Hoge Raad: fiscale waardering pensioenverplichtingen met voorgeschreven rekenrente van minimaal 4% niet in strijd met eigendomsrecht onder EVRM

Is het waarderingsvoorschrift in de Wet IB 2001 voor pensioenverplichtingen waarbij een rekenrente van ten minste 4 procent wordt gehanteerd, in strijd met het recht op ongestoord genot van eigendom van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM? Deze vraag wordt in een arrest van de Hoge Raad van 17 maart 2023 ontkennend beantwoord.


De zaak gaat over een belanghebbende (een vennootschap) met een pensioenverplichting jegens haar bestuurder. De belanghebbende had die pensioenverplichting in 2013 overgenomen tegen een commerciële waarde. Op grond van het waarderingsvoorschrift dat in de Wet IB 2001 is opgenomen moet de waarde van de pensioenverplichting op de fiscale balans worden bepaald met inachtneming van een rekenrente van ten minste 4 procent. Die rekenrente is hoger dan de voor de jaren 2013 en 2014 geldende rekenrente. Door dit waarderingsverschil (en omdat dit verschil niet al in 2013 was gecorrigeerd) moest een deel van de pensioenverplichting in 2014 voor de vennootschapsbelasting belast vrijvallen.