter zake van deze inhouding geldende tekst van
artikel 11 van de wet niet tot het loon
behoren.
2.
Voor de
toepassing van artikel 32ba, derde lid, van de wet, blijven bijdragen
en premies die de inhoudingsplichtige van andere inhoudingsplichtigen
voldaan heeft gekregen buiten aanmerking, voor zover artikel 32ba,
eerste lid, van de wet, bij die andere inhoudingsplichtigen niet van
toepassing is op deze bijdragen en
premies.
Artikel 12.2a Overgangsregeling
gedeeltelijk drukkende uitkering, bijdrage of premie ingevolge een
regeling voor vervroegde
uittreding
{Overgangsregeling gedeeltelijk drukkende uitkering, bijdrage of premie VUT}
1. Voor
de toepassing van artikel 32ba, derde lid, van de wet, blijven
bedragen die de inhoudingsplichtige van werknemers heeft ingehouden
voor de helft buiten aanmerking, voor zover deze bedragen ingevolge de
op het moment van inhouding ter zake van deze inhouding geldende tekst
van artikel 11 van de wet voor de helft niet tot het loon
behoren en voor zover blijkt dat deze bedragen
met het oog op de toepassing van artikel 32ba, derde lid, van de wet op
een ongebruikelijk tijdstip zijn
ingehouden.
2. Voor de
toepassing van artikel 32ba, derde lid, van de wet, blijven
bijdragen en premies die de inhoudingsplichtige van andere
inhoudingsplichtigen voldaan heeft gekregen voor de helft buiten
aanmerking, voor zover artikel 32ba, eerste lid, van de wet bij
die andere inhoudingsplichtigen naar een tarief van 26% van toepassing
is op deze bijdragen en
premies en voor zover blijkt dat
deze bijdragen en premies met het oog op de toepassing van artikel
32ba, derde lid, van de wet op een ongebruikelijk tijdstip zijn
voldaan.
Artikel 12.3 Actuariële
herrekening bij uitstel
ingangsdatum
{Actuariële herrekening bij uitstel ingangsdatum}
Voor
de actuariële herrekening, bedoeld in de artikelen 38c en 38d van
de wet, mag de in de regeling vastgestelde ingangsdatum worden
vervangen door 1 januari 2006, indien de ingangsdatum in de
regeling is vastgesteld op een eerdere datum dan 1 januari
2006.
Artikel 12.3a Marktrente oprenting aanspraken ingevolge een oudedagsverplichting
{Hoogte marktrente}
De marktrente, bedoeld in artikel 38p, eerste lid, van de wet, die vanaf 1 januari van een kalenderjaar gedurende dat kalenderjaar van toepassing is, is het rekenkundig gemiddelde van de U-rendementen over de maanden van het voorafgaande kalenderjaar zoals deze maandelijks zijn gepubliceerd door het Centrum voor Verzekeringstatistiek van het Verbond van Verzekeraars. In 2018 is deze marktrente 0,06%.
Artikel 12.4 Overgangsregeling
aanspraken ingevolge een
verlofspaarregeling
{Overgangsregeling aanspraken verlofspaarregeling}
Voor
aanspraken ingevolge een regeling voor verlofsparen als bedoeld in
artikel 11 van de wet, zoals dit op 31 december 2005 luidde,
blijven de artikelen 12 tot en met 16 van de Uitvoeringsregeling
loonbelasting 2001, zoals deze op 31 december 2005 luidden, van
toepassing, voor zover deze aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken
ingevolge een
levensloopregeling.
Artikel 12.5
Vervallen
Artikel 12.6
Vervallen
Artikel 12.7
Vervallen
Artikel 12.7a
Vervallen
Artikel 12.7b
Vervallen
Artikel 12.8 Intrekking
Uitvoeringsregeling loonbelasting
2001
{Intrekking UitvReg LB 2001}
De
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 wordt
ingetrokken.
Artikel 12.9 Inwerkingtreding
{Intrekking UitvReg LB 2001}
Deze
regeling treedt in werking met ingang van 1 januari
2011.
Artikel 12.10 Citeertitel
{Citeertitel}
1.
Deze
regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling loonbelasting
2011.
2.
De
citeertitel kan worden afgekort tot: URLB
2011.
Deze
regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden
geplaatst.
De
Minister van
Financiën,
J.C.
de
Jager